Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, waarde collega’s, minister, ik ben blij dat ik u zie, want een vragenuurtje zonder Smet, dat kan toch niet.
In Vlaanderen kennen we sinds 1999 voor het secundair onderwijs en sinds 2003 voor het basisonderwijs scholengemeenschappen. Het gaat niet om een randfenomeen: voor het secundair onderwijs zitten we met 118 scholengemeenschappen die 1018 scholen omvatten. Voor het basisonderwijs zitten we met 367 scholengemeenschappen die 2479 scholen omvatten. Het is dus een wijdverbreid fenomeen in ons scholenlandschap.
Volgens de decreetgeving in onderwijs geldt een overeenkomst dat men een scholengemeenschap vormt voor zes jaar, maar in het decreet van 2011 hebben we die duur ingekort tot drie jaar, twee jaar of een jaar naargelang de ingangsdatum viel in 2011, 2012 of 2013.
Op 1 september 2014 lopen massa’s overeenkomsten die aan de basis liggen van scholengemeenschappen, af. In de beleidsbrief hebt u al gezegd, minister, dat het in 2014 opnieuw zes jaar wordt, dat er dus overeenkomsten tot 2020 kunnen worden gesloten, maar er zijn hardnekkige geruchten dat overwogen wordt om de termijn van drie jaar opnieuw in te voeren opdat andere geplande en goedgekeurde hervormingen doorgang zouden kunnen vinden.
Zijn die geruchten juist? Bijvoorbeeld het gemeentelijk onderwijs is er ongerust over. Als het weer drie jaar wordt, dan worden de scholengemeenschappen ontbonden in een periode die heel dicht bij de gemeenteraadsverkiezingen zal liggen.
Dan zijn die gemeentelijke scholen en de gemeentebesturen eigenlijk een beetje verlamd door die periode vlak bij de verkiezingen en zouden zij in een zeer moeilijke positie kunnen geraken. Bovendien is het gemeentelijk onderwijs betrokken in de mogelijke fusieoperatie van één publiek net en worden zij toch wel kwetsbaar.
Minister, blijft de periode van zes jaar gehandhaafd of overweegt u naar drie jaar te gaan, met mogelijke neveneffecten voor het gemeentelijk onderwijs?
Minister Smet heeft het woord.
De heer Bouckaert ziet me hier blijkbaar zo graag. Gisteren stuurde hij een Belgabericht, en dan heeft hij vandaag een reden om op basis van zijn eigen bericht een actuele vraag te stellen. Dat is een techniek zoals een andere, neem ik aan. Men creëert zijn eigen actualiteit en dan kan men mij hier even komen ondervragen. Ik zie dat als een compliment, ‘no worries about that’.
Het klopt dat die scholengemeenschappen niet ontbonden worden, maar dat de duur van de scholengemeenschappen afloopt op 31 augustus van dit jaar. We moeten die uiteraard verlengen. Vorige keer is dat met drie jaar gebeurd. Er liggen nu drie opties op tafel. Ofwel doen we het opnieuw met drie jaar. Daar zijn argumenten voor. Sommige mensen kunnen daar ook argumenten tegen inbrengen. Ofwel doen we dat voor zes jaar. Daar zijn ook argumenten voor, maar daar kun je ook argumenten tegen inbrengen. Ofwel maak je een compromis: zes jaar met een uitstap na drie jaar.
Dit is nu het voorwerp van besprekingen met alle actoren. U weet dat er in het onderwijs heel wat actoren zijn. U weet dat we altijd heel veel bespreken. Die besprekingen lopen op dit moment. Zoals het gepland is, zal de meerderheid in het kader van OD XXIV een amendement indienen dat daar duidelijkheid over zal geven. Aangezien de gesprekken op dit moment nog lopen en niet afgerond zijn, kan ik u zeggen dat we een evenwichtige afweging maken van argumenten voor en tegen van verschillende stakeholders. U zult immers ook wel gehoord hebben dat de onderwijsactoren niet allemaal op dezelfde golflengte zitten over de duur.
Dat maakt nu dus het voorwerp van besprekingen uit. Ik neem aan dat u als voorzitter van de commissie Onderwijs de werkzaamheden zeer goed kent. Ik neem aan dat we u binnen een twee- of drietal weken meer duidelijkheid zullen verschaffen. Maar geef de gesprekken een kans. Dat is wat we nu doen.
Minister, u geeft eigenlijk geen antwoord op mijn vraag, maar u zegt dat er een antwoord zal komen. Dat is al een hele geruststelling.
Minister, het moet me toch van het hart dat die scholengemeenschappen in volkomen twijfel zitten. We zijn op een paar weken van de stemming van OD XXIV. Dat zal in de maand maart zijn. Op 1 september 2014 moeten ze de beslissing nemen om eventueel weer met elkaar in zee te gaan. Ondertussen bestaat er een onzekerheid of dat drie jaar of zes jaar wordt.
Ik vind dat het beleid qua timing niet goed zit. Men moet veel vroeger rechtszekerheid geven aan de scholen. Drie jaar of zes jaar is een wereld van verschil. Als je maar voor drie jaar voor een scholengemeenschap gaat, dan valt de dynamiek toch een beetje weg in die scholengemeenschap, want het is toch maar voor drie jaar. Men weet niet wat er na drie jaar gaat gebeuren. Is het zes jaar, dan is het volledig anders.
Ik zeg nogmaals dat het voor het gemeentelijk onderwijs echt dringend noodzakelijk is dat zekerheid wordt geboden.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, als je belang hecht aan het principe van subsidiariteit van het overheidsoptreden in het onderwijs, dan weet je eigenlijk dat het leven in het schoolveld soms sterker is dan decreten. We zien dat er een beweging bezig is van meer professionalisering en sterkere schoolbesturen, en gelukkig met, terecht, heel veel aandacht voor de vrijwilligers in deze schoolbesturen. Dit als een vaststelling.
Mijn grote zorg, minister, is dat we voor de identiteit van de individuele school als leefplaats van kinderen en van studenten, blijvend voldoende aandacht hebben, in welke constructie ook. Dit aandachtspunt wou ik toch even naar voren brengen.
Ik deel de opmerking van de heer De Meyer. Het is belangrijk dat, als je naar een bestuurlijke schaalvergroting gaat, je de school als entiteit altijd behoudt. Daarom spreken we ook van een bestuurlijke schaalvergroting. In de plannen die op tafel liggen en in die zin zullen worden uitgewerkt, zal er altijd een eigen inhoudelijke en pedagogische directeur aan een school verbonden zijn. De zakelijke ondersteuning zal naar een hoger niveau gaan.
Het klopt dat die beweging is ingezet op het veld. In die zin moeten de argumenten ook worden begrepen.
Mijnheer Bouckaert, iedereen weet dat die schoolgemeenschappen zullen worden verlengd. Men weet ook dat dit al zeker voor drie jaar zal zijn. Er moeten ook geen nieuwe scholengemeenschappen worden gevormd. Het klopt dat de duur van drie of zes jaar een issue is. Maar intussen is op dit moment in 65 à 70 procent van het onderwijsveld een beweging bezig naar een schaalvergroting. Ik wil dit dan ook relativeren en niet dramatiseren. U hebt echter gelijk dat we daar de volgende weken duidelijkheid over moeten verschaffen. Dat zal ook gebeuren. Wanneer we dat nog voor de paasvakantie in de commissie kunnen regelen en in de plenaire vergadering laten goedkeuren, dan kan die zekerheid worden gegeven. Ik reken op u om daar samen met ons voor te zorgen.
Ik denk dat iedereen zal beamen dat ik een correcte voorzitter ben en dat ik absoluut geen stokken in wielen zal steken. In onze planning staat inderdaad dat OD XXIV voor de paasvakantie zal worden afgehandeld.
Minister, in het onderwijs bestaat het concept van de pedagogische rust. U hebt aan het begin van de legislatuur beloofd dat u die zou respecteren. Het onderwijs moet zich kunnen ‘zetten’ in hervormingen. Hervormingen zijn als nieuwe schoenen, die schoenen moeten worden ingelopen. Als u met hervormingen komt voor de oude schoenen zijn ingelopen, dan geeft dat een onaangename sfeer in het onderwijs en verliest u het draagvlak. Ik wil er dan ook op aandringen om zo snel mogelijk zekerheid te geven over de termijn van de scholengemeenschappen. Dat is immers geen akkefietje maar een belangrijk element van de structuur van ons onderwijs. Daarbij moet rekening worden gehouden met de specifieke positie van ons gemeentelijk onderwijs en eventueel als het kan, zoals de heer De Meyer benadrukt, met de subsidiariteit. Het is niet per se zo dat voor alle netten en scholen dezelfde regeling moet gelden. Een diversificatieregeling, een soepele regeling moet eventueel mogelijk zijn.
De actuele vraag is afgehandeld.