Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister-president, ik hoop dat u het juiste antwoord bijhebt, want ik zal het wel degelijk hebben over de regionale rekeningen. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Ik denk dat ik de juiste vraag bijheb. Ik zal het dus niet hebben over Flanders Outlook. Daar stel ik geen vragen over.
Vorige week vrijdag publiceerde de Nationale Bank de regionale rekeningen. U was er als de kippen bij om de licht betere economische groei in 2012 aan te grijpen om het volgende te stellen, in een reactie aan Belga, en ook in De Standaard. Ik citeer u letterlijk, want dit verwonderde me toch enigszins: “Dit sterkt mij in de overtuiging dat deze Vlaamse regering de juiste keuzes heeft gemaakt om onze economie door de crisis te loodsen.” U weet net als ik dat, als we de cijfers van de jaren 2007-2011 bekijken, die ook nog altijd in de regionale rekeningen zitten, we een heel ander beeld krijgen, met een sterkere groei voor Wallonië en zelfs eigenlijk ook voor Brussel. Ook op het vlak van jobcreatie kon Wallonië de jongste jaren eigenlijk een beter resultaat voorleggen. Het was uw partijgenoot, de heer Sauwens, die naar aanleiding van het vorige rapport van de regionale rekeningen in de krant letterlijk het volgende stelde: “Vlaanderen moet dringend zijn zelfgenoegzaamheid afschudden en zich herpakken.” Dat zijn niet mijn woorden, maar de zijne. Ik vraag me af welke argumenten u hebt om de resultaten van 2012 onmiddellijk aan het beleid van de Vlaamse Regering te koppelen. Dat is ook letterlijk de vraag die ik heb ingediend.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Hartelijk dank voor deze vraag, want die geeft me de gelegenheid om te verwijzen naar de regionale rekeningen. Daaruit blijkt dat van 2009, de start van deze legislatuur, tot 2012 – want zo ver gaan die cijfers – Vlaanderen het merkbaar beter doet wat de toegevoegde waarde betreft, met een stijging met 38 procent tegenover een stijging met 0,05 procent voor Wallonië en een stijging met 0,2 procent voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ook op het vlak van de tewerkstellingscreatie scoort Vlaanderen goed. Ook qua investeringen kent Vlaanderen een sterkere groei dan de andere regio’s. Dat is dus positief nieuws, nu die cijfers beschikbaar zijn, tijdens deze legislatuur.
Dat sterkt me in de overtuiging dat we de juiste accenten hebben gelegd in ons anticrisisbeleid. Het is immers een beetje eigenaardig: als het allemaal slecht gaat, dan vraagt men, zoals de heer Janssens daarnet, wat de regering heeft gedaan, maar als de cijfers goed zijn, dan vraagt men zich af of de regering zich wel mag aanmatigen dat haar anticrisisbeleid een bijdrage heeft geleverd tot het realiseren van die positieve cijfers.
Ik ben ervan overtuigd dat dit ons sterkt en dat we een goed beleid hebben gevoerd. Het is toch positief dat Vlaanderen het goed doet. Daar bent u het toch mee eens? Vlaanderen doet het goed als u de cijfers vanaf 2009 beschouwt. Doet Vlaanderen het beter dan Wallonië en Brussel? Het antwoord is ‘ja’ op basis van die rekeningen. Is er een direct verband tussen het beleid en deze positieve cijfers? Ik ben de eerste om dat te nuanceren. Wanneer we een anticrisisbeleid hebben opgezet, dan kunt u het toch minstens met mij eens zijn over het feit dat het niet het tegenovergestelde effect heeft gehad. Ik ben ervan overtuigd dat het ertoe heeft bijgedragen dat onze bedrijven de crisis beter zijn doorgekomen.
In grote bescheidenheid zeg ik dat wij ook heel graag positieve cijfers de wereld insturen en dat ook ondersteunen.
Minister-president, het gaat deze namiddag natuurlijk al een tijdje over de campagne. Ik heb de indruk dat u niet gerust bent over 25 mei.
De cijfers zijn vrijdag gepubliceerd, natuurlijk in aanloop naar wat ik zou noemen een driedaagse hoogmis, inclusief Messiaanse toespraken van uw grootste politieke concurrent. U was er zelf als de kippen bij om te zeggen dat we het goed doen. Nochtans, minister-president, verwondert het mij wat. Vorig jaar was er een actualiteitsdebat over Vlaanderen in Actie (ViA). De heer van Rouveroij heeft in juni toen ook een vraag gesteld waarin hij het had over de economische vergelijking met Wallonië. U hebt hem toen de mantel uitgeveegd door te zeggen dat men die cijfers niet kan vergelijken omdat Vlaanderen er economisch helemaal anders uitziet dan Wallonië. U hebt zelfs letterlijk gezegd dat wat die vergelijkingen betrof, hij zeer kort door de bocht ging en dat die vergelijking eigenlijk totaal onzinnig was. Nu bent u er als de kippen bij om te zeggen dat u op basis van deze cijfers kunt bewijzen dat Vlaanderen het perfect doet. Ik begrijp niet waarom nu plots de cijfers van 2012 voor u de aanleiding zijn om wat u het parlement al verschillende keren heeft verweten, nu gewoon zelf te doen. U zit in campagnemodus. (Applaus bij Groen en Open Vld)
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, ik noem dat misplaatste trots. Wat de heer Rzoska zegt, is juist. Toen Wallonië het op een bepaald moment beter deed dan Vlaanderen, hebt u de vergelijking onzinnig genoemd, want we moesten ons vergelijken met de Europese topregio’s. Als Vlaanderen het opeens beter doet, dan is er tromgeroffel en is het alle hens aan dek, want dan gaat u wel vergelijken met Wallonië. Als we het slechter doen, is het onzinnig want we moeten ons vergelijken met Beieren, met Baskenland, met Catalonië.
Minister-president, de realiteit is dat de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië helemaal niet zo groot zijn, en dat weet u. Als we ons vergelijken met de veertien topregio’s in de studie, dan gaan we achteruit in vergelijking met Beieren en Baskenland. Wij hebben een te lage werkzaamheidsgraad bij ouderen; wij hebben een zeer slecht rapport voor levenslang leren; wij hebben een zeer slecht rapport voor innovatie. Minister-president, we zijn dus verre van een topregio. De kakofonie wordt nog groter, want na maanden gezegd te hebben dat er een loonkostenverlaging moet komen, moet u nu minister De Crem van CD&V terugfluiten. Minister-president, dit is kakofonie. Het is vijf jaar lang een stilstandregering geweest.
Mijnheer Tommelein, uw plaat is grijsgedraaid. Zoals Cato in het oude Rome, sluit u elk betoog met dezelfde zin af. We weten dat intussen, maar van twee zaken een.
De werkzaamheidsgraad van ouderen, de totale werkzaamheidsgraad in Vlaanderen, is procentpunten hoger dan in Wallonië. Ik zou dus de volgende keer het juiste lijstje nemen, want als u die vergelijking maakt tussen Vlaanderen en Wallonië, dan is dat geen klein verschil maar een heel groot verschil. Dat mag ook wel eens worden gezegd.
In groeipercentage doen we het de voorbije drie jaar ook beter, wat een zeer moeilijke prestatie is. Wallonië zit, wat economische groei en economisch volume betreft, op een lager niveau, zodat het voor die regio gemakkelijker zou zijn om hogere groeipercentages te hebben. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
We stralen dus een gezond zelfvertrouwen uit en geen arrogantie en zeker geen genoegzaamheid. Op dat vlak hebben we van u geen lessen te ontvangen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me aan bij de woorden van de heer Van den Heuvel.
Laat me nog één ding zeggen over de vergelijking tussen Vlaanderen en Wallonië. Ik ben het met u eens, mijnheer Tommelein, het interesseert me geen zier of Vlaanderen het al dan niet beter of slechter doet dan Wallonië, daar gaat het niet om.
Mij interesseren twee zaken. In de eerste plaats gun ik Wallonië elk herstel. En ik ga ervoor dat Vlaanderen het beste uit zichzelf kan halen. We kunnen effectief beter doen en dat moeten we ook doen.
Voor de rest meen ik dat uw lijstje wel degelijk scheefgetrokken was, want ook over innovatie zijn opmerkingen te maken. Als u het wilt hebben over loonkost, zou ik toch voorstellen om er aan de overkant van de straat eindelijk iets aan te gaan doen! (Applaus bij de N-VA)
Interessant debat. Ik begrijp dat een aantal parlementsleden proberen om een aantal woorden te herhalen – het is zoals product placement – in de hoop dat de kijker ze op een bepaald moment oppikt. Ik ken al die truken, mijnheer Tommelein, de vraag is wat ze ons hier eigenlijk bijbrengen.
Het gaat hier over cijfermateriaal waaruit blijkt dat Vlaanderen de crisis min of meer goed heeft doorstaan. Dat cijfermateriaal is tot stand gekomen door de samenwerking met een aantal experts, dat is positief.
Wanneer die cijfers er zijn, mogen ze mijns inziens ook bekendgemaakt worden. Ik stel alleen maar vast dat ik hier aan de ene kant regelmatig vragen krijg over partijpolitieke standpunten en dat ik aan de andere kant het verwijt krijg dat de heer Van Hauthem me heeft gemaakt. Ik weet niet wat hier allemaal aan de gang is. Ik vermoed dat de campagne ook voor de parlementsleden volop aan de gang is. Ik heb daar geen probleem mee.
Ik denk en ik hoop dat met dit cijfermateriaal nog eens wordt aangetoond dat Vlaanderen de crisis goed heeft doorstaan en dat het anticrisisbeleid daartoe heeft bijgedragen.
Ik wil het ook hebben over de ‘outlook’, mijnheer Tommelein, want daar gaat het over als u vergelijkt, maar u hebt heel selectief gelezen. Die gaat niet samen met uw product placement wat een aantal woorden betreft, die wat mij betreft volstrekt naast de kwestie zijn.
Minister-president, het enige wat ik heb gedaan, is inhaken op een eerdere discussie. Vorig jaar hebben we aan de hand van de regionale rekeningen ook een interessant debat gevoerd, maar toen mochten we de vergelijking met Wallonië om allerlei redenen niet maken.
Ik stel vast dat de Nationale Bank de resultaten vrijdag heeft gepubliceerd, dicht tegen het weekend aan, en dat u in uw maandagmodus, in uw campagnemodus, in uw ‘Kris Peeters On Tour’-modus, de blik hebt afgeleid van uw regering, die slechts een heel mager rapport kan neerleggen.
Ik besluit met de woorden die u de heer van Rouveroij toen in het gezicht slingerde, toen hij de vergelijking maakte: “U zit er natuurlijk volledig naast.” (Applaus bij Groen)
De actuele vraag is afgehandeld.