Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de reactie van de minister op de verklaringen van de Vlaamse Bouwmeester betreffende de stadsontwikkeling in Antwerpen
Verslag
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, afgelopen weekend was er nogal wat commotie naar aanleiding van een aantal uitspraken die de Vlaamse Bouwmeester heeft gedaan in een opiniestuk in De Standaard. Daarin zei hij dat de inspanningen van het vorige stadsbestuur in Antwerpen eigenlijk worden afgebouwd door het huidige. Hij zei ook dat de instrumenten en structuren inzake stadsontwikkeling en stadsplanning de kop worden ingedrukt. Hij betreurde verder vooral dat de middelen voor stadsontwikkeling worden ingezet voor meer repressieve maatregelen zoals veiligheidscamera’s.
In zijn opiniestuk stelde de Bouwmeester te betreuren dat alle grote, nieuwe stadsontwikkelingsprojecten on hold worden gezet. Zo wordt er een rem gezet op de bouw van nieuwe scholen terwijl er fors wordt geïnvesteerd in de bouw van een hypermodern groot politiekantoor. Hij betreurt ook heel sterk dat die evolutie zich voordoet. Structuren zoals het autonoom gemeentebedrijf (AG) Stadsplanning worden afgebouwd en het team van de stadsbouwmeester wordt gedecimeerd. Daardoor krijgen bouwpromotoren vrij spel en valt de buffer tussen politiek en bouwpromotoren weg. Er is geen autonome kwaliteitscel meer.
De reacties kwamen zeer snel. De schepen van Ruimtelijke Ordening beschuldigde de Bouwmeester van intellectuele oneerlijkheid en van frustratie. Hij sprak zelfs van politieke destabilisatie. U reageerde zelf ook heel snel, minister. U floot de Bouwmeester terug door te stellen dat hij zich met de pet van Bouwmeester in een lokaal politiek debat mengde.
Minister, heeft een ambtenaar spreekrecht als het gaat over een onderwerp waarover hij kennis van zaken heeft? Als u van oordeel bent dat dat zo is, waar ging de Vlaamse Bouwmeester dan precies in de fout?
De heer Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mevrouw Hostekint heeft de situatie geschetst zoals ze in de pers is verschenen. Ik wil het niet meteen over de Antwerpse situatie hebben, maar over de Vlaamse Bouwmeester.
De Vlaamse Bouwmeester is niet alleen een persoon, maar een instituut in de Vlaamse ambtenarij die gesteund is op deskundigheid, een deel onafhankelijkheid, op langetermijndenken en op horizontaal denken over verschillende beleidsdomeinen heen.
Bij het aantreden van onze derde Vlaamse Bouwmeester, Peter Swinnen, had de man zijn visie vertaald in zeven memo’s. Ik citeer daaruit: “Niets is immers zo kenmerkend voor een beleid dan zijn gebouwd patrimonium, zijn architectuur, zijn omgang met ruimtelijke ordening en open ruimte. Dat zijn de blijvende getuigen van de beslissingen vandaag, de lakmoesproef van een visionair maatschappelijk project. Zo’n visionair project is luxe, noch tijdverdrijf.”
U hebt daar toen als minister op gereageerd. U hebt een voorwoord geschreven. U ondersteunde dat. Vandaag valt het mij op dat in het stuk van de Bouwmeester net die passage wordt herhaald. Hij voelt aan wat er in Antwerpen in het gedrang komt. Wat u vroeger net hebt aangemoedigd, onderstreept en benadrukt, daarin fluit u vandaag de Vlaamse Bouwmeester met zoveel woorden terug.
Minister, onderschrijft u die onafhankelijkheid van de Bouwmeester waarover u het vroeger had nog? Hoe garandeert u onafhankelijkheid in zijn werking?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, de deontologische code verleent, net zoals aan elke medewerker van de Vlaamse overheid, spreekrecht aan de Bouwmeester, die in dienst is bij het departement Bestuurszaken. Die deontologische code bepaalt ook dat bij het uitoefenen van het spreekrecht de medewerker gereserveerd moet zijn en altijd correct de juiste feiten moet weergeven. Als hij kritiek uit op een overheid of als hij een politieke mening ventileert, moet hij duidelijk maken dat hij in persoonlijke naam spreekt.
In zijn competentieprofiel dat destijds nog is opgemaakt door de ministers Luc Van den Bossche en Wivina Demeester, staat “(...) vanuit een langetermijnvisie, in goed overleg met de verschillende administraties en de extern betrokken partijen bijdragen tot de beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering van het architecturaal beleid van de Vlaamse Gemeenschap.” Er staat dat hij constructief samenwerkt, constructief kritisch en met begrip kijkt naar andermans voorstellen, dat hij zelf openstaat voor kritiek en dat hij met respect opbouwende kritiek geeft aan anderen.
Nu heeft hij een opiniestuk geschreven met een aantal zaken in. Ik zal ze niet allemaal citeren, maar ik wil toch graag een drietal passages aanhalen. Ik citeer letterlijk: “Maar er lijkt meer aan de hand in Antwerpen. Pakweg de afgelopen twee decennia heeft de stad zich ongemeen goed ontwikkeld op het vlak van stedelijke kwaliteit. Daar zijn vriend en vijand het over eens. Sinds het nieuwe stadsbestuur begin 2013 aantrad, zijn de belangrijkste stadsontwikkelingsstructuren die onder het bestuur van Patrick Janssens van de sp.a werden geïnitieerd ei zo na de kop ingedrukt.” De nieuwe schepen spreekt dat tegen, maar daar meng ik me niet in.
De tweede passage luidt: “Antwerpen lijkt zich daarmee te willen profileren als een groot permissief suburbia in plaats van een reële stad.” En verder: “Het Antwerps geloof in de stad lijkt in geen tijd naar een dieptepunt te neigen, eerder dan voort te willen bouwen op het elan van de laatste twintig jaar. Nochtans onderstreept het Antwerps bestuursakkoord volwaardig het belang om de nodige stedelijke omgevingskwaliteit blijvend te garanderen. Maar in de feiten, en vooral in de meerjarenbegroting, wordt dit gemeenschappelijke welzijn naar de achtergrond verwezen in het voordeel van repressieve instrumenten. Een onschatbare voorsprong dreigt aldus een onoverbrugbare achterstand te worden.”
Collega’s, dat is ‘les pieds dans le plat’, dat is politiek debat gaan voeren, dat is buiten het eigenlijke, projectmatige gaan. Ik ben door de media om een reactie gevraagd. Ik heb gewezen op de deontologische code en wat die bepaalt, zoals ik het hier ook vandaag weergeef. Ik heb me de vraag gesteld – en ik blijf daar ook bij – of dit soort opiniestukken – en de schepen zegt dat er niet eens een contact of een gesprek is geweest met de Bouwmeester – bijdraagt aan de opdracht van de Vlaamse Bouwmeester om te komen tot een constructieve dialoog en om te komen tot samenwerking. Ik meng me niet in het inhoudelijke debat – ik wil daar heel duidelijk in zijn – want dat heeft de schepen gedaan. Hij heeft een opiniestuk geschreven waarin hij stuk voor stuk de zaak weerlegt. Hij zegt dat er niets wordt afgebouwd. Het is niet mijn zaak. Ik heb alleen in antwoord op de vraag van een krant verwezen naar de deontologische code. Dit lijkt me nog altijd een correct antwoord te zijn.
Minister, ik wil u bedanken voor uw antwoord. Toch vraag ik me af of het niet net de plicht of de taak is van een Bouwmeester om een langetermijnvisie te ontwikkelen, om overheden te sensibiliseren, om overheden te stimuleren, om een inspirator te zijn. Is het niet de taak van een bouwmeester om, als hij vaststelt dat bepaalde ontwikkelingen een rem op stadsontwikkeling zetten, de alarmbel te luiden? Is het niet zijn taak om er op te wijzen dat er een achterstand in stadsontwikkeling en stadsplanning dreigt te komen? Is het niet net zijn taak om zich kritisch tegenover de overheid op te stellen en niet zomaar het woord van het huidige stadsbestuur te spreken? Is het niet net zijn taak om daar effectief een kritische noot bij te plaatsen?
Ik verwijs ook naar wat er gezegd is door onder meer Wivina Demeester, die de eerste Vlaamse Bouwmeester heeft geïnstalleerd. Ze zegt duidelijk dat het net zijn taak is om de maatschappelijke discussie aan te zwengelen en het maatschappelijke debat te initiëren.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan niet goed volgen, want u hebt mijn vraag in ieder geval niet beantwoord. Ik had gevraagd naar uw omschrijving van de onafhankelijkheid en de onafhankelijke positie van de Vlaamse Bouwmeester en naar de omschrijving van zijn opdracht. Het lijkt me net zijn opdracht en net zijn taak om stedenbouwkundige ontwikkelingen te bewaken. Wanneer de Vlaamse Bouwmeester ontwikkelingen ziet – in een stad als Antwerpen om ze met naam te noemen – die niet sporen met zijn visie die eerder aan de Vlaamse Regering is gecommuniceerd, dan lijkt het mij zijn verdomde plicht om daarop te wijzen. U hebt het over een deontologische code en over het feit dat hij het spreekrecht niet goed heeft gerespecteerd en over het feit dat er geen dialoog is geweest. Het is volgens mij zijn taak om erop te wijzen, en in een volwassen houding tussen bestuur en ambtenaar lijkt mij die dialoog essentieel.
Minister, ik herhaal dus mijn vraag: in hoever garandeert u nog de onafhankelijke werking van de Bouwmeester, die u trouwens in uw eigen beleidsbrief hebt onderstreept?
De heer Yüksel heeft het woord.
Voorzitter, minister, de functie van Vlaamse Bouwmeester werd in 1999 door toenmalig minister Wivina Demeester in het leven geroepen om het architectuurbeleid, om het urbanisatiebeleid van de Vlaamse overheid vorm te geven. Stadsontwikkeling is in alle grote steden in Vlaanderen een uitdaging. Een Bouwmeester moet vrij en onafhankelijk kunnen denken en ook ideeën kunnen geven. Hij moet ook de vrijheid krijgen om zijn bezorgdheid te uiten over evoluties in Vlaanderen. Ik vind dat u de Bouwmeester die bewegingsvrijheid ook moet gunnen. Als een Bouwmeester dat allemaal niet mag, dan is de vraag waarom hij wordt aangesteld. Welke opdracht en functie heeft hij dan? Natuurlijk is dit geen vrijgeleide voor een Bouwmeester om zich in te laten met politiek, maar ook een minister mag zich niet inlaten met een pure lokale aangelegenheid.
Minister, als hij geen eigen visie mag hebben en die ook niet mag ventileren, waarom hebben we dan een Vlaamse Bouwmeester nodig?
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het feit dat de twee vraagstellers in deze discussie zich ter linkerzijde bevinden, zal wel geen toeval zijn. (Opmerkingen van de heer Bart Van Malderen)
Mijnheer Van Malderen, u geeft me eens gelijk. Dat doet me altijd veel plezier.
Minister, dat heeft men natuurlijk met dat soort instanties. Men creëert die, men geeft die een bepaalde mate van onafhankelijkheid, en waar is dan de grens tussen een visie ontwikkelen en aan politiek doen? Dat is het immers in feite, en dat is wat u in uw antwoord ook zegt: hij doet eigenlijk aan politiek, en dat mag niet.
Het zal ook geen toeval zijn dat u zo reageert omdat het gaat over kritiek op het stadsbestuur van Antwerpen. Daarin schuilt de schizofrenie. Ik herinner me dat, toen het over al die rellen in Houthalen-Helchteren ging, u vanop dat spreekgestoelte zei dat u de Vlaamse Bouwmeester had gebeld, omdat de architectuur moest worden aangepast. Ik geef u nog een ander voorbeeld. Ik heb u ooit geïnterpelleerd over de adjunct-gouverneur van Vlaams-Brabant, die in de inleiding van haar rapport over de taaltoestand in Vlaams-Brabant felle politieke kritiek had gegeven op het beleid van de Vlaamse Regering. Weet u wat u me toen zei? U zei dat dit mag, omdat het een mening is.
Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Voorzitter, ik meen dat de Vlaamse Bouwmeester wel degelijk constructief-kritisch mag zijn. Hij moet ook waken over de kwaliteit. Ik heb echter toch het gevoel dat dit op een andere, meer constructieve manier had gekund. De toon is toch wel vrij scherp. Daarnaast heb ik toch ook een beetje het gevoel dat dit wat eenzijdig is en dat er met twee maten en twee gewichten wordt gewerkt. In diezelfde week deed de burgemeester van Leuven toch wel een vrij straffe uitspraak over de te goede architecturale kwaliteit van sociale woningen. Dat vind ik dan eigenlijk wel een debat waard, en daarover heb ik de Vlaamse Bouwmeester niet gehoord. Enige nuance is dus toch wel op zijn plaats.
Mijnheer Yüksel, u maakt er natuurlijk een karikatuur van. Ik heb me expliciet onthouden van commentaar op de lokale situatie. Dat is een debat met de schepen, tussen diverse mensen onderling. Wie ben ik om me daarover uit te spreken? Ik wil en zal dat ook niet doen.
U vraagt zich af waar we mee bezig zijn als de Vlaamse Bouwmeester geen eigen visie meer mag hebben. Natuurlijk mag hij wél een eigen visie hebben. Dat is ook het antwoord op de vraag van de heer Peeters. Het is evident dat hij een eigen visie ontwikkelt. Hij móet sensibiliseren. Mevrouw Hostekint, hij mag het maatschappelijke debat aanzwengelen waar hij dat wil.
Alleen heb ik gezegd dat hij zich hier mengt in een partijpolitieke discussie van het oude bestuur versus het nieuwe bestuur. Mijnheer Peeters, ik heb u de citaten gegeven. In dat opiniestuk staan er inderdaad zaken die ieder van ons, denk ik, kan onderschrijven. Mijn punt is: als de stad Antwerpen, net als andere steden en gemeenten, een partner is van de Vlaamse Bouwmeester, ga daar dan mee in dialoog. Als u vindt dat daar een beleid wordt gevoerd dat niet spoort met uw visie, ga dan aan tafel zitten. Schrijf niet meteen een opiniestuk, en schrijf zeker geen opiniestuk dat neerkomt op een partijpolitieke stellingname.
Wie dat stuk leest, kan dat oppervlakkig reduceren tot de stelling dat het heel goed was onder een vorig bestuur en dat het nu hel en verdoemenis is onder het huidige bestuur. Dat is niet de taak van de Vlaamse Bouwmeester. Dat spoort ook niet met de deontologische code. Ik vraag me af waarom er onmiddellijk werd gegrepen naar het middel van een opiniestuk, terwijl de Vlaamse bouwmeester in heel veel steden en gemeenten in Vlaanderen met de stad aan tafel zit. Hij had dat hier ook perfect kunnen doen. Er is dus de deontologische code, waarop ik heb gewezen.
De visie van de Vlaamse Bouwmeester is een klare en duidelijke visie. Dat is zijn visie. Dat is niet een stuk dat is goedgekeurd door de regering. Dat is zelfs niet als mededeling voorgelegd aan de regering. Zoals ik het ook in dat voorwoord heb gezegd, elke bouwmeester legt zijn eigen klemtonen, en terecht. Niemand houdt zijn pen vast. Niemand zal hem gaan sturen bij open oproepen, de beoordelingen van ontwerpen, architecturale invullingen of planologische projecten. Het zij verre van mij om dat te doen. Hij is daar volledig onafhankelijk in. Alleen zitten we hier in een delicate partijpolitieke discussie. Daar heb ik op gewezen. Ik blijf daar ook bij. Als men op die manier voort gaat redeneren, dan gaat men het instituut ook echt schade toebrengen, denk ik.
Mijnheer Van Hauthem, ik heb inderdaad de Bouwmeester gevraagd om in Houthalen-Helchteren op te treden. Ik weet dat u altijd weglaat dat ik er dan aan toevoeg dat dit een en-enverhaal is. Ik heb gezegd dat daar in de eerste plaats de veiligheid moet worden hersteld, dat in de eerste plaats de orde er moet terugkeren, dat daar in de eerste plaats de criminelen moeten worden vervolgd. Maar ik vind dat in de architectuur van Houthalen-Helchteren ingrepen kunnen gebeuren. Dat is trouwens bevestigd ter plekke, en dat kan over andere plaatsen ook worden gezegd. Maar dit heeft niets met dit debat te maken, collega’s.
Minister, u bevestigt dat de Bouwmeester onafhankelijk is. Maar het lijkt mij niet zo goed voor zijn gevoel van onafhankelijkheid, die hij, gelet op zijn functie om nu net een langetermijnvisie te ontwikkelen, toch zou moeten ervaren, om hem, zodra hij een mening ventileert, terug te fluiten, stellende dat hij zich in een politieke discussie zou mengen. Ik denk veeleer dat niet hij maar dat u er een partijpolitieke kwestie van maakt, door te wijzen op het onderscheid tussen het vorige en het huidige stadsbestuur. Ik heb hem toch niet in die bewoordingen dat onderscheid horen maken. Ik heb hem alleen zien wijzen op een ontwikkeling. Hij wijst op het feit dat voordien zeer veel werd geïnvesteerd in stadsontwikkeling en stadsvernieuwing, en dat dit door het huidige bestuur wordt teruggeschroefd. Dat is wijzen op een evolutie in beleid, veeleer dan op een partijpolitieke kwestie. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Peeters heeft het woord.
Minister, wij hebben in Vlaanderen een paar ambtenaren zoals de ombudsman, de kinderrechtencommissaris en de Vlaamse Bouwmeester, die het beleid op de voet volgen en vanuit hun deskundigheid en onafhankelijkheid aansturen. Ik stel ook vast dat dit bij herhaling tot fricties leidt. Het is mijn inschatting dat dit niet bij de ambtenaar of de instituten ligt. Naar mijn aanvoelen ligt dit bij de beleidsmensen zelf. Zij hebben niet de cultuur en de politieke gevoeligheid om daar op een correcte manier mee om te gaan. Niet de Bouwmeester is hier partijpolitiek bezig, het is de minister die niet optreedt als minister maar als N-VA-militant. (Applaus bij Groen en sp.a)
De actuele vragen zijn afgehandeld.