Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014.
Het Uitgebreid Bureau stelt voor om de algemene besprekingen van de drie ontwerpen van decreet samen te voegen tot één enkele algemene bespreking. Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
Minister-president Peeters en minister Bourgeois zitten om 9 uur op het Overlegcomité. De minister-president heeft me beloofd dat hij rond 10 uur aanwezig zou zijn. Minister Van den Bossche heeft deze morgen gemeld dat ze problemen heeft met haar stem en enkele andere nevenverschijnselen. Zij zou later aanwezig zijn. Minister Muyters is net aangekomen. Minister Smet zou een kwartier later komen. Minister Lieten is op dit moment bij het 85-jarig bestaan van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek, waar ook Zijne Majesteit Koning Filip aanwezig zou zijn. Zij zou ook snel naar hier komen. Tegen ongeveer 11 uur zal de regering voltallig zijn.
Minister Vandeurzen, minister Schauvliege en minister Muyters zijn inmiddels aanwezig en heten we van harte welkom.
De algemene bespreking is geopend.
De heer De Bruyn, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, laat deze verslaggeving over de werkzaamheden met betrekking tot de begroting 2014 vooral een geheugensteuntje zijn om het debat in de loop van de voormiddag en namiddag en wellicht ook morgen nog te kunnen voeden. Het is dus geenszins de betrachting van de verslaggevers om exhaustief te zijn. We zullen ons beperken tot een aantal hoofdlijnen.
Laat ons beginnen met te stellen dat de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting op haar vergaderingen van 5, 12, 19 en 20 november en 3 december het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap en het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap heeft besproken. Tegelijkertijd werden ook behandeld: de beleidsbrief Algemeen Regeringsbeleid en de beleidsbrief Financiën en Begroting, en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting. Voor de details verwijzen we graag naar het schriftelijk verslag. Wat de meerjarenraming betreft, zal de heer Van Mechelen straks nog even aanvullen.
Minister Muyters stelt bij de aanvang van de besprekingen dat we kennis mogen nemen van een pril economisch herstel. Voor 2014 wordt respectievelijk 1,1 procent groei en 1,3 procent inflatie voorspeld door het Federaal Planbureau in zijn economische begroting van 5 september.
Anderzijds moet men rekening houden met de zesde staatshervorming, die de sanering van de financiën van begrotingsentiteit I gedeeltelijk doorschuift naar entiteit II. Verder mag geen KBC-coupon worden verwacht in 2014, en het resultaat is dat de toename van de middelen beperkt blijft. Tegelijkertijd stijgen de uitgaven bij constant beleid aanzienlijk. Om beleidsruimte te creëren, is dan ook een combinatie van structurele besparingen en het aanspreken van een aantal buffers nodig.
De minister wijst op de prestatie van de regering om voor de vierde keer op rij een begroting in evenwicht in te dienen. Van de beleidsimpulsen ter waarde van 0,5 miljard euro noemt hij de relanceprovisie van 166 miljoen euro, 100 miljoen euro extra voor de sociale leningen en 80 miljoen euro voor investeringen in scholenbouw.
De minister vergelijkt de bruto beleidsruimte in de begrotingsaanpassing 2013 met die van de voorliggende begroting. De samengevoegde en gedeelde belastingen zijn 556 miljoen euro hoger, de gewestbelastingen 245 miljoen euro. De beleidsruimte verkleint door de sanering van de financiën van entiteit I met 171 miljoen euro en door de daling van de andere ontvangsten met 229 miljoen euro. Het resultaat is een bruto beleidsruimte van 445 miljoen euro.
De Vlaamse bijdrage aan de sanering van de federale overheidsfinanciën bedraagt 104,8 miljoen euro voor het Vlaamse Gewest en 46,3 miljoen euro voor de Vlaamse Gemeenschap. Vanaf 1 juli 2014 wordt dit in de toekenning van de belastingmiddelen geïmplementeerd. Daarbij komt 19,8 miljoen euro als Vlaams aandeel in de transfer van in totaal 32 miljoen euro naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de pendelaars. We weten immers allemaal dat 62 procent van de pendelaars uit Vlaanderen komt.
Wat de specifieke federale dotaties betreft, stipt de minister aan dat de dotatie aan de Nationale Plantentuin te Meise wordt berekend op grond van het basisbedrag dat in artikel 62ter van de Bijzondere Financieringswet staat vermeld. Dit bedrag wordt jaarlijks aan de groei en de inflatie aangepast. Dit komt in het eerste jaar neer op 6,6 miljoen euro.
De minister stipt aan dat de onderbenutting constant op het niveau van 2013 blijft. Dit komt neer op 593 miljoen euro. Het septemberrapport van het monitoringcomité bevestigt immers dat de raming in de begrotingsaanpassing 2013 wordt gerealiseerd.
Vervolgens bespreekt de minister kort de bijkomende beleidsruimte. Het inzetten van de buffers uit 2013 vormt een eerste grote bron van middelen. Besparingen vormen een tweede belangrijke bron. De minister verwijst hierbij naar de besparingen op de personeelskosten, die van 6 procent tot 6,5 procent stijgen. Ook de recurrente inspanningen door de ministeries en de instellingen vertegenwoordigen een som van 60 miljoen euro. Verder kan op het Provinciefonds worden bespaard en wordt de toelage aan het Vlaams Parlement met 1 miljoen euro verlaagd.
De som van de ontvangsten en de afbouw van het verwachte overschot verhogen de eerder genoemde beleidsruimte van 445 miljoen euro samen tot een bijkomende beleidsruimte van 745 miljoen euro. De minister verduidelijkt waarvoor die beleidsruimte nodig is.
Bij ongewijzigd beleid zal enkel al de verwachte overschrijding van de spilindex in mei 2014 en de indexering van de lonen en de werkingskosten ongeveer 230 miljoen euro aan beleidskredieten en 200 miljoen euro aan betaalkredieten vergen. De andere drijvers brengen de kosten samen op ruim 308 miljoen euro. Daarnaast zal de beleidsruimte tevens worden aangewend om bijkomende uitdagingen het hoofd te bieden. Aan de versterking van de competitiviteit, de bijkomende investeringen in scholen en de sociale leningen wordt respectievelijk 166 miljoen euro, 80 miljoen euro en 100 miljoen euro besteed. Voor het talenonderwijs in het licht van de inburgering wordt 6 miljoen euro meer uitgetrokken. Daarnaast gaat 11 miljoen euro naar de uitbreiding van de opvangcapaciteit voor personen met een handicap. De werking van de VDAB en de strijd tegen de kinderarmoede kunnen beide op 4,5 miljoen euro rekenen.
Tot slot neemt de Vlaamse Regering bewarende maatregelen voor de uitvoering van de begroting. Om de volgende Vlaamse Regering een goede uitgangspositie te bezorgen, worden de beleidskredieten van alle Vlaamse departementen en rechtspersonen tot en met juli 2014 tot zeven twaalfden geblokkeerd.
Na de uiteenzetting door de minister heeft het Rekenhof het woord gekregen. De uiteenzetting van het Rekenhof omvat drie belangrijke onderdelen. In eerste instantie gaat de heer Debucquoy dieper in op de macrobudgettaire aspecten. Daarna heeft hij het over de ontvangsten. Hij besluit zijn uiteenzetting met het aankaarten van een aantal specifieke topics.
Wat de macrobudgettaire aspecten betreft, brengt de heer Debucquoy vijf bedenkingen naar voren. Het gaat opnieuw om een begroting in evenwicht. Deze begroting moet evenwel in een Europees begrotingskader passen. Bovendien mag niet aan het belang van de kasuitgaven en van de ontvangsten worden voorbijgegaan. Niet enkel het vorderingssaldo is belangrijk. Dit geldt ook voor de schuldevolutie. Tot slot moet de begroting uiteraard steeds in een meerjarenperspectief worden bekeken.
Dit gezegd zijnde, overloopt de heer Debucquoy een vijftal scenario’s die het begrotingsevenwicht in gevaar kunnen brengen.
Het eerste risico betreft de economische groei. In het verleden is steeds een verschil vastgesteld tussen de raming in september, waar de begroting op wordt gebaseerd, en de raming in november, tijdens de commissiebesprekingen. Dit jaar blijkt dit niet het geval te zijn. De ramingen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de recente ramingen van de EU en van de Nationale Bank van België blijken nagenoeg identiek aan de ramingen uit september 2013. Bijgevolg is dit risico minimaal.
Risico twee: het tekort van de lokale overheden is een nieuw aandachtspunt. Voor het eerst is expliciet genotuleerd dat de federale overheid de gewesten en de gemeenschappen vraagt in de begroting een reserve ten bedrage van 260 miljoen euro in te schrijven. Er woedt echter nog steeds een discussie over de vraag of de recente hogere bedragen van de Nationale Bank kloppen en over de vraag welk gewest welk gedeelte van de eventuele tekorten op zich zou moeten nemen. In elk geval, aldus het Rekenhof, is in de begroting voor 2014 van de Vlaamse Gemeenschap geen provisie opgenomen om dit tekort eventueel op te vangen.
Risico drie: in de berekening van het geconsolideerd vorderingensaldo voor 2014 wordt er geen rekening gehouden met de cijfers van ruim dertig instellingen. Het Rekenhof heeft de begrotingen van een dertigtal entiteiten ontvangen en heeft zelf de oefening gemaakt. De consolidatie leidt tot een verlaging van het vorderingssaldo met 132 miljoen euro. Dit cijfer moet met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De instellingen dienen voor de eerste keer hun begroting in ESR 95-termen (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) in. Ze zitten dus volop in een leerproces.
Risico vier: sommige buffers voor risico’s werden geschrapt, waarvan een grote buffer ten bedrage van 150 miljoen euro om allerlei incidenten op te vangen. Ook het Vlaams Fonds voor de Lastendelging (VFL) werd verminderd met 20 miljoen euro, maar die 20 miljoen euro komt eigenlijk vrij doordat het fonds slechts voor 50 procent zal bijdragen in plaats van de vroegere 90 procent. De resterende 40 procent valt nu bijkomend ten laste van de departementen. Met betrekking tot het cijfer van de onderbenutting – met name 593 miljoen euro – verwijst het Rekenhof naar de verklaring van de minister.
Tot slot stipt het Rekenhof nog een vijfde risico aan. Het Europees toezicht wordt verscherpt: sixpack, twopack, fiscal pact. Het valt op dat er noch in de algemene toelichting, noch in de beleidsbrief van de minister of in zijn uiteenzetting aandacht is voor dat verscherpt Europees toezicht. Het is voor het eerst dat een nationaal begrotingsplan moet worden ingediend. De heer Debucquoy haalt het cijfer aan voor de doelstellingen voor 2014, namelijk min 1,2 procent structureel tekort.
Het Rekenhof heeft op 5 november 2013 nieuwe prognoses ontvangen van de Europese Commissie. Volgens deze prognoses is het nominaal tekort voor dit jaar min 2,8 procent. Dat is verrassend, omdat de prognoses gebaseerd zijn op de realisaties van de eerste negen maanden van 2013. Dat betekent dat ze de groei van ontvangsten voor de komende drie maanden – oktober tot december – veel negatiever inschatten dan de Federale Regering. De heer Debucquoy noemt dit “een donkere wolk”.
Verder wijst het Rekenhof op de volgende punten. Men heeft onvoldoende aandacht voor de schuldevolutie. Er is geen cijfer terug te vinden voor 2014. De toename van de impliciete schuld wordt wel toegelicht. Er is geen voorziening getroffen voor een potentiële Europese boete met betrekking tot de verwerking van afvalwater waarover de discussie nog loopt. Het belang van een structurele begrotingsnorm wordt opnieuw beklemtoond. Er is een toename van de impliciete schuld. Voor de 500 miljoen euro die is vrijgemaakt voor nieuw beleid, is slechts in 177 miljoen euro aan betalingskredieten voorzien. Het ontbreken van een meerjarenraming die samen met de begroting kan worden besproken, vormt een terugkerend discussiepunt tussen het Rekenhof en de minister. In de raming valt de sterke stijging van de successie- en schenkingsrechten op. Die stijging is niet toegelicht.
Het Rekenhof herhaalt zijn kritiek van vorige jaren met betrekking tot de verkoop van infrastructuur van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) aan Aquafin en de toelage aan de drinkwatermaatschappijen die met 82 miljoen euro is onderschat.
Daarop volgde de bespreking in de commissie.
De heer Van Mechelen sluit zich aan bij de meeste bemerkingen van het Rekenhof. Hij haalt nog andere punten aan. Hij verwijst naar de afschaffing van de conjunctuurbuffer. Hij vraagt naar voorzieningen om de gevolgen van de zesde staatshervorming adequaat op te vangen. Hij stipt aan dat de 177 miljoen betaalkredieten, geplaatst tegenover 500 miljoen beleidsimpulsen, heel wat vragen oproept. Hij haalt de schrapping van een deel van de kredieten van het VFL aan. Hij stelt de vraag of de 166 miljoen van de KBC voor relance dan wel voor schuldafbouw wordt gebruikt.
Met betrekking tot de inschatting van de tekorten bij de lokale entiteiten en de gevolgen voor de Vlaamse begroting stelt de heer Van Mechelen dat de impact nu negatief is, maar dat de toepassing van de BBC ook tot toekomstige overschotten kan leiden.
De heer Lode Vereeck erkent namens zijn fractie dat de regering er sinds 2011 in geslaagd is om opnieuw een begroting in evenwicht in te dienen, maar hij wijst erop dat door het grote bedrag aan eenmalige maatregelen het evenwicht onvoldoende structureel is en dat het te weinig antwoord biedt op de bestaande beleidsnoden. De heer Vereeck verwijst onder andere naar de gehandicaptenzorg. Hij vraagt zich af welk budget nodig is om binnen een aanvaardbare termijn de wachtlijsten volledig weg te werken en stelt voor in dat budget te voorzien ongeacht de budgettaire ruimte. De heer Vereeck overloopt zes risicofactoren die volgens hem en zijn fractie het evenwicht van de begroting kunnen bedreigen en hij herhaalt zijn kritiek op de verkoop van gronden van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) aan Aquafin.
Mevrouw Meuleman sluit zich aan bij de opmerkingen van haar collega’s. Zij betreurt de afschaffing van het milieuconvenant en de dalende middelen voor het flankerende onderwijsbeleid.
De heer Diependaele zegt dat de begrotingen in evenwicht de voorbije vier jaren ook na de bespreking van de jaarrekeningen overeind bleven. Hij betreurt dat de oppositie daarbij keer op keer afwezig was. Hij verwijst ook naar het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI), dat aangeeft dat er wel degelijk sterk wordt ingezet op onderzoek en ontwikkeling. Hij verdedigt tevens het inzetten van de buffers als een correcte politieke beslissing en pareert de kritiek dat de Vlaamse Regering de toekomstige beleidsruimte zou inperken, door te vergelijken met de situatie bij de regeringswissel in 2009.
De heer Van den Heuvel gaat in op de zesde staatshervorming en stelt dat de responsabilisering van de deelstaten is toegenomen, dat de solidariteit transparanter wordt en dat de fiscale autonomie fors toeneemt. Het is volgens hem duidelijk dat dit een goede zaak is voor de Vlaming. De heer Van den Heuvel stelt ook vast dat de Vlaamse begroting voor het vierde jaar op rij duurzaam is. Er gaan bijkomende stimuli naar scholenbouw, de VDAB-werking, inburgering, erfgoed, rioleringen en de inkanteling van het hoger onderwijs. Bovendien is er het extra bedrag van 166 miljoen euro voor het herstel van de concurrentiekracht. De heer Van den Heuvel vindt dat er terecht wordt ingezet op het economisch herstel. Hij vindt ook niet dat er te weinig voor de gemeenten wordt gedaan. Hij wijst op het belang van responsabilisering.
Mevrouw Griet Smaers stelt dat in het verleden is gebleken dat na een hogere inschatting van middelen uit sommige categorieën van gewestbelastingen de verwachtingen na verloop van tijd in hetzelfde jaar ook werden ingelost. Zij gaat ervan uit dat dit ook het geval zal zijn wat betreft de raming van de hogere schenkings- en successierechten. Mevrouw Smaers heeft vragen bij een aantal thema’s uit de beleidsbrief, onder andere de aankoopcomités, de elektronische facturatie en het digitaal en automatisch uitsturen van aanslagbiljetten en facturaties naar bedrijven.
De heer Bart Tommelein haalt de beleidsbrieven van minister Muyters aan. Hij vraagt naar de vergroening van de verkeersbelasting, zoals aangekondigd voor 2013. De heer Tommelein vraagt meer informatie van de minister over de financiering van publieke langetermijnprojecten en refereert aan de studie-Berger om te pleiten voor meer projectobligaties. Hij heeft ook vragen bij stappen die al werden gezet naar een prestatiebegroting.
De Heer Van Malderen stelt dat zijn fractie het debat over onderbenutting steeds met heel veel plezier heeft gevoerd. Hij wijst erop dat de onderbenutting hardnekkiger is voor de beleidsmakers. Een administratie is een machine. Als we er minder brandstof in stoppen, vertraagt ze. De regering is net zoals vorig jaar met een fijne kam door haar eigen uitgaven en begroting gegaan. Alles werd grondig bestudeerd. De onderbenutting is gebaseerd op concrete cijfers en projecten en niet zozeer een aanname. De heer Van Malderen is het eens met de heer Van den Heuvel dat er geen concrete of realistische alternatieven naar voren worden geschoven door de oppositie. Hij waarschuwt dat de verwachte schuchtere groei samenhangt met de binnenlandse consumptie en dat we die niet mogen fnuiken door zeer zware besparingen, zoals in Nederland. Wat de schuldsituatie van lokale besturen betreft, heeft zijn fractie al herhaaldelijk haar bezorgdheid geuit. Volgens de heer Van Malderen is een goede monitoring heel belangrijk. De omvang van dat probleem moet dringend correct worden ingeschat.
Voorzitter Van Rompuy sluit aan met een aantal bijkomende bedenkingen en vragen. Zo zou hij graag de evolutie zien van de impliciete schuld sinds het aantreden van deze regering in 2009. Hij wenst voor de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 te weten wat het percentage van onderbenutting van de uitgaven was. Hij zou ook graag in het verslag opgenomen zien wat de stijging is geweest van de uitgaven per post.
De minister van Begroting zou de cijfers later verstrekken, en die zijn nu opgenomen in het verslag. De percentages van de onderbenutting zijn als volgt: in 2009 ging het om 1,9 procent, in 2010 om 1,8 procent, in 2011 om 1,6 procent, in 2012 om 1,5 procent en in 2013 wellicht 1,6 procent. De impliciete schuld is gedaald van 39 procent van de ontvangsten naar 35 procent in 2012, om daarna constant te blijven op dat percentage. Uit het overzicht over twee legislaturen van de jaarlijkse onderbenuttingspercentages bleek dat de momenteel gehanteerde percentages zeker niet tot de hoogste percentages behoren.
In antwoord op de bemerkingen van het Rekenhof stelt de minister dat het indienen van de begroting van de meerjarenraming volgens het Rekendecreet uiterlijk één maand na het indienen van de begroting dient te gebeuren, en dat hij zich daar altijd strikt aan heeft gehouden en dat ook zal blijven doen.
Minister Muyters gaat verder in op het aanspreken van toekomstige beleidsruimte. Er is voor 500 miljoen euro aan nieuwe beleidsimpulsen, waarvan maar 177 miljoen euro aan betaalkredieten. De Vlaamse Regering is tot nu toe haar engagement altijd nagekomen: er is altijd in voldoende betaalkredieten voorzien. Minister Muyters stelt dat dit in het verleden ook altijd is gebeurd en dat het zo zal worden aangehouden.
De nieuwe beleidsimpulsen werden soms eenmalig toegekend. Nu zijn daarvoor vereffeningskredieten in de begroting opgenomen volgens de betalingskalender. De minister wijst op de sociale leningen en sommige eenmalige uitgaven in de nieuwe beleidsimpulsen van 500 miljoen euro. De aanwending van toekomstige beleidsruimte blijft dan ook veel beperkter dan de oppositie aangeeft.
Minister Muyters beklemtoont dat de toekomstige begrotingsruimte geenszins wordt belast. De impliciete schuld groeit in verhouding tot de totale begrotingsontvangsten niet aan, zeker niet als men rekening houdt met de jaarlijkse annulatie van de niet meer te vereffenen openstaande vastleggingen. In tegenstelling tot 2009 wordt ditmaal een bewarende maatregel opgelegd voor de aanwending van de middelen in beleidskredieten van 2014.
De minister bevestigt dat een aantal buffers werden geschrapt. De Vlaamse Regering heeft er uitdrukkelijk voor gekozen om voorrang te geven aan het ondersteunen van relance- en mogelijke concurrentiemaatregelen. Anderzijds is er wel een indexprovisie, een buffer voor het overschrijden van de spilindex.
Met betrekking tot de cijfers van de lokale besturen benadrukt de minister dat er geen akkoord is tussen entiteit I en entiteit II met betrekking tot de methodologie en de cijfers. Gezien de onduidelijkheid in verband met de cijfers en de methodologie en het ontbreken van de afspraken voor 2013, lijkt het de minister voorbarig om voor 2014 daarvoor provisie aan te leggen.
De minister beklemtoont dat er geen overeenkomst is over de federale sanering en de bijdragen van de gewesten en gemeenschappen. Er is geen overeenkomst met de deelstaten over de 170 miljoen euro, noch over de 2,5 miljard euro. Ook over het Europese begrotingskader is er geen samenwerkingsakkoord. Er is enkel een mededeling van de federale overheid geweest over wat zij zou overmaken aan de Europese diensten.
Er is overeengekomen dat maatregelen die worden genomen in het kader van een competitiviteitsprovisie een aantal jaren na elkaar moeten worden gegarandeerd. Als het in een bepaald jaar nodig zou zijn, zo stelt de minister, zou men de 166 miljoen euro die verwacht wordt per jaar, als penalty fee kunnen inzetten. In 2014 is dat alvast niet nodig, stipt de minister aan. Bij deze begroting zal dat geld naar schuldafbouw gaan.
Het Rekenhof had kritiek op het ontbreken van een Europees begrotingskader. Dat neemt niet weg dat de diensten Financiën en Begroting zeer actief zijn geweest. Aan de federale overheid werd als input een zeer omstandige impactanalyse bezorgd met het oog op het omzetten van de diverse richtlijnen. Door de FOD Budget en Beheerscontrole werd een sjabloon opgesteld met een expliciete vraag naar een korte tekst. De cijfers verschillen, want de informatie die werd aangeleverd aan de Europese Commissie, is gebaseerd op de Septemberverklaring en zit nog niet in de definitieve tabellen vervat. Die waren aan te leveren voor 8 oktober 2013.
Het Rekenhof heeft kritiek op het ontbreken van de evolutie van de directe schuld. Bij de begrotingsopmaak 2014 heeft de minister de determinanten van de schuldevolutie in 2014 geduid. Hij verwijst naar het schuld- en waarborgrapport dat zal verschijnen in het voorjaar, aangezien het een weergave is van het einde van een begrotingsjaar. De minister legt uit waarom er geen structurele begrotingsnorm is uitgewerkt. We worden geconfronteerd met een nieuwe Bijzondere Financieringswet. De discussies over de interpretatie en de specifieke implementatie lopen nog. Door de overgang voor de gewesten naar een financiering op basis van opcentiemen en de substantiële bijdragen aan de federale overheid zou een dergelijke norm vandaag een slag in het water zijn.
Met betrekking tot de sterke stijging van de successierechten geeft de FOD Financiën aan, zo deelt de minister mee, dat de basisgroei op zich hoog is en dat dit wellicht een gevolg is van de algemene opgevoerde strijd tegen de fiscale fraude, waardoor heel wat financiële instellingen nu meewerken aan het blootleggen van dubieuze transacties.
Aansluitend op de repliek van de minister op de opmerkingen van de commissieleden en het Rekenhof werd de discussie nog even voortgezet. De details kunt u straks vernemen in de betogen van de verschillende fracties en kunt u terugvinden in het verslag zoals het werd gepubliceerd. Zowel de middelen- als de uitgavenbegroting werd goedgekeurd in de commissie, met respectievelijk acht stemmen voor en vier tegen, en met acht stemmen voor en vijf tegen. Zoals gezegd, was het niet de bedoeling om exhaustief te zijn. Er is ruimte gelaten voor de heer Van Mechelen wat betreft de meerjarenraming. Mij rest enkel u te danken voor uw inbreng in de commissie en ik wens u nog een boeiende verdere bespreking van de begroting 2014 vandaag en morgen. (Applaus)
De heer Van Mechelen, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, collega’s, de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting besprak op haar vergadering van 3 december 2013 de meerjarenplanning die gekoppeld is aan het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 en het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van datzelfde begrotingsjaar.
In vergelijking met de vorige begrotingsjaren was de belangrijkste nieuwigheid de inclusie van de bijdrage aan de sanering van de gezamenlijke overheidsentiteiten, de opname van de vergrijzingskosten via de responsabiliseringsbijdrage, het Pendelfonds en vanzelfsprekend ook de zesde staatshervorming. De inclusie van deze elementen had als effect dat de vorderingssaldi in de komende jaren bij ongewijzigd beleid zwaar negatief werden, waar deze saldi in de vorige meerjarenramingen nog positief werden voorgesteld. Ons budget, collega’s, zal de volgende jaren evolueren van de huidige 26 miljard euro in de begrotingsopmaak 2014 naar 36,962 miljard in 2016 en zal in 2019 met 40,5 miljard de kaap van 40 miljard hebben overschreden.
De oppositie wees in het debat op het gebrek aan aangelegde buffers, waarin door de Vlaamse Regering zou moeten voorzien zijn voor de effecten van de zesde staatshervorming. Ook werd er twijfel geuit of alle relevante uitgaven wel opgenomen werden in deze meerjarenplanning. Het Rekenhof werd dientengevolge gevraagd hier een beoordeling over te maken en zal mogelijk in de loop van de maand januari duiding geven over de beschikbare beleidsruimte in de komende jaren.
In het debat verschilde de visie van de meerderheidspartijen wat betreft deze meerjarenplanning en de gehanteerde cijfernormen. Meerderheidspartijen sp.a en CD&V zien de saneringsbijdrage die in deze meerjarenplanning tot uiting komt als een evenwichtig akkoord, waarbij entiteit I en entiteit II op faire wijze bijdragen aan de gezamenlijke evenwichtsdoelstelling. Ook wijzen zij op het belang van het begrotingsevenwicht in Vlaanderen de voorbije jaren.
Meerderheidspartij N-VA bestempelde de saneringsbijdrage dan weer als een doorschuifoperatie van het federale naar het Vlaamse niveau, waarbij het Vlaamse niveau zijn evenwichtsinspanningen van de voorbije jaren ziet worden tenietgedaan door de grote impact van de staatshervorming in de volgende legislatuur.
Er ontspon zich eveneens een debat tussen oppositie en meerderheidspartijen onderling over de in media genoemde cijfers over de saneringsbijdrage, waarbij de vraag werd gesteld of het accuraat is om de jaarlijkse effecten cumulatief op te tellen over de jaren heen. De saneringsbijdrage voor 2015 bedraagt 753 miljoen euro, in 2016 komt er opnieuw 753 miljoen euro bij. Het gaat dus over een gezamenlijke inspanning van 1,5 miljard euro die de volgende jaren wordt doorgezet, waarbij de heer Diependaele erop wees dat het cijfer van 7,8 miljard euro niet door hem maar door de heer Vereeck in Het Belang van Limburg werd gelanceerd.
De minister wees in zijn slotwoord op de verantwoordelijkheid van elk overheidsniveau, ook van de gemeenten en de federale overheid, om zijn uitgaven onder controle te houden. Ook wees de minister op de noodzaak de voorbije jaren om te investeren in de economie, waardoor buffers aanleggen niet de keuze van deze regering was. Desondanks, aldus de minister, zijn er aanzienlijke inspanningen gedaan om te besparen. Over het al dan niet opnemen van alle relevante uitgaven in de meerjarenplanning, repliceerde de minister dat geen uitgaven zijn opgenomen waarover nog geen operationele beslissing genomen is.
Zijn er verslaggevers van het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014 die het woord vragen? (Neen)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, het is goed om op het einde van deze legislatuur even terug te kijken. Zoals jullie weten, is dit de laatste begroting van deze legislatuur die we vandaag en morgen even onder de loep nemen.
Vorig jaar verwees ik op ditzelfde spreekgestoelte bij de bespreking van de begroting 2013 naar de Bijbelse parabel van de zeven vette en de zeven magere jaren en sprak ik mijn hoop uit dat 2013 het laatste van de magere jaren zou zijn, wat economische groei betreft dan toch. Vandaag zien we dat die hoop voorzichtig bevestigd wordt. Als we kijken naar de economische voorspellingen, dan zien we dat de economie in 2013 heel dicht bij een nulgroei zal landen, en dat we voor 2014 mogen hopen op ietsje meer. Bijna alle economische instellingen verwachten vandaag een groei van ruim 1 procent voor 2014, en die groei zou in de loop van de volgende legislatuur stijgen tot bijna 2 procent.
Het is in deze moeilijke economische context dat deze regering haar begroting heeft opgemaakt. Ik twijfel er intussen niet meer aan dat u allen weet dat deze begroting in evenwicht – de vierde op rij– een mooie prestatie is. Wat bij een aantal collega’s echter nog steeds geen ‘algemene kennis’ is, is dat in economisch moeilijke tijden een begroting in evenwicht eigenlijk een begroting met een structureel overschot is. Net dat structureel overschot maakt ook dat het de oppositie niet toekomt moord en brand te schreeuwen, wanneer ook eenmalige opbrengsten, net zoals eenmalige uitgaven trouwens, deel uitmaken van deze begroting. Deze regering doet dan ook datgene wat vele nationale en internationale experten aanraden: namelijk in economische laagconjunctuur een anticyclisch beleid voeren, blijven investeren, en zo de economie ondersteunen.
Trouwens, voor sommige adviesorganen zouden we zelfs ietwat verder mogen gaan en hadden de voorbije jaren de begrotingen niet in evenwicht geschreven moeten worden.
Deze regering heeft echter gekozen voor de middenweg: een begroting die geen schulden opbouwt, een investeringsbeleid voert en de begroting in evenwicht behoudt. Om dit resultaat te bereiken kiezen we in de eerste plaats voor besparingen op de werking van de overheid met onder meer een verhoging van de besparing op het overheidspersoneel – die trouwens de voorbije maanden nog is verstrengd van 6 procent naar 6,5 procent –, en recurrente besparingen op diverse posten waarbij ook de werking van ons eigen Vlaams Parlement niet werd ontzien.
Het beleid wordt echter ook nog versterkt: zo voorziet de Vlaamse Regering in een budget van 166 miljoen euro om de competitiviteit van onze bedrijven te versterken. En daarover hebben we vandaag nog mooi nieuws kunnen ontvangen, namelijk dat deze Vlaamse Regering er terecht voor kiest om het grootste gedeelte van die 166 miljoen euro de volgende jaren in te zetten op de vermindering van de loonkost voor niet minder dan 125 miljoen euro voor de min-30-jarigen en eventueel ook voor de 55-plussers. Op die manier zal wat de minister-president de voorbije maanden heeft gevraagd, ook worden gerealiseerd, namelijk een competitiviteitspact samen met de federale overheid om de loonkosten in Vlaanderen te verminderen. De federale overheid doet absoluut mee zijn best, trekt mee aan de kar, maar het blijft een beetje stil in de andere regio’s van dit land. Dat wijst erop dat deze Vlaamse Regering niet bij de pakken blijft zitten en – terecht – op dit vlak investeert. De Vlaamse Regering heeft in dit dossier trouwens mee de leiding genomen.
Daarnaast blijft de Vlaamse Regering ook haar beleid volgen van investeringen in voorzieningen voor mensen met een handicap, in ouderenzorg, in scholenbouw. Zo wordt er ten aanzien van de begrotingsaanpassing 2013 nog bijna 8 miljoen euro extra geïnvesteerd in de reguliere scholenbouw, in de 166 miljoen euro is daarvoor trouwens opnieuw in een pakketje voorzien. In vergelijking met de initiële begrotingsopmaak 2013 is dat een stijging met meer dan 30 miljoen euro.
Om mensen sterker te maken en beter te wapenen op onze arbeidsmarkt besliste de Vlaamse Regering om ook het budget voor taalcursussen met 6 miljoen euro op te trekken. En ook de VDAB krijgt in 2014 een extra budget van bijna 5 miljoen euro om de activering van de Vlaamse werkzoekenden te verbeteren.
Beste vrienden, ik denk dat we als politici af en toe ook nog eens fier moeten zijn over het beleid. We moeten ook kunnen erkennen dat deze regering prestaties levert. En misschien is dat wel het juiste antwoord op de oproep van collega Moerman: dat wij als politici een gezonde fierheid zouden uitstralen om wat we elke dag doen en wat deze regering en onze partij, meerderheid of oppositie, verwezenlijkt, want misschien zal dan het respect van de burger wat makkelijker volgen dan vandaag. Ik meen dat we nu af en toe, mijnheer Van Hauthem, een valkuil voor onszelf graven.
Ik ben dus heel tevreden, collega’s, dat ondanks de besparingen van de voorbije jaren en ondanks de begroting in evenwicht, die geen gemakkelijke prestatie was, er 800 zwarte punten in Vlaanderen worden aangepakt en op die manier de verkeersveiligheid werd verhoogd, er bijna 7000 extra bedden in woonzorgcentra werden gecreëerd, er ongeveer 1800 kilometer fietspaden werden aangelegd, er naast het updaten van onze verkeersinfrastructuur ook diverse missings links in onze verkeersinfrastructuur werden weggewerkt zoals de noordelijke ontsluiting van de luchthaven van Zaventem, de ring rond Gent of de Kempense noord-zuidverbinding. Bovendien worden er op dit moment, ondanks de besparingen en de moeilijke economische context, meer sociale woningen gerealiseerd dan de voorbije tientallen jaren het geval is geweest, er werden meer dan 18.000 plaatsen in de kinderopvang gerealiseerd, we investeren meer in nieuwe tramlijnen dan ooit tevoren, de grootste sluis ter wereld wordt in Vlaanderen gebouwd en we blijven investeren in onze lokale besturen met het Gemeentefonds en in ons platteland met het Plattelandsfonds, dat de voorbije jaren 8 miljoen euro extra heeft gekregen.
Ik kan zo nog wel even doorgaan met dit lijstje, maar ik zal stoppen. Ik ben ervan overtuigd dat deze regering heel veel werk heeft geleverd, maar ze heeft ook nog veel werk voor de boeg. Er moet worden doorgewerkt tot de laatste dag. Deze regering probeert dat ook te doen.
Ik doe even een kleine greep uit de beslissingen die de voorbije weken genomen werden. Ik denk dan aan de definitieve goedkeuring van de unieke omgevingsvergunning, volgens het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) de grootste hervorming sinds 1991 op milieuvlak. Verder was er ook de goedkeuring van de tracés van drie nieuwe tramverbindingen om de verkeersknoop in Vlaams-Brabant te verlichten. Ik denk ook aan de beslissing over de herinrichting van de Brusselse ring, aan de goedkeuring van het nieuwe Kunstendecreet en van het decreet Preventieve Gezinsondersteuning. Het gaat dan niet alleen over het Vlaamse niveau. Denken we ook aan de hervorming van de Raad Van State en aan het competitiviteitspact met de Federale Regering, een vraag die de minister-president vanuit Vlaanderen lanceerde en die op het federale niveau in uitvoering wordt gebracht.
Deze regering moet blijven voortwerken, want het werk is niet af. De komende maanden zal deze meerderheid hard blijven voortwerken en nog een aantal belangrijke decreten goedkeuren, op het gebied van Ruimtelijke Ordening met het decreet Complexe Investeringen, op het vlak van Welzijn met het decreet inzake de persoonsvolgende financiering in de gehandicaptenzorg enzovoort. Voor onze fractie is het belangrijk dat deze decreten nog voor de verkiezingen in dit parlement worden goedgekeurd en dat ook inzake Oosterweel een aantal zaken in uitvoeringsbesluiten kunnen worden verankerd. Zo kunnen we aan het begin van de volgende legislatuur starten met een propere lei. We moeten weten hoe de verkeersknoop in Antwerpen wordt ontward.
We moeten echter ook vooruit durven te kijken. De afgelopen jaren zijn wij erin geslaagd om in budgettair moeilijke tijden te blijven investeren. De komende jaren zal dat opnieuw de uitdaging zijn. Liever dan bang in onze schelp te kruipen, is het belangrijk om met fierheid en veel ‘goesting’ vooruit te kijken.
Wanneer we volgend jaar opnieuw over de begroting debatteren, zal die zo’n 10 miljard euro groter zijn dan deze waar we vandaag over stemmen. Volgens de meerjarenraming zal dit parlement in 2019 over een begroting van liefst 42 miljard euro mogen stemmen. Diezelfde meerjarenraming geeft aan dat wij in 2015 en 2016 opnieuw keuzes zullen moeten maken. Wij hebben er immers bewust voor gekozen om vanuit de deelstaten een deel van de vergrijzingskost, die voor het overgrote deel op het federale niveau drukt, mee te dragen. Dat is een bewuste keuze omdat de pensioenen en de gezondheidszorg van de Vlaming op het federale niveau zullen moeten worden gedragen. Het is ook een billijk verdeelde inspanning, want 2,9 miljard zal door entiteit II worden gedragen terwijl de totale inspanning waartegen de federale overheid aankijkt liefst 10 miljard euro bedraagt.
Diezelfde meerjarenraming geeft echter ook aan dat na de keuzes in 2015 en 2016, vanaf 2017, de beleidsruimte opnieuw zal groeien. Ik kijk met vertrouwen en zelfs met enige ‘goesting’ vooruit. Volgend begrotingsjaar zullen wij hier beleid kunnen voeren met meer middelen en hefbomen dan ooit tevoren. Het kleine maar dappere Vlaanderen wordt met de dag minder klein, maar sterker en autonomer. Ik hoop dan ook dat dat grotere, sterkere Vlaanderen morgen nog even dapper zal zijn en dat niemand van ons zal terugschrikken om onze nieuwe beleidsautonomie maximaal en met durf in te vullen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, collega’s, na de goednieuwsshow van de heer Van den Heuvel, passen misschien toch ook wel een aantal kritische reflecties over deze begroting.
De goednieuwsshow bestaat erin dat deze regering er opnieuw in slaagt een begroting in evenwicht voor te stellen en er zowaar in slaagt daar nog een aantal investeringen aan toe te voegen. Volgens CD&V een prima rapport, dus.
Collega’s, dat beeld klopt niet of op zijn minst niet helemaal. De verzamelde oppositie heeft uw regering bij de presentatie van de Septemberverklaring verweten de beslissingen die cruciaal zijn voor de toekomst van Vlaanderen, door te schuiven naar de volgende regeerperiode. Wij hebben u inderdaad verweten een doorschuifregering te zijn, een regering die moeilijk knopen kan of durft door te hakken omdat deze regering als los zand aan elkaar hangt. Ik blijf daar nog steeds bij. Het blijkt ook uit deze begroting. Want niet alleen worden beslissingen doorgeschoven, bij deze begroting worden lasten en verplichtingen doorgeschoven naar een volgende regeerperiode. Wat hier als begroting voorligt, is een begroting van een soort ‘fin de règne’, een begroting van een meerderheid die een zelfs niet-gewapende vrede hanteert. Het is een begroting van een regering die het over niets fundamenteels nog eens is. Het is een begroting van een regering die snakt naar het einde. Wie dit afdoet als platte oppositiepraat of ‘politique politicienne’, die hoeft maar even naar de commissie Financiën te komen bij de voorstelling door de minister van Begroting van de meerjarenraming en dus het effect van de zesde staatshervorming op de komende begroting.
De verslaggever, de heer Van Mechelen, heeft ernaar verwezen in zeer beleefde bewoordingen. Als verslaggever moet je neutraal zijn, mijnheer Van Mechelen, ik weet het. Laat ons zeggen dat het kletterende ruzie was tussen de meerderheidspartijen. Wij konden rustig achterover leunen en de meerderheid laten ruziën. Ik weet wel één ding: het beeld dat graag opgehangen wordt alsof de Federale Regering een bende knoeiers is en de Vlaamse Regering een voorbeeld is van daadkracht en vooral goed bestuur, klopt niet. Het klopte al lang niet, en het is bij de bespreking van de begroting in de commissie nogmaals bewezen.
Is de begroting in evenwicht, en zo ja, hoe? Is dat evenwicht bereikt? Hoe zit het – en daar weten we sinds vanochtend of gisterenavond meer over – met het concurrentiepact en de bijdrage van de Vlaamse Regering daarin? Wat zijn de gevolgen van de zesde staatshervorming? Daar wil ik het even over hebben.
Collega’s, leden van de regering, wij zullen niet ontkennen dat een begroting in evenwicht belangrijk is. Een begroting in evenwicht is noodzakelijk om de komende generaties niet te bezwaren. En ja, nominaal gesproken is de begroting in evenwicht. Maar – en die vraag komt bij elke begrotingsbespreking terug – hoe reëel is dat evenwicht?
Vorig jaar reeds zei de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) dat het evenwicht niet structureel was. Maar steeds kwam de Vlaamse Regering aanzetten met de buffers die werden aangelegd en met de onderbenutting, zijnde middelen die worden ingeschreven, maar waarvan verwacht wordt dat ze niet worden uitgegeven. En ja, wonderwel klopte de rekening zogenaamd op het einde van het jaar.
Maar collega’s, leden van de regering, deze keer hebt u wel zo ongeveer alle truken uit de kast moeten halen om het plaatje virtueel te laten kloppen. Want zeker in een verkiezingsjaar, zes maanden voor de verkiezingen, moest en zou het plaatje kloppen. Alleen klopt het niet meer.
Want hoe brengt men die begroting opnieuw nominaal in evenwicht? In de eerste plaats door opnieuw een beroep te doen op de onderbenutting voor een bedrag van bijna 600 miljoen euro. En ten tweede, daarmee gecombineerd, door alweer in eenmalige maatregelen te voorzien, zodat u de beleidsruimte niet meer voor het volgend jaar, maar wel voor de volgende regering, zwaar beperkt. En nog gecombineerd met die twee maatregelen worden, in tegenstelling tot vorig jaar, geen buffers meer aangelegd, goed voor om en bij de 200 miljoen euro.
Als men dan weet dat er een enorm verschil is tussen beleids- en betaalkredieten, namelijk 323 miljoen beleidskredieten en 177 miljoen betaalkredieten, dan is de cirkel ongeveer rond. Geen buffers meer, want die bedragen zet u om in nieuw beleid. Dat betekent – dat heeft het Rekenhof ons in de commissie Financiën toch wel heel duidelijk gemaakt – dat bij de minste economische tegenslag uw evenwicht aan diggelen ligt. En dat dus uw begroting in evenwicht meer dan virtueel en wankel is.
En intussen stapelt de Vlaamse Regering eigenlijk ook de schulden stilaan maar zeker weer op, via de pps-constructies. Het is de Vlaamse Regering zelf die de cijfers heeft bekendgemaakt. Het totale investeringsbedrag via publiek-private samenwerking is van 3,9 miljard euro in 2009 gestegen tot bijna 10 miljard euro dit jaar. Op kruissnelheid betekent dat een bezwaring van de begroting van 215 miljoen euro naar bijna 700 miljoen euro. Ook hier, collega’s, schuift men alweer de lasten door naar de volgende regeringen, in zoverre dat zelfs de voorzitter van dit parlement zich afvraagt in hoeverre op dat systeem nog rek zit. Want het is niet omdat die schulden niet meteen zichtbaar zijn in de begroting, dat ze niet zouden bestaan.
Daarnaast is er nog steeds de onzekerheid over de wijze waarop de gewesten de tekorten van de lokale besturen moeten bijpassen. Over de cijfers met betrekking tot die tekorten bestaat nog steeds geen eensgezindheid. Er is sprake van 548 miljoen euro voor 2013 en 332 miljoen euro voor 2014. Die cijfers worden dus betwist, maar vroeg of laat komen die boven. Waarin is daarvoor voorzien? Eigenlijk in niets.
Het concurrentiepact dan. De Vlaamse Regering heeft 166 miljoen euro ingeschreven, waarvan effectief in 83 miljoen euro is voorzien, te betalen in 2014. De wijze waarop de Vlaamse Regering hieraan invulling heeft gegeven, is precies het omgekeerde van wat de minister-president hier is komen vertellen tijdens zijn Septemberverklaring. Toen stelde hij: “Afgelopen woensdag hebben we onze voorstellen op tafel gelegd in het Overlegcomité. Ook de andere deelstaten hebben dat gedaan. De Federale Regering zal daar nu haar voorstellen op enten. Dat, dames en heren, is de copernicaanse omwenteling in de praktijk. Dat is de manier waarop we vooruitgang moeten boeken.” Dat is eigenlijk wel de grap van het jaar, want precies het omgekeerde is gebeurd. De voorstellen van de Federale Regering zijn immers al lang bekend, los van wat men daarover moge denken.
Tot gisteren was er enkel de vermindering van de gewestbelasting op materieel en outillage. Gisteren kwam dan inderdaad het nieuws dat de Vlaamse Regering zowaar in 125 miljoen euro heeft voorzien voor lastenverlaging ten aanzien van jonge en oudere werklozen, nadat de fractieleider van sp.a – kwestie van de eensgezindheid wat in de verf te zetten – minister Muyters gevraagd had een tandje bij te steken inzake jeugdwerkloosheid. Hoeveel van die 83 miljoen euro betaalkredieten hiervoor gereserveerd worden in 2014, weten we niet. Voorzitter, we zouden ook graag van de Vlaamse Regering willen weten hoe men dat zal doen. Is dat een voorafname op de bevoegdheden die men gaat krijgen, met name het doelgroepenbeleid in het tewerkstellingsbeleid? Dan is dat eigenlijk weinig nieuws. Misschien kan de minister-president daar in de loop van dit debat wat meer uitleg over geven. Maar een copernicaanse omwenteling is dit allerminst.
Collega’s, leden van de regering, er is nogal wat gebakkeleid over de bijdrage van Vlaanderen tot de sanering van de begroting van de nv België. 170 miljoen euro is ingeschreven, 151 miljoen euro sanering en 20 miljoen euro pendelbijdrage voor Brussel. De vraag rijst in hoeverre hierover een akkoord was binnen het Overlegcomité. Dat is volgens mij een politieke vraag. Daar was blijkbaar in de commissie grote verwarring over. Past dit nu in het Stabiliteitspact of gaat het om de uitvoering van de zesde staatshervorming? Feit is in elk geval dat die 170 miljoen euro via de Financieringswet is ingeschreven als een korting op de dotaties voor Vlaanderen, hoe dan ook. Dat staat vast, dat is een feit. Dit wordt dus gewoon eenzijdig opgelegd, aldus de kabinetschef van minister Muyters in de commissie. Ik citeer hem: “Dit gebeurt inderdaad in het kader van de staatshervorming.” Ik citeer ook de minister: “Er is geen overeenkomst met de deelstaten over de 170 miljoen euro, noch over de 2,5 miljard euro.”
Minister, dat is dan toch wel vreemd, want de notulen van het Overlegcomité van 17 juli – ik heb ze hier bij me – gewagen niet van ‘akte nemen van’, waarbij er dus geen beslissing, geen akkoord is, maar gewagen wel degelijk van een beslissing. Het staat hier. Het staat in de notulen.
Ik citeer: “Om het doel van een maximaal structureel tekort van min 1,2 procent in 2014 te halen, wat op basis van de laatste beschikbare parameters zou neerkomen op een nominaal deficit van min 2,15 procent voor heel België, gaat het comité akkoord om de volgende doelstellingen voor entiteit I en voor entiteit II in 2014 vast te leggen, wetende dat de saneringsinspanningen om deze doelstellingen te behalen structureel en conform de ESR-normen zullen zijn.”
Dan volgen de doelstellingen, en nadien ook nog de responsabiliseringsbijdrage voor de pensioenen. Dus ofwel wordt het eenzijdig opgelegd, zoals u zegt, ofwel is er een akkoord in het Overlegcomité, en dan klopt uw verklaring in de commissie niet. Indien de Vlaamse Regering hiermee heeft ingestemd, dan hebt u het bij het verkeerde eind en moet de N-VA wat dat betreft voor 2014 zwijgen over de zogenaamde federale dictaten. Ofwel heeft de Vlaamse Regering hier niet mee ingestemd, en dan ondergaat de Vlaamse Regering gewoon het recht van de sterkste en is van om het even welke copernicaanse omwenteling geen sprake. Het is het ene of het andere.
Voorzitter, het is jammer dat de minister-president nog niet aanwezig is, maar goed, we wisten dat. Hij zou misschien duidelijkheid kunnen verschaffen over de vraag of er voor de saneringsbijdrage voor 2014 al dan niet een akkoord was met de Vlaamse Regering. Volgens de notulen van het Overlegcomité van 17 juli laatstleden was dat alleszins wel zo.
Minister, bij de voorstelling van de meerjarenplanning was het hek helemaal van de dam tussen de meerderheidspartijen. Via de Financieringswet worden ook voor de komende jaren inhoudingen verricht, voor in totaal 7,8 miljard, en of dat nu binnen het Stabiliteitspact gebeurt of niet, het is in elk geval een gevolg van de zesde staatshervorming. Het is ingeschreven in het ontwerp van Financieringswet, dat morgenavond in de Kamer zal worden goedgekeurd.
Wij hebben voorspeld dat men van de staatshervorming, waarvan de Financieringswet een onderdeel is, een gigantische besparingsoperatie in het voordeel van de federale overheid zou maken. Ik verwijs naar de discussies die in de loop van de voorbije twee jaar zijn gevoerd over de wegen die men heeft bewandeld om die sanering inderdaad door te schuiven naar de deelstaten. Eerst heeft men de mogelijkheid geopperd dat bij de overdracht van de bevoegdheden de ermee overeenstemmende middelen niet voor 100 procent mee zouden worden overdragen, maar slechts voor 80 procent. Dat heeft men verlaten, behalve wat het arbeidsmarkt- en tewerkstellingsbeleid betreft. In die Financieringswet staat echter hoe dan ook een pad voor de komende jaren dat leidt tot het inhouden door de federale overheid van dotaties voor de deelstaten.
Collega’s, mijnheer Van den Heuvel, we zijn inderdaad aan het einde van de legislatuur. Het is de laatste begroting. Deze ploeg is begonnen met …
Mijnheer Van den Heuvel, ik zie dat u kunt multitasken: u kunt spreken met de minister en luisteren. Dat is geen probleem.
Deze ploeg is begonnen met grote ambities. Ongetwijfeld heeft ze een aantal ambities kunnen realiseren, maar veel van die grote ambities heeft ze eigenlijk stuk voor stuk moeten opbergen. Het mobiliteitsprobleem is niet opgelost: Vlaanderen staat nog altijd stil. De wachtlijsten voor kinderopvang, in de gehandicaptenzorg en in de sociale woonsector zijn er niet minder op geworden. Het is niet zo dat ter zake niets is gebeurd, maar ze zijn niet verdwenen.
Men verwijt de regering-Di Rupo wel eens dat ze de zaken voor zich uit schuift, dat ze de zaken uitstelt. Dat is een terechte kritiek, maar deze Vlaamse Regering doet het wat dat betreft niet beter. Ook zij schuift beslissingen door naar de volgende regering. Ook zij schuift budgettaire inspanningen door naar de volgende regering door een virtuele begroting in evenwicht voor te leggen aan dit parlement.
Op communautair vlak is er van een copernicaanse omwenteling geen sprake. Men ondergaat nog steeds de wet van de sterkste: die van de Federale Regering. De deelname van de N-VA aan de Vlaamse Regering heeft daaraan niets veranderd. Meer zelfs: u hebt uw grote doelstellingen – die moesten rechtvaardigen waarom u in de regering bent gestapt – moeten opbergen. De Vlaamse hospitalisatieverzekering en een begin van de uitbouw van een eigen Vlaamse sociale zekerheid zijn netjes in de vuilnisbak gekieperd, ondanks het decreet op de sociale bescherming. Dat laatste is eigenlijk de grootste politieke hold-up van de afgelopen jaren geweest. Het enige wat u hebt binnengehaald, is het volkomen overbodige Vlaams Energiebedrijf. U maakt het verschil dus niet.
Ik eindig waarmee ik begon. Men verwijt de Federale Regering dat zij geen beslissingen neemt. Deze Vlaamse Regering doet het wat dat betreft niet beter. Deze begroting verdient dan ook ons vertrouwen niet. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik ontving net de heuglijke mededeling dat collega Brusseel is bevallen van een dochtertje, Ada. (Applaus)
De blauwe familie breidt uit!
Voorzitter, leden van de regering, collega’s, het einde is in zicht. Binnen enkele maanden loopt deze legislatuur af en mag de Vlaamse kiezer uw beleid beoordelen. Dit plenaire debat geeft ons de mogelijkheid om vijf jaar Peeters II even te evalueren. Nu de begrotingsbesprekingen in de commissie zijn afgerond en de beleidsbrieven zijn besproken, zijn we in staat om een algemeen, definitief oordeel te vellen over de bijdrage van de Vlaamse Regering aan de totstandkoming van een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden.
Bij de aanvang van de regeerperiode stelde de minister-president dat de beslissingen van de Vlaamse Regering cruciaal zouden zijn voor de toekomst van iedereen die in Vlaanderen leeft, woont en werkt. Vijf jaar later oogt het resultaat bijzonder mager. Is er dan niets gerealiseerd? Natuurlijk niet. Het zou er nog maar moeten aan mankeren. Vijf jaar geleden had deze regering veel ambitie. Maar er is weinig daadkracht getoond. Iedereen weet hoe dat komt: er is veel energie gestoken in het bijeenhouden van een ploeg die er nooit een is geweest. Het verzoenen van water en vuur en het terechtwijzen van scheldpartijen over en weer, samen met het ruziemaken, heeft ervoor gezorgd dat van de grote plannen van de Vlaamse Regering weinig in huis is gekomen.
In deze beslissende tijden zijn wij vijf jaar verder. Helaas zal echte daadkracht moeten komen van de volgende Vlaamse Regering. Alle grote, fundamentele problemen zijn eenvoudigweg doorgeschoven naar de volgende legislatuur. Voorzitter, als wij nog steeds de ambitie hebben om in 2020 een topregio in Europa te zijn, dan wacht de nieuwe ploeg ontzettend grote uitdagingen. Sommigen zijn ervan overtuigd dat wat we zelf doen, wij ook veel beter doen. De praktijk in heel wat beleidsdomeinen toont toch wel iets anders.
Wij kunnen moeilijk aanvaarden dat deze Vlaamse Regering weinig heeft gepresteerd op het vlak van onderwijs. Onderwijs is een topprioriteit. Onderwijs moet het beste uit iedereen halen. Kinderen en jongeren moeten maximale kansen op een betere toekomst krijgen.
Maar wat zien we, minister Smet? Deze regering slaagt er niet in om de drie grote dossiers tot een goed einde te brengen. Er komt geen decreet over schaalvergroting, er is geen nieuw loopbaanpact en de grote hervorming van het secundair onderwijs, wat het paradepaardje van deze regering had moeten zijn, is uitgedraaid op een regelrechte farce. Dit is ronduit beschamend voor een regio die wil excelleren op diverse fronten. In een echte topregio, minister Smet, is het onderwijs uitmuntend.
In een topregio moeten bedrijven ook maximaal kunnen renderen. Time is money. Helaas, deze Vlaamse Regering is er evenmin in geslaagd de grote mobiliteitsproblemen op te lossen. Vlaanderen staat letterlijk stil, de files zijn langer dan tevoren, en dat kost Vlaanderen elk jaar meer dan een half miljard euro.
Voor de Brusselse ring en de noord-zuidverbinding in Limburg is helaas weinig vooruitgang geboekt. In het grootste en meest ingrijpende infrastructuurproject staan we zelfs minder ver dan bij het begin van deze legislatuur. Twee transportbedrijven hadden al aangekondigd uit de Antwerpse haven te vertrekken. De minister-president sprak in 2010 van maximaal twee jaar vertraging. Over enkele dagen is het 2014. Het zal nog jaren duren voor dit probleem wordt opgelost. De juiste procedures moeten uiteraard worden gevolgd, maar deze Vlaamse Regering heeft haar kop letterlijk in het zand gestoken om een aantal structurele tussenoplossingen uit te werken. De 33 quickwins zijn inderdaad nogal little, maar vooral too late.
Van de 25 missing links op de weg zijn er 2 voltooid en zijn er 5 in uitvoering. Van de 53 missing links in totaal zijn er 5 voltooid. Dat is nog geen 10 procent. Dat is onaanvaardbaar en onverenigbaar met de ambitie om een topregio te zijn. In een topregio hebben burgers en ondernemers ook rechtszekerheid, in Vlaanderen niet. Hoe valt het goed te praten dat de minister van Ruimtelijke Ordening bijna 2 jaar heeft nagelaten om een juridisch sluitende oplossing te hebben voor een probleem dat zich stelt bij een belangrijke vergunningsprocedure? Onze fractie heeft dan maar zelf de moeite gedaan om een nooddecreet voor het integratiespoor in te dienen. Minister Muyters, hoe kon u het laten gebeuren dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen zo’n grote vertraging en achterstand opliep? Dat is allemaal een topregio onwaardig.
Als we het hebben over de wachtlijsten, is Peeters II er evenmin in geslaagd die wachtlijsten voor zorgaanvragen door personen met een handicap weg te werken. Integendeel, die lijst is in deze legislatuur met 20 procent gestegen en telt nog altijd meer dan 20.000 personen. Nu moet er nog een decreet worden goedgekeurd om het roer om te gooien. De heer Van den Heuvel roept op om nog decreten goed te keuren voor het einde van deze legislatuur – dit is er zo een – zonder duidelijke budgettaire garanties, zonder garanties dat mensen niet langer in de kou staan, en met een inlevering op de verworvenheden van het persoonlijkeassistentiebudget en het persoonsgebonden budget. Een oplossing voor schrijnende situaties waarin ouders met gehandicapte kinderen soms verkeren, is nog altijd niet voor morgen. Ondertussen ontstaat bij heel wat betrokkenen de indruk dat ze nog een tijdje aan hun lot zullen worden overgelaten.
Hoeveel ouders zoeken nog steeds naar een plaats voor hun kind in de kinderopvang? Tegelijkertijd zien zelfstandige kinderopvanginitiatieven het echt niet meer zitten. Sluiting is voor velen al beslist. Anderen denken erover na. Het decreet Kinderopvang was voor veel van die kleine ondernemers de druppel die de emmer deed overlopen.
Ook het woonbeleid heeft voor het terugdringen van het aantal wachtenden schromelijk gefaald. Vlaanderen is helaas ook op dat vlak nog lang geen topregio. Met het oog op 2020 om die wachtlijsten aan te pakken, werd in de afgelopen legislatuur vooral heel veel tijd verloren.
In een topregio hebben ook zoveel mogelijk mensen een job. De Vlaamse minister van Werk heeft een belangrijke verantwoordelijkheid inzake het werkgelegenheidsbeleid. Wat zien we? Sinds 2008 is het aantal werklozen in Vlaanderen met 27,5 procent gestegen. Het volstaat om even te grasduinen in de herhaaldelijke kritieken van leden van de meerderheid om dat beleid te evalueren.
De activering van de bruggepensioneerden blijft zwaar onvoldoende. Slechts 3,5 procent stroomt naar een nieuwe job. Het blijft wachten op een actieplan betreffende het leren en werken. Er is kritiek gekomen op het uitblijven van een degelijk beleid inzake de economische migratie. De activering van werklozen volstaat niet en verloopt te traag. Gisteren heeft de heer Van Malderen nog gevraagd meer ambitie aan de dag te leggen om de jongerenwerkloosheid efficiënt aan te pakken. De coalitiepartners van de meerderheid hebben zich meermaals zorgen gemaakt om de werking van de VDAB. Het werkgelegenheidsbeleid is, vooral voor een topregio, onvoldoende daadkrachtig.
Indien Vlaanderen een Europese topregio wil zijn, moet het zich op wetenschap, op innovatie en op onderzoek en ontwikkeling (O&O) toeleggen. In de 21e eeuw zullen wij, West-Europeanen, met onze creativiteit het verschil moeten maken indien we onze welvaart op peil willen houden.
De Vlaamse Regering heeft in het begin van de legislatuur nog de ambitie getoond de Europese 3 procentnorm voor investeringen in O&O te halen. Met betrekking tot het groeipad van 2011 is nog beloofd in 2013 en in 2014 telkens in 70 miljoen euro meer voor O&O te voorzien. In 2013 is het de helft geworden. In de oorspronkelijke begroting voor 2014 werd die belofte zelfs helemaal geschrapt.
Nu blijkt dat voor de maatregelen die binnen het concurrentiepact passen, opeens 45 miljoen euro is gevonden om in onderzoek te investeren. De minister-president zal dat straks met verve verdedigen. Communicatief is dit natuurlijk een heel slimme truc. Eerst wordt de beloofde 70 miljoen euro geschrapt. Daarna wordt opnieuw 45 miljoen euro toegevoegd. Dit ballonnetje wordt echter doorprikt. Het gaat niet om een bijkomende maatregel. Slechts 60 procent van wat eerder is beloofd, wordt uitgevoerd. Vlaanderen wil een topregio zijn, maar ook op het vlak van O&O boeken we veel te weinig vooruitgang.
Zoals gewoonlijk heeft de Vlaamse Regering vlak voor het begrotingsdebat en gelijklopend met de vergadering over het concurrentiepact de eigen maatregelen aangekondigd. Op zich is dit positief. We hebben daar niets op tegen. Dit komt echter wel te laat. De heer Van Hauthem heeft daarnet al aangehaald dat het de bedoeling was het voortouw te nemen. Nu blijken we de laatste te zijn om onze maatregelen op tafel te leggen. (Opmerkingen)
Mijnheer Van den Heuvel, elke maatregel die voor de effectieve relancemaatregelen wordt aangewend, is een goede zaak. We hebben op deze tribune al verkondigd dat we onze medewerking aan het welslagen van het concurrentiepact ten volle willen verlenen. Het is echter de Vlaamse Regering die nu al maanden op regelmatige basis en met veel lawaai heeft opgeroepen om een competitiviteitspact af te sluiten. De federale maatregelen zijn ondertussen al wekenlang gekend. Nu volgt een lastenverlaging van 125 miljoen euro. (Opmerkingen)
Voorzitter, ik mag worden onderbroken.
De vorige keer mochten we de heer Tommelein niet onderbreken. Hij probeerde toen op de manier van Geert Hoste enige kritiek op de Septemberverklaring te leveren. Nu heeft hij ons zo uitgedaagd en aangekeken dat we niets anders kunnen dan hierop te reageren.
Het is, voor alle duidelijkheid, de minister-president van de Vlaamse Regering geweest die het competitiviteitspact heeft gelanceerd en die de federale overheid uitdrukkelijk heeft gemeld dat de loonkosten in ons land en in Vlaanderen te hoog liggen. Hij heeft gevraagd hier in de lijn van een positief confederalistisch gevoel samen aan te werken.
De federale overheid heeft haar deel gedaan. Nu doet ook Vlaanderen zijn deel. Dit steekt schril af tegen de andere deelstaten, die op dit vlak pijnlijk achterwege blijven en verklaren geen centjes op overschot te hebben om iets aan de loonlasten in de eigen regio’s te doen.
Volgens mij is het duidelijk dat onze minister-president dit heeft gelanceerd. Nu wordt dit onder druk van deze Vlaamse Regering uitgevoerd.
Mijnheer Van den Heuvel, onze partijen zitten samen in de Federale Regering. U weet zeer goed dat de Federale Regering voor 2013 en 2014 maatregelen heeft genomen. Ze werkt veel sneller dan deze Vlaamse Regering op dit moment. Het zal moeilijk zijn om dat te ontkennen. Het zijn uw eigen collega’s in de Federale Regering die voor meer dan 750 miljoen euro structurele lastenverlaging hebben goedgekeurd. Dat gebeurde heel lang vóór de maatregelen die de Vlaamse Regering nu aankondigt.
Uw 125 miljoen euro voor lastenverlaging is een goede zaak. We staan daarachter, we breken dat niet af. Maar dat wordt pas van kracht vanaf het laatste kwartaal van 2014, mijnheer Van den Heuvel, terwijl de federale maatregelen nu al lopen. (Opmerkingen van de heer Koen Van den Heuvel)
De minister-president heeft hier in verband met de staatshervorming een paar keer duidelijk gezegd dat we geen beslissingen konden nemen over zaken waar we nog niet bevoegd voor waren. U doet dat nu toch. U wilt het niet doen voor de woonbonus en andere zaken, maar wel hiervoor.
We hebben er niets op tegen, maar ik heb de minister-president horen verklaren dat deze regering geen beslissingen kon nemen over zaken waar ze niet bevoegd voor is. Of spreekt u dat nu tegen?
Het is normaal en zelfs een daad van goed bestuur dat deze Vlaamse Regering eerst bekijkt wat de Federale Regering gedaan heeft. Dan kan ze daar maximaal op inspelen. (Opmerkingen)
Neen, wij hebben het debat aangetrokken en laat ons daar fier op zijn, mijnheer Van Hauthem. U bent Vlaams-nationalist, wellicht al heel uw leven, maar toch slaagt u er telkens weer in om het bestuursniveau waarvan u het meeste houdt, te kleineren en achteruit te stellen. Wees daar toch eens fier op! (Applaus bij CD&V)
Vlaanderen mag fier zijn op zijn initiatieven. We mogen gerust zeggen dat we hierin de leiding genomen hebben. Het is een flauw oppositiespel om het eigen beleid altijd te kleineren. Voor alle duidelijkheid: het debat is hier aangetrokken.
Op het onkostenvlak heeft de federale overheid heel wat meer hefbomen dan Vlaanderen. Het is heel normaal dat we daarnaar kijken om daarna vanuit de deelstaat daar maximaal op in te spelen. Dat is wat nu gebeurt. Ik ben een beetje verwonderd, mijnheer Tommelein, over uw kritiek. We zetten volop in op de loonkostenverlaging, recurrent voor 125 miljoen euro vanaf het moment dat deze deelstaat daarvoor bevoegd is. Ze kiest daarbij de juiste doelgroepen: de jonge Vlaming. Met dat bedrag kan een groot deel van de sociale bijdragen worden gefinancierd. Dat is goed om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Jonge mensen hebben een beetje langer nodig om een job te vinden. Dat is tijdverlies.
We leggen een perfect parcours af. We hebben goed uit onze doppen gekeken om het Vlaamse geld maximaal te laten renderen. Dat is beslist. Het gaat volop van start eind 2014.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Tommelein, u maakt er een beetje een erwtensoepje van, willens en wetens. Er zijn twee zaken. Eerst het concurrentiepact. U kunt niet ontkennen dat die discussie is aangetrokken door de Vlaamse Regering. Twee jaar geleden al, in het voorjaar van 2012, is die vraag gesteld door deze regering. We hebben toen in de zomer een nul op het rekest gekregen. In het najaar van 2012 hebben we die vraag herhaald, opnieuw kregen we een nul op het rekest.
Er is een lichte stroomversnelling gekomen bij het bezoek van Volvo. Daar hebben we nu uiteindelijk de resultaten van. De voorstellen van de Vlaamse Regering waren eerst op het Overlegcomité, twee of drie dagen te laat, denk ik, want minister-president Peeters was in het buitenland. De maandag of dinsdag erop heeft men samengezeten, en dan heeft de Federale Regering maatregelen aangekondigd. Het is dus helemaal omgekeerd.
U haalt er dan die 750 miljoen euro bij. Dat is inderdaad het voorbije jaar voor 2013-2014 beslist. Maar dan zegt u dat de Vlaamse Regering niets zou gedaan hebben. Niets is minder waar. Het volledige beleid van de Vlaamse Regering was gestoeld op twee principes: een begroting in evenwicht en investeren in belangrijke sectoren, zoals Onderzoek en Ontwikkeling, Infrastructuur, Onderwijs enzovoort. Dat hebben we gedaan sinds 2009, zodra we het konden. De begroting was voor het eerst in evenwicht in 2011, het is nu de vierde keer.
Mijnheer Tommelein, u draait het om. U maakt er een wedstrijd van. Daardoor bent u het op flessen aan het trekken.
Mijnheer Diependaele en mijnheer Van den Heuvel, als je wilt samenwerken en samen iets wilt bereiken, moet je stoppen met dergelijk haantjesgedrag. “We gaan samen een pact maken, maar wij zijn de beste! Wij waren de eersten! Wij hebben het voorgesteld en we hebben gewacht tot de anderen een stap zetten om ook een stap te zetten!” Mijnheer Diependaele, als ik wil samenwerken en als ik in team werk en als ik mijn voetbalploeg wil laten scoren, dan wacht ik niet op de anderen, dan loop ik zelf vooruit, dan maak ik zelf het spel en dan zorg ik dat ik een voorzet geef zodat een ander kan scoren. U wilt constant zeggen: “We maken samen met de federale niveaus en met de anderen een concurrentiepact, maar wij moeten absoluut de beste zijn en wij moeten daar absoluut als de besten uitkomen want wij waren de eersten die erover nadachten dat het er moest komen!” Ik zeg u: u hebt 125 miljoen euro en u doet alsof ik daar nu tegen ben. Ik herhaal nog eens mijn woorden: u komt met 125 miljoen euro voor lastenverlagingen. “Goed zo!”, zeg ik. Goed zo! Maar wel vanaf het laatste kwartaal van 2014. Dat is een schril contrast met uw woorden, waaruit blijkt dat de maatregelen nu direct moeten ingaan. Dat is natuurlijk de vraag van de bedrijven. Dat is natuurlijk de uitdaging in uw concurrentiepositie. U moet niet beslissen wat eind 2014 kan gebeuren, u moet doen wat u vandaag moet doen. Een van de zaken die u niet hebt gedaan en die belangrijk zijn voor de ondernemers en de bedrijven, is het hele mobiliteitsprobleem aanpakken. Daarvoor was de Vlaamse Regering exclusief bevoegd. (Applaus van de heer Jean-Jacques De Gucht)
De heer Vereeck heeft het woord.
Collega’s, zodra minister-president Peeters hier arriveert, moet hij maar best een beetje tekst en uitleg geven, want mijn gewaardeerde collega Tommelein heeft natuurlijk een punt. De vraag bij die 125 miljoen euro, waarvan we nu via de media hebben vernomen dat dit bedrag zal worden ingezet, is of dit zal gebeuren door middel van lastenverlagingen. Wij kunnen dat nu al, binnen de huidige bevoegdheden, doen door middel van sociale premies. Dan kan het al onmiddellijk ingang vinden. Voor mij is het op dit moment niet duidelijk of de insteek van de Vlaamse Regering om de loonkost te verlagen – wat een goede insteek is, die ik in mijn betoog ook zal steunen – gebeurt door 125 miljoen euro op lastenverlaging, en dan pas vanaf 1 juli en dus voor de helft van het jaar. Moeten we dat dan recurrent verdubbelen? Betekent dat dan de volgende jaren 250 miljoen euro? Waarom zorgen we er niet vanaf 1 januari voor dat de loonkosten dalen, binnen de bevoegdheden die we nu al hebben, door middel van premies en niet door middel van rechtstreekse lastenverlagingen?
Minister-president Peeters wordt hier verwacht omstreeks halfelf.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer Tommelein, als Oostende het op het gebied van voetbal de laatste weken goed doet, dan ligt het echt niet aan uw voetbalkennis. Het voorbeeld dat u geeft, levert één fase op, een die het spel stillegt: buitenspel. U wilt voorop lopen voordat de bal gespeeld wordt. Het is een terechte keuze van deze regering om complementair met de Federale Regering te werken. U bent slecht geplaatst om anderen haantjesgedrag te verwijten, omdat u zelf een punt maakt van het feit wie het eerst is om iets naar voren te schuiven. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Feit is dat deze regering bij de opmaak van de begroting 166 miljoen euro naar voren heeft geschoven, en dat daar nu een invulling aan is gegeven. Dat is gebeurd op het juiste moment, zodat we er tijdens deze twee dagen over kunnen debatteren. Dat gebeurt complementair met de inspanningen op het federale niveau.
Laat ons daar blij om zijn. Laat ons daar wederzijds erkentelijk voor zijn. Dit is geen verhaal van bevoegdheidsniveaus ten aanzien van elkaar. Het is een verhaal van samenwerken, om het economische herstel zo spoedig mogelijk in gang te zetten.
Men draait de zaken compleet om. Het is nu mijn schuld dat er een discussie is over wie eerst was. Daar gaat het dus niet over. Blijkbaar hebt u niet geluisterd naar het betoog van de heer Van den Heuvel daarnet.
De volgende Vlaamse Regering krijgt veel bijkomende bevoegdheden. Het budget van Vlaanderen zal met ongeveer 10 miljard euro toenemen, mijnheer Diependaele, dankzij de zesde staatshervorming. De uitdagingen die dat met zich meebrengt, zijn dan ook zeer groot, zeker als we weten welk werk en welke knelpuntdossiers deze Vlaamse meerderheid heeft doorgeschoven naar de toekomst, en ook als we weten welke extra uitdagingen op ons afkomen.
Ik denk aan de budgetten die nodig zullen zijn voor de saneringsbijdrage, of voor het betalen van de pensioenen van de Vlaamse ambtenaren, of de 1,4 miljard euro die volgens het Rekenhof nodig zal zijn voor het Antwerpse masterplan. Ik spreek dan nog niet over de woonbonus, waar elke Vlaming van wakker ligt, of over de dreigende financiële atoombom, die vastgekoppeld is aan het huidige groenestroombeleid. De minister van Energie heeft tot op vandaag nog niets gedaan om die atoombom te ontmantelen.
Het minste wat we hadden mogen verwachten, is dat deze Vlaamse Regering de juiste financiële fundamenten voor de toekomst zou hebben gelegd, net zoals de vorige ploeg dat heeft gedaan. Het tegendeel is echter waar. De meerjarenraming heeft ons juist aangetoond hoe onverantwoord de Vlaamse minister van Begroting de afgelopen jaren met de financiën is omgesprongen. Budgettair staat Vlaanderen er niet goed voor. De Maddensdoctrine, die de N-VA maar al te graag toepast, heeft ervoor gezorgd dat er geen buffers werden aangelegd om de toekomstige saneringsinspanningen voor te bereiden. En u had dan nog uitzonderlijke meevallers. Zo is de Vlaamse Regering de enige Vlaamse werkgever in dit land die voorlopig geen pensioenbijdrage hoefde te betalen. Ook de KBC-premie is een welgekomen ‘lucky shot’.
U bent nu bij de mantra van de buffers gekomen. Ik vraag u heel duidelijk: had deze regering minder moeten investeren in de relance van de Vlaamse economie?
Mijnheer Tommelein, u bent nu echt elke geloofwaardigheid aan het verspelen. U komt zeggen dat we geen financieel gezond beleid gevoerd hebben, terwijl we hier voor het vierde jaar op rij een begroting in evenwicht bespreken. Ik begrijp dat de oppositie dat beu gehoord is, maar ik zeg het graag nog eens: we hebben voor het vierde jaar op rij een begroting in evenwicht. Elk jaar hebben jullie gezegd dat we wel zouden zien dat het niet zou kloppen, maar op het einde van het jaar was het vorderingensaldo altijd positief. En keer op keer hebben we jullie niet meer gezien bij de bespreking van die rekeningen. Alleen bij de begrotingsbesprekingen komen jullie toeteren dat het allemaal ongezond is.
Ik ben het met u eens, mijnheer Tommelein, dat er nog heel wat uitdagingen op ons afkomen, maar het is totaal fout en ongeloofwaardig om te komen beweren dat deze Vlaamse Regering niet gezorgd heeft voor een gezonde financiële basis, om die komende uitdagingen aan te pakken.
Ik ben bereid om het gebruiken van de buffers met hand en tand te verdedigen. Nu we effectief uitzicht hebben op economisch herstel, zou het onverantwoord zijn om nog middelen in de kast te laten liggen. We moeten nu alles inzetten op een economisch herstel, alles inzetten op de kansen die we krijgen door dat economisch herstel. Het zou onverantwoord zijn om nog buffers aan te houden, daar ben ik heilig van overtuigd.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Tommelein, als u vindt dat we buffers hadden moeten aanleggen, veronderstel ik dat u ook vindt dat we bijkomende besparingen hadden moeten doorvoeren, omdat we een saneringsbijdrage zullen doen voor de federale overheid. Dat betekent dat u vindt dat we op de bestaande bevoegdheden van Vlaanderen moeten besparen, terwijl de meerderheid in het federale parlement altijd zegt dat de overdracht een aantal efficiëntiewinsten zal inhouden, die maken dat je niet het volledige bedrag van wat naar Vlaanderen overgedragen wordt, nodig hebt.
Ik zou van u graag vernemen of u vindt dat er efficiëntiewinsten zijn dankzij de overdracht van de federale bevoegdheden, die maakt dat we op dat moment een aantal saneringen kunnen doen. Of draagt men over en geeft men aan Vlaanderen de keuze om de besparingen te doen?
Er worden hier vragen gesteld als wat ik zou doen of waarop ik zou besparen, maar ik ben nog niet aan het einde van mijn betoog. Er zijn wel zaken waarop wij als Open Vld-fractie zouden hebben bespaard of uitgaven die we niet zouden hebben gedaan. Ik zie de heer Van Rompuy lachen, hij weet al waarover ik het onder andere ga hebben. U weet zeer goed hoeveel extra’s aan dotatie u de voorbije jaren vanuit de federale overheid hebt gekregen. Als u zegt dat wij niet de juiste keuzes hebben gemaakt, zeg dan eens welke keuzes u zou hebben gemaakt, misschien kunnen we erover spreken in de volgende legislatuur. Ik laat me nu niet vastpinnen op wat ik zou hebben gedaan voor zaken die u niet hebt gedaan. Daar gaat het niet om.
U hebt geen buffers aangelegd. De N-VA vindt dus niet dat er buffers voor de toekomst moeten worden aangelegd. Ik ben niet de enige die dat zegt. Er zou geen geld zijn om buffers aan te leggen, maar er is een begroting in evenwicht, klinkt het. Vriend en vijand zijn het erover eens, mijnheer Diependaele, dat het geen zware uitdaging was voor de Vlaamse Regering om een begroting in evenwicht te brengen. Het zou er nog aan hebben gemankeerd! (Opmerkingen)
Moeilijke tijden? Het is toch zeer eigenaardig dat andere niveaus het gemakkelijk hebben, maar dat de Vlaamse Regering het bijzonder moeilijk had om een begroting in evenwicht op te stellen.
U beroept zich op onafhankelijke instanties, maar u vergeet wijselijk de SERV en het Rekenhof, mijnheer Van den Heuvel. U haalt enkel aan wat andere organisaties zeggen dat goed zou zijn gedaan. Over de kritiek op de begroting hebt u zedelijk gezwegen, kritiek van onafhankelijke instanties, mijnheer Van den Heuvel, niet van de oppositie.
Minister Muyters, u weigerde steevast om de uitgaven af te stemmen op de inkomsten, louter en alleen in functie van de perceptie.
Blijkbaar is het heel gemakkelijk om een begroting in evenwicht te maken, maar alleen in Vlaanderen, niet in Brussel, niet in de Franse Gemeenschap, niet in het Waalse Gewest en niet op Belgisch niveau.
Minister Muyters, u weet even goed als ik dat uw voorganger, de heer Van Mechelen, altijd een begroting in evenwicht heeft ingediend, een begroting met overschot zelfs. Hij slaagde erin om een Toekomstfonds te spijzen, dat u gelukkig hebt kunnen gebruiken op het moment dat er moeilijkheden waren met KBC. U bent zeer slecht geplaatst om Open Vld, met een boegbeeld als minister Van Mechelen op Financiën, te verwijten dat wij een ondoordacht financieel beleid hebben gevoerd.
De heer Van Dijck heeft het woord.
U moet de minister geen woorden in de mond leggen, mijnheer Tommelein, die hij niet heeft gezegd. Minister Muyters heeft geen proces van de vorige regeringen gemaakt. Hij heeft alleen het punt gemaakt dat enkel Vlaanderen slaagt in wat u zo eenvoudig vindt.
Ik zeg u, mijnheer Van Dijck, dat wij erin zouden zijn geslaagd, door de juiste keuzes te maken, om niet enkel een begroting in evenwicht, maar ook een begroting met een overschot in te dienen. Wij zouden reserves of buffers hebben aangelegd voor de toekomst. Dat zou een keuze van ons geweest zijn, een keuze die u niet hebt gemaakt. Dat is uw goed recht, maar dan moet u achteraf niet komen zeggen tegen mij dat u die keuze niet hebt gemaakt. Ik ben het met die keuze niet eens, mijn fractie is het daar niet mee eens.
Ik wil gewoon weten waar u de middelen zou halen om die buffers aan te leggen.
Mijnheer Tommelein, om even bij de voetbaltermen te blijven: u geeft nu wel een pas voor een open goal. Als u hier aankondigt dat u overschotten zou hebben geboekt, is de meest evidente vraag: vul dat woord keuzes nu eens in. Zeg nu eens wat de keuzes van Open Vld geweest zouden zijn, becijferd alstublieft, om hier een overschot voor te leggen.
Ik sluit me aan: ik wacht ook op die keuzes, en niet voor 10 miljoen euro. U zou anders hebben geïnvesteerd, de loonlast nog sneller hebben doen dalen, meer hebben geïnvesteerd in mobiliteit en dan nog buffers hebben aangelegd. Ik verwacht concrete zaken die u niet zou hebben gedaan, voor 500 miljoen tot 1 miljard euro.
Mijnheer Van den Heuvel, u weet zeer goed hoe het in elkaar zit. Het zijn truken van de foor dat je als meerderheid, wanneer je kritiek krijgt op je begroting, aan de oppositie zegt om dan maar eens een begroting te maken. Het is niet onze taak om uw werk te doen. U hebt een aantal zaken niet gedaan die moesten worden gedaan. Het is goedkoop om ons dan te vragen wat we wel zouden hebben gedaan. Ik hoef vanuit de oppositie geen schaduwregering te zijn en geen schaduwbegroting in te dienen. Daar trap ik niet in, mijnheer Van den Heuvel, absoluut niet.
U voert virtuele oppositie. U voert momenteel virtuele oppositie. U goochelt met miljoenen, honderden miljoenen die u niet hebt.
Ik kom straks aan de kritiek van de SERV en het Rekenhof. Als u zegt dat die mensen ook virtuele kritiek geven, dan is dat genoteerd.
Ik ben het ermee eens dat het niet de taak van de oppositie is om een schaduwbegroting op te stellen. Maar als u hier komt verklaren en beweren dat u, als u er bij was geweest, een begroting in evenwicht zou hebben gehad en zelfs buffers en een overschot, dan moet u dat ook hard maken.
Ik zou alleszins geen zinloos Vlaams Energiebedrijf hebben opgestart.
We hebben nog niets gehoord: niets over de buffers, niets over het beleid, de wachtlijsten, de milieubijdrage. Ik wil wel eens horen waar u het zou halen. We hebben vorig jaar de rekening gemaakt – toen was de heer van Rouveroij nog fractieleider – en we zaten toen op een kleine vier miljard euro waarvan Open Vld beweerde dat ze die zomaar uit de mouw zou kunnen toveren. Ik wil wel eens horen waar die vandaan komt. Zeg het nu eens.
In functie van politieke strategie en uit electorale overweging op basis van een kortetermijnredenering. Alleen hebt u volledig over het hoofd gezien dat de Vlaming er niet beter van wordt. Uw partij heeft steeds de mond vol van besparen, maar uzelf hebt nooit de moed gehad om een kerntakendebat uit te voeren over welke uitgaven strikt noodzakelijk zijn. Daar begint het al. U hebt nooit, nooit, een debat gevoerd over welke uitgaven strikt noodzakelijk zijn. Het is verbazend dat CD&V en sp.a zo’n wanbeleid hebben toegelaten. Wanneer u uiteindelijk en veel te laat beseft dat uw verrottingsstrategie de volgende Vlaamse Regering met een enorme last opzadelt, bent u – in de gekende stijl – beginnen te schieten op anderen. Dat is wat nu ook weer wordt gedaan: u begint te schieten op anderen, het is altijd de schuld van de anderen, en op die manier verdoezelt u de feiten. Dat u het dan ook nog eens aandurfde om de zaken erger voor te stellen dan ze in feite zijn, ging voor uw coalitiepartners – ik ben getuige geweest van de discussie, mijnheer Van den Heuvel – ook te ver. Minister, u hebt er echt een potje van gemaakt en u hebt zich gedragen als een onverantwoorde cowboy op een beleidsdomein dat cruciaal is. De prijs die de Vlamingen voor dit wanbeleid zullen moeten betalen, zal gigantisch zijn.
Mijn fractie waarschuwt al jaren voor dit scenario, maar onze kritiek wordt weggewimpeld, zoals ook nu weer. Gelukkig zijn we niet de enigen die roepen in de woestijn, want onafhankelijke instanties, zoals het Rekenhof en de SERV, uiten fundamentele kritiek op uw begroting. Zo wijst het Rekenhof er terecht op, mijnheer Van Malderen, dat het evenwicht dat u bereikt, in wezen virtueel is – dat is het woord van het Rekenhof – en louter gebaseerd is op begrotingstruken zoals het inschrijven van een grote onderbenutting of het opsouperen van alle buffers. Dan spreek ik nog niets over de verkooptruc van de gronden aan de Aquafin. De zogenaamde besparingen die u inschrijft, volstaan niet om het verschil tussen de toename van de uitgaven en de toename van de inkomsten, die veel lager ligt, te dekken.
We zouden het nog kunnen vergeven dat u de schijn van een evenwicht probeert te wekken, mochten deze trucjes geen grote risico’s met zich meebrengen. Denken we maar aan conjuncturele risico’s, betaalincidenties of een veel minder grote onderbenutting van de uitgaven dan die waar u rekening mee houdt. De onderbenutting van de uitgaven voor bijna 600 miljoen euro is niet eens gebaseerd op een grondige berekening; het is louter het resultaat van copy-paste uit de begrotingsaanpassing van dit jaar. Dat wordt ook bevestigd door het Rekenhof. Als risicofactor kan dat tellen. Ook houdt u geen enkele rekening met compensaties die de Vlaamse overheid misschien moet betalen om de tekorten van de lokale besturen op te vangen. Het zou getuigen van goed bestuur mocht u hiervoor een provisie hebben aangelegd. Het zou in feite nog beter geweest zijn, mocht deze regering zich hebben ingespannen om de schulden van de lokale besturen mee te helpen afbouwen, zoals de vorige Vlaamse Regering heeft gedaan. Maar we hebben ondertussen al een tijdje door dat een financieel gezond lokaal beleid absoluut geen prioriteit is.
Ik zou het graag nog even hebben over de onderbenutting. Ik meen dat de heer Tommelein sliep toen ik in de commissievergadering heel duidelijk heb uitgelegd op welke technische manier, dezelfde als de vorige jaren, we bij de begrotingsaanpassing en monitoring hebben berekend welk percentage voor betaalkredieten we voor 2013 hebben, en dat we dat percentage, na uitzuivering van eenmalige zaken en dergelijke, hebben toegepast op de betaalkredieten van 2014 en dat we zo tot een onderbenutting komen die gelijk is, op 1 à 2 miljoen euro na, aan het bedrag van vorig jaar.
Mijnheer Tommelein, ik heb dit toen heel duidelijk naar voren gebracht, maar misschien was de technische uitleg te ingewikkeld voor u.
Ik wil het heel kort hebben over de lokale besturen. Ik schrok toch even van de woorden van de heer Tommelein over hoe de lokale besturen een hulplijn moeten krijgen vanuit Vlaanderen. Voor alle duidelijkheid: als er één post is waarop deze regering de voorbije vijf jaar niet heeft bespaard, maar heel strak woord heeft gehouden en er in deze budgettair moeilijke context toch een prioriteit van heeft gemaakt, dan is dat het groeiritme van het Gemeentefonds met 3,5 procent. Heel duidelijk boven de inflatie, boven de reële groei, is het Gemeentefonds de voorbije vijf jaar sneller gestegen in vergelijking met welke andere uitgave ook.
Sinds vorig jaar is daar ook nog het Plattelandsfonds bij gekomen voor de gemeenten op het platteland. Het gaat om 8 miljoen euro extra voor de lokale besturen.
Mijnheer Tommelein, u hebt de mond vol van responsabilisering. Terecht, want elk bestuur moet er nu voor zorgen dat het overheidsbeslag niet langer stijgt en als het kan de volgende jaren wordt afgebouwd van 54 naar minder dan 50 procent. U weet heel goed dat dit niet alleen een uitdaging is voor de federale overheid en op dat punt volg ik u voor 100 procent. Het is een uitdaging voor deze overheid, maar ook voor de overheden van de gemeenten en de steden. Het zou heel fair en correct zijn als, zoals u zegt, elke overheid haar opdracht vervult: de responsabilisering van het lokaal bestuur. Ik ken heel wat burgemeesters en die zijn zeker en vast in staat om, even goed als wij hier of op het federale niveau, de rekeningen en hun begrotingen op orde te maken en te houden de volgende jaren. Ik geloof in de sterkte van de Vlaamse lokale besturen en ik vind het erg dat u, als lokaal bestuurder in Oostende, dat niet doet.
We moeten ervoor opletten dat we geen twee debatten door elkaar halen, dit was het lokale debat.
Minister van Begroting, ik heb nog een kleine vraag. U hebt inderdaad uitvoerig en ook technisch toegelicht waarom we op dat getal van de onderbenutting zijn uitgekomen. Ik was niet van plan om daar in mijn betoog nog veel op terug te komen, maar het is natuurlijk wel zo dat het verschil tussen dit en vorig jaar en de vorige jaren is dat we in het verleden buffers hadden die voor een stukje de onderbenutting verklaarden. Dat is nu niet meer het geval.
Ze zijn opgenomen in de berekening. We hebben in de berekening rekening gehouden met eenmalige zaken zoals buffers. De voorbije jaren is op het einde van het jaar steeds gebleken dat de onderbenutting nog groter was dan die volgens de berekening.
Ook in historisch perspectief is dit helemaal niet uitzonderlijk. Zeker als we de absolute cijfers bekijken, maar ook als de percentages bekijken van de voorbije acht à negen jaar, zien we dat we grosso modo dezelfde grootteorde hebben.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Mijnheer Tommelein, als u dan toch over cijfers begint, wil ik opmerken dat een bespreking in de commissie tot iets dient. Onder meer voor de onderbenuttingspercentages ziet u, op bladzijde 45 van het verslag, dat, zoals de minister zegt, ze in 2006 2,96 procent bedroegen, in 2007 4,74 procent, in 2009 1,96 procent, in 2012 2,06 procent en voor 2013, rekening houdend met het wegvallen van de buffer van 150 miljoen euro, 2,12 procent. Dat is een volledig normaal cijfer als we de voorbije acht jaar bekijken.
We kunnen dezelfde discussie voeren over de impliciete schuld. Ook daarvoor heeft de minister cijfers gegeven. Tussen 2004 en 2009 is de impliciete schuld toegenomen met 2,1 miljard euro, een stijging van 35 naar 39 procent, en tussen 2009 en 2014 maar met 0,5 miljard euro.
De impliciete schuld is dus tijdens de vorige legislatuur met 2 miljard euro gestegen en nu met een half miljard euro. Daar zijn allerhande verklaringen voor. Wat mij echter opvalt, is dat de oppositie, na de commissievergadering waarin ikzelf, vanuit de meerderheid de cijfers heb gevraagd, naar de plenaire vergadering komt en helemaal geen rekening houdt met de cijfers die zijn gegeven. De onderbenuttingspercentages liggen historisch gezien op hetzelfde niveau. Hetzelfde geldt voor de impliciete schuld. De stijging daarvan is veel kleiner dan tijdens de vorige legislatuur. Ik heb het gevoel dat die cijfers in deze plenaire vergadering worden genegeerd.
Bij de discussie over de onderbenutting moet het basisprincipe in het oog worden gehouden. Men kan twee dingen doen. Men maakt een begroting en men voorziet in kredieten. Men kan op voorhand zeggen dat men x aantal miljoen euro – in dit geval gaat het over bijna 600 miljoen euro – niet zal uitgeven. Het is inderdaad juist dat men nooit 100 procent van de begroting kan uitgeven, noch in de gemeenten, noch in Vlaanderen. Maar wanneer men die niet uitgeeft, creëert men een begrotingsmarge in de opstart naar het volgende begrotingjaar waardoor men het beleid kan intensifiëren. Al jaren zeggen wij net als de SERV en het Rekenhof dat men precies daar de marge kan creëren om de nieuwe bevoegdheden en de federale saneringsinspanningen op te vangen.
De discussie over dit onderwerp komt normaal gezien na de kerstvakantie op gang. We stellen vast dat deze Vlaamse Regering meer dan ooit stelt een investeringsregering te zijn. Ik stel echter vast dat bijvoorbeeld op het departement Openbare Werken, heel wat betaalkredieten niet worden aangewend omdat de projecten niet worden uitgevoerd. Dat gaat niet alleen over investeringen in het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven (FFEU) maar ook over reguliere investeringen. Wanneer men het beleid dat men voorstelt aan het parlement niet uitvoert, dan geeft men dat geld niet uit, maar dat is dan eerder omdat men niet in staat is het correct te investeren.
Ik ben verbaasd over sommige reacties. Men geeft de indruk alsof wij geld van het ene naar het andere jaar kunnen overhevelen. Ik heb ook in de commissie proberen uit te leggen dat, wanneer er een buffer is het ene jaar, die niet als inkomsten kan worden gebruikt in het volgende jaar. Elke uitgave die gebeurt, wordt ESR-matig aangerekend. Het Toekomstfonds waar de heer Van Mechelen naar verwijst, is ingezet voor Dexia, maar dat is ESR-matig gebeurd buiten de begroting. Dat heb ik ook in de commissie gezegd. Dus doen alsof wij dat geld kunnen inzetten voor bijvoorbeeld bijkomende bevoegdheden, is een verkeerde voorstelling van zaken.
Minister, vergis ik me dat u in uw vorige begrotingen bedragen in een grootteorde van 200 miljoen euro per jaar bent gaan lenen die u ESR-matig niet aanrekent omdat u die uitgeeft aan zogenaamd ESR-neutrale verrichtingen? Voor hetzelfde geld had u met uw reserves via het Toekomstfonds die 200 miljoen euro kunnen investeren in dat soort instellingen, ongeacht of het dan gaat over het Vlaams Energieagentschap of andere. Dan had u geen geld moeten lenen en had u de schuld niet moeten opdrijven wat u wel hebt gedaan. Dat is het verschil in beleid.
Ik ben het daar niet mee eens. Dit had ons niet geholpen. Dit is een beleidskeuze waarbij we proberen extra te investeren in Vlaanderen. Dit had ons niet geholpen bij de overdacht van andere bevoegdheden.
Er wordt hier regelmatig gezegd dat ik slaap of niet luister. Ik stel echter vast dat sommige anderen hier niet luisteren
Ik heb hier op de tribune de Vlaamse Regering al verschillende keren gefeliciteerd met het feit dat ze het groeipad van 3,5 procent voor het Gemeentefonds heeft aangehouden. Minister Bourgeois kan dat getuigen. Ik heb iedere keer gezegd dat ik dat een goede zaak vind. Ik sta hier niet alleen om kritiek te geven. Maar blijkbaar onthouden jullie alleen de kritiek en niet de lofbetuigingen. Ik weet niet hoe dat komt. Ligt dat aan mij? (Opmerkingen)
Alsof dat nog niet genoeg is, schuift u ook voor meer dan 300 miljoen euro van de nieuwe uitgaven door naar de volgende regering. De volgende Vlaamse Regering zal dus niet alleen fundamentele knopen moeten doorhakken die deze regering niet heeft doorgehakt, ze zal daarenboven ook moeten betalen voor een aantal verplichtingen die deze regering niet wil of kan betalen. We mogen dus hopen dat de risico’s waarover ik het daarnet had zich volgend jaar niet zullen voordoen, want anders wordt de rekening die uw opvolgers zullen erven niet te overzien.
Deze begroting is structureel ongezond. Dat zijn niet alleen mijn woorden. Ook de SERV en het Rekenhof hebben dat meermaals gezegd. Het is niet om trots op te zijn. U hebt niet als een goede huisvader op de belastingcenten van de Vlamingen gelet. (Minister-president Kris Peeters neemt plaats op de regeringsbanken)
Minister-president, welkom in ons midden.
Voorzitter, heeft deze Vlaamse Regering dan werkelijk niets gedaan voor Vlaanderen? Nee, zoiets mogen we niet zeggen. De Vlamingen zijn waarschijnlijk maar al te blij dat ze sinds enkele jaren naar het derde VRT-net, OP12, kunnen kijken. En het geluk van de Vlaming kan niet op nu hij of zij weet dat er een Vlaams Energiebedrijf is. Mijnheer Diependaele, wat doet dat ding ook alweer? Ik zou het niet weten. De meeste Vlamingen zullen waarschijnlijk ook bijzonder luid hebben gejuicht toen ze hoorden dat de regering de jobkorting had afgeschaft, waardoor u 700 miljoen euro extra middelen in uw begroting hebt gekregen.
We kunnen weer discussie voeren. U kunt zeggen dat niet alle partijgenoten op dezelfde lijn stonden wat die jobkorting betreft, maar u hebt die jobkorting wel afgeschaft. U hebt die middelen in uw begroting binnengehaald om er andere dingen mee te doen. Daar komt het op neer. De Vlaming is verder absoluut tevreden over de miserie die scheidende koppels meemaken door het optrekken van de miserietaks naar 2,5 procent, meer dan een verdubbeling dus. Ook de autobestuurders in Vlaanderen liggen er waarschijnlijk niet van wakker dat u tientallen miljoenen meer uit hun zakken hebt geklopt.
Als ik alles zo overloop, stel ik in feite vast dat Peeters II een echte belastingregering is. En de N-VA heeft al die belastingverhogingen mee goedgekeurd. Of hebt u die miserietaks voor scheidende personen die hun huis verkopen niet mee goedgekeurd, mijnheer Diependaele?
Voorzitter, op 25 mei volgend jaar zijn er verkiezingen. We zijn er allen van overtuigd dat dit zeer binnenkort is. Maar in feite duurt de periode naar de verkiezingen nog vijf maanden lang. Elke maand dat de ministers van deze regering – van een ploeg kunnen we bezwaarlijk spreken – nog verder doen, staat Vlaanderen stil. Vlaanderen en de Vlamingen hebben nood aan een echte daadkrachtige regering die wél beslissingen durft te nemen, een regering die de toekomst voorbereidt en verstandig omspringt met de middelen. Deze regering heeft dat niet gedaan. We zijn niet zo naïef te denken dat ze dat de komende vijf maanden wel nog zou doen. Onze fractie zal deze begroting dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij Open Vld)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren van de regering, collega’s, we zijn ondertussen bijna 2 uur ver in een marathonzitting, traditioneel aan het einde van het jaar. Daarbij zullen 93 sprekers het woord nemen. Velen daarvan zullen citaten gebruiken, spreekwoorden lanceren en af en toe een contaminatie van die twee plegen. Ik kijk al uit naar de verschillende variaties.
Het is inderdaad het laatste jaar van deze legislatuur. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om even terug te kijken. Het betoog van de heer Tommelein heeft daar heel veel inspiratie voor gegeven. In 2009 was Vlaanderen na jaren van aangehouden inspanningen schuldenvrij gemaakt. We zijn trouwens blij dat we daaraan hebben kunnen meewerken. Via het toekomstfonds hadden we middelen opzijgezet om toekomstig beleid te kunnen voeren.
En plots moest er nog eens een bank worden gered. Nadat de Federale Regering eerst Fortis en Dexia de hand boven het hoofd had moeten houden, kwam nu de Vlaamse Regering in het vizier om KBC van de ondergang te redden. Weg Toekomstfonds, weg beleidsruimte. In ruil kregen we een tekort en werden er opnieuw schulden gemaakt. Het economisch herstel dat na de zeer diepe crisis van 2008 en 2009 volgde, werd gefnuikt door opeenvolgende schokgolven op de internationale financiële markten en de inspanningen die de verschillende overheden moesten leveren om hun overheidsfinanciën te saneren. In Vlaanderen zagen we de werkloosheid gevoelig stijgen, vooral jongeren en laaggeschoolden betaalden het gelag.
Uiteraard heeft dit ook effecten op de inkomsten waarmee deze Vlaamse Regering aan de slag moest. De Vlaamse Regering is er in deze context in geslaagd om haar financieel huishouden op orde te brengen. Het vierde jaar op rij een begroting in evenwicht neerleggen in de gitzwarte omstandigheden waarvan ik net melding heb gemaakt, is echt geen sinecure. Dat verdient respect. Voor mijn fractie is dit evenwicht een middel dat toegelaten heeft om geen bijkomende druk te leggen in tijden van ESR-consolidatie op beleidsniveaus die het ook moeilijk hebben of misschien zelfs nog moeilijker: de federale overheid met alle bevoegdheden rond sociale zekerheid, de lokale besturen met hun investeringsagenda.
De inspanningen die door velen zijn geleverd, zullen toelaten om beter gewapend de bekende uitdagingen van Vlaanderen aan te gaan: er is de vergroening, er is de vergrijzing, er is de zesde staatshervorming die opportuniteiten maar uiteraard ook uitdagingen biedt. Een evenwicht bij lage groei creëert mogelijkheden bij hoge groei. Net dat vliegwiel willen we in gang krijgen. Het feit dat we nu opnieuw lijken aan te knopen met economisch herstel is ongetwijfeld mee te verklaren door het feit dat we niet blindelings hebben bespaard op noodzakelijke uitgaven. Andere landen kozen andere opties en betalen daar nu cash voor. Wie nu aangehouden pleit voor bijkomende buffers, zoals ik al een paar keer heb gehoord, vertrapt de aanzetten tot herstel en zet een selffulfilling prophecy in negatieve zin in gang.
Collega Van den Heuvel riep op om fier te zijn en in de huidige context vind ik dat ook terecht. Toch horen we ook hier in het parlement, soms ook van mensen die ik in het parlement nog nooit gezien heb, dat deze regering niets doet. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Neen, u hebt dat niet gezegd, mijnheer Tommelein. Ik kom tot de persoon die ik viseer. Ik kan bij dezen bekennen dat ik u hier al heb gezien.
Ik kom tot mijn spreekwoord: de beste stuurlui staan aan wal. Die beste stuurlui hebben blijkbaar zo veel goesting om zelf het stuurwiel mee in handen te nemen dat blijkbaar alles goed is en dat het blijkbaar volstaat om in karikaturen te spreken die zo wit-zwart zijn dat het niet meer geloofwaardig is. Mevrouw Meuleman is blijkbaar even afwezig, maar haar voorzitter had het deze week over schaamte. Nu, ik wil daar wel in meegaan. Ik zou inderdaad beschaamd zijn in de plaats van de heer Van Besien als ik niet weet dat op het gebied van innovatie in 2011 65 miljoen euro is bijgestoken, dat in 2012 60 miljoen euro is bijgestoken, dat in 2013 de budgetten voor O&O verhoogd zijn met 32,5 miljoen euro en dat in 2014 initieel 16 miljoen euro, en na de beslissingen rond het competitiviteitspact 45 miljoen euro meer is geïnvesteerd in O&O. Daarmee doen we 30 procent budgetverhoging. Daarmee doen we beter dan alle ons omringende landen. In tegenstelling tot de landen die voor ons liggen in een Europese vergelijking, zetten we stappen voorwaarts. Als we kijken naar landen in de Scandinavische regio, zien we dat die stagneren op een hoog niveau. Als we kijken naar Oostenrijk en Duitsland, zien we dat die daarin minder hebben geïnvesteerd. Vlaanderen rijdt op dat vlak het gat dicht. Ik zou beschaamd zijn als ik dat niet zou weten als partijvoorzitter.
Ik moet natuurlijk niet spreken voor Groen, maar ik sta nogal verbaasd te kijken als u zegt dat u fier bent. Ik heb vorige week in de commissie Begroting gezien hoe fier jullie op elkaar waren. Heel Vlaanderen heeft dat kunnen meebeleven.
Ik denk ook dat u niet goed hebt geluisterd naar mijn betoog, mijnheer Van Malderen. Daarin heb ik heel duidelijk aangetoond dat in het groeipad van 2011 er middelen zouden worden vrijgemaakt voor innovatie en voor O&O.
Men stelde daarvoor 70 miljoen euro voorop, maar in 2013 was dat maar de helft, en in de oorspronkelijke begroting van 2014 werd dat zelfs helemaal geschrapt. Nu wordt er wel 45 miljoen euro aangekondigd, maar dat komt in de plaats van de 70 miljoen euro van het groeipad. Als we dat uitrekenen, dan zult u dit jaar in het kader van het zogenaamde concurrentiepact 60 procent investeren van wat werd beloofd in het groeipad van 2011. U kunt dus trots zijn omdat u investeert, maar u moet er toch helemaal niet trots op zijn dat u beloftes hebt gedaan die u naderhand niet hebt ingelost. Nu, met 60 procent van die middelen, zou er opeens een ongelooflijke zaak worden gedaan. Ik meen dat bescheidenheid toch wel gepast is ter zake.
Mijnheer Tommelein, ik ben mijn betoog begonnen met het schetsen van de context waarin deze begroting en alle voorgaande begrotingen tot stand zijn gekomen. Dat kunt u niet veronachtzamen. Ook gaan we met de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling die we nu inschrijven, naar 2,4 procent van het bruto regionaal product. We zijn ter zake het gat aan het dichtrijden, in een tempo dat nog nooit is gezien. In 2009 was dit 2 procent. In veel moeilijkere omstandigheden steken we meer dan een tandje bij: we hebben de fiets op de grote molen gekregen. We willen die inspanning voortzetten. Mag dat meer zijn? Ja, maar we hebben alleszins de belofte gehouden dat we alle middelen die we zouden kunnen vinden, aanwenden voor onderzoek en ontwikkeling. Dat doen we. We hebben absoluut woord gehouden ter zake, en ik zou u erkentelijk zijn als u dat ook zou erkennen.
Mijnheer Tommelein, voor mijn fractie en zeker voor mij persoonlijk mag het altijd meer zijn voor onderzoek en ontwikkeling. Ik had er geen enkel probleem mee om dat toe te geven. Het mag nog meer zijn dan wat we nu doen. Ik wil echter enkele zaken opmerken. Om te beginnen moet u het advies van de VRWI eens lezen. De VRWI zegt daarin heel duidelijk blij te zijn dat de Vlaamse Regering zeer duidelijk aangeeft bereid te zijn te investeren in onderzoek en ontwikkeling, en dat doorheen de legislatuur ook heeft getoond. Ook wordt gesteld dat het groeipad qua onderzoek en ontwikkeling een stuk hoger ligt dan dat voor de rest van de begroting.
Ook hebben we er in de commissie de jongste vierenhalf jaar altijd op gewezen dat men er natuurlijk ook voor moet zorgen dat die middelen goed terechtkomen, dat men effectief zinnige dingen gaat doen met dat geld. Daar wordt ook aan gewerkt. Ook ter zake is er nog een pad dat moet worden gevolgd. Dat werk is zeker niet af, maar dat zetten we voort.
Nog een punt dat u in uw achterhoofd moet houden is het volgende. Het is een beetje tricky, want op sommige domeinen van het innovatiebeleid is er zeker nog ruimte, maar op andere domeinen is er een zekere verzadiging en kan men niet zomaar meer geld geven. Ik heb het bijvoorbeeld niet over het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO), want daar zitten we nu met een slaagpercentage van 18 à 20 procent, terwijl dat eigenlijk naar een derde zouden moeten. Daar is dus zeker nog ruimte. Dat is geen enkel probleem. Op andere punten gaat dat echter veel moeilijker. Daar is de absorptiecapaciteit van het instrumentarium te klein.
Collega’s, dat kan allemaal wel zijn, en ik verwijt u niet dat u daarin investeert. Ik stel alleen vast – en dat was de rode draad van heel mijn betoog – dat bij het begin van deze legislatuur, in 2009, hier een minister-president stond die de ambitie had om 3 procent te halen. Ik stel vast dat u vandaag blij bent dat we het gat aan het dichtrijden zijn, tot 2,4 procent. Als u daar blij over bent, dan ben ik blij voor u, maar het is niet de ambitie die werd tentoongespreid bij de start van deze regering. Men is het gat aan het dichtrijden: het zal dus de volgende regering zijn, en niet meer minister Lieten, die het gat helemaal dicht zal moeten rijden. Mijnheer Diependaele, ik begrijp u. Ik denk dat we het vaak eens zouden zijn als het gaat over de vraag waaraan we meer zouden kunnen geven, en zelfs over de vraag waaraan we minder zouden moeten besteden. Ik denk niet dat er veel discussie zou zijn over een aantal terreinen. Voor onderzoek en ontwikkeling was de ambitie echter 3 procent, en ik stel vast dat dit niet is gehaald. Mijnheer Van Malderen, het is mijn taak om vast te stellen dat u de ambitie die u had, niet hebt gerealiseerd.
Mijnheer Tommelein, u verwart twee zaken. U verwijst naar het begin van de legislatuur. In het regeerakkoord staat inderdaad dat we deze legislatuur stappen zetten richting 3 procent. De vraag is of dit deze legislatuur moest worden gehaald.
Het groeipad waarnaar u verwijst, heeft als doelstelling om 3 procent tegen 2020 te halen. U spreekt uzelf dus tegen. Het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) is dus correct. De heer Diependaele had het daarover.
Ik herhaal dat wij een positieve evolutie doormaken. Alle buurlanden besparen op onderzoek en ontwikkeling, maar wij investeren extra. Wij maken dus het verschil. In 2009 dachten wij allemaal dat de crisis van veel kortere duur zou zijn dan het geval is. Des te groter is de verdienste van deze regering en van minister Lieten om het vliegwiel op gang te draaien en zo groei te genereren. Wij zijn op dat vlak op de goede weg, en moeten dat pad blijven bewandelen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, u sprak over mijn voorzitter, en dat kan ik niet zomaar laten passeren. In het betoog van de heer Diependaele hoor ik toch dat ook hij vindt dat het wat meer zou mogen zijn op het vlak van onderzoek en ontwikkeling. Ik herhaal de cijfers niet. Iedereen heeft de mensen van de VRWI over de vloer gekregen. De VRWI maakt de duidelijke opmerking dat het groeipad dat de Vlaamse Regering zelf had uitgestippeld, niet wordt gehaald. Inzake innovatie hebben wij wel degelijk een standstill gekend, en dat blijkt ook uit uw eigen cijfers. Uit de meting van de stand van zaken van het ViA-pact inzake 2020 blijkt dat het aantal octrooiaanvragen en de toekenning ervan de afgelopen jaren sterk is gedaald. Als u nu zegt dat de beste stuurlui aan wal staan, dan denk ik dat in dit geval eerder moet worden gesteld dat de schipper heeft nagelaten het schip de juiste richting uit te sturen. Dat is zeker zo op een moment van economische crisis, want dan dient zich een opportuniteit aan om in innovatie en onderzoek en ontwikkeling te investeren.
Ik kan het blijven herhalen, maar u wilt het niet horen: ook wij vinden dat elke euro extra meer dan welkom is. Zoals de heer Diependaele willen wij allemaal meer middelen voor onderzoek en ontwikkeling. We kunnen evenwel niet blind zijn voor de financiële gevolgen van de slechte economische context. Het is een internationaal probleem, en dat duurt nu al vier, vijf jaar. Vlaanderen neemt zijn verantwoordelijkheid, maar wij zullen het probleem niet kunnen oplossen. Die context drukt zwaar op de overheidsfinanciën. Ondanks die context tegen de stroom ingaan en eigen accenten leggen, vind ik een ongelooflijk grote verdienste.
Ik voel plaatsvervangende schaamte wanneer uw voorzitter het heeft over nietsdoen. Dat is de waarheid geweld aandoen. Het feit dat u hier reageerde, toont mijns inziens overigens aan dat ik een pijnpunt heb aangeraakt.
Ik kan nog meer argumenten aanhalen, mijnheer Rzoska. Ik zou beschaamd zijn om te zeggen dat er in deze legislatuur op decretaal vlak niets is gebeurd. De sector van de sociale economie is hervormd, zonder dat er grote opstanden zijn uitgebroken. In die sector werken 26.000 mensen. Die decretale verankering zorgt ervoor dat die mensen ook in de toekomst duurzaam werk kunnen krijgen en dat de maatschappelijke behoeften waaraan die sector tegemoetkomt, gelenigd blijven. Dat is niet onverdienstelijk, integendeel. Ik zou echt het schaamrood op de wangen krijgen als ik zou miskennen dat voor de capaciteit van ons onderwijs 187 miljoen euro is vrijgemaakt.
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik wil even terugkomen op het vorige punt. Inzake onderzoek, ontwikkeling en innovatie, zegt u dat crisis langer duurt dan wij hadden gedacht. Dat klopt. U zegt ook dat het er in de buurlanden nog veel slechter aan toegaat. Een uitzondering niet te na gesproken, geef ik u ook op dat punt gelijk.
Maar dat is natuurlijk niet het punt. Het punt is dat we hier met z’n allen – het is begonnen in de vorige regering en in deze legislatuur voortgezet – de optie hebben genomen om in 2020 topregio te zijn in Europa. Met andere woorden, of het nu om O&O gaat, om onderwijs, sociale economie of welzijn: achterom kijken naar wie het slechter doet dan ons is geen optie, integendeel. We moeten ons alleen spiegelen aan degenen die het minstens even goed als wij, en zo mogelijk beter. Blijkbaar komt er nu 45 miljoen euro bij voor O&O, maar voor 2014 was nagenoeg niets gepland in het groeipad. Met wat we moeten halen van de VRWI – de bedragen die we moeten uittrekken tot 2020 –, door wat nu is gebeurd of niet is gebeurd, wordt een enorm zware last gelegd op de volgende legislatuur en op degenen die een volgende regering zullen uitmaken.
Mijnheer Rzoska, u hebt gelijk, de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie heeft inderdaad zijn ronde gedaan. De opmerkingen en de cijfers zijn duidelijk.
Mevrouw Moerman, ik heb heel nadrukkelijk verwezen naar Duitsland, Oostenrijk en de Scandinavische landen. Dat zijn de landen die op de Europese schaal voor ons staan. Zij stagneren of besparen. Wij investeren bij, dat is het verschil. Dat is niet naar onder kijken, dat is naar boven kijken en we zien dat we dat gat inderdaad aan het dichtrijden zijn.
De snelheid waarmee dat gebeurt, is iets anders. Iedereen in dit parlement zou willen dat het sneller gaat. Dat is het engagement dat we zijn aangegaan. Om het even wie die intellectueel eerlijk is, kan niet ontkennen dat de economische context dit heel moeilijk maakt. Sommige cijfers die toen heel relevant leken, lijken ondertussen moeilijker haalbaar. Dat is nu eenmaal de fase waarin we zitten, dat is onze context en die is ook internationaal bepaald. Dat kunnen we niet alleen de Vlaamse Regering duiden, noch ten goede, noch ten kwade. Het is een feit waarmee we moeten omgaan, een omgeving die we moeten proberen te managen.
Ik heb er alle vertrouwen in dat dat gebeurt. Het bewijs is er. Bij het voorleggen van de begroting hebben we gezegd dat we vandaag geen grote initiële inspanning kunnen doen voor 2014, maar als er middelen zijn die we kunnen aanwenden, zullen we die proberen te zoeken, en zullen we die daaraan besteden.
Gisteren werd meegedeeld dat er een grote klemtoon ligt op lastenverlaging en dat er daarnaast een significant pakket, in de grootteorde van de voorgaande jaren, naar O&O gaat. Dat vind ik beloftes houden.
Ik ga nu verder met onderwijs. Mevrouw Meuleman, misschien moet u aan uw voorzitter zeggen dat ik het schaamrood op de wangen zou krijgen als hij zegt dat de Vlaamse Regering niets doet, als hij miskent dat er 187 miljoen euro meer wordt uitgetrokken voor capaciteit, 10.000 plaatsen in het basisonderwijs, 112 miljoen euro in het hoger onderwijs, 53 miljoen euro in kleinere kleuterklassen, dat er een cao is afgesloten zonder een dag staking, 40 miljoen euro in eindejaarstoelagen, 10,8 miljoen euro in leerlingenvervoer voor bijzonder onderwijs. Als je dit allemaal optelt, zit je aan bijna 2 miljard euro extra dat deze legislatuur in onderwijs zal investeren. Voor de heer Van Besien is dat niets, ik vind dat respectabel. Misschien moeten we eens de vergelijking maken met de performantie van Groen in de Brusselse Regering of in vorige regeringsdeelnames.
Deze regering is ook een hervormingsregering. Ik heb al verwezen naar de sociale economie. Ik wil nog verwijzen naar preventieve gezinsondersteuning. We hebben heel lang gewacht op de omgevingsvergunning, maar we zijn des te blijer dat ze er is. Het Kunstendecreet werd onlangs goedgekeurd. Het overheidsinstrumentarium is hervormd en uitgebreid.
Naast een hervormingsregering is deze regering ook een sociale hervormingsregering. Het Kinderarmoedefonds werd opgericht, budgetten woningbouw werden opgetrokken van 420 miljoen euro in 2009 naar 710 miljoen euro dit jaar. De bescherming van huurders en verhuurders is verbeterd. De toegang tot de huurpremie is verlaagd tot vier jaar. De energieconsumenten worden beter beschermd. Er waren investeringen in kinderopvang. Er zijn nooit meer personen met een handicap geholpen dan tijdens deze legislatuur.
Om met dit laatste voort te gaan, het werk is uiteraard niet af. In de sector van personen met een handicap werd duidelijk dat samen met de middelen ook het aantal mensen op de wachtlijst is gestegen. Dus is er naast een logische vraag naar meer middelen ook een duidelijke roep naar hervorming. Deze regering heeft het decreet Persoonsvolgende Financiering goedgekeurd. We kijken ernaar uit om dat debat in het parlement te voeren.
De heer Tommelein heeft de zaal even verlaten. Wie beweert dat het decreet betreffende de persoonsvolgende financiering inteert op de verworvenheden van het PAB, doet de waarheid geweld aan. Dat klopt niet.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, kunt u vandaag, tijdens deze plenaire vergadering, voor de volle 100 procent garanderen dat het PAB integraal zal worden behouden en in het nieuwe decreet zal worden opgenomen?
Het nieuwe decreet voorziet in een zorggarantie voor mensen met een handicap. Die zorg zal op maat en op vraag worden verstrekt. Dit betekent dat deze mensen, zodra ze in aanmerking komen, de keuze zullen hebben tussen een cash budget, wat op het equivalent van het PAB neerkomt, en een vouchersysteem waarmee ze aan de slag kunnen om hun zorg door instellingen op maat te laten inkleuren.
Mevrouw Van der Borght, eerlijk gezegd, snap ik die bezorgdheid niet. Die bezorgdheid is hier al verschillende malen geuit. Uw fractievoorzitter heeft net met veel aplomb hetzelfde gesteld. U formuleert het als een vraag. Ik apprecieer die vraag veel meer dan de stelling die de heer Tommelein blijkbaar voor waar aanneemt.
Mijnheer Van Malderen, die vraag hoeft u niet te verwonderen. Onlangs hebt u tijdens een debat stellig verkondigd dat u dit ontwerp van decreet niet zult goedkeuren indien dit element er niet mee in wordt opgenomen. Ik herhaal dan ook uitdrukkelijk mijn vraag. U maakt deel uit van de meerderheid. U hebt mee de onderhandelingen gevoerd. U weet wat momenteel in het ontwerp van decreet staat. Kunt u hier, tijdens deze plenaire vergadering, garanderen dat het PAB in zijn huidige vorm behouden blijft?
Ik daag mevrouw Van der Borght uit alle hierover geschreven teksten na te lezen. Er is een perspectiefplan opgesteld. Er is een conceptnota geschreven. De tekst van het ontwerp van decreet is klaar. Het betreft een kaderdecreet dat nog nadere invulling zal moeten krijgen. In elk geval is het duidelijk dat we hiermee een klip nemen en een aantal goede zaken die met het PAB zijn gerealiseerd, met name de echte sturing van de persoon met een handicap ten aanzien van de invulling van de verstrekte zorg, kunnen uitbreiden naar alle personen met een handicap.
Hoe die mensen dit willen doen, moeten ze zelf beslissen. Dit betekent dat sommigen er bewust voor kunnen kiezen niet alles zelf uit te zoeken. Ze kunnen een vouchersysteem gebruiken om zorg te krijgen op niveau dat hiermee gepaard moet gaan. Ze moeten in dat geval niet alles zelf uitzoeken. Naar mijn aanvoelen, zullen veel mensen tijdens de initiële fase zelf aan de slag willen gaan. Dat blijkt uit het experiment met het persoonsgebonden budget (PGB). Net die diensten willen we voor alle mensen met een handicap toegankelijk maken.
Ik kijk uit naar het debat in de commissie. We horen momenteel veel over de ongerustheid in de sector. Met een goed debat zouden we die ongerustheid op veel vlakken kunnen wegwerken en zouden we duidelijkheid kunnen creëren. Dit lijkt me de beste stap om de bestaande bezorgdheid weg te nemen. Sommigen laten hier uitschijnen dat al die zaken niet bestaan. Hier wordt echter volop aan gewerkt.
Een tweede werf die onze aandacht zal blijven vragen, is de arbeidsmarkt. Ik heb daarnet al naar de impact van de economische crisis op jongeren en laaggeschoolden verwezen. Aangezien dit punt zeer belangrijk is, kom ik hier telkens opnieuw op terug. We zijn ervan overtuigd dat de Vlaamse overheid een aantal instrumenten in handen heeft om op dit vlak aan de slag te gaan.
De aanpak van de 50-plussers vormt hiervan het beste bewijs. De combinatie van een activering en een ondersteuning leidt tot positieve resultaten. We zien de werkbaarheidsgraad van 50-plussers, tegen de trend in, stijgen. We zouden dit voorbeeld ook naar jongeren en laaggeschoolden willen doortrekken.
Ik wil nog even bij het competitiviteitspact stilstaan. De minister-president bevindt zich ondertussen onder ons. De timing is uitstekend. We kunnen het tijdens onze begrotingsbesprekingen hebben over de invulling van de buffer van 166 miljoen euro die past binnen wat vandaag aan het Overlegcomité is voorgelegd.
We besteden 125 miljoen euro aan lastenverlaging. We hebben het er al uitgebreid over gehad: er gaan bijkomende middelen naar O & O. Dat is een antwoord op onze vragen. We hebben nadrukkelijk en bijna week na week aandacht gevraagd voor onze jongeren en laaggeschoolden en investeringen voor O & O. De Vlaamse Regering heeft onze vraag nadrukkelijk beantwoord.
Wij vinden ons perfect terug in deze aanpak, die is complementair aan het federale beleid. Hefbomen zijn het sterkst als men ze verlengt. Dan bereiken we met de schaarse middelen het hoogste effect. We kunnen ons perfect terugvinden in het overleg met de sociale partners.
We moeten uiteraard aandacht hebben voor de werkzoekende jongeren en laaggeschoolden. Hen zo snel mogelijk aan de slag helpen, bespaart ons later curatieve kosten. Het staat vast dat iedereen die langer dan één jaar werkloos is, het nadien nog veel moeilijker heeft om op de arbeidsmarkt te geraken. Een aantal cijfers gaan niet de goede richting uit. Alweer: ook daar is de context belangrijk. De uitstroom naar de arbeidsmarkt van jongeren onder de 25 daalt na twaalf maanden. We gaan van 61 naar 57.
We willen dat dat nu wordt voorbereid. De lastenverlaging zelf is gepland voor het derde kwartaal van 2014. Dat komt er sneller aan dan we denken. We roepen de minister dan ook op – zeker gezien het sociaal overleg dat nodig zal zijn – om daar zo snel mogelijk werk van te maken.
De heer Tommelein heeft ons al een tijdje verlaten met de nogal stereotiepe en lauwe kritiek die de vorige twee oppositieleiders uitten. Ik had de indruk dat u het zelf niet echt geloofde. Ik kan dan ook met tevredenheid – maar een tevredenheid die ambitie inhoudt – terugkijken. Ik noteer onze goedkeuring voor het werk dat is gedaan. Ons engagement om verder samen te werken en uitvoering te geven aan dat beleid, blijft bestaan.
De verkiezingen komen eraan op 25 mei. De heer Tommelein zei: “Ik ben er nog niet. Ik ben er nog niet.” Dat geldt voor ons allemaal. Ik roep ieder van u op om elke dag te gebruiken om Vlaanderen sterker en warmer te maken. Dan kunnen we met meer vertrouwen naar 25 mei toeleven. Dat is het mandaat dat we in 2009 van de kiezer gekregen hebben. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, ik ben blij dat u speciaal voor mijn betoog terugkomt uit het Koffiehuis, mijnheer Tommelein. Welkom.
Vandaag en morgen bespreken we de laatste begroting van deze meerderheid. Over enkele maanden zal de kiezer zich kunnen uitspreken over het gevoerde beleid. Het beleid van de voorbije vierenhalf jaar laat zich van begin tot eind tekenen door de economische crisis die nog steeds een schaduw van onzekerheid werpt over de moeizame heropleving waarvan we pas de laatste weken en maanden de eerste voorzichtige tekenen zien. Ik denk dat ik kan zeggen dat bij het begin van deze regeerperiode maar weinig mensen hadden dachten dat we deze crisis zo lang zouden meesleuren. Bij de aanvang van de legislatuur was er nog het vooruitzicht op economische heropleving voor de laatste drie jaar. Dat had ons toegelaten om meer in te zetten op enkele noden die nog steeds aanwezig zijn in onze samenleving.
Naast het feit dat de crisis langer aansleept dan voorspeld, heeft hij ook veel dieper ingehakt in onze economische welvaart. Niet enkel de financiële sector werd met zijn neus op de feiten – en vooral op het eigen wanbeheer – geduwd, ook de economie werd jaren achteruit geduwd. Het zal nog enkele jaren duren alvorens we opnieuw kunnen aanknopen met de groeimarges van voor de crisis. Voor sommige Europese landen zal dit zelfs decennia duren. Dit had tot gevolg dat ook de laatste schakel in de crisis, onze sociale welvaart, het zwaar te verduren kreeg.
Terwijl onze ondernemingen bij het begin van de crisis – meestal dankzij in het verleden aangehouden reserves – de rug nog recht konden houden, is dat geleidelijk aan afgenomen. Stijgende werkloosheid en armoede verplichten ons dan ook om te blijven inzetten op economisch herstel.
Het is altijd de primordiale bedoeling geweest van deze meerderheid om Vlaanderen zonder al te veel kleerscheuren door deze crisis te loodsen en klaar te maken voor die heropleving. Op korte termijn werd werk gemaakt van maatregelen die de crisis draaglijk moesten houden. Maar tegelijkertijd werd ook ingezet op de lange termijn. Ik noem maar de uitbouw van het Nieuw Industrieel Beleid, het hervormen van onze arbeidsmarkt met een grotere nadruk op competenties, het inzetten op onderzoek en ontwikkeling, waarvan we per definitie pas de resultaten op langere termijn zullen voelen, en uiteraard een gezond financieel beleid. Ook de omgevingsvergunning komt eraan. Twee basisprincipes waren daarbij de leidraad: een begroting in evenwicht en de juiste investeringen om onze economie ademruimte te geven. Niet toevallig zijn dat ook de twee belangrijkste aanbevelingen van de Europese Commissie in het kader van het Europees semester, dat de laatste jaren werd opgestart en dat de begrotingen van alle lidstaten van de Europese Unie in de toekomst nauwer in de gaten moet houden.
Eerst en vooral werd de afspraak gehonoreerd dat we zouden gaan voor een begroting in evenwicht. Dat was zeker niet altijd gemakkelijk. Maar ondertussen is het toch alweer de vierde keer op rij dat we hierin slagen. En dat met een absoluut minimum aan belastingverhogingen. Bij elke begrotingsbespreking van de laatste jaren kregen we keer op keer te horen dat het ging om een virtuele begroting. “We zouden nog wel zien dat het allemaal niet zou blijven duren.” Maar het werd daarnet al in het debat gezegd: wanneer dan de rekeningen werden besproken in de commissie, was de oppositie meestal zelfs niet aanwezig. In 2011 was er een vorderingensaldo van 88,8 miljoen euro – ondanks de Gemeentelijke Holding waardoor we een verlies moesten slikken van 265 miljoen euro –, in 2012 ging het zelfs om 237 miljoen euro. We hebben er alle vertrouwen in dat er ook in 2013 een evenwicht zal zijn.
Om dit doel te bereiken werd verstandig bespaard. De afbouw van het tbs-systeem, het beperken van de werkingsmiddelen en vooral de daling van het aantal ambtenaren met 6,5 procent springen daarbij het meest in het oog. Ik denk dat hier een woord van waardering thuishoort voor de leidinggevende en andere ambtenaren in de administratie, voor hun heel constructieve en plichtsbewuste opstelling die deze inspanningen heeft mogelijk gemaakt. Tenslotte zijn zij diegenen die het op het terrein hebben moeten implementeren.
Nu de mantra van de ‘virtuele begroting’ met cijfers werd tegengesproken, is de focus van de oppositie de laatste maanden verlegd naar de buffers. Ik kom daar straks op terug.
Het tweede basisprincipe dat als een leidraad loopt doorheen de begrotingen van deze meerderheid, is het investeren in de heropleving van onze economie. De leden van onze commissie weten dat onze commissievoorzitter al eens uit zijn rol durft te vallen, maar hij had gelijk om een overzicht te vragen van de evoluties binnen de verschillende beleidsdomeinen doorheen de voorbije legislatuur. Mijnheer Van Rompuy, dit is een captatio benevolentiae.
Deze regering heeft wel degelijk ingezet op de domeinen die moeten worden versterkt om een economische heropleving mogelijk te maken. Uit het overzicht blijkt dat er is ingezet op onderzoek en ontwikkeling, op onderwijs, op infrastructuur, op welzijn en op nog enkele andere belangrijke domeinen.
Wat betreft onderzoek en ontwikkeling bevestigde een advies van de VRWI enkele maanden geleden dat uit de begrotingen duidelijk blijkt dat de regering wel degelijk het uitgestippelde groeipad voor ogen houdt en daarnaar blijft streven.
Ik kom tot de begroting voor 2014. Ook voor het komende jaar – een verkiezingsjaar – wordt de vinger op de knip gehouden. De economische parameters zijn een stuk beter dan de voorbije jaren. Het Planbureau stelt een groei van 1,1 procent in het vooruitzicht, met een inflatie van 1,3 procent. Wat de jobcreatie betreft, wordt voorspeld dat we nog moeten wachten tot de tweede helft van volgend jaar voor het opnieuw aantrekken van de arbeidsmarkt. Er is ongeveer 1 procent groei nodig om de jobcreatie opnieuw te doen aantrekken. Het is dus bang afwachten. Ook voor 2014 heeft de Federale Regering ons een saneringsbijdrage opgelegd: 150 miljoen euro uit de Bijzondere Financieringswet, en 20 tot 21 miljoen euro voor de pendelaars.
Opnieuw werd ervoor gekozen om het ambtenarenapparaat af te slanken met een extra half procent.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, u zegt dat die 170 miljoen euro saneringsbijdrage ons is opgedrongen. Voor mij blijft de politieke vraag: is dat zo? De minister-president was tijdens mijn betoog nog niet aanwezig, maar intussen wel. Dus ofwel is het u opgedrongen, minister-president, en dan staat u erbij en kijkt u ernaar. Ofwel is het u niet opgedrongen en was er wel degelijk een akkoord binnen het Overlegcomité.
Ik heb daarnet al geciteerd uit de notulen van het Overlegcomité van 7 juli, waarin gesteld wordt dat het comité akkoord gaat om een aantal doelstellingen te bereiken. Het gaat dan onder meer, maar niet alleen, over de sanering voor 2014. Het zit natuurlijk in de Financieringswet, dat weten we ook. Men keurt dat op federaal niveau goed, en daar kunnen we niets aan doen. Alleen is de politieke vraag: is de Vlaamse Regering daarmee akkoord gegaan, of heeft ze dat ondergaan? Want anders zijn de notificaties van het Overlegcomité niet correct.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Wat de 250 miljoen euro plus de pendelcorrectie betreft, kan ik heel duidelijk zeggen dat er vanuit de Vlaamse Regering geen toezegging is gebeurd op het Overlegcomité. Wij hebben wel gesproken over het te bereiken nulsaldo, zijnde een begroting in evenwicht. Ook over de responsabiliseringsbijdrage van de pensioenen en de lokale overheden is gesproken, maar over de 250 miljoen euro plus de pendelcorrectie, die inderdaad in de Bijzondere Financieringswet zit, is op het Overlegcomité geen toezegging gedaan.
U zegt dat wij het dan ondergaan hebben. Men heeft op federaal niveau een aantal dingen beslist die men ook kan beslissen. Dat is er daar een van.
Minister-president, ik dank u voor de toelichting, maar u ondergaat het dus inderdaad. Ook voor de bijkomende jaren is alles gebetonneerd in die financieringswet: de saneringsbijdragen in 2015, 2016 en zo verder, en dat blijkbaar allemaal zonder uw toestemming. Maar u laat het toch maar gebeuren. Dat is volgens mij het omgekeerde van wat een copernicaanse omwenteling zou moeten zijn, namelijk dat het zwaartepunt bij de deelstaten ligt en dat die de leiding nemen van een en ander. Het omgekeerde blijkt vandaag opnieuw.
Ik heb begrepen dat u de copernicaanse omwenteling al een paar keer genoemd hebt, waarvoor dank. Na de zesde staatshervorming zal ons budget groter zijn dan dat van de federale overheid, met uitzondering van de sociale zekerheid. Alle bevoegdheden die enige relevantie hebben voor de mensen, zullen op Vlaams niveau zitten.
Ik ben ervan overtuigd dat de copernicaanse omwenteling is ingezet en onverkort doorgaat. Voor sommige dingen moet u wat meer geduld hebben dan voor andere, maar dat is een element van de politiek. Ik ben ervan overtuigd dat de copernicaanse omwenteling is ingezet en onomkeerbaar is, collega Van Hauthem.
Men kan blijven omwentelen en op het eind op hetzelfde punt terugkomen.
Maar goed, u verdedigt nu de zesde staatshervorming. Mijn vraag was of het u opgelegd is of niet. Het antwoord is dus: ja, het is u opgelegd. En u krijgt dat met geen tweederdemeerderheid op federaal niveau meer teruggeschroefd. U zou nu dus politiek moeten ageren.
Opnieuw werd ervoor gekozen om het ambtenarenapparaat af te slanken met een extra half procent. De overheidsdiensten leveren 60 miljoen euro in, het Provinciefonds en zelfs het parlement zelf zullen het met minder moeten doen. Maar er zijn ook enkele bescheiden bijkomende beleidsimpulsen, zoals 6 miljoen euro voor de taalcursussen, 4,5 miljoen euro voor de VDAB, 11 miljoen euro opvang voor de gehandicapten – er is allemaal al naar verwezen.
Om ook in een verkiezingsjaar de uitgaven strikt in de hand te houden, werd gekozen voor een blokkering van de beleidskredieten op zeven twaalfde tot eind juli 2014.
Er zijn nog twee zaken waarbij ik wil stilstaan. Eerst en vooral is er de vraag van de oppositie om meer buffers aan te leggen en tegelijkertijd meer uit te geven aan de noden die inderdaad nog aanwezig zijn in Vlaanderen, bij uitstek de wachtlijsten. Niemand spreekt dat tegen. En ik kan beide vragen heel goed begrijpen. Absoluut zelfs. Het is altijd verstandig om een potje aan de kant te zetten voor toekomstige uitdagingen. Ook zou iedereen binnen de meerderheid niets liever doen dan elke wachtlijst wegwerken en elke nood in onze samenleving beantwoorden. Maar de combinatie van beide kreten mist elke zin voor realiteit.
Het is de overtuiging van onze fractie dat het onverantwoord zou zijn om op een moment dat er – weliswaar zeer voorzichtige – tekenen zijn van economisch herstel, geld aan de kant te leggen. Dat geld is nu broodnodig voor de relance van onze economie. We moeten nu elke kans grijpen die kan bijdragen aan het verder aantrekken van de economie.
Zo kom ik bij het concurrentiepact, dat pas deze morgen werd gefinaliseerd. Onze fractie heeft de oproep van de minister-president ten volle gesteund. Al lang voor de trip naar Zweden waren wij vragende partij voor maatregelen om de economie opnieuw aan te trekken en vooral om eindelijk de loonkost te doen dalen. Wij zijn dan ook zeer blij dat we deze morgen de maatregelen van de Vlaamse overheid te horen hebben gekregen. Er gaat 125 miljoen euro naar loonlastvermindering en 45 miljoen euro naar onderzoek en ontwikkeling. Ik neem aan dat er nog zaken zijn die later kunnen worden toegelicht.
Ik moet eerlijk bekennen dat we betreuren, maar ik ben er zeker van dat ik niet de enige ben, dat het zo lang heeft geduurd. De eerste oproep van de Vlaamse Regering dateert al van een tijd geleden. Zelfs de noodkreet van het management van Volvo was maar een beperkte aanzet tot een stroomversnelling in dit dossier, hoewel de verliezen in de automobielsector tijdens de voorbije legislatuur het meest duidelijk hebben gemaakt wat de uitdagingen zijn waar onze economie voor staat.
Het is dan ook een goeie zaak dat Vlaanderen niet heeft gewacht om al enkele maatregelen door te voeren. Zo werd vorige week in de commissie, mijnheer Tommelein, op een zeer constructieve manier het decreet goedgekeurd dat de onroerende voorheffing op materieel en outillage verlaagd voor ondernemingen die investeren in nieuwe uitrusting. Met dit decreet worden beperkte middelen ingezet om een zo groot mogelijk effect te krijgen door een korting toe te kennen op vroegere investeringen als men nu nieuwe investeringen doet. Verder werd ondertussen ook het principe voor de compensatie voor carbon leakage goedgekeurd door Europa.
Het laatste deel van mijn betoog gaat over de meerjarenbegroting. De meerjarenbegroting, die elk jaar wordt ingediend, geeft een puur rekenkundig overzicht van de beleidsruimte voor de komende jaren op basis van het bestaande beleid. Tot nog toe werd in deze meerjarenbegroting een positief plaatje geschetst voor de komende jaren. Volgens voorgaande meerjarenbegrotingen zou er dus de komende jaren heel wat beleidsruimte vrijkomen voor nieuwe initiatieven. Maar dit jaar kregen we een heel ander plaatje te zien. We kregen er deze keer ook de impact van de zesde staatshervorming bovenop.
Daarbij kan nog worden opgemerkt dat de berekening is gesteund op een elasticiteit van 1,6. Dat kan mogelijk een serieuze overschatting blijken te zijn. Dat zullen we zien. De geschiedenis wordt geschreven in de toekomst. We weten dat de elasticiteit van de voorbije tien jaar ergens tussen de 1,1 en 1,2 ligt. De KU Leuven gaat uit van 1,2 en de Universiteit van Namen en de ULB gaan uit van 1. Op basis daarvan zijn krantenartikels verschenen in Le Soir waarin werd gesteld dat Vlaanderen de factuur betaalt voor deze staatshervorming.
De uitdagingen voor de volgende meerderheid zullen er in elk geval niet minder om zijn. Niet omdat deze regering de lasten heeft doorgeschoven, want dat hebben we met een begroting in evenwicht uitdrukkelijk niet gedaan. Maar het zal wel de zesde staatshervorming zijn die de ruimte die we voor de komende jaren hadden gecreëerd, opeet. Het zal aan de volgende Vlaamse Regering zijn om dit aan te pakken. Wat ons betreft, houden we daarbij best vast aan de primordiale doelstellingen die deze Vlaamse Regering zich had gesteld, en dat is een begroting in evenwicht om latere generaties niet met de lasten op te zadelen, en verstandig investeren in economische groei en onze maatschappelijke welvaart.
Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, waarde collega’s, we zijn daarstraks toegesproken door onze collega Koen Van den Heuvel als ‘beste vrienden’. Ik zou dus zeggen ‘broeders en zusters van CD&V’, ‘kameraden van sp.a’, ‘jongens en meisjes van Groen’, ‘Vlaamse vrienden van N-VA en VB’, beste Bart, beste Fientje, beste Lydia – liberalen moet je nu eenmaal individueel toespreken. (Applaus)
Liefste Ulla, liefste Patricia, ...
Is dat hier een programma ‘Politicus zoekt partij?’ (Gelach)
Ik ben blij dat ze er zitten.
Collega’s, de financiële en budgettaire situatie van de Vlaamse Regering is veel gezonder dan die van menig andere overheid in binnen- en buitenland. Ik wil dan ook graag erkennen dat het Vlaamse begrotingsevenwicht op zich een goede zaak is. Gelukkig kunnen binnenkort ook andere gemeenschappen en gewesten in België een begrotingsevenwicht voorleggen. Daarnaast erken ik ook graag dat de Vlaamse Regering in economisch moeilijke omstandigheden bepaalde meeruitgaven heeft gedaan op het vlak van scholenbouw, sociale woningen, gehandicaptenzorg, kinderopvang, onderzoek en ontwikkeling.
Toch is elke euforie misplaatst, zowel over het evenwicht als over de meeruitgaven. Laten we eerlijk zijn: ook de inkomsten van Vlaanderen stegen fors, enerzijds dankzij de genereuze, oude Financieringswet, anderzijds door de afschaffing van de belastingsvermindering op arbeid waardoor de werkende Vlaming deze legislatuur 3,5 miljard euro koopkracht verloor. Dat de Vlaamse Regering ondanks die meerinkomsten toch nog telkens moest besparen, heeft volgens de SERV maar voor de helft te maken met de economische crisis. De andere helft is te wijten aan een onvoldoende structurele sanering van de Vlaamse openbare financiën. Was getekend: Ann Vermorgen, ACV en Jo Libeer, Voka. Daarenboven schuilt onder dat oppervlakkige evenwicht een primair tekort van 496 miljoen euro en een negatief vorderingensaldo van 590 miljoen euro. Een gat dat wordt dichtgereden doordat de Vlaamse Regering nu al weet of belooft dat ze 593 miljoen euro niet gaat uitgeven, de zogenaamde onderbenuttiging.
De Vlaamse budgettaire toestand kan dus het best omschreven worden als ‘een onevenwichtig evenwicht’. Het klinkt een beetje als de titel van een album van Suske en Wiske: ‘Het onevenwichtig evenwicht’ of ‘De wassende waslijst’, maar onder dat evenwicht gapen onevenwichten. Het begrotingsevenwicht wordt immers vandaag gehaald doordat facturen pas morgen zullen worden betaald. Ik zie vier zulke doorschuifoperaties. Ten eerste neemt de Vlaamse Regering elk jaar een stevig pakket eenmalige maatregelen. Er is niks mis mee om met eenmalige inkomsten eenmalige uitgaven te dekken, maar het is niet wijs om er lopende uitgaven mee te betalen en dat is wat deze regering doet. Eenmalige maatregelen vallen immers het jaar nadien weg en bezwaren dus de volgende begrotingen. Zo werd er in 2013 voor 455 miljoen euro aan eenmalige maatregelen genomen die de beleidsruimte van 2014 hebben aangetast. De meest opvallende truc is en blijft de beruchte Aquafincarrousel die maar blijft doordraaien. Ook in 2014 moet de verkoop van gronden van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) aan Aquafin zo’n 30 miljoen euro opleveren, maar de operatie kost de Vlaamse belastingbetaler de volgende twintig jaar het dubbele. Het Rekenhof noemt het een ‘domme, eenmalige maatregel’. De carrousel draait al bijna vijf jaar waardoor de Vlaming twintig jaar lang 600 miljoen euro zal afbetalen aan de nominale begrotingsevenwichten uit deze legislatuur. Dat is niet koosjer. Voor 2014 is het pakket eenmalige maatregelen wel gedaald omdat – geluk bij een ongeluk – het KBC-dividend wegvalt, maar een rekening wordt sowieso in 2015 gepresenteerd.
Ik wil hiermee niet suggereren dat de Vlaamse Regering geen enkele structurele maatregel heeft genomen. Die zijn er wel degelijk. Ik denk aan de beperkte afbouw van het personeel, de schrapping van de tbs-maatregel (terbeschikkingstelling) in onderwijs of de lineaire besparingen op het apparaat. Maar al bij al is dit veel te weinig om van een structureel beleid te kunnen spreken.
Ik lees even voor uit het verslag van de commissie Financiën: “De Vlaamse Regering heeft gedaan wat ze moest doen, maar ik stel wel vast dat de uitgaven met 13 procent zijn gestegen tussen 2009 en 2014. Het is wat kort door de bocht te zeggen dat de Vlaamse Regering structureel heeft bespaard in tegenstelling tot de Federale Regering. De primaire uitgaven van de federale overheid zijn tussen 2010 en 2013 gestegen met 3 procent, de Vlaamse uitgaven met 12 procent.” Dit was getekend: Eric Van Rompuy.
Welke structurele maatregelen had de Vlaamse Regering dan wel kunnen nemen? Bij de interne staatshervorming had de afschaffing enkel en alleen van het politieke niveau van de provincies, dus van de gedeputeerden en raadsleden, ongeveer 400 miljoen euro besparingen kunnen opleveren op kruissnelheid in 2014. Ik heb het dan uiteraard niet over het provinciaal onderwijs en dergelijke, dat zou blijven bestaan.
Daarnaast wijst het Rekenhof in het laatste rekeningenboek voor elk beleidsdomein op kostenverhogende inefficiënties en op ruimte voor progressie. De Vlaamse overheid moet niet hetzelfde doen met minder, maar hetzelfde anders doen en daardoor met minder. Het bestaan van 194 entiteiten in bestuurlijk Vlaanderen is het beste bewijs. In het innovatielandschap bijvoorbeeld, is van de vereenvoudigingen, voorgesteld in de rapporten-Soete I en II, zo goed als niets in huis gekomen. Het wordt dan ook hoog tijd dat de Vlaamse Regering een oefening in de zogenaamde ‘zero-based budgeting’ maakt, zoals ik reeds voorstelde in het debat naar aanleiding van de Septemberverklaring.
De Vlaamse Regering schrapt voor 191 miljoen euro aan buffers. Er is dus geen enkel stootkussen meer om eventuele tegenvallers op te vangen: niet voor het risico op een lagere groei, niet voor het risico op tekorten bij de gemeenten, niet voor een mogelijke negatieve afrekening van de begroting van NV België, niet voor betaalincidenties, niet voor het risico op een lagere onderbenutting, niet voor een – weliswaar beperkt – risico op consolidatie van enkele instellingen en ook niet voor de financiële gevolgen van de zesde staatshervorming. Als er nu wat misloopt, is het de volgende regering die de rekening gepresenteerd krijgt. Ook dat vind ik niet correct.
Het argument van de meerderheid om geen buffers aan te leggen, zogezegd om het prille economische herstel niet te fnuiken, is bizar. Want waarom werden er dan wel buffers aangelegd toen de economie zich in een nog slechtere staat bevond?
Uit de meerjarenraming blijkt ook dat de Vlaamse Regering bij constant beleid de volgende legislatuur tegen een gecumuleerd tekort of een oplopende schuld van 2,4 miljard euro aankijkt.
Mijnheer Vereeck, ik wil even reageren op uw opmerking dat we in het verleden wel buffers hebben aangelegd en nu niet. Volgens mij gaat dit effectief samen met het element van het prille economische herstel.
Ik herinner me de vele debatten die we hier hebben gehad over het gebruik van de parameters in het verleden. Wat we in september als parameter gebruikten vanuit de economische begroting, was in december volgens velen hier aanwezig, al voorbijgestreefd, waardoor we wisten dat de dotatie in de toekomst zou verminderen. Dat is een heel andere situatie dan nu. Als we nu nieuwe cijfers krijgen, zitten ze eerder wat hoger dan lager. Nu buffers aanleggen, zou een verkeerd signaal zijn voor de toekomst. We kunnen het geld beter investeren. De kans op een tegenslag, bijvoorbeeld inzake de parameters, is kleiner dan in het verleden.
Minister, dat is natuurlijk uw inschatting van het risico. U zegt dus eigenlijk dat we er in het verleden van uitgingen dat onze begroting niet klopte, dat de economische parameters van het Planbureau niet klopten, dat ze te optimistisch waren en dat we daarom zelf al buffers aanlegden. Nu zegt u dat de parameters van het Planbureau niet kloppen, dat we denken dat ze optimistischer zullen uitvallen en dat we daarom geen buffers zullen aanleggen. Het conjunctuurrisico is niet het enige risico dat ik al heb aangehaald. Volgens mij is het verstandig om buffers aan te leggen.
Overigens, mijnheer Diependaele, hebt u daarnet gezegd dat u het van de oppositie intellectueel niet correct vond om zowel te pleiten voor buffers als voor het structureel wegwerken van wachtlijsten omdat beide samen doen niet kan. Maar u doet geen van beide.
De minister heeft niet gezegd dat de parameters niet zouden kloppen. U moet hem geen woorden in de mond leggen die hij niet heeft gezegd.
Mijnheer Vereeck, het is eenvoudig. Vlaanderen heeft een beperkt budget. Men kan een euro geen tweemaal uitgeven, men kan dus ook geen euro aan de kant leggen en hem intussen toch uitgeven om bijvoorbeeld wachtlijsten aan te pakken. Dat is wat ik heb gezegd.
Wij hebben geprobeerd om zoveel mogelijk te investeren in de noden die er zijn in Vlaanderen. Zo gaat er 11 miljoen euro naar de opvang van gehandicapten, naar onderzoek en ontwikkeling, naar onderwijs enzovoort. We hebben er ook voor gekozen geen buffers aan te leggen om die investeringen te kunnen doen. Een euro kan men maar een keer uitgeven. U zou dat moeten weten.
Mijnheer Vereeck, u moet me inderdaad geen woorden in de mond leggen die ik niet heb gezegd. Ik stel vast dat in het verleden de ramingen van september in december al waren voorbijgestreefd. Zo was er ooit zelfs een extra begrotingscontrole, vroeg in het volgende jaar omdat dat noodzakelijk was. Ik stel vast dat die ramingen nu eerder positief evolueren.
U zegt dat er maar een punt is, maar ik heb u er nog een aantal gegeven. Ik heb daar echter niet op gereageerd omdat de heer Van den Heuvel inzake de responsabilisering van het gemeentelijke niveau, een heel duidelijk antwoord heeft gegeven. Het gaat dan over de vraag of wij al dan niet moeten voorzien in buffers voor wat er op een ander niveau, hetzij het Vlaams niveau, hetzij het federale niveau, al dan niet gebeurt. Daarover zijn afspraken gemaakt in het Overlegcomité. Daar is gevraagd na te gaan wat de aanleiding is van de eventuele tekorten van de gemeenten. Daarbij moet de verantwoordelijkheid worden gelegd waar die hoort te worden gelegd. De uiteenzetting van de heer Van den Heuvel was overduidelijk. Ik ben daar dan ook niet meer op teruggekomen. Herhaling is niet altijd nodig.
Herhaling is alleen nodig in een klaslokaal. Repetitio est mater studiorum.
Minister, u stelt vast, maar u hebt het niet gezegd. Maar u maakt natuurlijk wel uw begroting op in juni. Dan begint u al met de eerste oefeningen. Ik ga er dan ook van uit dat u toen al wist dat het met die groei de goede kant opging. U hebt dat niet gezegd, maar u hebt dat wel vastgesteld.
Wat de tekorten van de lokale overheden betreft, moeten we toch nog eens heel grondig de notulen van het Overlegcomité lezen. U hebt zich er inderdaad niet toe geëngageerd om die op te vullen, maar uiteindelijk zullen we er binnen entiteit II moeten voor zorgen – en dat betekent toch wel een provisie op uw Vlaamse begroting – dat die correctie eventueel, zij het dan ESR-matig, wordt doorgevoerd.
Mijnheer Diependaele, ik stel vast dat u een soort van ‘new born’ keynesiaan bent geworden. Op het moment dat de groei pril is, duwt u het gaspedaal in. Dat is heel vreemd. Het afgelopen jaar had u dat misschien wat meer moeten doen. Dat gaat een beetje procyclisch werken. Maar dat laat ik voor uw rekening.
In de zomer hebben we beslist dat er een onderzoek zou komen van de Nationale Bank. Bedoeling was na te gaan wat de oorzaak is van eventuele tekorten. Ook de methodologie voor het bepalen van de stand van zaken van de gemeenten zou worden vastgelegd. In afwachting tot november zouden we een buffer houden. Die buffer zou niet behouden blijven. Die buffer zou ook niet op het eind van het jaar nog gerealiseerd moeten worden. De Nationale Bank heeft aangegeven die studie niet te kunnen uitvoeren. De opdracht is dan ook doorgegeven aan de Hoge Raad van Financiën. Dat onderzoek staat er aan te komen.
Wat de methodologie betreft voor het bepalen van het eventuele tekort van de gemeenten, is er nog altijd discussie tussen de verschillende niveaus. Ik weet niet naar welke andere afspraken u verwijst, maar er is niets afgesproken over de responsabilisering. De heer Van den Heuvel heeft al gezegd dat ik het volste vertrouwen heb in de burgemeesters wanneer ik zie hoe zij hun begroting in evenwicht te brengen, nu en voor de toekomst. Daardoor zou entiteit II, in dit geval de Vlaamse overheid, naar een overschot moeten gaan.
Collega’s, uit de meerjarenraming blijkt ook dat de volgende Vlaamse Regering bij constant beleid tegen een nieuwe schuld van 2,4 miljard euro aankijkt. Het is natuurlijk koffiedik kijken of die volgende Vlaamse Regering zal snijden in de nieuwe of in de oude bevoegdheden of dat ze extra zal belasten. Maar had de huidige Vlaamse Regering dit niet ten dele moeten voorbereiden om een meer geleidelijke overgang mogelijk te maken? De vraag stellen is ze beantwoorden.
Mijnheer Vereeck, hebt u de indruk dat we met de zesde staatshervorming efficiëntiewinsten kunnen boeken die het minder overbrengen van maatregelen kunnen verantwoorden? De heer Tommelein heeft er niet meteen op geantwoord.
Minister, daar ben ik absoluut van overtuigd. Ik denk alleen niet dat u die vanaf dag één zult realiseren. Daarom stel ik voor om een geleidelijke overgang mogelijk te maken. Als ik alleen al zie in welke gespreide slagorde en kakofonie er in het Vlaamse politieke landschap gesproken wordt over woonbonus en kinderbijslag, dan denk ik niet dat we dat op een-twee-drie zullen realiseren. We zijn in dit parlement nauwelijks begonnen met de voorbereiding van die zesde staatshervorming. Daarom stelt mijn fractie voor om daarvoor een buffer, een reserve aan te leggen zodat die overgang geleidelijk kan gebeuren. Als u niets doet, kijkt u tegen een schuld aan van 2,4 miljard euro. Het zijn uw eigen cijfers uit de meerjarenraming. Dat is toch wel pittig. Dan bent u nog niet aan uw eigen nieuw beleid begonnen in de al bestaande bevoegdheden, zoals gehandicaptenzorg of sociale woningbouw.
Ik denk dat u voor een grote budgettaire operatie staat, waarbij er zeker efficiëntiewinsten te behalen zijn in die nieuwe bevoegdheden, maar waarbij u mijns inziens best in een geleidelijke overgang voorziet.
Ten derde, collega’s, wordt het nominale begrotingsevenwicht bereikt door een ondermaatse financiering van de kerntaken en dus door mensen te laten wachten. Zoals ik in de inleiding zei, stijgen, ondanks de meeruitgave, de wachtlijsten in de scholenbouw, de sociale woningen en de gehandicaptenzorg. Jammer, maar helaas. Die wachtlijsten zijn historisch gegroeid. Niemand kan verlangen dat ze in één legislatuur worden weggewerkt. Dat vraagt ook niemand: niet de gehandicapten, niet de mensen op zoek naar een sociale woning, niet de schooldirecties. Mensen zijn bereid te wachten.
Maar wat wel gevraagd wordt, is een ernstige inhaalbeweging en vooral een duidelijk perspectief. Vooral dat laatste ontbreekt. Het is aan de volgende regering om er werk van te maken.
Nochtans hadden de wachtlijsten kunnen slinken indien er bij aanvang structurele besparingen waren gebeurd. Ik heb er daarstraks een paar voorgesteld. Maar dan nog hadden er keuzes moeten worden gemaakt. Ik pleit daarom opnieuw voor een budgettaire voorafname voor de allerzwaksten in onze samenleving, namelijk de gehandicapten en andere zwaar hulpbehoevende mensen. In 2014 plant de begroting een opstap voor gehandicaptenzorg van 11,6 miljoen euro. Dat is een peulschil om de wachtlijst van 20.000 zorgvragen weg te werken.
Waarom een budgettaire voorafname? Omdat een maatschappij haar beschaving toont door de manier waarop ze voor de allerzwaksten zorgt. Omdat gehandicaptenzorg arbeidsintensief is, er daarin weinig flexibiliteit mogelijk is en het dus een bijna voltijdse inzet van zorgverstrekkers vereist. En omdat de zorg voor de allerzwaksten boven de partijpolitiek verheven is. Een voorafname voorkomt dat er in sociaal-economisch barre tijden budgettaire ‘foliekes’ mogelijk zijn zoals het Vlaams Energiebedrijf.
Ten slotte erft de volgende Vlaamse Regering terug een directe schuld van 2,1 miljard euro. Dat is zonder de KBC-schuld gerekend. Schuld is op zich niet slecht als er investeringen tegenover staan, bijvoorbeeld in infrastructuur, waarvan de komende generaties, die de schuld afbetalen, ook het genot hebben. De nieuwe schuld van Vlaanderen is vooral opgebouwd door de tekorten in 2009 en 2010, 1,5 miljard euro en door risicovolle ESR-8-participaties, ongeveer 600 miljoen euro. Daar komt dan nog de Gemeentelijke Holding bij. Maar zoals u daarnet zei, zijn er ook al overschotten geboekt.
In de volgende drie jaar nemen die ESR-8-participaties nog toe met 4,75 miljoen euro. 2,5 tot 2,6 miljard directe schuld lijkt weinig, maar ik heb toch twee bedenkingen.
Ten eerste is er ook hier geen perspectief uitgetekend voor een schuldenvrij Vlaanderen. Ten tweede is veel Vlaamse schuld gedebudgetteerd. Zo is er 10 miljard euro verdoken pps-schuld die uiteraard wel in de begroting opduikt via de beschikbaarheidsvergoedingen, 13 miljard euro gewaarborgde schuld die regelmatig uitgewonnen wordt en 9 miljard euro impliciete schuld. Uit de discussie in de commissie Financiën is wel gebleken dat de impliciete schuld over de hele legislatuur gemiddeld met slechts een half procent is gestegen. Dat is weinig en dat is een goede zaak. Het is echter jammer dat de positieve inhaaloperatie uit het begin van de legislatuur deels teniet wordt gedaan door een nieuwe stijging in de laatste twee jaar.
Conclusie: de huidige Vlaamse Regering kan uitpakken met een begrotingsevenwicht doordat ze de volgende regering opzadelt met vier erfenissen: wegvallende eenmalige maatregelen, ongedekte risico’s op meeruitgaven, langere wachtlijsten en een beperkt gestegen schuld. De echte sanering van de Vlaamse openbare financiën, één die dus ook toelaat om de wachtlijsten structureel af te bouwen, moet dus nog beginnen, want er komt nog een saneringsbijdrage aan entiteit I bovenop die in 2016 al oploopt tot 1,6 miljard euro.
Dat entiteit II bijdraagt aan de sanering van entiteit I is in principe billijk en nodig. Maar is de gevraagde bijdrage van Vlaanderen ook redelijk? Er zijn geen recente en objectieve onafhankelijke cijfers over. Daarom heb ik een voorstel van resolutie ingediend met de vraag aan de Vlaamse Regering om de effecten van de nieuwe Financieringswet op de transfers in kaart te laten brengen door de Vlaamse administratie. Dat is trouwens in het verleden ook gebeurd. Op die manier kan de discussie worden geobjectiveerd. Het voorstel van resolutie staat geagendeerd in de commissie Financiën na de hoorzittingen over de nieuwe Financieringswet. Ik vraag hiervoor uw kamerbrede steun.
Een saneringsbijdrage aan Vlaanderen is ook slechts billijk als ook entiteit I structureel hervormt, te meer daar Vlaanderen geen eigen loonbeleid kan voeren. De open Vlaamse economie en niet het minst de bedrijven in mijn provincie Limburg, worden immers economisch hard getroffen door een loonkostenhandicap. Buitenlandse investeerders laten ons land links liggen, louter en alleen omwille van de loonkosten. Zo zijn recent in Belgisch Limburg nog 1200 potentiële nieuwe jobs verloren gegaan. De minister-president heeft toen de loonkost hoog op de politieke agenda geplaatst. Dat daarbij vooral naar de Federale Regering wordt gekeken, is logisch want de fiscale autonomie van Vlaanderen is en blijft ook na de zesde staatshervorming te beperkt om een eigen loonlastenbeleid te voeren. Een saneringsbijdrage is dus oké indien de federale overheid daarmee ook de loonkostenhandicap wegwerkt.
Dat brengt me bij het laatste punt: het concurrentiepact. De federale overheid heeft hiervoor een voorzet gedaan en sinds gisteravond laat kennen we de plannen van de Vlaamse Regering, ongeveer toch. De loonhandicap bedraagt wel 15 procent ofwel een slordige 20 miljard euro. De maatregelen van de Federale Regering ten belope van 1,35 miljard euro in de komende vijf jaar zijn dus een stap in de goede richting, maar schromelijk onvoldoende.
In de Vlaamse begroting 2014 is er sprake van slechts 166 miljoen euro beleidskrediet en 83 miljoen euro betaalkrediet. Ik heb nu begrepen dat de Vlaamse Regering beslist heeft om van die 166 miljoen euro, 125 miljoen euro in te zetten wat betreft de verlaging van de lasten. Dat is trouwens een maatregel die ik volledig steun en die ik in het vorige debat dat we hadden over het concurrentiepact en de maatregelen waarmee de Vlaamse Regering naar het Overlegcomité trok, ook heb voorgesteld, namelijk versterk de loonlastenverlagingen op het federale niveau door een bijkomende loonlastenverlaging op het Vlaamse niveau. Daar ligt echt de kern van de zaak. Dat volgen we wel.
Als ik het goed begrijp, gaat dat echter pas in vanaf het laatste kwartaal, en gaat het dus eigenlijk over een maatregel van slechts 31,25 miljoen euro. Voeg ik daar nog de 45 miljoen euro aan toe die u hopelijk nog in heel 2014 zult uitgeven als opstapje voor onderzoek en ontwikkeling, dan kom ik aan 76,25 miljoen euro. Dat betekent dat op dat moment het betaalkrediet ongeveer is opgesoupeerd.
Er zijn dan nog energiemaatregelen, voor ongeveer 7 miljoen euro. Dat betekent natuurlijk dat we moeilijk kunnen gewagen van een pakket van 166 miljoen euro of maatregelen voor de verlaging van de loonlasten met 125 miljoen euro. Het gaat uiteindelijk om een pakket van om en bij de 83 miljoen euro voor 2014, en wat de loonlasten betreft, gaat het uiteindelijk om 31 miljoen euro voor het jaar dat eraan komt. Minister-president, als ik me vergis, dan hoor ik het graag.
Mijnheer Vereeck, als u het me toestaat, dan zou ik daarop willen inhaken. Minister-president, deze ochtend hadden we ons ook al afgevraagd of dit nu een voorafname is op de bevoegdheden die zouden komen, specifiek wat de loonlastenverlaging voor jongere en oudere werklozen betreft. We hebben nu de tekst gekregen, waarvoor dank. Daarin lees ik inderdaad dat u 125 miljoen euro inzet voor een lastenverlaging, in het kader van de nieuwe bevoegdheden die we vanaf 1 juli 2014 zullen krijgen.
Ik denk dat de berekening van de heer Vereeck klopt, maar ik heb nog een bijkomende vraag. We hebben geen probleem met die lastenverlaging, integendeel, maar het was toch u die zei dat deze regering niet kan beslissen over hoe een volgende regering de nieuwe bevoegdheden zal invullen. Dat doet u nu dus wel. Ik herinner me zeer goed het debat dat we daarover hier hebben gevoerd. De heer Van den Heuvel fulmineerde toen vanop zijn plaats tegen minister Van den Bossche. Eigenlijk sommeerde hij haar om niet te veel uitspraken te doen, als minister van Wonen, over hoe zij de invulling van de woonbonus zag in de komende legislatuur. Volgens hem hield ze daar liefst haar mond over, hoe vlugger hoe liever. Mijnheer Van den Heuvel, nu komt u zeggen dat het prachtig is dat de Vlaamse Regering nu al invulling geeft aan bevoegdheden die er nog niet zijn.
Minister-president, u hebt zelf altijd gezegd dat het niet aan de Vlaamse Regering is om te zeggen hoe een volgende regering een en ander moet invullen. Blijkbaar doet u dat bij deze maatregel wel. Hoe verklaart u dat?
Ik wil niet alleen wat duidelijkheid over de cijfers, maar wil nog wat voortborduren op wat de heer Van Hauthem zei. U kunt dat doen binnen de nieuwe bevoegdheden, maar u kunt het op dit moment ook al deels doen via uw bestaande bevoegdheden, namelijk door sociale premies. Waarom geldt dit dus slechts voor het vierde kwartaal, en waarom nu al niet binnen uw bestaande bevoegdheden premies verstrekken, zodat die loonkosten voor de werkgevers al vanaf 1 januari dalen?
Voorzitter, ik wil natuurlijk heel het Vlaamse onderdeel van het concurrentiepact toelichten, maar ik wil ook ingaan op vragen. Dat laat ik over aan uw wijsheid en die van dit parlement.
We hebben 166 miljoen euro vrijgemaakt om onze bijdrage te leveren aan het concurrentie- en werkgelegenheidspact. Natuurlijk hebben we in de schoot van de Vlaamse Regering maximaal gezocht naar een generieke maatregel die een impact heeft op de loonlasten, die deze lasten vermindert. Tot nu toe zijn we daar niet sterk voor uitgerust, om het voorzichtig uit te drukken. In de media is dat mogelijkerwijze wat verwarrend overgekomen, maar we wilden ons niet beperken tot de jeugdige werklozen, maar zeker voor twee doelgroepen een loonlastenvermindering doorvoeren, namelijk alle werkenden jonger dan 30 jaar en alle werkenden ouder dan 55 jaar. Die bevoegdheid zullen we op 1 juli 2014 krijgen.
De vraag is dus of wij daarop zullen inzetten. Ook het concurrentiepact loopt over verschillende jaren. Het gaat over drie keer 450 miljoen euro. Ons tijdpad is hetzelfde. De Vlaamse Regering wil de premie waarover u het ook hebt, mijnheer Vereeck, en die slechts betrekking heeft op werkzoekenden, overstijgen. Wij willen de loonlastvermindering van toepassing maken op jongeren en ouderen. Dat impliceert dat die maatregel pas kan ingaan op het ogenblik dat wij ook daadwerkelijk de bevoegdheid daartoe hebben.
Mijnheer Van Hauthem, u hebt gelijk: wij gaan erg zorgvuldig om met de bevoegdheden die men ons zal toevertrouwen. In dit geval vroegen wij ons af welke maatregelen wij kunnen nemen om de loonlasten in Vlaanderen te verminderen. Want iedereen vindt dat die te zwaar zijn. Zoals het federale niveau, dat in maatregelen gespreid over verschillende jaren voorziet, zijn wij van oordeel dat wij een uitzondering moeten maken, gezien het belang ervan. Wij trekken 125 miljoen euro uit. Nadien zal dat totaalbedrag ten voordele van één doelgroep worden ingezet, maar daarover zal nog met de sociale partners worden overlegd. Minister Muyters zal het doelgroepenbeleid herbekijken, en onderzoeken hoe wij kunnen vereenvoudigen en efficiëntiewinsten kunnen boeken. Wij willen ook van de Federale Regering vernemen hoe die 450 miljoen euro zal worden aangewend, want wij hopen wel de werkgeversbijdragen tot nul te kunnen herleiden, maar het is niet de bedoeling om hun een bonus uit te keren. Daarover zal nog worden overlegd. In concreto wordt in 2014 31 miljoen euro vrijgemaakt voor loonlastenverlaging.
Mijnheer Vereeck, ik wil uw optelsom vervolledigen. Wij zullen in 2014 26 miljoen euro uittrekken voor de carbon leakage. Onderzoek en ontwikkeling is hier al aan bod gekomen. De heer Tommelein haalde op dat punt zwaar uit. Sinds 2006 realiseerden wij een groei van 1,96 procent. De totale uitgaven voor innovatie van de Vlaamse overheid in 2013 bedragen bijna 2 miljard euro. Betekent dit dat niet meer kan worden gedaan? Wij moeten daarop blijven inzetten. Voor 2014 is een bedrag van 45 miljoen euro voor vastleggingskredieten uitgetrokken. Voor de zelfstandige kinderopvang is 4 miljoen euro uitgetrokken, want wij vinden dat dit voor de ondernemingen belangrijk is. In de tekst worden ook investeringen opgesomd die het ondernemingsinitiatief aanmoedigen. Voor 2014 gaat het over 83 miljoen euro bestemd voor betalingskredieten. In 2015 gaat 125 miljoen euro naar de doelgroepen. Er is ook voorzien in extra investeringen in onderzoek en ontwikkeling en in de zelfstandige kinderopvang, wat dus een bedrag van 166 miljoen euro oplevert. U hebt de tekst ontvangen. Mocht u nog bijkomende vragen hebben, dan ga ik daar graag op in.
Dank u voor de verduidelijking. Ik herhaal graag wat ik zo-even al zei: het is een verstandige keuze van de Vlaamse Regering om in het loonkostendebat de actie van de Federale Regering te versterken. Het is de enige manier om onze economie te versterken en om werkgelegenheid te creëren.
Dan denk ik in het bijzonder aan Limburg, dat vanaf 2015 behoefte zal hebben aan heel veel nieuwe jobs wanneer Ford Genk definitief zijn deuren sluit. Dan komen we er niet met flankerend beleid, maar wel met structureel beleid, zoals het verlagen van de loonkost.
Minister-president, het is belangrijk dat u in uw repliek een goede optelsom maakt van wat u nu precies aan O&O spendeert. In de oude groeiprognoses had de VRWI een groeitraject voorgelegd van 170 miljoen euro – een jaarlijkse opstap – om de Barcelonanorm te halen. Met de dalende economische groei is dat ondertussen wat afgezwakt.
We moeten eigenlijk een jaarlijkse opstap van ongeveer 150 miljoen euro halen. De Vlaamse Regering heeft daarin heel duidelijk gecommuniceerd dat ze dat niet haalt en dat ze een eigen zogenaamd minimaal traject zou volgen van ongeveer 60 miljoen euro budgettaire opstap per jaar. Vandaag zie ik, met de beslissingen die u hebt genomen: 45 miljoen euro plus 14,4 miljoen euro vanuit het hoger onderwijs, is samen 59,4 miljoen euro. Dat is natuurlijk nog niet de 70 miljoen euro die u zelf als minimale opstap naar voren had geschoven. Maar misschien zijn er nog een paar potjes die ik niet heb gezien. Ik heb het volledige document dat op de banken is rondgedeeld, nog niet kunnen lezen. Misschien zijn er nog maatregelen die onder O&O vallen.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mijnheer Vereeck, ik ben het helemaal eens met u over het luik O&O en innovatie. Ik heb ook kennis kunnen nemen van het document over de maatregelen van de Vlaamse overheid voor het pact voor competitiviteit en werkgelegenheid. Daar zit veel in over O&O en innovatie. We hebben vaak de kans om dat in de commissie te bekijken met minister Lieten. Zij is er nu niet, maar ik wil de andere leden van de regering het voorbeeld geven van Utrecht.
Vorige week was ik in het Universitair Medisch Centrum van Utrecht. Daar werd een innovatiewedstrijd opgezet, gesteund door de overheid. In Nederland doen ze voor innovatie toch nog andere dingen dan wij doen. Ze hebben een brede oproep gedaan aan patiënten, verplegers, spoedartsen en onderzoekers voor een grote ideeënwedstrijd, een beetje zoals wij doen met Bizidee of de ondernemingsplanwedstrijden. Er was een prachtige winnares, die ook werd genomineerd voor de grote Shellprijs in Nederland, die innovatie probeert te triggeren vanuit de bevolking, bottom-up. We hebben de twee nodig, bottom-up en top-down.
Als je daarvan terugkeert, zeg je dat we in Vlaanderen op het gebied van innovatie toch achterstaan op hoe Nederland ideeën laat opkomen, en die ondersteunt, met niet veel geld, maar vooral met patiënten. Er was een voorbeeld van een vrouw met haaruitval door een chemokuur, en van daaruit haar eigen onderneming heeft opgestart om te zorgen dat er nieuwe methodes komen om haaruitval bij chemokuren terug te dringen of te vermijden.
Ik was vol enthousiasme toen ik daarvan terugkeerde. Op de radio in Nederland vond ik toevallig een zender die het 24 op 24 uur heeft over innovatie en ondernemerschap. Heel leuk gemaakt en gebracht. Dan kom ik in Vlaanderen en moet ik horen dat we eigenlijk allemaal best onder een fleece dekentje kruipen voor de gezellige, warme feestdagen. Dat is een wereld van verschil.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik ken het model van Utrecht niet, maar mijn ervaring is dat er vanuit Nederland veel interesse is voor de manier waarop Flanders’ Care is geconcipieerd, precies omdat het de combinatie maakt tussen wat je kunt doen door innovatieve middelen te injecteren in een verbetering van de zorg, de kwaliteit en de toegankelijkheid, en wat het aan economische activiteit kan opleveren. Onder andere de demonstratieprojecten, de oproepen, die vrij kleinschalige initiatieven zijn, zijn ook vanuit het patiëntenperspectief vertrokken. Het Vlaams Patiëntenplatform wordt systematisch betrokken bij dit soort ontwikkelingen. Er wordt zelfs nagegaan hoe men innovaties die zich in de zorgsector opdringen, meer vanuit het perspectief van de patiënt kan laten beoordelen.
Het interesseert me absoluut te zien wat hiermee in Utrecht is gebeurd. Het probleem met innovaties in de zorgsector is niet steeds een kwestie van goede ideeën. Uit internationaal onderzoek blijkt dat het vaak niet zo gemakkelijk is die innovatie een plek te geven in het systeem, in de structuren waarmee de zorg zichzelf organiseert en in de businessmodellen die worden gebouwd voor ondernemingen die in die sector winstgedreven initiatieven willen nemen. Dit is een internationaal fenomeen.
We plegen veel overleg met regio’s die soortgelijke ambities koesteren en die eveneens met de vergrijzing worden geconfronteerd. Ik zie overal hetzelfde fenomeen. Overheden zetten in op innovatie in de zorg. Ze zijn ervan overtuigd dat dit een antwoord op de budgettaire uitdagingen moet vormen. Het is echter overal hetzelfde verhaal. Op een bepaald ogenblik moeten die goede ideeën vanuit het standpunten van de patiënten worden geëvalueerd. Het moet mogelijk zijn die innovaties in het systeem te verduurzamen.
Dit leidt automatisch tot hardere discussies. Hoe zitten de terugbetalingssystemen in de ziekteverzekering in elkaar? Hoe groot is de schaal waarop softwarepakketten kunnen worden ontwikkeld? Is er voldoende afname? Hoe meer versnippering er is, hoe minder consistente bedrijfseconomische modellen kunnen worden gebouwd. Volgens mij is er in die sector nog veel werk aan de winkel. Dit is echter een internationaal fenomeen.
Het unieke van ons systeem is de vaststelling dat de kennisinstellingen, de sector zelf en de industrie allemaal deel van het zorgvernieuwingsplatform uitmaken. Gisteren heeft opnieuw een grote bijeenkomst plaatsgevonden. Er is over een aantal aspecten van vernieuwingen gepraat. Vorige maand ging het over de assistieve technologieën. We proberen de klassieke drie dimensies in de sector systematisch aan bod te laten komen.
Ik ken de door mevrouw Ceysens aangehaalde voorbeelden niet. Die voorbeelden zijn zeer waardevol. Ik vind echter dat minister Vandeurzen wat te bescheiden is en mevrouw Ceysens misschien iets te verblind uit Nederland is teruggekeerd. Als we nu in één sector zeer innovatief bezig zijn, is het zeker in de ziekenhuissector en alles wat hier verband mee houdt.
Vrij recent is vanuit het beleidsdomein Economie een project voor zorgprojecten gelanceerd dat binnen het nieuw industrieel ondernemen past. Recent heeft de uitreiking van de award Excellentie in Ziekenhuismanagement van het Rode Kruis plaatsgevonden. Op die vlakken wordt creatief gewerkt.
Mevrouw Ceysens, u bent, met alle respect en waardering voor wat in Nederland gebeurt, misschien iets te snel onder de indruk van onze noorderburen. Misschien moeten u eens nagaan wat hier allemaal gebeurt. Dat is de verdienste van minister Vandeurzen en minister Lieten, die volgens mij op dat vlak schitterend werk leveren.
Dit is het algemeen debat over de begroting. Wie dat wenst, kan straks opnieuw het woord nemen wanneer we het over innovatie hebben. Minister Lieten zal dan ook aanwezig zijn. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Er zijn hier terechte opmerkingen gemaakt. Ik kijk ook uit naar de debatten over innovatie en zorg. Ik wil nu echter mijn betoog besluiten.
Ik erken graag de inspanningen die zijn geleverd en de meeruitgaven die in tal van domeinen zijn gepland. Het begrotingsevenwicht oogt mooi aan de buitenkant. Aan de binnenkant ziet het er echter wat minder fraai uit. Er zijn te veel eenmalige maatregelen. Er zijn ongedekte risico’s op meeruitgaven. Er is een beperkte stijging van de schuld. Bovenal zijn er lange wachtlijsten zonder duidelijk perspectief.
‘Het onevenwichtige evenwicht’ kan misschien een populaire titel van Suske en Wiske worden, maar als financiële non-fictie zal het geen bestseller worden. Dit kan veel beter. Mijn fractie zal de begroting dit jaar dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij LDD)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, het is bijna Kerstmis. (Opmerkingen)
Het is duidelijk cadeautjestijd. De minister-president heeft zichzelf een budget van 166 miljoen euro gegeven. Daarmee doet hij nu inkopen. De minister-president heeft echter een heel grote familie en er moet voor iedereen iets zijn. Onder de kerstboom van de minister-president liggen dan ook vooral kleinigheden.
De loonlastenverlaging voor de jongeren blijkt in de begroting voor 2014 slechts 31 miljoen euro in plaats van 125 miljoen euro te bedragen.
Er ligt iets onder de boom voor de ouderen, wat en hoeveel dat weten we nog niet. Er is iets voor onderzoek en ontwikkeling, een kleinigheid voor de energielasten. Ook de andere ministers hebben nog iets aan te kondigen, zo vlak voor de verkiezingen en op het einde van de legislatuur. Er is ook voor hen nog hier en daar iets: isolatie- en huurpremies voor minister Van den Bossche, een extraatje voor de scholencapaciteit, een kleinigheid voor de kinderopvang en zelfs iets voor erfgoed want dat stond op het verlanglijstje van minister Bourgeois.
Er is nog een probleem met de cadeautjes van de minister-president. (Opmerkingen)
Ik weet nog niet wat op haar lijstje stond. Ik zal het nog zoeken. Er zal wel iets kleins onder de kerstboom liggen voor u, minister Crevits, ik ben er zeker van. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Minister Crevits heeft het woord.
Het is niet onbelangrijk. Er zijn middelen voor de realisatie van het Shuttledecreet. Daarmee wordt het collectief vervoer geregeld naar moeilijk te bereiken bedrijven. Dat is iets wat uw partij ook heel blij zal maken.
Ja, dat is mooi. Er is een mooi klein cadeautje voor minister Crevits.
Er is nog een probleem met de cadeautjes van de minister-president. Zijn investeringsbudget was dit jaar te klein om alle cadeautjes te kopen die hij wou. Daardoor liggen er nogal wat tegoedbonnen onder zijn kerstboom. Het zijn speciale Bongobonnen die de Vlaamse Regering uitgeeft. Ze hebben speciale eigenschappen. Het zijn namelijk tegoedbonnen die pas volgend jaar kunnen worden opgenomen, sommige ten vroegste vanaf 1 juli en vooral – dat is belangrijk – door de volgende Vlaamse Regering.
Dat wil zeggen – de heer Vereeck heeft het al uit de doeken gedaan – dat we de resultaten vooral zullen zien in de volgende jaren. Het zal voor de toekomstige generaties zijn. De impliciete schuld, de kosten, worden doorgeschoven, zo stelt het Rekenhof in zijn doorlichting van de Vlaamse begroting, en die kosten nemen steeds meer toe. Dat komt door de toekomstige peperdure pps-projecten zoals de Oosterweel en door de dure DBFM-schooloperaties, maar ook doordat de regering heel wat beleidskredieten vastlegt zonder dat de betaalkredieten daartegenover staan. Ze legt met andere woorden heel wat beleid vast maar de centen zullen in de volgende legislatuur moeten worden gezocht. De grootste cadeaus moeten worden betaald door de volgende Vlaamse Regering. Deze regering leeft op de kap van volgende generaties.
Mevrouw Meuleman, ik begrijp dat u sterk uit de hoek wilt komen. Heb toch even aandacht voor de mensen die hun baan gaan verliezen, voor de werkzoekenden. Het is een beetje raar dat u over cadeautjes en bonnen spreekt. Wij leveren inspanningen om de loonlasten te verlagen binnen onze huidige en toekomstige bevoegdheden. We doen er alles aan om de economie weer zuurstof te geven. Ik vind het niet gepast dat u dit zo brengt. U weet dat we mensen aan het werk proberen te houden en te krijgen. Dit is een beetje de stijl van Groen de afgelopen tijd. Dat is uw verantwoordelijkheid. Dit getuigt niet van respect.
Mevrouw Meuleman, er is niets mis met impliciete schuld. Men kan niet tot de bouw van een school beslissen en die morgen al klaar hebben. We leggen dit jaar de kredieten vast en later volgen de vereffeningskredieten. Dat moet binnen normale proporties blijven. Het is onder de vorige regering gestegen van 35 procent van het budget naar 39 procent van de totale ontvangsten. Het is opnieuw gedaald, zoals de heer Van Rompuy al naar voren bracht, van 39 naar 35 procent. Zelfs de heer Vereeck was intellectueel eerlijk en gaf toe dat de impliciete schuld weinig is toegenomen en dat dit een goede zaak is. Ik vraag van u dat u intellectueel eerlijk blijft.
Minister Muyters, het Rekenhof was heel duidelijk over de impliciete schuld van deze Vlaamse Regering en de laatste legislatuur: die schuld is helemaal niet klein, en op het conto van de volgende legislatuur en de komende generaties komen er heel wat kosten, zeker als gevolg van de dure pps-projecten.
Minister-president, ik vind uw uithaal nogal flauw, net vanwege de bezorgdheid voor de mensen die op dit moment inderdaad geen job hebben, de jongeren die niet aan een arbeidsplaats geraken, de jongeren over wie de heer Van Malderen het had en die werkloos en laaggeschoold zijn en die het ontzettend moeilijk krijgen op de arbeidsmarkt. In uw competitiviteitsplan zie ik, voor zover ik het heb kunnen bekijken, heel weinig voor die jongeren. Er komen een aantal algemene maatregelen voor de werkenden, zoals ik heb begrepen uit uw toelichting van daarnet. De heer Van Malderen heeft daarnet gezegd dat dit niet klopt, dat de middelen niet zullen gaan naar de laaggeschoolde en laaggekwalificeerde werkenden. Net daarom zijn wij zo bekommerd en stel ik het inderdaad misschien wat scherp. Maar wij vinden dat er dringend nood is aan meer actie dan wat u nu presenteert.
Ik kijk uit naar het alternatief van Groen. Dat heb ik nog niet gehoord, ik ga ervan uit dat het zo dadelijk aan bod komt. Ik zeg u dat het federale niveau 450 miljoen euro inzet specifiek voor de lage lonen. We zullen bekijken wat daarvan de effecten zullen zijn. Wij viseren zeer nadrukkelijk de doelgroep van de -30-jarigen. Wij zullen er absoluut alles aan doen om jonge mensen aan het werk te brengen en te houden. Dat is onze visie. Ik heb tot nu toe nog geen enkele visie van Groen gehoord, op geen enkel domein. U zegt enkel dat er stilstand is. Ik heb de indruk dat Groen meer stilstaat dan al de rest. (Applaus van de heer Eric Van Rompuy. Opmerkingen van mevrouw Elisabeth Meuleman)
Mevrouw Meuleman, u hebt zich daarnet rechtstreeks tot mij gericht. Ik heb in mijn betoog een paar keer gezegd dat wij enorm de nadruk hebben gelegd op de complementariteit tussen wat Vlaanderen doet en wat het federale niveau doet. Beide inspanningen moeten naar waarde worden geschat. Middelen zijn altijd schaars en het is daarom zeer belangrijk dat ze zo efficiënt en zo gericht mogelijk worden ingezet. Daarom moet er complementair worden samengewerkt. Ik stel vast dat op het federale niveau niet alleen het bedrag wordt ingezet dat minister-president Peeters zonet heeft genoemd, maar dat er nog andere maatregelen worden genomen. Zo zal de uitbreiding van activa, die de Federale Regering vorige week heeft beslist, ertoe leiden dat in de feiten voor die categorie van jongeren de werkgever de nettokost betaalt en dat de rest in korting wordt geformuleerd. Ik ga ervan uit dat een dergelijke performante maatregel effect zal sorteren. Het zal erop aankomen dat de gefedereerde bemiddelingsdiensten, in casu de VDAB, de jongeren zal moeten toeleiden naar de jobs die door deze maatregelen worden gepromoot, waardoor de performantie nog wordt verhoogd. Dat is opnieuw complementariteit en samenwerking. Wij geloven heel sterk in dat recept.
Minister-president, ik heb een klein praktisch vraagje voor u. De maatregelen van het federale niveau zullen ingang vinden in de oneven jaren, in 2015. U hebt net gezegd dat u uw maatregel complementair wilt maken ten aanzien van die van het federale niveau. Toch gaat u al een jaar eerder van start. Hoe zal dat praktisch precies geregeld worden?
Mijnheer Vereeck, praktisch gaat dat als volgt gebeuren. Wij, de bevoegde minister Muyters met zijn collega, gaan in overleg om te onderzoeken hoe het federale niveau die 450 miljoen euro invult. Hier wordt gezegd dat het voor 2014 en 2015 is. Dat klopt, maar het federale niveau moet toch vrij snel duidelijk maken hoe het die 450 miljoen euro zal inzetten. Voor ons is dat belangrijk omdat wij complementair een aantal bijkomende initiatieven nemen. Wij hebben daar 125 miljoen euro voor uitgetrokken. Wij willen dat maximaal goed plaatsen. Het federale niveau zal daar in de volgende weken en maanden duidelijkheid over moeten geven. Wij kunnen daar dan op verder gaan. Dit bewijst dat wij wat sneller zijn dan het federale niveau. Wij gaan ervan uit dat wij onze maatregel kunnen laten ingaan in het laatste kwartaal van 2014.
Wij delen de bezorgdheid en steunen de samenwerking tussen de verschillende regeringen om die competitiviteit daadwerkelijk te verhogen – samenwerking tussen de verschillende regeringen, maar ook tussen de coalitiepartners onderling. Van dat laatste zijn we niet te veel getuige kunnen zijn. Integendeel, we hebben de voorbije jaren veel politiek gekibbel gezien in de Vlaamse Regering, met als resultaat stilstand op heel wat vlakken, een aantal grote onafgewerkte werven, waarvan wij het ontzettend jammer vinden dat daar te weinig vooruitgang in is geboekt, en nog wat regelneverij die ervoor heeft gezorgd dat veel projecten niet van start zijn kunnen gaan.
Die samenwerking is belangrijk, ook op federaal niveau. We zijn dan ook teleurgesteld over de microbijsturingen die we krijgen, minister-president, omdat wij denken dat er een grotere koerswijziging nodig is. De loonkostenhandicap kan alleen ten gronde worden aangepakt met een fiscale verschuiving. U zegt dat u van Groen nog niets gehoord hebt, maar misschien zat u te veel in het buitenland, want wij hebben een impulscongres gehad, waar 102 sociaal-economische maatregelen zijn voorgesteld. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
U moet die impulsteksten maar eens lezen. Ik zal de 102 maatregelen nu niet toelichten. Dat zou ons te ver leiden, en ik heb hier nog wel een en ander te vertellen. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Het is absoluut niet te moeilijk om uit te leggen, maar ik zou het liever over uw Vlaamse Regering hebben dan over mijn partijprogramma. Ik ben wel bijzonder vereerd en tevreden dat u zo geïnteresseerd bent in ons partijprogramma, minister-president. Ik hoop dat het tot inspiratie kan dienen.
U maakt er zich gemakkelijk van af.
Wij willen een fiscale verschuiving: minder lasten op arbeid en een verschuiving naar lasten op vermogen en op vervuiling. We vergelijken altijd met onze buurlanden, en dan is het correct te stellen dat wij torenhoge lasten op arbeid hebben. En die moeten naar beneden. Maar we moeten niet alleen op dat vlak de vergelijking maken met de buurlanden. Ook in vergelijking met de buurlanden hebben wij zeer lage lasten op hoge vermogens en op vervuiling. We zijn op het vlak van milieufiscaliteit echt de slechtste leerling van de klas in Europa. Daarvoor kregen we al meermaals een rode kaart van de milieubeweging, maar ook van de OESO. Een eerlijke milieufiscaliteit is een van de cruciale factoren in de evolutie naar een performante groene economie. Helaas zien we daar in Vlaanderen in de feiten niets van.
Competitiviteit, minister-president, is een loonkostenverlaging, maar niet alleen dat. Er zijn ook andere belangrijke indicatoren die aangeven of een gewest echt mee is op het vlak van relance en competitiviteit. Ik noem er twee.
Ten eerste: snelle, degelijke vergunningsprocedures. U hebt op dat vlak ook te weinig gedaan in de vorige legislatuur. Groen wil meer inspraak in de vroegste fase van de opmaak van de plannen, om tijdverlies, problemen en schadeclaims achteraf te vermijden.
Maar dan moet de regering ook echt afstand doen van een soort arrogante zelfgenoegzaamheid en een vooringenomenheid, waarbij ze de adviezen van burgers, raden, expertencommissies en milieueffectenrapporten naast zich neerlegt. Door mordicus door te willen gaan en vast te houden aan beslist beleid, tegen negatieve adviezen in, liepen zowat alle procedures rond grote infrastructuurwerken de laatste jaren in de soep. Denk maar aan Oosterweel, Uplace, het GRUP van de haven van Antwerpen. Maar de Vlaamse Regering houdt vast aan beslist beleid, ook al blijkt dat manifest fout. Resultaat: noodgrepen, reparatiedecreten en stilstand op het vlak van grote infrastructuurwerken in Vlaanderen.
De Vlaamse Regering houdt niet vast aan die procedures, maar als je ze wilt wijzigen, moet je er wel een rechtszeker alternatief voor bieden. Dat is wat wij hebben uitgewerkt. Ik ben heel blij te horen dat het accent meer op de beginfase moet liggen. Dat is net wat wij beogen met het decreet rond de versnelling van grote projecten. Dat zal nu terugkomen van de Raad van State. We zullen bekijken wat we moeten aanpassen, en dan kan dat definitief goedgekeurd worden door de Vlaamse Regering. Ik reken dan op alle steun van Groen om dat hier in het parlement goedgekeurd te krijgen.
En dan kunnen we komen tot een betere en sterkere vergunningsprocedure, met een beter evenwicht dan vandaag tussen inspraak voor de burger en snelheid voor wie wil investeren in Vlaanderen. Ik ben heel blij dat ook Groen vind dat dat evenwicht er vandaag niet is. (Opmerkingen van mevrouw Elisabeth Meuleman)
De heer Martens heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, ik wil u vragen om nog een klein beetje geduld te hebben. U vraagt soepelere vergunningsprocedures. U hebt al lang gewacht, maar de omgevingsvergunning is voor een derde keer principieel goedgekeurd door de regering en wordt nu ingediend bij het parlement. De volgende maanden kunnen we dat afronden.
Ook het voorontwerp van decreet over de complexe investeringsprojecten, zoals de minister zegt, zit nu voor advies bij de Raad van State. Het is de bedoeling om daar nog een mooie finale van te maken en het nog deze legislatuur goedgekeurd te krijgen. Dat is gebaseerd op de principes die we samen met uw fractie hebben vastgelegd in de resolutie van de commissie-Sauwens ‘Sneller door Beter’, waarbij we in een brede verkenningsfase de krachten in de samenleving betrekken, in plaats van de inspraak achteraf. Het publiek zal vooraf worden betrokken. Ik denk dat u de volgende maanden op uw wenken zult worden bediend in dit parlement.
Ik hoop het, mijnheer Martens. Het is in elk geval een ongelofelijke olifantendracht. Ik hoop dat wat nu uit die olifant komt, iets moois zal zijn. (Gelach)
Ik hoor graag zeggen dat het lang heeft geduurd. Maar als Voka de omgevingsvergunning de grootste wijziging in de laatste twintig jaar noemt, en we weten dat die wordt gevraagd sinds 1987, en als ik zie dat die versnelling van de vergunningsprocedures een fundamentele wijziging is van het proces, denk ik dat we enkel de nieuwe stap kunnen zetten die we nu zetten als we rechtszekerheid kunnen bieden na die wijzigingen. Als dat op een drafje gebeurt, zou achteraf niemand tevreden zijn. Olifantendracht of niet, het komt er in elk geval.
Ik had het over de loonkostenverlaging als belangrijk aspect in een competitiviteitspact, maar er zijn nog andere dingen nodig. Het eerste punt was de omgevingsvergunning. Het tweede punt is energie-efficiëntie.
Ook de energiekosten zijn voor veel bedrijven bijzonder zwaar om dragen, dat zult u niet ontkennen, minister-president. Maar de nieuwe energieconvenanten, die deze regering afsloot met de energie-intensieve bedrijven, missen elke ambitie. Niet ik, maar de Minaraad stelt terecht dat deze regering de Vlaamse bedrijven niet weerbaar maakt tegen de stijgende energieprijzen. Ook de investeringen in de infrastructuur, nodig voor de energietransitie, sputteren. Waar was dat Vlaams Energiebedrijf nu weer precies mee bezig?
Op het vlak van klimaatbeleid remt de Vlaamse Regering vooral af. Er is geen greintje ambitie op het vlak van hernieuwbare energie. We hinken achterop, terwijl de nieuwe Duitse regering, met toch ook iemand van uw strekking aan het hoofd, voluit blijft gaan voor de ‘Energiewende’.
Merkel III is dat. (Gelach)
Er is geen spoor van solidariteit wat de klimaatfinanciering voor de armste landen betreft. Vlaanderen bereidt zich niet voor op de koolstofarme economie van morgen. Daar zullen onze bedrijven op termijn een hoge prijs voor betalen. Maar Peeters III gaat dat dus oplossen, weeral een hoopvolle noot. (Gelach)
De heer Sabbe heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, ik vind het fantastisch dat u Angela Merkel als voorbeeld neemt. (Opmerkingen van mevrouw Elisabeth Meuleman)
Ik zal u daaraan herinneren bij het loonkostendebat. Diezelfde Duitse regering past al drie legislaturen consequent bepaalde maatregelen toe, met een zeer lage werkloosheid tot gevolg en de hoogste performantie op economisch vlak in Europa. Te gepasten tijde komt Merkel weer aan bod, ik dank u alvast. Ik had hem er maar in te koppen.
rMijnheer Sabbe, laat er geen misverstand over bestaan: ik volg ‘Mutti’ niet op alle vlakken.
Mevrouw Meuleman, u doet de regering te kort door het energie-efficiëntiebeleid in de industrie te verengen tot alleen maar de benchmarkconvenant en de auditconvenant. De regering heeft daarnaast nog verschillende maatregelen getroffen om de energie-efficiëntie in de industrie te verbeteren, denk maar aan de steun die halfjaarlijks wordt geveild voor het uitkoppelen van restwarmte van bedrijven. Het eerste steunpakket ging naar Enzo en Volvo. Andere steunpakketten zijn aangevraagd. Er is een bedrijf in het Antwerpse dat het steunpakket heeft aangevraagd voor een investering en dat groene warmte gaat produceren dat equivalent is aan een miljoen vierkante meter zonnepanelen. Dat is ontzaglijk groot. Op die manier gaan we dus effectief de restwarmte die vandaag verloren gaat in de industrie, nuttig aanwenden voor uitkoppelingen naar andere industrie. Focus u dus niet enkel op de energieconvenanten want daarnaast zijn er nog een pak andere maatregelen genomen die wel degelijk het verschil zullen maken. Bovendien is de CO2-uitstoot in ons land 17,5 procent lager dan in de regeerperiode met Groen. U kunt dus niet zeggen dat er helemaal niets is gebeurd voor het klimaat of dat de regering dat volledig veronachtzaamt. Alle maatregelen staan in de steigers om ook in Vlaanderen werk te maken van een koolstofarme economie.
Voorzitter, ik vind het betoog van de heer Martens zeer pertinent. Ik wilde even onderstrepen dat ik begrijp waarom volgens Groen alles stilstaat. Groen kijkt met de ogen dicht naar de politieke realiteit en ziet niet waar er stappen vooruit worden gezet. Dat is het probleem, maar bij deze is dat rechtgezet.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Collega’s, het is natuurlijk logisch dat de heer Martens stelt dat we ons niet te veel mogen concentreren op de energiebeleidsovereenkomsten omdat het natuurlijk een smet is op het energiebeleid van deze Vlaamse Regering. Minister-president, iedereen in dit parlement voelt wel aan dat de fameuze 125 miljoen euro lastenverlaging niet hard kan worden gemaakt. Het is een bedrag dat vermeld wordt, maar dat u nog niet concreet kunt invullen. De invulling wordt voor u uitgeschoven.
Minister-president, voor de energiekost bent u al de hele tijd bevoegd. En dat plaatje is toch wel heel wat minder positief dan men probeert voor te stellen. Het gaat niet alleen over de energiebeleidsovereenkomsten, waar terecht heel wat kritiek op is geweest. Waarom? De industrie moet vooral inzetten op energiebesparing en dat is nu net het probleem van de energiebeleidsovereenkomsten want ze zijn absoluut niet ambitieus genoeg wanneer het gaat over energiebesparing. Besparing op energieverbruik is de enige weg voor onze energieintensieve industrie om om te gaan met de stijgende energieprijzen. Ik ben niet de enige die dat zegt, maar ook de milieubewegingen zeggen het, de vakbonden zoals het ACV, het ABVV en de Liberale Vakbond. Ze vormen één front ten aanzien van u en de Vlaamse Regering en zeggen dat die energiebeleidsovereenkomsten totaal onvoldoende zijn. U gaat nog andere engagementen aan op het vlak van energie, bijvoorbeeld de ‘indirecte carbon leakage’. Er zijn tal van maatregelen waarbij u voordelen geeft aan bedrijven. Op zich kunt u dat natuurlijk doen, minister-president, maar er moet iets tegenover staan. Het probleem is dat het vrijblijvend is. U geeft inderdaad cadeaus – en dat zal een bewuste politiek zijn – maar er staat geen engagement tegenover inzake energiebesparing, inzake de strijd tegen klimaatverandering. Dat is blijkbaar geen prioriteit voor deze Vlaamse Regering.
Mijnheer Sanctorum, het gaat hier over de begroting 2014. Er zijn bedragen opgenomen die ook passen in het Concurrentiepact en het Werkgelegenheidspact. Net zoals de Federale Regering hebben wij gezegd dat wij die middelen vrijmaken – 166 miljoen euro – gedurende al die jaren. U kunt zeggen dat het niets voorstelt, maar het gaat wel over de begroting 2014 en volgende. Het is nogmaals een bewijs dat u toch een beetje nachtblind bent.
Ten tweede wil ik het hebben over de energie. We hebben natuurlijk de energiebeleidsovereenkomst. Dat is een belangrijke voortzetting van het beleid dat we ook vorige jaren hebben gevoerd. We hebben ook de hernieuwbare energie en de warmte-krachtkoppeling (wkk) herzien. We hebben in het kader van de indirecte ‘carbon leakage’ de industrie een bijkomende ondersteuning gegeven. We hebben wat netbeheerder Elia betreft een aantal dingen gedaan, we hebben beslissingen genomen wat betreft de kmo-energie-efficiëntieplannen. Dat gebeurde allemaal in het licht van energie-efficiëntie, van het besparen op energie.
Ik vraag me af – maar het antwoord zal ik waarschijnlijk moeten lezen op de website van Groen – welke maatregelen u treft die een evenwicht behouden tussen industrie en de werkgelegenheid in de industrie, en het verder beperken van de energie, zaken die wij absoluut nastreven met deze Vlaamse Regering. Ik ga ervan uit dat u de industrie, die heel belangrijk is in Vlaanderen, gewoon de nek omwringt, dat we geen zaken kunnen afspreken.
Goed, ieder zijn visie. Ik heb nu goed begrepen wat de visie is van Groen.
Ik wil nog één punt aanhalen over het competitiviteitspact voor ik overga naar een ander hoofdstuk. We zijn er voorstander van om onze bedrijven scherp te houden in een competitieve omgeving, maar we zijn het niet eens met blanco cheques. We hebben dit al eens meegemaakt op federaal niveau met de notionele intrestaftrek, ook een belastingverlaging die jobs zou opleveren. We hebben vooral veel verminderingen van de belastingen voor multinationals gezien en bijzonder weinig jobs. We vrezen dat de outillagekorting die u voorstelt als relancemaatregel, in hetzelfde bedje ziek is: een verlaging van de bedrijfskosten via de onroerende voorheffing zonder dat er duidelijke doelstellingen tegenover staan op het vlak van de tewerkstelling. Wij vinden dat een gemiste kans om de werkgelegenheid nog meer op te krikken en om jongeren te ondersteunen.
Mevrouw Meuleman, ik veronderstel dat u het hebt over de onroerende voorheffing materieel en outillage. De meeste mensen weten dat gaat om de investeringen die bedrijven doen in grote machines. Vaak zijn ze zo groot dat ze eigenlijk onroerend worden, vandaar dat er onroerende voorheffing is.
Dergelijke machines leiden tot werkgelegenheid, minstens tot het behoud van werkgelegenheid. Ze zijn daardoor heel duidelijk gelinkt aan werkgelegenheid, er moet geen verdere koppeling gemaakt worden, maar als een bedrijf in dergelijke machines investeert, zijn het investeringen, niet voor 10 of 15 jaar, maar voor veel langer. Ik meen dat dit een duidelijke stimulans is.
In de commissie was hier grote eensgezindheid over. Groen was niet aanwezig, maar ik veronderstel dat dit morgen ter stemming wordt voorgelegd.
Minister, ik zat in een andere commissie, waar ik een interpellatie hield. Vandaar dat ik er inderdaad niet bij was en ik dit hier wil zeggen. We delen het standpunt van de vakbonden. We hadden wel een koppeling met rechtstreekse tewerkstelling verwacht. Daar hadden we op gehoopt, want anders ontstaan er inderdaad toestanden zoals de notionele intrestaftrek.
Dat wilde ik hier zeker nog eens zeggen voor ik overga naar de maatregelen op het vlak van sociaal beleid die we bij deze regering missen. De wachtlijsten in de welzijnssector werden de afgelopen jaren alleen maar langer. Ondertussen wachten 22.000 personen met een handicap op de juiste zorg. Dat zijn ook mensen, minister-president, die op de wachtlijsten staan, het zijn geen cijfers. 4000 jongeren wachten op hulp, op een plaats in een dienst. 100.000 tot 160.000 ouderen wachten op een plaats in een rusthuis. Ongeveer 500 kinderen wachten nu al op pleegzorg. Daar zijn de jongeren die volgens de minister in 2014 uit de noodinternaten zullen moeten worden opgevangen, nog niet eens bijgeteld. Dat is voor ons onaanvaardbaar in een rijke regio zoals Vlaanderen.
Iedereen met wat gezond verstand weet dat er geen mirakeloplossingen bestaan, maar deze regering heeft veel te weinig gedaan. Men had de mond vol over een warm Vlaanderen en over een zorgzame samenleving, maar de cijfers spreken voor zich. Het wegwerken van de wachtlijsten was gewoon geen prioriteit.
Het is altijd een beetje het voorspelbare verhaal. Voor de mensen van Groen wil ik nog eens herhalen dat deze regering tijdens deze legislatuur meer extra middelen in de welzijns- en zorgsector heeft gestopt met de moeilijke economische groei die intussen de realiteit was geworden dan er ooit is geïnvesteerd, ook op een moment dat Groen deel uitmaakte van de Vlaamse Regering. Het is intellectueel niet correct wat u zegt, mevrouw Meuleman. Deze regering heeft een enorm groeipad in de zorgsector uitgetekend en heeft daarmee ook heel wat meer mensen de juiste hulp of een goede ondersteuning kunnen geven. Ik zal blijven protesteren tegen het gratuit gebruiken van cijfers. Men heeft ergens iets gelezen, dat wordt verspreid en wordt dan ook werkelijkheid.
Het aantal mensen dat kandidaat is voor de opname in een woonzorgcentrum slaat nergens op. Dat is een optelsom van mensen die zich op diverse plaatsen als kandidaat hebben gemeld en die op meerdere lijsten zijn ingeschreven. Iedereen weet dat dit cijfer niet overeenkomt met de werkelijkheid. Ik heb nooit betwist dat er daarom geen problemen zijn inzake toegang tot residentiële ouderenzorg. We moeten in die sector de volgende jaren substantieel een groeipad blijven uittekenen. Dat blijkt uit de cijfers van het kenniscentrum. U moet er echter mee ophouden telkens een cijfer te gebruiken dat intellectueel niet correct is. Hoe kan men een debat objectiveren wanneer men gewoon voortgaat op zaken die geen fatsoenlijke wetenschappelijke grondslag hebben? Dat is gewoon niet correct. Dat is gemakkelijk, het is een oneliner die er gemakkelijk ingaat, maar op die manier voeren we geen correct debat.
We hebben in de gehandicaptensector enorm veel vragen beantwoord. Een derde van de mensen die zijn geregistreerd, krijgt al een of andere vorm van specifieke gehandicaptenondersteuning. Dat betekent echter niet dat wij zeggen dat er geen probleem is en dat er geen grote uitdagingen zijn. Dat wordt absoluut niet onderschat. Wij hebben tijdens deze legislatuur cijfermatig en objectief enorm veel gedaan voor die sector. Dat is toch niet zo moeilijk wanneer u de cijfers en de analyses van de groeiende budgetten ziet. U ziet toch dat de welzijnssector enorm is gegroeid.
Mevrouw Meuleman, toen ik hier mijn eerste toespraak hield, in het najaar van 1985, was de toenmalige minister Rika Steyaert. Zij had toen een budget van 400 miljoen euro. Minister Vandeurzen heeft nu een budget van 4 miljard euro.
Tijdens deze legislatuur, dus tussen 2009 en 2014, zijn de gemiddelde uitgaven gestegen met 11 procent. De welzijnsuitgaven zijn gestegen met meer dan 30 procent. De onderwijsuitgaven zijn gestegen met 18 procent en de uitgaven in werk en sociale economie met 12 procent.
Als er iets is waar die Vlaamse autonomie toe gediend heeft, dan zijn het wel die welzijnsbudgetten die in 25 jaar tijd zijn vertienvoudigd. Na de zesde staatshervorming zal daar nog een pak bijkomen. U doet daar allemaal zo lacherig over, mevrouw Meuleman, terwijl deze regering eigenlijk een formidabele inspanning heeft geleverd in die welzijnssector. (Applaus bij CD&V en bij de N-VA)
De heer Caron heeft het woord.
Zoals de heer Van Rompuy zegt, zijn er nog een aantal sectoren die groot zijn geworden dankzij de Vlaamse Regering. Ik bedoel daarmee de maatschappelijke problemen die een antwoord hebben gekregen in de breedte.
Minister Vandeurzen, als de cijfers niet correct zijn, dan is het uw verantwoordelijkheid om te zorgen voor een meetinstrument waarmee wij het beleid kunnen beoordelen. U moet dat niet terugspelen naar ons. Als die cijfers niet correct zijn, maak ze dan correct. Dat heeft ook Mieke Vogels gedaan in de sector van de personen met een handicap. Zij heeft het probleem in kaart gebracht. Zij heeft het zich niet gemakkelijker gemaakt, zoals blijkt uit uw antwoord, en dat maakt het voor u ook niet gemakkelijker.
Mijnheer Van Rompuy, er is veel geïnvesteerd in welzijnsbeleid. De maatschappelijke problemen worden niet kleiner en zullen dat ook de komende jaren niet worden. Wat ik mis bij deze regering, is een structurele, strategische aanpak van die problemen. Sorry, het blijft klevertjes plakken.
Mijnheer Vandeurzen, ik wil toch ook wel eens zeggen dat alles misschien niet op dezelfde goede manier wordt gemeten. Je kunt zeggen dat de cijfers van de ouderen op de wachtlijst misschien niet precies zijn. De cijfers over 22.000 personen met een handicap die wachten op de juiste zorg, zijn wel correct. We hebben ervoor gezorgd dat die worden bijgehouden zodat we ze in kaart kunnen brengen. Daar kun je geen doekjes om winden. Dat zijn de cijfers.
Natuurlijk is er meer geïnvesteerd in welzijn. De vergrijzing is ook enorm toegenomen. Net daarom komen er zoveel mensen bij op die wachtlijsten voor ouderenzorg. Ondanks investeringen hebben wij geen oplossingen kunnen bieden voor de mensen – ieder van ons kent er wel, dat moeten we niet ontkennen – die wachten op de juiste zorg voor hun moeder, vader, opa of oma die op de wachtlijst staat voor ouderenzorg of voor personen met een handicap. Het beleid moet meer doen. We moeten het anders aanpakken.
Het voorstel van Groen gaat inderdaad over zorggarantie voor iedereen die zorg nodig heeft. Wij willen werk maken van een volwaardige zorgverzekering die, net zoals de federale ziekteverzekering, zorg garandeert aan wie het nodig heeft. Ik denk dat u gelijk hebt te zeggen dat we naar een vermaatschappelijking van de zorg moeten gaan. We moeten de zorg zoveel mogelijk vermaatschappelijken. We moeten ervoor zorgen dat de dichte omgeving van mensen meer verantwoordelijkheid opneemt voor de zorg en daartoe ook de mogelijkheid krijgt. We moeten ervoor zorgen dat mantelzorgers voldoende worden ondersteund, want wij zullen het niet allemaal kunnen opnemen.
Die vermaatschappelijking van de zorg, minister Vandeurzen, – en dat vind ik ontzettend belangrijk – mag geen synoniem worden voor een verdoken besparingsmechanisme, voor een trek-je-planbeleid. Ze moet ervoor zorgen dat mensen, als ze niet meer kunnen, in de problemen zitten en het netwerk waarop ze moeten vertrouwen, uitgeput is, kunnen rekenen op zorg door de overheid. Dat vind ik de essentie en een kerntaak van de Vlaamse Regering.
Ik ben het principieel eens met dat laatste. Ik ben blij dat u een goede invulling geeft van de term vermaatschappelijking van de zorg. Ik ben het ermee eens. Het is een grote uitdaging voor onze samenleving om ervoor te zorgen dat die mensen die zorg kunnen krijgen en dat het verlenen van zorg gebeurt binnen de sociale context van mensen, zo veel mogelijk in een thuissituatie en zo veel mogelijk betrokken op de samenleving. Ik hoop nog altijd dat we het daarover minstens conceptueel eens kunnen zijn.
Ik zal maar één opmerking maken. Wat ik fascinerend vind in dit debat, is de discussie over de ouderenzorg. U verwijst naar 160.000. Ik beweer dat dat cijfer niet realistisch is omdat het een dubbeltelling is. Ik minimaliseer de ernst van het probleem niet. Er is zeker vraag naar residentiële ouderenzorg.
Maar mevrouw, wie is in dit land bevoegd voor de financiering van de residentiële ouderenzorg? Waarover hebt u het nu eigenlijk? Het is een federale bevoegdheid in de ziekteverzekering. (Opmerkingen van mevrouw Elisabeth Meuleman)
Waarom wordt in dit debat de taak om op dit moment in te staan voor de financiering van de zorg in de woonzorgcentra, in de schoenen geschoven van de Vlaamse Regering? Het is een pure ziekteverzekeringskwestie. Dat zal na de zesde staatshervorming een Vlaamse bevoegdheid worden. Het zal voor ons een heel grote uitdaging zijn om dat te kunnen doen. Wat voor intellectueel niet-correct debat is dat nu? Het is geen debat dat hier moet worden gevoerd, tenzij we het hebben over de VIPA-middelen (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) ter ondersteuning van de social profit. Het parlement heeft daarover een resolutie goedgekeurd om aan te geven op welke manier die middelen in de toekomst moeten worden geïntegreerd in de algemene financiering van de residentiële ouderenzorg. Dat is nu eens de echte, pure, intellectueel correcte benadering van dat thema. Wij zijn een bondgenoot van de ziekteverzekering. We vragen de ziekteverzekering ook om hun groeipad vol te houden. Zodra we bevoegd zijn, zullen we daar zelf inderdaad ook belangrijke keuzes voor moeten maken.
Mevrouw Meuleman, anderen hebben hier al gewezen op het grote groeipad dat deze legislatuur – met onze steun trouwens – in welzijn is gerealiseerd. Ik onderschrijf dat. In mijn eigen betoog heb ik daarnet gewezen op de noodzaak van de Vlaamse Regering om een sociale hervormingsregering te zijn. In heel uw betoog merk ik dat dat blijkbaar aan u is voorbijgegaan. We hebben in deze legislatuur, met deze regering, het Woonzorgdecreet gemaakt, waarin de systeemhervorming waarvoor u pleit, eigenlijk is ingeschreven. We zullen binnenkort het debat aangaan over het decreet Persoonsvolgende Financiering. Ik neem uw beschrijving van vermaatschappelijking van de zorg mee. Ik zal ze onder ogen brengen van de commissaris van uw partij, mevrouw Vogels. We zullen die afwegen ten opzichte van de teksten die werden ingediend.
In verschillende debatten heb ik mevrouw Vogels horen tekeergaan tegen het model van de concentrische cirkels. Ik stel vast dat ze een intentieproces maakt. Dat zit ook een beetje in uw betoog, namelijk dat het een verkapte besparing is. Wat wij in het decreet, in de conceptnota en in het plan Perspectief 2020 hebben ingeschreven, is eigenlijk exact de definitie van vermaatschappelijking van de zorg die u hanteert. Dank u wel voor die beschrijving. Die zal ons bijzonder nuttig zijn in het debat met mevrouw Vogels.
Mevrouw Vogels heeft een eigen conceptnota, mijnheer Van Malderen. Dat is u misschien ontgaan.
Ik heb ze met veel plezier gelezen.
Daar heeft ze het inderdaad over de vermaatschappelijking van de zorg, de concentrische cirkels en de manier waarop wij het zien. Dat strookt niet met de manier waarop dit door de Vlaamse Regering wordt voorgesteld. Daar zal men inderdaad de wachtlijsten doen wegsmelten als sneeuw voor de zon, maar op een dergelijke manier dat iedereen een klein budget krijgt maar daarmee zeker niet voldoende geholpen is. Ze heeft daar inderdaad fundamentele kritiek op. Ik denk dat de definities van de vermaatschappelijking van de zorg nog wel wat verschillen.
Ik kom bij het laatste punt van mijn betoog, en dat is Onderwijs en de stilstand die daar fenomenaal is. Ik zeg dat niet alleen, collega Eric Van Rompuy laat vanmorgen optekenen in de krant dat op het vlak van Onderwijs er een uitermate zwakke prestatie is geleverd door de regering. Mijnheer Van Rompuy, ik kan u alleen maar gelijk geven, want wat betreft de grote werven die minister Smet bij het begin van de legislatuur zou uitbouwen, namelijk de hervorming van het secundair onderwijs, het lerarenloopbaanpact, het decreet Schaalvergroting en Leerzorg, wijst niets in het programmadecreet of de begroting erop dat deze legislatuur nog resultaten zullen worden geboekt. Dat is voor ons een vreselijk gemiste kans.
De minister spreekt wel van een mental shift die hij deze legislatuur realiseerde. Dat wil zeggen dat hij de geesten doen rijpen heeft in de richting van broodnodige hervormingen. Misschien was dat zo bij de top van het onderwijs, maar zeker niet aan de basis. Die basis zijn de leerkrachten en de directeurs die het zullen moeten waarmaken. Die moet je mee hebben, minister. Wij hadden dus liever concrete maatregelen gezien om die leerkrachten en directeurs te ondersteunen. Het versterken van de huidige scholengroepen, mentorenuren, meer jobzekerheid voor beginnende leerkrachten: dat kan nog deze legislatuur. Waar wacht u dan op, minister? Misschien op een mental shift in de Vlaamse Regering zelf?
Dan hebben we het nog niet gehad over de schoolgebouwen, de martelgang om telkens weer op de valreep voor alle kinderen in een plaatsje in een klas te voorzien. De heer Van Malderen heeft daarnet gezegd dat er extra budget is gekomen op Onderwijs. Natuurlijk, er waren ook extra kinderen. Er moest in extra capaciteit worden voorzien. Wat zou u anders doen? De kinderen op de stoep laten staan? Mijnheer Van Malderen, ik zou de vergelijking willen maken met de BBC. Je hebt zoiets als exploitatiekosten, dat zijn de zaken die je gewoon moet doen om de boel draaiende te houden. Als je meer kinderen hebt en je hebt meer leerkrachten nodig, dan heb je uiteraard een groter budget in de Onderwijsbegroting, dat is nogal wiedes. De rest was prioritair beleid, maar van dat prioritair beleid van deze Vlaamse Regering op het vlak van Onderwijs, hebben we niets gezien. Er was geen prioritair beleid op het vlak van Onderwijs, zo lijkt het wel, binnen de Vlaamse Regering.
Ik had het over de capaciteit, de martelgang om telkens op de valreep voor alle kinderen in een plaatsje in een klas te voorzien en de wachtlijsten van de te renoveren schoolgebouwen. 1700 dossiers, goed voor 5 miljard euro. Vier scholen worden in Antwerpen door de Vlaamse overheid zelf afgekeurd en ze zouden moeten sluiten. Vooraleer de inspectie scholen sluit, minister, moeten ze in erbarmelijke staat zijn. Ik kan dat weten: ik ben door de school van mijn kinderen ervaringsdeskundige op dat vlak. Toch kan diezelfde Vlaamse overheid niet in de middelen voorzien om die afgekeurde schoolgebouwen te renoveren. Waar gaan die kinderen naartoe? Dat is toch ongelooflijk? Het hoofdstuk Onderwijs is afgerond.
Voorzitter, met alle respect, we zullen straks op Onderwijs terugkomen. Ofwel hebben een aantal mensen de afgelopen jaren zitten slapen, ofwel hebben ze gemist waarover het gaat. Laat me een aantal dingen zeggen.
We hebben 1,8 miljard euro extra voor het onderwijs. Een deelindexatie bestaat niet in het buitenland, voor alle duidelijkheid. Bij ons wel. Van die 1,8 miljard euro extra gaat er 187 miljoen euro extra naar capaciteit, wat niet was voorzien bij de start van deze regering. Er gaat 112 miljoen euro extra naar de integratie van het hoger onderwijs. We hebben nu 40 miljoen euro extra om de eindejaarstoelage op te trekken. We hebben het budget voor de gebouwen met 30 miljoen euro verhoogd, van 150 naar 180 miljoen euro. We hebben 11 miljoen euro extra voor het leerlingenvervoer, bijna 10 miljoen euro voor de Brusselnorm en 53 miljoen euro voor het kleuteronderwijs. Dat is allemaal nieuw geld, los van de indexatie. Als ik dat aan buitenlandse collega’s zeg – van Nederland, Frankrijk, Duitsland, ik hoef zelfs nog niet zo ver te gaan –, dan vallen die van hun stoel.
Ook hebben we wel wat zaken gedeblokkeerd die niet konden worden gedeblokkeerd. Twintig jaar heeft men gepraat over de hervorming van het secundair onderwijs. Twintig jaar! We hebben hier een beslissing genomen over het masterplan, waarvan heel de onderwijswereld heeft gezegd dat het níet in een decreet mocht worden gegoten. Uit het maatschappelijk debat is gebleken dat men geen alomvattend decreet wou en dat men dat de komende tien à vijftien jaar wou uitvoeren. Het was de uitdrukkelijke vraag van het middenveld om dat te doen. Als heel de arbeidsmarktwereld en heel de onderwijswereld – en inderdaad, niet iedereen aan de basis, daar kom ik straks op terug – zegt dat het een goede beslissing is, en als heel de regering zegt dat we die gaan uitvoeren, dan is dat toch iets.
Dan is er de hervorming van het hoger onderwijs. Dacht u dat het echt zo gemakkelijk was om al die 20.000 studenten van hogescholen naar universiteiten over te dragen, zonder enig financieel probleem, dat al die veranderingen aan het personeelsstatuut zonder enig probleem zijn gebeurd? Dacht u dat het echt zo gemakkelijk was om leerkrachten twee jaar langer te doen werken zonder sociale onrust? Dacht u dat het echt zo gemakkelijk was om twee cao’s af te sluiten, de eerste zonder geld, de tweede met geld, en de sociale rust te behouden? Bovendien is er de omkadering van het basisonderwijs. Mijnheer Van Rompuy, ik richt me nu tot u en anderen. We hebben een totaal nieuw omkaderingssysteem voor het basisonderwijs uitgewerkt, dat transparanter en eerlijker is. Bovendien is er een extra injectie van 53 miljoen euro, wat overeenkomt met 1350 extra kleuteronderwijzers en dus tot kleinere kleuterklassen heeft geleid. Ik kom daar straks nog op terug.
Mevrouw Meuleman, er is de voorbije vier jaar een constante geweest. Ik heb ook wel eens een lijst gemaakt van alles wat u hebt gezegd en dat niet is uitgekomen. Er zal ook een moment komen waarop ik punten zal geven. Dat zal dan zeer aangenaam zijn voor u. (Opmerkingen)
We weten van welk onderwijs dat het product is, maar goed. Elk jaar hebt u gezegd dat kinderen geen plaats op school zouden kunnen krijgen. Mag ik u eraan herinneren dat, toen ik in maart 2010 op dat spreekgestoelte heb gezegd ervoor te zullen zorgen dat op 1 september van dat jaar elk kind in Vlaanderen een plaats zou hebben, ik door velen hier, maar ook in de buitenwereld werd afgeschilderd als een onnozelaar die dacht dat hij een probleem kon oplossen en het niet zou kunnen oplossen? We hebben dat wél gedaan, elk jaar opnieuw. In budgettair-economisch moeilijke tijden hebben we nogmaals 187 miljoen euro uitgetrokken.
Tot slot, wat die vier scholen in Antwerpen betreft, die zijn nog niet gesloten, en u zou, alvorens daar uitspraken over te doen, zich beter eens goed informeren over de reden waarom ter zake tot een negatief verslag wordt gekomen. Met alle respect en in alle kalmte, van diegenen die zeggen dat er de afgelopen vier jaar niets is gebeurd bij Onderwijs, ontgaat het eerlijkheidsgehalte me volledig.
Mevrouw Meuleman, dit is een begrotingsdebat, en ik wil het even over cijfers hebben, maar dan echt wat de hoofdlijnen betreft, om de voorzitter ter wille te zijn. Daarnet heeft men kunnen zien dat we op het domein van Welzijn 30 procent meer zullen hebben gedaan op één legislatuur. Bij het begin van het debat was er nogal wat aandacht voor onderzoek en ontwikkeling. Daar komt er 30 procent bij ten aanzien van het begin van de legislatuur. Voor Onderwijs komt er net geen 20 procent bij op één legislatuur.
Vandaag is het niet zo dat er 20 procent meer kinderen schoollopen. Dat betekent dat wij dus ook in kwaliteit investeren.
De minister verwees zelf naar de hervorming van het secundair onderwijs. De bestuurlijke schaalvergroting – niet de klassen worden groter – is niet een probleem van alle netten, maar van één net. Als dat net het probleem zelf wil aanpakken, dan is er een grote steen verlegd. Dat betekent ook dat de urgentie van een decreetgevend initiatief weg is. De minister aanwrijven dat een net beslissingen ten goede neemt, is een heel kwalijke zaak.
Straks zal de discussie over onderwijs grondig worden gevoerd, en ik kijk daarnaar uit.
Ik besluit. Wij zijn teleurgesteld in de Vlaamse Regering. Wij hadden veel meer verwacht. Wij hadden een begroting met gedurfde keuzes verwacht, met sterkere engagementen op het vlak van werk en steun aan bedrijven. Wij hadden een duurzaam relanceplan en een krachtig sociaal beleid verwacht, met het onderwijs als prioriteit. Dat kwam er niet. Wij zullen deze begroting dan ook niet goedkeuren, want wij denken echt dat het veel beter kan.