Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn de moties van de heer Joris Van Hauthem betreffende een belangenconflict.
Ik stel voor om de besprekingen van de vijf moties samen te voegen tot één bespreking.
Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
De bespreking is geopend.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Het lijkt mij inderdaad logisch, voorzitter, om ze alle vijf samen te bespreken, omdat ze over min of meer hetzelfde gaan, namelijk de zesde staatshervorming. We hebben ze juridisch-technisch wel in een aantal aparte moties moeten gieten.
Het gaat over onderdelen van de zesde staatshervorming, die volgende week in de Kamer wordt afgerond en waar wij wat bedenkingen bij hebben. Wij zien een aantal bepalingen die ingaan tegen de Vlaamse resoluties en tegen de Octopusnota, die deel uitmaakt van het Vlaamse regeerakkoord.
Het eerste belangenconflict gaat over de Bijzondere Wet die het kieswetboek wijzigt met betrekking tot de aanduiding van de gecoöpteerde senatoren. Er is, wat de institutionele meerderheid betreft, blijkbaar uitgegaan van een Senaat van de deelstaten. We weten hoe de Senaat zal worden samengesteld. Het gros zullen gemeenschapssenatoren zijn, maar toch zijn er ook nog gecoöpteerde senatoren, namelijk zes Nederlandstalige en vier Franstalige. Die worden aangeduid op basis van de cijfers voor de Kamerverkiezingen.
En dan zien we, collega Van Rompuy, dat we hier alweer te maken hebben met een zeer onzuivere splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Welke cijfers van de Kamerverkiezingen worden in aanmerking genomen om de zes Nederlandstalige gecoöpteerde senatoren te verkiezen? Dat zijn de kiescijfers van de Kamerverkiezingen van de Vlaamse provincies plus Brussel. Dat is logisch. Voor de Franstaligen gaat het over de stemcijfers van de Waalse provincies plus Brussel – tot daar nog alles logisch – plus alweer, mijnheer Van Rompuy, Halle-Vilvoorde. U kunt dus moeilijk volhouden dat dit een zuivere splitsing is van Brussel-Halle-Vilvoorde. Deze regeling is een negatie van de grondwettelijke indeling van dit land, zoals Brussel-Halle-Vilvoorde dat ook was.
Wanneer men uitgaat van de filosofie dat de Senaat een ontmoetingsplaats moet zijn voor de deelstaten, is dat dus niet waar. Daar zullen immers een aantal Franstalige senatoren in zetelen die ook aangeduid zijn op basis van stemmen die in een andere deelstaat vergaard zijn. En dus is de Senaat eigenlijk niet meer de reflectie van de deelstaten. Bovendien blijft de link naar Wallonië en Brussel behouden. De Franstalige partijen hebben er dus nog alle belang bij om ook in Halle-Vilvoorde – in Vlaams-Brabant, eigenlijk – kieslijsten voor de Kamer in te dienen. De Franstalige stemmen die in Halle-Vilvoorde behaald worden, worden immers mee in rekening genomen om de verdeling tussen de Franstalige gecoöpteerde senatoren te maken.
De principiële kwestie is dus dat de Senaat niet de weerspiegeling is van de deelstaten Vlaanderen en Wallonië.
Het tweede belangenconflict gaat over een uitvloeisel van de volgens u fantastische splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, namelijk de oprichting van het kanton Sint-Genesius-Rode. Een tijd geleden, toen de eigenlijke Brussel-Halle-Vilvoorde-akkoorden in Kamer en Senaat werden besproken, hebben wij hier ook al een aantal belangenconflicten ingediend.
Welnu, dit is er nog eentje. Het is een uitvloeisel van die akkoorden.
De splitsing van de kieskring is geen zuivere splitsing. Dat betekent dat we nu wel een kieskring Vlaams-Brabant en een kieskring Brussel hebben, dat wel, maar wat de kieskring Brussel betreft is het zo dat de zes faciliteitengemeenten daar eigenlijk electoraal bij zijn geannexeerd. Daar kan men nog altijd kiezen tussen een lijst uit Brussel of een lijst uit Vlaams-Brabant. Om dat te verwezenlijken, moest men zelfs een kunstmatig kieskanton oprichten, het kieskanton Sint-Genesius-Rode, dat de zes faciliteitengemeenten die niet aansluitende gemeenten zijn, omvat. Ook hier zitten we dus met het probleem dat er geen zuivere splitsing is van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. De oprichting van het kunstmatig kieskanton Sint-Genesius-Rode is daarvan de uitdrukking. Daarom hebben wij ook ten aanzien van die wetsbepalingen een belangenconflict ingediend. Ook dit gaat opnieuw in tegen het territorialiteitsprincipe en tegen de Octopusnota, die deel uitmaakt van het Vlaamse regeerakkoord.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
“Voor de aanwijzing van de Franstalige gecoöpteerde senatoren wordt een regeling uitgewerkt waarbij niet alleen de stemresultaten van de verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden meegeteld die door de (Franstalige) lijsten werden behaald in de kieskringen die in Wallonië en Brussel-Hoofdstad gelegen zijn, maar waarbij ook de stemresultaten van de Franstalige partijen in het administratieve arrondissement Halle-Vilvoorde in rekening worden gebracht.” Maar het aantal zetels ligt op voorhand vast: zes-vier. Dat verandert op geen enkele manier de vertegenwoordiging van Vlaanderen in die assemblees.
Dat heb ik ook niet beweerd.
Ik zie dus echt niet in waar daarvoor de Franstalige toegeving is. Door het feit dat er nu een kieskanton Sint-Genesius-Rode is, kunnen de Franstaligen van de faciliteitengemeenten een stem uitbrengen in Brussel ten aanzien van de traditionele Brusselse lijsten.
Dat is bijna het inschrijvingsrecht.
We moeten het eens aan de heer Van Eyken vragen. Ik weet niet of hij hier nog aanwezig is. (De heer Christian Van Eyken toont dat hij aanwezig is)
Hallo, Christian.
De Franstaligen zullen voor de Kamerverkiezingen geen UF-lijst indienen. De partijen zullen dat afzonderlijk doen, als ze er een indienen.
Dat is hun keuze. Het gaat hem daar niet over.
Daardoor kunnen zij nooit in de kieskring Halle-Vilvoorde-Leuven een zetel halen. Het enige wat er kan gebeuren, is dat, door het kieskanton Sint-Genesius-Rode, een aantal Franstaligen in Brussel gaan stemmen. Maar het aantal zetels ligt in Brussel ook vast. De Vlamingen komen niet in aanmerking om daar een zetel te halen, want je moet daar 30.000 stemmen halen en daar is geen enkele partij toe in staat. Ik zie dus echt niet in waar hier de Vlamingen toegevingen hebben gedaan.
Mijnheer Van Hauthem, ik dacht dat u grotere argumenten had. U zit hier werkelijk te pietepeuteren in details, zonder oog te hebben voor het geheel.
Dit is het uitvloeisel van de BHV-akkoorden. U gaat er nu blijkbaar prat op dat door de manier van splitsen inderdaad in Brussel geen enkele Vlaming meer in staat zal zijn om in de Kamer verkozen te worden. Dat is niet wat hier in al die moties en resoluties al die jaren is goedgekeurd. (De heer Eric Van Rompuy haalt de schouders op)
Ja, u haalt de schouders op. U wist toch wat het voorstel was: mogelijkheid tot apparentering met Vlaams-Brabant en Franstalig Brussel apparenteren met Waals-Brabant. Dat wist u toch? Dat was de oplossing die alle partijen kamerbreed, niet alleen hier maar ook aan de overkant, altijd hebben verdedigd. Dat was het wetsvoorstel-Herman Van Rompuy, dat Pieter De Crem nog heeft laten stemmen op die 7 november in de Kamercommissie. Dit is daarvan een uitvloeisel.
De verhouding 6/4 ligt vast. Dat is juist. Ik heb niets anders beweerd. Ik zeg u alleen, mijnheer Van Rompuy, als u daarvan uitgaat, kom mij dan niet zeggen dat de Senaat de weerspiegeling is van de deelstaten. Neen, het is de weerspiegeling van een deelstaat min een stukje en van een andere deelstaat plus een stukje. Dat is ook het uitvloeisel van de Brussel-Halle-Vilvoordeakkoorden. Of u dat nu graag hebt of niet. Nu kunt u vragen: is dat de grote toegeving? Dat is een politieke afweging, maar het is dus blijkbaar wel een toegeving geweest.
Het derde belangenconflict gaat over de constitutieve autonomie van Brussel. Brussel krijgt een constitutieve autonomie – ik zeg niet bij, want ze hadden die niet – over een aantal onderdelen van zijn parlementaire werking. Men kan zich afvragen of dat niet te pietepeuterig is. Voor ons gaat het over het principe. Toen in 1989 het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is opgericht, was dat voor ons een politieke flater. We zitten nu met de gevolgen. We hebben een gewest met een parlement en een regering. Men heeft ons toen wijsgemaakt dat dat gewest eigenlijk niet hetzelfde was als het Waalse en het Vlaamse Gewest. Voor een stukje was dat waar. Degenen die het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben opgericht, waren pietepeuterig bezig. Laten we wel wezen.
Nu komt daar een constitutieve autonomie bij, hoe klein ook en misschien zelfs met de bescherming van de Vlamingen in Brussel. Men krijgt voor het eerst een constitutieve autonomie. Het principe daarvan is dat men naar een versterking gaat van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, niet conform onze Octopusnota, maar wel conform de Octopusnota van de Brusselse Regering, die heeft gezegd dat ze een volwaardig gewest wil worden.
Welnu, een aantal gemeenschapsbevoegdheden kan naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Dat is hoe dan ook een vergewestelijking van gemeenschapsbevoegdheden. Het is een versterking van het gewest. Nu komt daar nog constitutieve autonomie bij, en dan zeg ik dat u niet langer kunt volhouden dat Brussel geen gewest is zoals een ander. Het druist dus regelrecht in tegen de Vlaamse resoluties en alweer tegen de Octopusnota, die dan toch deel uitmaakt – ik kan er ook niet aan doen – van het regeerakkoord van dezelfde meerderheid. De minister-president heeft toen zeer duidelijk gezegd: voor ons zijn er twee volwaardige deelstaten, en daarnaast Brussel en de Duitstalige Gemeenschap, met een apart statuut.
Wat we nu aan het doen zijn, niet alleen met de bevoegdheidsoverdrachten, maar ook met het toekennen van constitutieve autonomie aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, betekent dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest opgewaardeerd wordt tot een volwaardig gewest. Dat is dus in tegenspraak met het Vlaams regeerakkoord van deze Vlaamse meerderheid, van deze legislatuur. Daarom dienen wij daartegen een belangenconflict in, omdat het tegen onze belangen en zelfs tegen ons eigen regeerakkoord ingaat.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Mijnheer Van Hauthem, wij gaan mee met de andere belangenconflicten. Daar hebt u een punt. Maar we hebben wel een probleem met uw belangenconflict over de constitutieve autonomie. De constitutieve autonomie wil zeggen dat een deelstaat min of meer zijn eigen grondwet mag maken. Dat eisen we op voor Vlaanderen en voor Wallonië, maar ik zie niet in waarom de Brusselaars, die volgens mij leven in een Hoofdstedelijk Gewest en die voor de gemeenschapsbevoegdheden Vlaams- of Franstalig zijn, voor de gewestelijke bevoegdheden ook niet over een constitutieve autonomie zouden beschikken. Dat is niet in tegenspraak met de Octopusnota. Ik kan me niet herinneren dat daar iets over in stond.
Er is toch ook het argument van de gelijkheid. Waarom zouden Brusselaars in qualitate qua gewest – we hebben nu eenmaal een hybride vorm van federalisme – niet het recht krijgen om een eigen politieke structuur te maken voor de gewestelijke bevoegdheden? Daar hebt u bezwaarlijk een punt.
Mijnheer Bouckaert, we kunnen van mening verschillen of het Brusselse Gewest nu al dan niet constitutieve autonomie moet hebben. U vindt van wel, ik vind van niet. Daar kunnen we een debat over hebben. Maar mijn punt is dat in het regeerakkoord van deze meerderheid de Octopusnota vervat is, en daar staat letterlijk in: “Onze visie op Brussel wordt bepaald vanuit onze visie op de staatkundige evolutie van België. Die visie gaat uit van een fundamentele tweeledigheid op basis van twee deelstaten met daarnaast een specifiek statuut voor Brussel en een Duitstalige Gemeenschap.”
Mijnheer Bouckaert, ik stel alleen vast dat men in de loop van de jaren, en nu nog meer, al bezig was om van het Brusselse Gewest inderdaad een compleet volwaardig gewest te maken, evenwaardig aan Vlaanderen en Wallonië, en dat is in tegenspraak met de Octopusnota. Die constitutieve autonomie is een onderdeel van die evolutie. Dat is wat wij zeggen. We kunnen daarover van mening verschillen, best mogelijk, maar dat is in tegenspraak met de Octopusnota.
Ik denk dat het argument dat uzelf aangeeft tegen de constitutieve autonomie van Brussel niet klopt. Je kunt zeggen dat Brussel maar een gewest is dat niet op dezelfde hoogte staat als de gemeenschappen. Je kunt zelfs nog wat verder gaan door te zeggen dat het zelfs geen gewest zoals het Vlaams Gewest en het Waals Gewest is, maar hoe dan ook heeft dat Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bevoegdheden. Dan stel ik me de vraag waarom de Brusselse bevolking voor de bevoegdheden die je wilt toekennen aan Brussel as such, niet het recht zou hebben om zijn eigen grondwettelijke regels te maken. Hoe je ook schuift met de bevoegdheden die je aan Brussel toekent, de constitutieve autonomie staat daar los van. Het is een argumentatie op zichzelf. Als je aan Brussel geen constitutieve autonomie wilt geven wat betreft zijn bevoegdheden, dan ondermijn je het argument om het aan Vlaanderen te geven.
Ik onderschrijf wat de heer Bouckaert zegt. Het Brusselse Gewest functioneert op een totaal andere manier dan het Vlaamse en het Waalse Gewest. We zitten daar met structuren waarbij er pariteit is onder de ministers en de staatssecretarissen. Er zijn twee Vlaamse ministers, twee Franstalige ministers plus de minister-president, plus een aantal staatssecretarissen – twee tegen één, denk ik. U hebt ook in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad gezeten. Het gaat niet over decreten maar over verordeningen. Je moet daar speciale meerderheden voor hebben in de twee taalgebieden. Je hebt een hele procedure als men iets tegen de Vlamingen wilt beslissen in het parlement. Hetzelfde geldt in de Brusselse Regering, als er geen consensus is wat daar gebeurt. Je hebt het onderscheid tussen gewest- en gemeenschapsmaterie. U hebt zelf het voorbeeld aangehaald van de Commission communautaire commune (COCOM), de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) die bijvoorbeeld de kinderbijslagen zal beheren. Je hebt 101 varianten van besluitvorming, ook wat betreft bevoegdheden, zodat dit een specifiek gewest is. In de Octopusnota staat dat Brussel inderdaad een gewest is met specifieke bevoegdheden. Dat Brussel constitutieve autonomie heeft over die materies waarvoor het bevoegd is, wat is daarbij uw vrees? Noem nu eens een materie waarvoor het Brusselse Gewest constitutieve autonomie heeft die voor de Vlamingen een grote bedreiging of gevaar is, waar ze niets meer aan kunnen doen, rekening houdende met de besluitvorming die in Brussel geldt waar men niets kan doen tegen de Vlamingen?
Mijnheer Van Rompuy, het is een element in de evolutie naar een volwaardig gewest. Het is een evolutie naar de Octopusnota, niet van deze Vlaamse Regering maar van de Brusselse Regering. Die heeft ook een dergelijke nota gepresenteerd. Dat maakt voor ons deel uit van de evolutie naar een volwaardig gewest, evenwaardig en op dezelfde voet als Vlaanderen en Wallonië. Mijnheer Bouckaert, u kunt daar voor zijn, en dan verschillen we inhoudelijk van mening. Ik stel alleen vast dat die evolutie plaatsvindt.
En ook wat de kinderbijslag betreft. Aanvankelijk was het toch ook uw standpunt dat de gemeenschappen dat zouden moeten doen in Brussel? Waar gaat het nu naartoe? Naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. U kunt het daar mee eens of oneens zijn, maar ik mag toch wel heel serieus zeggen dat dit een ‘vergewestelijking’ is van de gemeenschapsmateries en dus dat de fundamentele tweeledigheid van deze staat, waar de Octopusnota en de resoluties aan refereren, wordt uitgehold. Dit is er een onderdeeltje van. Dat is in feite mijn punt. Of we het eens zijn of niet, dat is iets anders.
De twee laatste moties vallen een beetje samen. Het is alleen om juridisch-technische redenen dat ze in twee moties gegoten dienden te worden. Ze betreffen de samenvallende verkiezingen. De staatshervorming bepaalt dat in principe in de toekomst de verkiezingen zullen samenvallen: de Europese verkiezingen, de Kamerverkiezingen en de deelstaatverkiezingen. Weliswaar moet er daarna, in de volgende legislatuur, nog een bijzondere wetgeving over komen, maar nu is er al eentje en die moet nadien eigenlijk nog eens bevestigd worden.
Men gaat ten eerste praktisch naar heel grote problemen, want men heeft in het vooruitzicht gesteld dat de deelstaten zouden kunnen afwijken, eventueel, van die vijf jaar, van het feit dat Europese verkiezingen en Kamerverkiezingen samenvallen. Hoe men dat gaat doen, weet men echter nog langs geen kanten, al was het maar omdat de zes Vlamingen uit Brussel die hier verkozen worden, niet meer via het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden verkozen, maar eigenlijk rechtstreeks. Als die twee verkiezingen uit elkaar getrokken worden, wat dan met die zes Brusselse Vlamingen?
Maar los daarvan, los van het praktische, gaat het hem om het principe. Zijn we nu voor of zijn we nu tegen samenvallende verkiezingen als principe? Wel, wij zijn tegen samenvallende verkiezingen uit principe. En zelfs de minister-president is tegen samenvallende verkiezingen uit principe. Hij heeft het hier in dit Vlaams Parlement meerdere keren gezegd in de commissie en ook in deze plenaire vergadering. Hij zei, trouwens op onze vraag: “Vanuit democratisch oogpunt vind ik dat de burger het Vlaams beleid afzonderlijk kan en moet beoordelen. Ik sta altijd verrast dat democraten pleiten voor minder verkiezingen in plaats van voor verkiezingen voor elk niveau apart.” Dat zijn niet mijn woorden, maar die van de minister-president, maar waar wij ons helemaal achter kunnen scharen.
We weten toch ook waarom men nu constitutioneel, grondwettelijk, wil bepalen dat om de vijf jaar op één dag alle parlementen verkozen worden: omdat men blijkbaar institutioneel en politiek een probleem ervaren heeft met verschillende meerderheden op deelstatelijk niveau en op federaal niveau. Men heeft blijkbaar gezegd: “daar gaan we een einde aan maken, want dat creëert spanningen en daar moeten we van af”. Ik meen dat het eerder een dynamiek zou kunnen creëren. Ik ben het er dus niet mee eens. Als we dit toestaan, dreigen we als Vlaams niveau opnieuw, zoals het vroeger was, afhankelijk te worden van één verkiezingsuitslag en van één federale regeringsvorming waar wij dan de doorslag van mogen zijn.
Indien er aparte verkiezingen zijn, dan kan men niet alleen het Vlaams beleid en het federaal beleid apart beoordelen als kiezer, wat een democratisch gezond principe is, maar dan kan het gevolg daarvan eventueel ook zijn dat er andere mogelijkheden, andere meerderheden ontstaan die een zekere dynamiek genereren.
Wat dit betreft, als dit goedgekeurd wordt volgende week in de Kamer, dan gaan we, met een aantal modaliteiten die we nog niet kennen, instemmen met het principe van gelijktijdige, samenvallende verkiezingen om de vijf jaar waardoor we ons degraderen ten aanzien van het federale niveau.
Wij scharen ons dus achter het standpunt van de minister-president die zegt dat het dit jaar een toeval is dat ze samenvallen, maar dat men het nu zo aan het regelen is dat ze eigenlijk om de vijf jaar zullen samenvallen. Wel, wij scharen ons achter zijn woorden om dat niet te doen, vandaar dit belangenconflict.
U zegt hier: “In principe zouden ze moeten samenvallen, maar er zijn nog een aantal modaliteiten die moeten worden ingevuld.” Het Vlaams Parlement zal in de nieuwe legislatuur voor een stuk bevoegd zijn voor de kieswetgeving. Ik ken de juridische modaliteiten niet, maar het Vlaams Parlement kan – en dat heeft Kris Peeters ook gezegd – de Vlaamse verkiezingen een paar maanden vervroegen of verlaten. Omgekeerd, in de Kamer is het zo dat het legislatuurparlement niet zo waterdicht is als bij ons.
Men kan nog altijd struikelen, verkiezingen houden en dan moet men de termijn vol maken.
Na de verkiezingen kan er een situatie ontstaan waarbij er geen Federale Regering kan worden gevormd. Dat is niet uitgesloten. De mogelijkheid bestaat dan nog altijd dat er voor de Kamer nieuwe verkiezingen komen. De discussie is dan of, als ze na een jaar nieuwe verkiezingen houden, de volgende verkiezingen dan moeten samenvallen. De zwart-wittekening die u maakt waarmee u zegt dat het vastligt dat Vlaamse en federale verkiezingen altijd zullen samenvallen, is niet juist. U roept een belangenconflict over een principe in, terwijl iedereen weet dat in de concrete toepassing er nog heel wat mogelijkheden zijn, zowel op federaal als op Vlaams niveau, om daarvan af te wijken.
Het principe is dat ze om de vijf jaar samenvallen. Het is juist dat de federale Kamer nog altijd vervroegd ontbonden kan worden. De volgende Kamer moet dan de termijn van vijf jaar vol maken. Dat is wat hier staat. Men zet in het vooruitzicht dat wij eventueel een bevoegdheid zouden hebben, maar hoever die eventueel zou gaan, dat staat hier allemaal niet in. Er staat in feite niets over in. Ik ga dus terug naar het principe dat men bezig is om naar samenvallende verkiezingen te gaan. U hebt gelijk dat er misschien nog modaliteiten zijn om er twee of drie maanden van af te wijken, maar het gaat over het principe van samenvallende verkiezingen dat nu wel degelijk in de bijzondere wet wordt ingeschreven. Daarom roep ik dit belangenconflict in.
Samengevat: de belangenconflicten gaan over samenvallende verkiezingen, de constitutieve autonomie voor Brussel, de gecoöpteerde senatoren en het uitvloeisel van de Brussel-Halle-Vilvoordeakkoorden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Van Hauthem, toen ik die belangenconflicten zag, dacht ik dat er meer in uw zakje zou zitten. Ik vind het echt spijkers zoeken op laag water. Het heeft niets meer met belangenconflicten te maken. Ik ga u een voorbeeld geven. Voor de toekenning van de gecoöpteerde senatoren tellen voor het berekenen van de vier Franstalige zetels, de stemmen mee die in Halle-Vilvoorde op Franstalige lijsten zijn uitgebracht. U zegt dat dat een aantasting is van het democratisch principe. Op 6 miljoen kiezers zullen er 20.000 of 25.000 hun stem uitbrengen in de kieskring Halle-Vilvoorde-Leuven op Franstalige lijsten en de verhouding tussen Vlamingen en Franstaligen ligt op voorhand vast. Het is werkelijk de indruk geven alsof de democratie gefnuikt wordt en alsof Vlaanderen een nederlaag lijdt terwijl het er gewoon niets mee te maken heeft. Het gaat over marginale dingen.
Hetzelfde geldt voor uw laatste betoog over de samenvallende verkiezingen. Ik zie echt niet in welke fundamentele bezwaren er vanuit Vlaams oogpunt kunnen zijn. We gaan dat met kracht verwerpen.
Mijnheer Van Rompuy, deze keer is het marginaal. De vorige keer was er volgens u misschien meer vlees aan het bot, maar toen hebt u het ook met even veel graagte verworpen. U verwerpt alle belangenconflicten hier. U wilt niet toegeven dat het inderdaad om een onzuivere splitsing gaat. We hebben het debat ten gronde effectief een jaar geleden gevoerd. Toen vond u het ook maar niets, hoewel niet marginaal. Nu is het marginaal, en vindt u het ook niets.
Ik stel vast dat men niet wil inzien dat er hiaten in zitten. Als u iets meer wilt, mijnheer Van Rompuy, dan kom ik volgende week met een belangenconflict over de Financieringswet en de saneringsbijdragen die daarin vermeld staan. Dan gaan we daar eens over discussiëren. Dan zult u het misschien niet marginaal vinden, maar toch gaat u het wegstemmen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de moties houden.