Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de financiële problemen van de verenigingen
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Schauvliege.
De heer Mahassine heeft het woord.
Minister, ik wilde deze vraag stellen aan de minister-president, omdat ik bezorgd ben over alle verenigingen. Het gaat niet alleen over cultuur- en milieuverenigingen, maar over alle verenigingen, namelijk ook voor jeugd, sport enzovoort. Aangezien hij er vandaag niet is, stel ik u de vraag.
Uit een studie van de Koning Boudewijnstichting blijkt dat een van de drie verenigingen in Vlaanderen over alle sectoren heen in financiële problemen terechtkomen. Dat onderzoek gebeurt jaarlijks. Als we dat even vergelijken met 2011, was dat één op zes. Op enkele jaren tijd is er een enorme stijging van het aantal verenigingen dat in financiële moeilijkheden terechtkomt. Natuurlijk is dat niet verwonderlijk in deze crisistijden, maar het vergt wel even onze aandacht omdat het over een serieuze verhoging gaat op een zeer korte tijd.
Twee zaken die er heel zeker mee te maken hebben, zijn enerzijds de subsidies en anderzijds de reglementering om de subsidies te krijgen. De afgelopen jaren brengt het een en ander met zich mee om daaraan te voldoen. Sinds 2008 zijn de subsidies serieus gedaald, terwijl de administratieve last en formaliteiten verhoogd zijn. Ik heb het niet alleen over de Vlaamse aspecten. Heel wat verenigingen staat het water aan de lippen. In welke maatregelen, al dan niet in overleg met de federale overheid, voorziet u voor verenigingen die het moeilijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen?
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de barometer van de Koning Boudewijnstichting ging niet alleen over Vlaamse verenigingen maar over Belgische. Het gaat over veel meer dan culturele verenigingen, het gaat over het jeugdwerk, natuurverenigingen, sport-, onderwijs- erfgoedverenigingen, bedenk het maar. Ik denk dat we het er met zijn allen over eens kunnen zijn dat het verenigingsleven in Vlaanderen een onwaarschijnlijke hoeksteen van onze samenleving is, het cement van onze Vlaamse samenleving, niet alleen in het opzicht van cohesie, samenhang en het tegengaan van vervreemding en individualisering, maar ook in het teken van het samenspel tussen markt en overheid. Het middenveld speelt daar een heel belangrijke rol in.
In het regeerakkoord – we lopen wel naar het einde van de regeerperiode – staat de intentie om het verenigingsleven in dit land volop te ondersteunen en sterker te maken. De bekommernis die uit die barometer blijkt, zet mij aan om u een vraag te stellen. Die vraag is niet of u meteen met centen over de brug zult komen, maar het zou interessant zijn om eens beter te weten te komen in welke sectoren die pijnpunten het sterkst aanwezig zijn en of de Vlaamse Regering op basis van dat onderzoek daar alstublieft iets aan wil doen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, uiteraard zijn het middenveld en de verenigingen bijzonder waardevol en moeten we daar alle aandacht aan besteden. Het is ook iedereen bekend – dat is geen nieuws – dat niet alleen bedrijven maar ook verenigingen de crisis voelen. Het onderzoek dat is uitgevoerd en deze week bekend is geraakt, toont dat ook aan.
Het is inderdaad een heel ruim onderzoek. Het gaat over duizenden verenigingen: over ziekenhuizen die in een stichting of vzw zitten, het gaat over heel veel verenigingen van de welzijnssector, de jeugdsector, de erediensten, het onderwijs en natuurlijk ook over culturele verenigingen. Het onderzoek is heel ruim. Het werd niet beperkt tot cultuur of natuur. Het volledige middenveld werd in kaart gebracht.
Het is belangrijk dat al die verschillende sectoren eens van naderbij worden bekeken in de studie, want het is overal een beetje anders. Als ik mijn eigen bevoegdheid Cultuur even bekijk, dan is het laatste onderzoek dat we ter zake hebben gedaan ‘Boekstaven 2013’. Daaruit blijkt dat bij de sociaal-culturele organisaties 49 procent van de middelen eigen middelen zijn, of met andere woorden dat 49 procent van de middelen niet uit subsidies komt. Het zijn giften, sponsoring, verkochte tickets en zo meer. Slechts 51 procent komt van subsidies.
Er wordt gezegd dat de laatste tijd heel veel wordt bespaard en dat men dat voelt, maar de Vlaamse Regering heeft heel uitdrukkelijk beslist om de voorbije jaren niet te besparen op verenigingen van sociaal-cultureel werk en cultuur. In het begin van de legislatuur was er sprake van een kaasschaaf; nadien is er heel uitdrukkelijk voor gekozen om niet te besparen op cultuur. En dat merken we ook.
Vandaag is er trouwens een studiedag van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV), waar nogmaals werd bevestigd dat de budgetten, de subsidies op het vlak van cultuur, gehandhaafd zijn. Als we dit vergelijken met andere landen, dan hebben wij een heel belangrijk statement gedaan, terecht, om aan te tonen dat we het vrijwilligerswerk in de verenigingen bijzonder appreciëren. Het is natuurlijk ook een vaststelling dat heel veel kleine verenigingen afhankelijk zijn van subsidies van lokale of provinciale overheden. Ook daar hebben we onze verantwoordelijkheid genomen. Ik heb in het nieuwe decreet Lokaal Cultuurbeleid heel uitdrukkelijk laten opnemen dat een gemeentebestuur geen subsidies kan krijgen voor lokaal cultuurbeleid wanneer het niet 0,8 euro per inwoner specifiek spendeert aan verenigingen. Het is dus een verplichting die is opgenomen waardoor gemeentebesturen verplicht zijn om 0,8 euro per inwoner te investeren in verenigingen. Het is een mooi voorbeeld van hoe we vanuit de Vlaamse overheid een aantal zaken kunnen bijsturen.
U zou kunnen vragen of het feit dat door de interne staatshervorming de provincies misschien minder verantwoordelijkheid hebben, doorweegt op cultuur. Dat is niet het geval; ook dat is vandaag op de studiedag van FOV nogmaals heel uitdrukkelijk gezegd: alle provinciebesturen in Vlaanderen hebben nog een subsidiereglement om verenigingen verder te subsidiëren, ook daar ligt het niet direct aan.
Er zijn ook een aantal federale aspecten aan verbonden, en ik weet dat onze federale collega Koen Geens al bijzondere inspanningen heeft gedaan ten aanzien van de verenigingen, onder meer met de vrijstelling van btw. Ook daar zit men absoluut niet stil.
Als u mij vraagt wat er concreet vanuit de overheid kan gebeuren, zeg ik u dat we vinden – en ik spreek ook namens collega’s en hun bevoegdheden – dat we deze studie van naderbij moeten bekijken. We moeten dat heel specifiek per deelsector doen. De jeugdsector zal een andere problematiek kennen dan de welzijnssector, de ziekenhuizen, de erediensten, het onderwijs. Ik stel voor dat elke collega voor zijn of haar beleidsdomein eens goed uitzoekt wat de knelpunten zijn en welke beslissingen we kunnen nemen.
Minister, voor alle duidelijkheid: ik zeg dit niet om kritiek te uiten over de subsidies. Het gaat er voor mij om dat verenigingen het moeilijker hebben, en de evolutie op drie jaar tijd is significant. We kunnen er niet onderuit. Het is geen kwestie van schuld, maar het verenigingsleven in Vlaanderen ligt ons heel na aan het hart, en we moeten er alles aan doen om ze op de ene of de andere manier verder te helpen. Er moet dus een oplossing komen voor de verenigingen die op dit moment – dat blijkt ook heel duidelijk uit de ondervraging – met urgente problemen zitten. Ze kunnen ook niet bij banken terecht, zoals een bedrijf of een zelfstandige wel kan. Heel wat verenigingen dreigen er nu mee te stoppen, en dat zou jammer zijn. Het zou een verarming betekenen van het verenigingsleven in Vlaanderen. Mijn concrete vraag zou dan ook kunnen zijn of de regering kan zorgen voor eventuele overbruggingskredieten.
We mogen één ding niet vergeten, namelijk dat het voor verenigingen steeds moeilijker wordt – vooral voor verenigingen die geen subsidies krijgen – om nog activiteiten te organiseren. Er zijn immers altijd wel regeltjes die de Vlaamse, de federale of de lokale overheid opleggen aan die verenigingen waardoor het nog moeilijker wordt om aan middelen te geraken. We kijken toe hoe het verenigingsleven daaraan aan het kapotgaan is en het is al zo moeilijk om vrijwilligers te vinden en het verenigingsleven in stand te houden.
Mijnheer Mahassine, ik ben blij dat de meerderheid nog bestaat. Bij een vorige vraag was ik aan het twijfelen geslagen, maar nu zijn we er weer.
Minister, u praat natuurlijk vooral voor uw eigen beleidsterrein, en dat begrijp ik. U bevestigt dat er niet echt grondig bespaard is, en dat is nog waar ook wat het verenigingsleven betreft. Ik wil u overigens zeggen dat die 0,8 euro in het decreet over het lokaal cultuurbeleid ook in het vorige decreet staat. Het is fijn dat u dat overgenomen hebt.
Er zijn natuurlijk problemen, en daar mogen we niet blind voor zijn. Inderdaad, het veld is zo breed dat we niet precies kunnen detecteren waar, maar ze zijn er. Bijvoorbeeld in de vormingsinstellingen is er drastisch gesnoeid: bij de volkshogescholen, bij Vormingplus. De natuurbewegingen hebben maandenlang met u gediscussieerd over hun nieuwe regelgeving. U zegt het zelf: “Breng in kaart waar de problemen zijn zodat we die problemen punctueel kunnen remediëren.” Het kan niet dat die tendens zich voorzet. Dat is de bekommernis die ik met u en met collega Mahassine deel.
De heer Sauwens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we moeten toch een onderscheid maken in de verenigingen. Er zijn enerzijds academische ziekenhuizen, universiteiten, organisaties met honderden vrijgestelden en anderzijds de verenigingen waar wij aan denken, namelijk de lokale verenigingen in het socioculturele veld, die het bijzonder moeilijk hebben. Het aantal vrijwilligers neemt niet toe, de vrijwilligersvergoeding is te laag, de financiële en juridische verantwoordelijkheden worden groter, er is de fiscale controle en de sponsorgelden verminderen. Iedere minister, iedere burgemeester en schepen moet op zijn terrein de verantwoordelijkheid nemen en het politieke debat moet daar sector per sector worden gevoerd.
Minister, al die elementen die ik heb opgesomd en die de collega’s ook hebben aangehaald, komen ook op een moment dat de gemeenten zwaar moeten saneren. Het kan zijn dat de eigenlijke subsidies niet echt verminderen maar nominaal zeker niet zullen stijgen. Bij de budgetbesprekingen in de gemeenteraden wordt nu heel vaak aangehaald dat er voor logistieke dienstverlening zal moeten worden betaald. Het zou wel eens de druppel te veel kunnen zijn die ervoor zal zorgen dat men afhaakt. We zien voetbalploegen fusioneren. Er zijn clubs en socioculturele organisaties die hun werking stoppen. Dan is er wel een structureel probleem, en is het belangrijk dat u dit mee opvolgt en als minister van Cultuur probeert om structurele initiatieven te nemen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, één oplossing bestaat niet, als oppositielid wil ik u zelfs bijtreden. De realiteit is natuurlijk wel dat we geconfronteerd worden met die problemen en dat veel verenigingen in de problemen komen op het moment dat subsidies wegvallen.
Ik heb u al meerdere keren proberen duidelijk te maken dat het misschien toch niet oninteressant is om na te gaan welke alternatieven er zijn om die verenigingen sterker te maken op het moment dat ze worden geconfronteerd met besparingen zodat ze verder kunnen zonder die subsidies of met minder subsidies. Ik denk daarbij aan crowdfunding en aan de tax shelter, die bijvoorbeeld voor de muzieksector perfect mogelijk is. Straks bespreken we een samenwerkingsakkoord waardoor we hopelijk een basis hebben om met de Franstalige collega’s en het federale niveau te praten.
Die afhankelijkheid moeten we echt in vraag durven te stellen. Dat is de enige manier om onze verenigingen een mogelijkheid op een toekomst te geven.
De heer Meremans heeft het woord.
Er is al gewezen op het rijke verenigingsleven en het kostbare weefsel. Daar staan we allemaal achter, en dat vinden we ook allemaal belangrijk. Maar de realiteit is daar, je kunt er niet buiten: de kosten voor de verenigingen lopen op. Bij mijn weten zal er volgend jaar geen kaboutertje opduiken met een zak diamantjes voor de verenigingen. Dat zal niet gebeuren, we moeten daar ook realistisch in zijn.
Wel wil ik vragen, minister, dat wij als overheid misschien een instrumentarium aanbieden aan die verenigingen voor hoe zij door synergieën en door anders te werken tot winsituaties kunnen komen. Wij moeten hen daarin begeleiden. Dat zou wel een oplossing kunnen bieden. We moeten de lokale overheden aansporen om ook daarin hun verantwoordelijkheid te nemen. Een mirakeloplossing is er niet, maar het begeleiden van de verenigingen vanuit de overheid zou wat soelaas kunnen brengen.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Uit een studie van onze denktank Libera! blijkt dat het middenveld natuurlijk een zeer heterogeen gegeven is. Ik sluit me aan bij wat de heer Sauwens zegt: heel veel instellingen die we verenigingen noemen, vervullen eigenlijk publieke functies, die in ons neocorporatistisch bestel aan die verenigingen zijn uitbesteed. Bijvoorbeeld de inrichtende machten van het vrij onderwijs vervullen een publieke functie, maar dat wordt dus gedaan door private verenigingen. Daarnaast heb je de culturele verenigingen. Het is dus een zeer heterogeen veld, en het is evident dat daarvoor geen unieke oplossing kan bestaan.
Maar het moet toch eens worden gezegd dat wij de verenigingen hebben overladen met een systeem van subsidies en dat die verenigingen hulpverslaafden zijn geworden. Zij zijn hun lot compleet gaan koppelen aan de overheid en aan het budget. Als de overheid natuurlijk moet besparen, komen al die verenigingen in moeilijkheden. Daarom is het fout om de oplossing te zoeken in nog meer subsidies voor die verenigingen. We moeten er eens grondig over denken om subsidies meer afhankelijk te maken van de spontane bijdragen van de burgers. Daarvoor moet een steviger fiscaal regime worden uitgewerkt, waarbij volkomen vrijstelling wordt gegeven voor de giften die mensen aan verenigingen doen. Maar daarvoor is natuurlijk overleg nodig met onze federale instellingen. In ons contrafederaal bestel zal dat nogal moeilijk liggen.
Collega’s, ik herhaal dat de studie een signaal is. We moeten dat goed onderzoeken. Het klopt, zoals ik daarnet heb gezegd, dat het een heel heterogeen veld is. Alles komt erin aan bod: ziekenhuizen, de welzijnssector, de jeugdsector, erediensten, onderwijs, cultuur, sport. Iedereen moet voor zijn of haar sector goed kijken waar precies het probleem zit, en dan pas, zoals ik zal overbrengen aan de collega’s, kunnen we duidelijke conclusies trekken over wat er precies nodig is.
Mijnheer Mahassine, het is net alsof u al die analyses nu al kent. U geeft hier een oplossing. Dat zou misschien een oplossing kunnen zijn; ik gooi uw idee niet weg. Maar ik denk dat we eerst eens moeten kijken of het wel een oplossing is. We moeten dringend een grondige analyse maken en pas dan kijken wat we kunnen doen. Dat zal heel sterk afhankelijk zijn van het soort vereniging of organisatie.
Mijnheer Sauwens, het is zo dat wij geen enkele lokale vereniging rechtstreeks subsidiëren vanuit Vlaanderen. Dat doen wij niet. Wij geven middelen aan de lokale besturen en zij moeten vanuit die middelen van het lokale cultuurbeleid lokale verenigingen subsidiëren.
Daarom ook dat we die 0,8 euro blijvend verankerd hebben, mijnheer Caron, in het decreet Lokaal Cultuurbeleid, om zekerheid te hebben dat de lokale besturen 0,8 euro per inwoner blijven investeren in de verenigingen. Het is een verplichting. Het moet geen subsidie zijn, het kan ook logistieke ondersteuning zijn. Als logistieke ondersteuning overeenkomt met 0,8 euro, volstaat dat ook overeenkomstig het decreet Lokaal Cultuurbeleid. Minister Smet voor Jeugd en minister Muyters voor Sport hebben ook instrumenten in handen om daar te sturen bij de lokale besturen, en te vragen dat zij ook die lokale verenigingen ondersteunen.
Met de vraag naar een instrumentarium en een goede opleiding wordt rekening gehouden, mijnheer Meremans. Er zijn de steunpunten en de koepels, die wij goed subsidiëren om die verenigingen te ondersteunen. Wanneer uit die grondige analyse blijkt dat er extra noden zijn, kunnen we nagaan of er extra initiatieven moeten worden genomen, samen met de steunpunten of met de koepels.
Mijnheer de Gucht, mijnheer Bouckaert, u verwijst beiden sterk naar de fiscaliteit, naar de tax shelter. Mijnheer De Gucht, u komt daar telkens opnieuw op terug, maar u weet dat ik geen bevoegdheid heb op dat vlak. Ik kan de tax shelter hier in Vlaanderen dus niet uitbreiden. Wij vragen dat wel aan de federale overheid. Hopelijk kunnen wij dit na vandaag, na het goedkeuren van het akkoord met de Franse Gemeenschap, gezamenlijk nog eens aankaarten op het federale niveau.
Diegenen die vinden dat er iets moet gebeuren op het vlak van fiscaliteit, wil ik wijzen op de beslissing die op het federale vlak is genomen door minister Geens om de btw-vrijstelling voor verenigingen te verruimen. Dat was een heel belangrijk signaal aan de verenigingen en een duidelijk statement dat verenigingen en het middenveld voor ons heel belangrijk zijn.
Mijnheer Bouckaert, het is niet de bedoeling om mensen op te leiden om overal met het schaaltje rond te gaan. Het is ook niet de bedoeling om nog meer subsidies aan te vragen. Ik zeg alleen dat wij een verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van het verenigingsleven, zelfs van de verenigingen die niet worden gesubsidieerd. Wanneer we aan die snelheid blijven doorgaan, zullen we, wanneer is onderzocht wat we precies moeten doen, bijna geen verenigingsleven meer hebben. Dat zou bijzonder jammer zijn. Het gaat om de overregulering door de overheid ten aanzien van de verenigingen, ongeacht het niveau.
Wat die btw-verlaging betreft, vind ik het fantastisch dat men daarmee is begonnen, maar het is allemaal veel te laat en veel te weinig.
Minister, uit de barometer blijkt dat het vooral de kleine verenigingen zijn die de grootste problemen hebben. Het gaat dan over de verenigingen met nul tot vijf professionele medewerkers. Dat mag al een signaal zijn dat we het kleine vrijwilligersverenigingsleven zeer ernstig moeten nemen.
De sportverenigingen hebben niet meer hetzelfde instrumentarium in het huidige decreet Lokaal Sportbeleid als in dat van cultuur. Dat is een achteruitgang. De beleids- en beheerscyclus meerjarig strategisch beleidsplan wordt vertaald naar de gemeenten. Dat is geen vooruitgang.
Mijnheer Bouckaert, we hadden zonet in de gang een discussie over de definitie van het woord neoliberalisme. Welnu, u hebt er een perfecte illustratie van gegeven.
De actuele vragen zijn afgehandeld.