Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, zoals zovele kinderen keken ook bij ons in de regio heel veel mensen op 6 december uit naar wat de Sint had gebracht. Naast onze schoen lag een mooi pakje, met daarin een modelbouwtram – voorlopig is het nog een modelbouwtram. We kunnen dat alleen maar toejuichen, omdat de Sint de regio Vlaams-Brabant en de noordrand van Brussel de afgelopen jaren niet altijd goed gezind was. We hebben ons de afgelopen jaren meer als stout kind dan als goed kind behandeld gevoeld. Wij voelen ons toch wel wat verwaarloosd.
Naast dat goede nieuws, dat er aan ons gedacht wordt en dat er de komende jaren investeringen komen in openbaar vervoer, zijn er wel een aantal vragen te stellen. De Lijn heeft het afgelopen jaar inspanningen gedaan om met het schepencollege samen te zitten en om heel wat burgers te ontmoeten – naar onze zin nog te weinig, maar goed. Er zijn op al die ontmoetingen heel veel vragen gesteld en opmerkingen gemaakt, en niet alleen vanuit het befaamde nimbysyndroom. Er zijn heel wat positieve opmerkingen gemaakt om het voorliggende tracé te verbeteren.
Het was dan ook ontgoochelend om te zien dat bij de beslissing met heel veel van die opmerkingen geen rekening is gehouden. Er is wel de opmerking gemaakt dat er participatie was en dat er verschillende gesprekken geweest zijn, maar als we het goedgekeurde tracé vergelijken met het tracé dat ik samen met veel lokale bestuurders gezien heb in het begin van 2013, merken we dat dat eigenlijk hetzelfde tracé is en dat heel veel van die nuttige opmerkingen niet zijn opgepikt.
Voorzitter, beste collega’s, mijn vraag is dan ook heel duidelijk. Is participatie in dit dossier voor de Vlaamse Regering meer dan alleen maar een verplichting geweest? Waarom heeft men geen rekening gehouden met al die opmerkingen? Waarom is dat tracé niet bijgestuurd in vergelijking met het tracé van twaalf maanden geleden?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Ro, uw vraag verrast mij een beetje. Ik weet dat u schepen bent in Vilvoorde en dus nauw bij dit dossier betrokken bent. Vilvoorde zelf heeft een advies verleend met betrekking tot een van de tramtracés: “Er kan gesteld worden dat het tracéonderzoek volledig is geweest. Wij hebben geen voorstellen voor bijkomende mogelijkheden. Voor alle weerhouden tracés kan gesteld worden dat ze zowel positieve als negatieve punten hebben. Het milieueffectenrapport zal dan kijken welk tracé als voorkeursscenario kan beschouwd worden.”
De Lijn heeft nu inderdaad voor de tram die langs Vilvoorde passeert – of hopelijk straks zal passeren –, een tracékeuze gemaakt. U weet zeer goed dat we nog een zeer intens participatietraject moeten volgen, want er moet nog een project-MER worden opgemaakt. Die zal op detailniveau bekijken langs welke voor- of achterdeur of langs welke plaats precies die tram zal passeren. Er komt heel veel participatie. Dat zijn zeker geen loze woorden, maar je moet wel een tracé kiezen. Dat is gebeurd aan de hand van zestien criteria.
Het feit dat er eindelijk wordt geïnvesteerd in de vertramming van de Rand rond Brussel, die zo congestiegevoelig is, wordt positief geapprecieerd. Het engagement van De Lijn is dat er zeer intens zal worden overlegd om dat op een goede manier in te passen in de ruimtelijke omgeving. Maar als je investeert in een tramverbinding, moet je die wel ergens leggen. Het ruwe tracé, op basis van een plan-MER, is gebeurd. De project-MER moet uiteraard nog alle detailleringen naar voren brengen.
Minister, ik maak de opmerking omdat ik mijn bezorgdheid wil uiten over het vervolg van de participatie. Wij hebben inderdaad al enkele participatiemomenten gehad. U zegt terecht dat er in het vervolg van de procedure nog veel meer gepland zijn. Maar ik heb met verschillende lokale besturen en betrokken bewoners gesproken, en ik merk naar aanleiding van de beslissing dat men nu al zeer wantrouwig is vanwege het feit dat men die opmerkingen niet terugvindt.
Er zijn op verschillende momenten echt wel knelpunten gesignaleerd. Men kan dan zeggen dat dit formeel gezien niet in dossiers ligt, maar ik geef een voorbeeld. Het is als de ene hand die niet weet wat de andere hand doet. U hebt twee bevoegdheden: Openbare Werken en Openbaar Vervoer. Ik zei het enkele weken geleden al in de commissie: aan de ene kant zien we plannen en tracés voor een modernisering en verbreding van de ring, aan de andere kant is er het vrijdag goedgekeurde tramtracé. Ofwel gaat die tram op de ring liggen, ofwel begrijpen we er niet veel van. Een van de knelpunten die werden opgemerkt, is dat op een stuk van het tracé die twee tracés over dezelfde plaats leiden.
Formeel hebt u gelijk: er zijn geen grote dossiers over knelpunten ingediend. Maar ik kan u verzekeren dat die dossiers, als het formeel moet gebeuren, zullen worden neergelegd. Het spijtige is dat al die knelpunten, die zowel door bewoners als door lokale politici zijn geuit, niet verder zijn geraakt dan de vermelding dat er participatiemomenten zijn geweest.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
In Vlaams-Brabant, toch de meest filegevoelige regio van ons land, rijdt er momenteel geen enkele tram van De Lijn. Onlangs zijn wij met de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken op bezoek geweest op de luchthaven van Zaventem. Ook daar was er een noodkreet om alstublieft voor een tramontsluiting te zorgen voor de nationale luchthaven.
De CD&V-fractie is alleszins zeer verheugd dat de Vlaamse Regering deze belangrijke beslissing heeft genomen met betrekking tot de tracékeuze voor drie tramlijnen in Vlaams-Brabant. Die zijn een noodzakelijke aanvulling op de andere beslissingen die al genomen zijn en die verder worden uitgewerkt, om de mobiliteit in onze regio te verbeteren. Ik denk dan inderdaad – de heer De Ro heeft het ook al gezegd – aan de optimatilisatie van de ring, maar bijvoorbeeeld ook aan de fietssnelwegen. Wij denken dat het een en-enverhaal is. De trams waren een noodzakelijke aanvulling. Daarover moest eindelijk worden beslist. We vragen, net zoals u, mijnheer De Ro, dat De Lijn in het verdere traject nog extra inspanningen zou doen om zowel de gemeenten als de omwonenden tijdig te betrekken in de verdere procedures, om een zo groot mogelijk draagvlak te verkrijgen voor de verdere vormgeving, waar de halteplaatsen moeten komen, enzovoort.
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Minister, Vlaams-Brabant en vooral de brede rand rond Brussel is een heel gevoelige regio voor verkeerscongestie. Er liggen nu een aantal tramtracés voor. Het en-enverhaal is hier heel belangrijk. Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol. Er is al veel gebeurd om de lokale besturen en de omwonenden hierbij te betrekken. We zitten nu in de fase dat iedereen daarvan overtuigd is, maar er blijven nog veel vragen voor omwonenden en lokale besturen. We moeten dit dossier verder uitbouwen.
Minister, naast de inspraakmomenten moeten niet alleen de gemeenten waar de tram zal doorrijden, worden betrokken, maar ook de omliggende gemeenten. Vaak worden ze onrechtstreeks geconfronteerd met die verkeersgevoelige situatie. Ik wil verwijzen naar Mortsel, waar er veel problemen waren met de tram. Nu is men daar toch blij mee.
Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Ik wil het belang van de tramlijn benadrukken. Het is belangrijk dat die er komt. Het is natuurlijk zeer dichtbevolkt gebied, wat het niet gemakkelijk maakt om een juist tracé te kiezen. Bij het project-MER zal er zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met de bezwaren, maar de tramlijn zal ergens moeten komen. Er zal altijd wel iemand zijn die er minder plezier aan beleeft. In het openbaar onderzoek moeten de bezwaren zo goed mogelijk worden meegenomen. Er moet zoveel mogelijk overleg zijn, want het draagvlak is enorm belangrijk.
Ik noteer hier een gezamenlijke vraag om te luisteren naar alle bezorgdheden. Er moeten natuurlijk knopen worden doorgehakt. Je kunt niet iedereen gelukkig maken als je een stuk infrastructuur wilt bouwen die grond nodig heeft.
Mijnheer De Ro, uw opmerking dat dit niet spoort met de optimalisatie van de ring, klopt niet. Het is dezelfde ruimte die wordt gebruikt, maar er is plaats voor beide. Het is een goede manier van werken als je die naast elkaar kunt laten lopen.
Ik zal de bezorgdheden meenemen, maar ik noteer vooral een kamerbrede consensus dat het belangrijk en cruciaal is om te investeren in een vertramming van de regio rond Brussel, dus in het aanleggen van tramverbindingen in Vlaams-Brabant.
Minister, het is goed dat er eindelijk – dat woord hebt u zelf gebruikt – een kamerbrede aandacht is voor investeringen in deze belangrijke regio, niet alleen voor de mensen die er wonen, maar ook voor degenen die er werken.
In stukken van de Vlaamse Regering lees ik dat de Inspectie van Financiën nog veel vragen heeft over de kostprijs. Er wordt gezegd dat het 500 miljoen euro zal kosten, maar de Inspectie van Financiën rekent op 750 miljoen euro. Als het wordt gebouwd, moeten we rekenen op een verdubbeling.
Men zegt dat er geen rekening wordt gehouden met onteigeningen. In dicht stedelijk gebied zullen we onteigeningen moeten doen als we dit doorzetten. Ik hoop dat men daar oog voor heeft. Men zegt ook dat hinder en onveiligheid onderbelicht zijn. Ik heb veel respect voor de Inspectie van Financiën, maar als bestuur moeten we toch meer aandacht hebben voor wat er op het terrein wordt gezegd. Het moet niet alleen de Inspectie van Financiën zijn die aandacht heeft voor hinder en onveiligheid.
De Inspectie van Financiën heeft een heel belangrijke opmerking gemaakt over de link naar het dossier Uplace. De Inspectie van Financiën kon zich niet van de indruk ontdoen dat de manier waarop die tram wordt aangelegd, waarop het dossier en het tracé zijn opgesteld, in dat kader past en niet in een volledige mobiliteitsvisie. Toen ik dit las, dacht ik dat we niet alleen staan met de knelpunten in onze regio.
De actuele vraag is afgehandeld.