Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de afstemming van het aanbod van De Lijn op het nieuwe NMBS-vervoersplan
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, gisteren heeft de heer Cornu, de topman van de NMBS in de bevoegde commissie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers een toelichting over het vervoersplan van de NMBS gegeven. Ik zou de vraag kunnen stellen of hierover overleg met de Vlaamse overheid is gepleegd. Ik wil die vraag echter niet stellen. Ik ken het antwoord immers al. Ik heb het vorige vrijdag zelfs al in De Tijd kunnen lezen.
Ik citeer het interview met de heer Kesteloot, de directeur-generaal van De Lijn, die hoopt het transportplan van de NMBS zo snel mogelijk te kunnen inkijken: “De Lijn zal zijn netwerk moeten afstemmen op de drastische veranderingen van de NMBS die ze gepland hebben tegen eind 2014 in het treinaanbod. We kennen de grote lijnen, maar niet de details.”
Ik lees dat we in Vlaanderen hopen dat we de plannen van de NMBS mogen inkijken. Ik stel me hier ernstige vragen bij. Ik krijg de indruk dat de NMBS zonder enig overleg of zonder enige afstemming plannen vastlegt. De Vlaamse overheid krijgt te horen dat ze die plannen moet nemen of laten. We hebben hiervan in het verleden al genoeg voorbeelden gezien. We hebben in onze commissie al het meerjareninvesteringsplan van de NMBS besproken.
Als ik het toch even over Limburg mag hebben, wil ik opmerken dat deze plannen desastreus zijn voor de spoorontsluiting van Limburg. Ook het voorliggend vervoersplan is desastreus voor de mensen die vanuit Hasselt naar Antwerpen of naar Gent willen.
Minister, in welke mate gaat u proberen in te grijpen in dat transportplan? Welke stappen gaat u zetten die Vlaanderen ten goede komen?
U hebt naar aanleiding van het meerjareninvesteringsplan al wel eens samen met minister-president Peeters een heel boze brief geschreven aan federaal minister van Overheidsbedrijven Labille. Volgens mij is het nu tijd om tot overleg over te gaan.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, ik zou mijn betoog willen houden in het kader van het samenwerkingsfederalisme. Dat moet in de twee richtingen gebeuren: van de regio’s naar federaal en van federaal naar de regio’s. We moeten allemaal opkomen voor de reiziger die als klant van de overheid genoeg betaalt voor dat openbaar vervoer. We moeten zorgen dat hij kwaliteit krijgt.
De trein gaat hier en daar trager rijden. We zouden de NMBS ‘de trein der traagheid’ kunnen noemen. Dit heeft vooral te maken met grote infrastructuurwerken die nog lopen tot en met 2016, zo kondigde Marc Descheemaecker aan.
De vraag is: gaan de twee openbaarvervoermaatschappijen, De Lijn en de NMBS, hun dienstregeling op elkaar afstemmen? De reiziger hoort ons graag bezig. Als politici elkaars rekening opmaken, haken de mensen snel af. Hoe kunnen we garanderen dat een reiziger die het station verlaat, op het stationsplein een bus vindt die op hem wacht en hem naar huis brengt? In welke mate is De Lijn daar samen met de NMBS mee bezig? Hoe gaan zij die kwaliteit van dienstverlening garanderen ten aanzien van de reiziger?
Minister Crevits heeft het woord.
Ter verduidelijking, collega’s, de uitwerking van het vervoersplan behoort tot de operationele taken van de NMBS. Dat betekent dat een minister daar geen goedkeuring aan moet verlenen.
Gisteren zijn een aantal krachtlijnen uiteengezet, heb ik begrepen, in de commissie Infrastructuur van de Kamer. Het vervoersplan is echter nog niet goedgekeurd door de raad van bestuur van de NMBS. Dat wil ik op voorhand benadrukken. Ik heb dat plan nog niet ontvangen, evenmin als de Vlaamse Regering en De Lijn. De krachtlijnen hebben we wel al gekregen.
Er is een formele verplichting om met De Lijn te overleggen over dat plan. Evident. Meer nog, artikel 10 van de beheersovereenkomst tussen de NMBS en de federale overheid stipuleert formeel dat een nieuw vervoersconcept – en dat is dit vervoersplan – op geïntegreerde wijze met de regionale maatschappijen moet gebeuren. Dat overleg is er tot op vandaag nog niet geweest. Maar de inwerkingtreding van het vervoersplan is gepland voor eind volgend jaar. Er is dus nog een jaar tijd.
Die overeenkomst tussen de NMBS en de federale overheid zegt dat ze minstens een jaar op voorhand moeten communiceren over het plan. Ze moeten dan ook nagaan op welke manier de beide openbaarvervoersystemen op elkaar zullen worden afgestemd.
Samengevat: er is nog geen goedgekeurd plan. Er zal overlegd moeten worden. De bussen en treinen moeten op elkaar worden afgestemd, anders wordt het slechter voor de reiziger. Er is nog tijd. Ik ga ervan uit dat de NMBS zich zorgvuldig van haar taak en verplichting zal kwijten en goed overleg zal plegen in de komende weken en maanden.
Minister, het overleg tussen De Lijn en de NMBS is belangrijk. Dat moet goed gebeuren. Er is een verschil tussen een plan dat te nemen of te laten is en een overlegd plan. Dat is het ambtelijke luik. Maar is er op politiek vlak een overleg? Indertijd werd een samenwerkingsakkoord afgesloten met de NMBS dat er een soort comité van ministers zou komen en dat zou over de organisatie van het openbaar vervoer in het algemeen zou praten.
Is dat comité al samengekomen? Of heeft het hier helemaal geen inspraak in? Dan stel ik me daar ernstige vragen bij.
Het palmares van beide openbare vervoersmaatschappijen leert ons dat De Lijn nog geen 3 procent van het reizigersverkeer bedient, ondanks een toelage – investeringen inbegrepen – van 1 miljard euro. De NMBS bereikt, als ik me niet vergis, 7 procent, dankzij een toelage van meer dan 3 miljard euro. Voor veel belastinggeld krijgt de reiziger ook onvoldoende kwaliteit. Het overleg tussen beide maatschappijen om hun aanbod op elkaar af te stemmen, is cruciaal. Daar moet snel werk van worden gemaakt, minister. Laat u niet uit het lood slaan door institutionele debatten, maar laat u vooral leiden door aandacht voor het comfort en rijzekerheid voor de reiziger. Dat moeten wij voor ogen houden.
De heer Sauwens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is belangrijk dat er wordt overlegd. Ik weet niet of de interministeriële conferentie geregeld samenkomt. Hoe dan ook verloopt de besluitvorming bij de NMBS te traag. Wij vonden het bijzonder jammer dat toenmalig minister Magnette de uitrol van het plan een jaar heeft uitgesteld. Want dat plan bevat ook goede zaken, zoals snelle verbindingen via de bocht van Leuven.
U hebt ambitieuze plannen gelanceerd inzake tramverbindingen in verschillende Vlaamse provincies. Het is belangrijk dat de verknoping goed gebeurt. De aansluiting met het busnet is belangrijk. De Lijn zelf moet nog kunnen bijsturen. Ook de aansluiting met het treinaanbod is essentieel. De heer Cornu stelt dat hij klokvaste verbindingen wil. Zo zal hij omwille van werken en veiligheidsredenen vertragingen op voorhand verrekenen. Het is belangrijk dat dit tijdig wordt meegedeeld. Het gaat om een gigantisch, omvattend plan, dat jarenlang erg bepalend zal zijn. Ik vraag u dus om ervoor te zorgen dat er wordt onderhandeld over bijsturingen. Voorts vraag ik dat het aanbod van tramverbindingen van De Lijn correct wordt verknoopt met het aanbod van de NMBS.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op het ogenblik dat Vlaanderen dichtslibt en alle regeringen willen inzetten op het openbaar vervoer, stelt de NMBS een vervoerplan voor dat totaal ontoereikend is om meer reizigers aan te trekken. Ik stel vast dat veel collega’s voorstander zijn van een samenwerkingsfederalisme, maar het bestaat niet. Vlaanderen zal voor de zoveelste keer het gelag betalen. Dat zal binnenkort blijken, wanneer u uw Vlaamse spoorstrategie zult moeten wijzigen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Roegiers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen is iedereen vragende partij om een betere afstemming tussen het treinaanbod en het bus- en tramvervoer te hebben. Ik heb een concrete vraag. Vlaanderen heeft al jaren Aribus in gebruik: een systeem dat die afstemming in orde zou moeten brengen. Uit de antwoorden op mijn vragen daarover blijkt dat dit systeem niet op punt staat. Zouden wij niet eens werk maken van het op punt stellen van Aribus?
Voorzitter, collega’s, wat het politiek overleg betreft, weet u dat over het investeringsplan van de spoorwegen veel is overlegd. Dat overleg loopt trouwens nog. Mevrouw Jans verwees in dat verband naar een brief. Ik kan melden dat ook over het vervoerplan een brief met een aantal bezorgdheden naar collega Labille is verstuurd.
De samenwerkingsovereenkomst tussen de NMBS en de federale overheid schrijft eigenlijk voor dat het vervoerplan al bij de opbouw ervan op een geïntegreerde wijze zou moeten worden uitgewerkt. Ik stel mij dus vragen of het allemaal wel correct is aangepakt. Er kan natuurlijk nog heel wat worden goedgemaakt. Het klopt ook dat er een vertraging met drie jaar is. Er is sprake van een uitstel met één jaar. Een goed geïntegreerd openbaar vervoer vereist wel dat De Lijn en de andere regionale vervoermaatschappijen de kans krijgen om alles goed op elkaar af te stemmen en dat de regio’s de kans krijgen om hun zorgen te uiten.
Ik weet, collega Jans, dat het oriëntatiecomité intussen een aantal keren is samengekomen. Men is in de schoot van dat comité een onderzoek aan het afronden op een aantal trajecten, om te bekijken wat nu het beste vervoersmiddel is: tram, bus of trein. Ik verwacht de resultaten daarvan binnenkort. Die zullen heel belangrijk zijn om die integratie beter te realiseren.
Mijnheer Roegiers, Aribus werkt op een aantal plaatsen, op een aantal andere plaatsen niet. Als er wijzigingen komen aan de ruggengraat van ons openbaar vervoer, moet daar uiteraard tijdig over worden overlegd met je partner en moet je ervoor zorgen dat die partner alle bijsturingen op een goede manier kan doen.
In Limburg werkt Aribus wel, als ik mij niet vergis, maar in een aantal andere provincies niet of moeilijker. Sowieso zal er goed overleg moeten zijn, want het gaat hier over een totaal nieuw concept van vervoerplan, dat uiteraard heel wat drastischer is dan de zesmaandelijkse wijzigingen die vaak voorgesteld worden.
Dank u, minister. U moet mij vergeven als ik zeg dat ik zeer wantrouwig blijf. De ervaring uit het verleden leert ons immers dat het overleg en de samenwerking met de NMBS, ook over de Vlaamse spoorstrategie, zeer moeilijk verlopen. Er zijn goede voornemens. Ik hoor dat het comité van ministers ook zal moeten oordelen over het nieuwe vervoerplan. Dan is het zeer belangrijk dat u alle signalen die vanuit heel Vlaanderen binnenkomen, ook vanuit Limburg, meeneemt en dat we zo tot een heel goede afstemming komen.
Er wordt nu bestudeerd waar het best een tram kan rijden, waar we beter een treinverbinding kunnen gebruiken en waar het best een bus kan rijden. Ik vind dat een heel goede stap, want het verleden heeft ons geleerd dat bijvoorbeeld in Limburg De Lijn heel wat taken heeft moeten overnemen, omdat er spoorverbindingen geschrapt werden. Dat is hopelijk verleden tijd, maar ik houd mijn hart vast, omdat de ervaring ons anders leert.
Voorzitter, collega’s, sommige mensen halen alle wijsheid uit de Bijbel, anderen uit het institutionele. Ik ben zelf meer werelds georiënteerd en vraag in het belang van de reiziger dat die twee dienstregelingen goed op elkaar worden afgestemd. Reiszekerheid en reiscomfort: dat is wat de reiziger vraagt. Vandaag is het palmares, zowel van De Lijn als van de NMBS, niet florissant en allesbehalve glorieus in functie van de middelen die we daarvoor uittrekken. Dat moet beter en performanter worden. Dat is voor mij de graadmeter om het beleid op af te rekenen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.