Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de resultaten van het overleg betreffende het competitiviteits- en werkgelegenheidspact op het Overlegcomité van 6 november 2013
Actuele vraag over de resultaten van het overleg betreffende de relancemaatregelen op het Overlegcomité van 6 november 2013
Actuele vraag over de stand van zaken met betrekking tot de relancemaatregelen en het concurrentiepact
Verslag
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, het zoveelste cruciale dossier wordt behandeld, en wat ligt er op tafel? Niets. Vandaag is er inzake het concurrentiepact niets beslist. Eerlijk gezegd, ik ben zelden zo ontgoocheld geweest: bijna even hard ontgoocheld als na de goedkeuring van de miserietaks. Dit concurrentiepact is immers noodzakelijk voor de werkgelegenheid. Zeker in mijn provincie, Limburg, is dat nodig, zelfs nog meer dan het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK).
U hebt de verdienste, minister-president, om dit debat te hebben aangezwengeld. Dat gebeurde naar aanleiding van het feit dat twee bedrijven voor Nederlands Limburg hebben gekozen, enkel en alleen vanwege de loonkostenhandicap. U hebt toen gesteld dat er iets moet veranderen. Vandaag kwam dat Overlegcomité samen. Maar er is niets uit de bus gekomen. Ik vind dat een dramatische zaak.
De analyse is duidelijk: op dit ogenblik werkt er in de privésector maar een Vlaming of Belg op drie. Die een op drie moet zorgen voor de kinderen, de ouderen, de studenten, en ook, via de sociale premies, met plezier en in volle solidariteit, met de zieken, de werklozen, de gepensioneerden. Die basis is veel te smal. De werkenden kreunen onder een veel te hoge werklast en een veel te hoge fiscale druk. In dit halfrond zijn alle partijen het erover eens: de loonlasten moeten naar beneden.
U had aangekondigd dat het vandaag, op 6 november, zou gebeuren. Ik ging in uw gedachtegang mee, maar er ligt niets op tafel. Hoe moet het in godsnaam verder? Wat zult u ondernemen om nog voor het jaareinde met resultaten te komen, zodat de loonlasten verlagen en de tewerkstelling in onze regio wordt versterkt?
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Minister-president, op 9 oktober stonden we hier ook. Toen zei u dat het mini-relanceplan van de Federale Regering die naam eigenlijk niet waardig was. U zei dat het ruim onvoldoende was, maar dat we op 6 november zouden zien wat we zouden zien. Ik heb u toen nog gevraagd: “Wat als er op 6 november niets komt, zal het dan 10, 11, 18 november zijn?” U hebt toen gezegd: “Nee, nee, nee, ik zal er alles aan doen. Prik 6 november maar vast. Dan zult u zien wat u zult zien.” We zien wat we zien, namelijk inderdaad eigenlijk niets. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Nee, u bent begonnen met uw oproep op 19 april van dit jaar. We hebben in juni al discussie gevoerd naar aanleiding van de verklaringen van de grote baas van Volvo. Die hebben u ertoe aangezet te stellen dat de loonkost wel degelijk een probleem is, dat het cruciaal is dat die wordt verlaagd en dat de loonkosthandicap wordt weggewerkt om onze economie en onze bedrijven opnieuw ruimte en zuurstof te geven.
Maar wat nu? Waar zaten de blokkeringen? Op 9 oktober hebt u gezegd dat u in persoonlijke naam sprak, omdat u niet in de Federale Regering zit, maar wel in het Overlegcomité. Ik neem aan dat u daar niet als Kris Peeters van de CD&V hebt gesproken, maar wel als Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, en namens de hele Vlaamse Regering. Kunt u mij dan vertellen met welk standpunt de Vlaamse Regering naar dat overleg is gegaan? Waar zitten de knelpunten? Wat kan daar in godsnaam nog voor het einde van dit jaar aan worden gedaan?
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister-president, wij gaan ervan uit dat een relanceplan noodzakelijk is. We zitten op dezelfde golflengte als u. We denken dat dit land en de economie dit nodig heeft en dat het relanceplan moet bestaan uit verschillende onderdelen: wat de Federale Regering kan doen en wat de Vlaamse Regering kan doen.
Vandaag is het vooral belangrijk wat wij kunnen doen. Wij zijn het er inderdaad mee eens dat die loonlasten moeten worden verlaagd. Ik denk dat zowat iedereen het er daarmee eens is. De vraag is alleen hoe snel dit kan. De Federale Regering heeft inspanningen gedaan. Er ligt een voorstel op tafel om de btw op elektriciteit te verlagen. Ik ben tevreden dat er vandaag een opening is gemaakt nadat dat toch wel wat weerwerk had gekregen. We zien wel wat er op 27 november uit de bus komt.
Minister-president, er zijn nog andere belangrijke punten. Niet alleen de loonkostenverlaging is belangrijk, maar we hebben ook een dringende ontvetting van de staat nodig. Dat is een van de punten die door de werkgeversorganisaties naar voren worden gebracht: een dringende ontvetting van de overheid, een slankere overheid. Ook daar, mijnheer Diependaele, heeft de Vlaamse Regering een voorbeeld te nemen.
Er moeten verder ook dalende energiekosten komen. Het gaat niet enkel om de btw-verlaging op elektriciteit. Op Vlaams niveau kunnen er ook zaken worden ondernomen op het vlak van energie.
Op het vlak van verlaging van de onroerende voorheffing, doen we iets met outillage en materiaal, namelijk 15 miljoen euro per jaar gedurende de volgende drie jaar. Er wordt iets gedaan, maar het zou meer kunnen zijn. Open Vld zou verder gegaan zijn. Maar goed, de Vlaamse Regering doet iets.
Het laatste belangrijke gegeven is het vegen voor de eigen deur: de infrastructuur. Daar zijn wij exclusief bevoegd voor. Minister-president, ik vind dat wij alles in het werk moeten stellen om het voorbeeld te tonen op het vlak van die infrastructuur en de mobiliteit waar wij zelf bevoegd voor zijn en waar het federale niveau niet in tussenbeide moet komen. We moeten er de komende maanden en jaren voor zorgen dat dat wordt rechtgetrokken. (Applaus bij Open Vld)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister-president, 6 november was inderdaad een dag waar heel wat mensen naar uitkeken. Het competitiviteitspact zou er inderdaad toe moeten leiden dat de verschillende tekenen dat het stilaan wat beter gaat met de economie in ons land ook worden omgezet in een reële groei, maar vooral dat we ervoor zorgen dat die groei ook effectief leidt tot jobs. Heel wat mensen hebben hun job verloren. Jammer genoeg zullen nog heel wat andere mensen de komende weken en maanden geconfronteerd worden met werkloosheid. Ik denk dat het onze absolute ambitie moet zijn om ervoor te zorgen dat we die signalen omzetten, dat we een relance kunnen activeren en dat we mensen aan de slag helpen.
Het lijkt me daarbij uitermate belangrijk dat enerzijds de overheden samenwerken en anderzijds dat we ook goed beseffen dat we hier staan voor een volgehouden inspanning. Niemand mag de illusie hebben dat we in 2013 iets kunnen bereiken met een ‘one shot’. We zullen een traject moeten uittekenen dat richting 2018,2020 gaat om ervoor te zorgen dat we de economie effectief krachtdadiger maken en beter gewapend tegen de uitdagingen die zich voordoen.
Mijn partij heeft een aantal elementen van diverse maatregelen op tafel gelegd, delen van een puzzel die federaal zal moeten worden gelegd. De heer Tommelein heeft ernaar verwezen. Er is de verlaging van de btw op elektriciteit. In dit parlement is al herhaaldelijk gepleit voor aandacht voor laaggeschoolden en laaggeschoolde jongeren. We kunnen effectief zelf een aantal maatregelen nemen om hen aan de slag te helpen. Ik wil ook toch nog even benadrukken dat de beste manier om onze economie structureel te versterken, erin bestaat ervoor te zorgen dat we morgen nieuwe producten en diensten aanbieden. Heel het innovatieaspect is ons ter zake dus bijzonder dierbaar.
We hebben allemaal vernomen dat er vandaag nog geen akkoord is. Ik betreur dat ten zeerste, en mijn vragen zijn dan ook heel eenvoudig: kunt u duiding geven bij deze besprekingen, maar vooral, wat is nu het vervolgtraject? Zal er voor het einde van het jaar daadwerkelijk een competitiviteitspact zijn?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, ik kan de ontgoocheling begrijpen over het feit dat er vandaag geen concurrentie- en werkgelegenheidspact is. Ik kan die zelfs delen. Ik had dat ook graag gehad. Vandaag heeft het Overlegcomité echter niet tot een dergelijk pact kunnen besluiten. Moeten we daardoor alle hoop opgeven? Neen. Mijnheer Vereeck, u hebt het ook heel duidelijk gesteld vanuit het Limburgse oogpunt: de toestand is ernstig, de ‘sense of urgency’ is zeer groot en als regeringen van dit land moeten we er alles aan doen om te bekijken wat mogelijk is om die problemen op te lossen.
In het verleden zijn er een aantal expertengroepen bijeengekomen. De volgende dagen zullen er nog verdere bijeenkomsten van expertengroepen plaatsvinden. We hebben afgesproken dat we op 27 november opnieuw bijeen zullen komen. Zal dat een succes worden? Zal dat op 27 november worden afgerond? Ik zou niet graag hebben dat u een tweede zware ontgoocheling oploopt. Ik weet het niet, maar ik zal er alles aan doen opdat op 27 november stappen voorwaarts worden gezet. Mijnheer Van Malderen, u hebt gelijk: als dat niet rond is tegen het einde van het jaar, dan moeten we met zijn allen constateren dat we misschien wel serieuze inspanningen hebben geleverd, maar dat het niet mogelijk is om een concurrentie- en werkgelegenheidspact af te sluiten.
We hebben het hier al meermaals gehad over de inhoudelijke elementen. Ik wil nogmaals onderstrepen dat het voor ons over een concurrentiepact gaat, dus dat het in eerste instantie gaat over concurrentieverlies, over het verlies van ons aandeel op buitenlandse markten. Dan heb ik het niet over China en andere verre oorden, maar wel over Nederland, Duitsland en een aantal andere landen die dicht bij ons liggen. Dat is een ernstig probleem. In het verleden hebben we ook al gezegd dat dit niet alleen ligt aan de loonkosten, maar ook aan de energiekosten, aan innovatie, aan de problematiek van de jeugdwerkloosheid enzovoort.
In het Overlegcomité heb ik de eerste vraag gesteld. Ik heb gevraagd of elke regering daar nog de wil had om tot een dergelijk concurrentiepact te komen. Het kan immers dat er één partij is die laat weten om diverse redenen niet meer de mogelijkheid te hebben om dat te realiseren. Het antwoord van alle regeringen luidde dat ze zo’n concurrentiepact willen. De tweede vraag luidde wat dan de inhoud van een dergelijk pact is. Wij vinden dat er, natuurlijk met respect voor de bevoegdheden, belangrijke stappen moeten worden gezet met betrekking tot bijvoorbeeld de loonkosten, maar ook op andere domeinen, als we die concurrentiepositie van onze bedrijven willen verbeteren. Er moeten belangrijke visies worden geselecteerd om dat probleem op te lossen. De loonkloof bestaat. De vraag rijst hoe groot die is en wanneer we die kunnen dichten, met welke cadans.
De Vlaamse Regering heeft 166 miljoen euro vrijgemaakt. We hebben het standpunt ingenomen dat we dat maximaal willen invullen, met respect voor wat de andere regeringen, en zeker de Federale Regering, doen. Daarom hebben we nog altijd niet heel concreet gezegd waaraan dat geld zoal zal worden besteed. We willen immers maximaal inzetten op de complementariteit van de maatregelen. Ik ga er echter ook van uit dat we natuurlijk ook niet eindeloos kunnen wachten. Tegen het einde van het jaar moeten we daar duidelijkheid over hebben, en we moeten er waarschijnlijk in dit parlement ook tekst en uitleg over geven.
We zullen daarover in de schoot van de regering verder van gedachten wisselen om uit te zoeken hoe we dit vanuit Vlaanderen, met de bevoegdheden die we hebben, kunnen invullen. We hopen in de komende weken complementair te zijn met wat op het federale niveau gebeurt.
Mijnheer Tommelein, u kunt er natuurlijk alles bijhalen – daar is ook niets op tegen –, maar inzake de ontvetting van de overheid heeft minister Bourgeois al veel initiatieven genomen en resultaten geboekt. De vraag is hoe we de concurrentiepositie van onze ondernemingen via een concurrentiepact kunnen verbeteren door de ontvetting van de overheid, en dat is een ander verhaal. Ik heb begrepen dat uw partij zegt dat er 54 procent overheidsbeslag moet worden teruggetrokken. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Mijnheer Tommelein, ik heb begrepen dat uw voorzitter dat had gezegd, maar dit laat ik even in het midden.
Ik heb ook geen enkel probleem met voor eigen deur vegen. We gaan onze verantwoordelijkheid niet uit de weg. We zullen maatregelen nemen. We hebben bijvoorbeeld een belangrijke stap gezet met de onroerende voorheffing, materieel en outillage. We zullen doen wat we moeten doen.
Het uitgangspunt was: de toestand is ernstig. Binnen onze bevoegdheden kunnen we niet alles oplossen. Er zijn ook federale bevoegdheden en we gaan ervan uit dat als we die samen complementair invullen, elk vanuit zijn invalshoek, we zo een sterker signaal sturen naar de bedrijven.
De ontwrichte economieën is nu het nieuwe element. Vanmorgen heb ik uitdrukkelijk gezegd dat wat Limburg betreft, de Vlaamse overheid, de provincie en de stad Genk initiatieven en engagementen hebben genomen. Van in het begin, van bij de sluiting van Ford hebben we gezegd dat we ook iets gaan doen aan de reconversiezones en -vennootschappen. Ook de federale overheid zal daar iets aan doen. Of men dat ontwrichte economieën noemt of iets anders, mij niet gelaten. Ook dat punt is op tafel gelegd om er stappen in vooruit te zetten.
De conclusie is dat we vandaag niet ver zijn opgeschoten, behalve dat iedereen rond de tafel heeft gezegd dat men nog voor het einde van het jaar iets uit de brand wil slepen. Er volgen nog bijkomende vergaderingen. Op 27 november zitten de regeringen opnieuw rond de tafel.
Minister-president, ik deel uw bekommernis en waardeer uw inzet, maar ik ben er niet veel vrolijker op geworden. U hebt gelijk: elke regering moet haar eigen verantwoordelijkheid nemen. Voor Vlaanderen gaat het over het Bankenplan, het vergunningenbeleid, mobiliteit, en voor wat Limburg betreft het Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK). Het is een hele reeks van maatregelen en maatregeltjes.
De essentie voor het creëren van werk op dit moment blijft de loonkost. Een loonlastenverlaging met 1 procent is goed voor 1,3 miljard euro. Dan begrijpt u dat de inzet van de Vlaamse Regering, 166 miljoen euro, waarvan slechts de helft, 83 miljoen euro, in betaalkredieten, maar een druppel op een hete plaat is.
We moeten terug naar het loonkostendebat. In die discussie liggen bepaalde zaken op tafel. We kennen het scenario van de btw-verlaging voor elektriciteit, maar er was ook een vijfde scenario dat het Planbureau had berekend. Ik heb die vijf scenario’s aandachtig bekeken. Het gaat om een lastenverlaging met 0,25 procent van het bruto binnenlands product, via een lastenverhoging elders. Is dat het vijfde scenario, dat trouwens een positief effect heeft op het budgettair saldo en onmiddellijk tot 6000 banen leidt, dat u mee ondersteunt? Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering wanneer het element loonlast op tafel ligt?
Minister-president, u hebt in feite weinig gezegd. U hebt gezegd: het is mislukt, en ik hoop dat het nog lukt. Ik heb u gevraagd waar de knelpunten zaten. Dat hebt u niet gezegd. We weten ongeveer wel waar die zitten, maar wat is de positie van de een tegenover de ander? Wat was de positie en het standpunt van de Vlaamse Regering? Want u zit in het Overlegcomité namens de Vlaamse Regering en niet namens uw partij. Daar hebt u niet op geantwoord.
Het is bijzonder gênant dat het VBO twee dagen geleden bekendmaakt dat, indien er dit jaar niets meer gebeurt inzake de loonkosten, bedrijven wellicht zullen moeten overgaan tot ontslagen. Dat moeten we toch absoluut vermijden. Twee dagen nadien gaat u uiteen, zeggende dat men volgende maand nog eens zal kijken. Eigenlijk is dat onverantwoord, wie ook verantwoordelijk is.
De heer Tommelein heeft gelijk dat we ook voor eigen deur moeten durven te vegen. We moeten onze eigen bevoegdheden gebruiken. Ook daar faalt deze Vlaamse Regering. Infrastructuur en mobiliteit zijn belangrijk voor ons economisch gegeven in Vlaanderen en daar faalt deze Vlaamse Regering. Verder kan zij blijkbaar niet wegen op de federale besluitvorming.
Vergis u niet, minister-president, u hebt in ons een medestander om dat relanceplan te doen slagen. Ik denk dat de bevolking niet vraagt naar een gevecht tussen twee regeringen, wij moeten hier tonen dat wij met een samenwerkingsfederalisme heel ver kunnen geraken. U hebt in ons dus een medestander om een aantal van die zaken te realiseren.
Wij zijn trouwens ook medestander om een aantal zaken te realiseren op het Vlaamse niveau, ondanks het feit dat wij in de oppositie zitten. De vijf punten die ik heb opgesomd, zijn echter de vijf punten die Voka het belangrijkst vond. Een van die punten is een slankere overheid. Dat is belangrijk omdat men met een slankere overheid ook andere dingen kan doen en andere keuzes kan maken. Zo kan er een groeipad worden gerealiseerd voor onderzoek en ontwikkeling, kan de arbeidsmarkt mee worden gemotiveerd en gestimuleerd of kan het bankenplan worden geconcretiseerd. We moeten eerlijk zijn, dat infrastructuurfonds is er wel, maar hoeveel kleine en middelgrote ondernemingen hebben daarvan al een euro ontvangen?
U kunt ook iets doen aan energie. U weet dat u een energieplan moet opstellen, want de energiecertificaten hangen als een strop rond de nek van de Vlaamse Regering. Daar moeten nieuwe beslissingen genomen worden. Verder blijf ik herhalen dat wij op het vlak van mobiliteit echt een serieuze tand moeten bijsteken.
Minister-president, in al mijn oprechte teleurstelling zie ik twee lichtpunten. Het eerste is uw bevestiging en die van andere regeringsleiders dat er een wil tot samenwerking bestaat om ook complementair te werken en tot een competitiviteitspact te komen. Het tweede, en dat leid ik af uit uw antwoord, is dat het ritme van de vergaderingen wordt opgedreven en dat de ambitie blijft om effectief tegen het einde van het jaar te landen.
Ik heb een bijkomende vraag. Naast loonkosten en energiekosten is een goed werkende arbeidsmarkt ook een heel belangrijke voorwaarde voor het herstel van onze economie.
Als ik goed ben ingelicht, stond er ook een hernieuwing van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening enerzijds en de gewestelijke arbeidsbemiddelingendiensten anderzijds op de agenda. Dat akkoord zou ertoe moeten leiden dat in heel het land, in Vlaanderen, Brussel en Wallonië, jongeren ten laatste vanaf vier maanden effectief worden begeleid en dat vanaf zes maanden alle andere werklozen worden begeleid. Werd deze overeenkomst afgesloten? Als dat zo is, dan hebben we vandaag toch nog één bijkomend lichtpunt.
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister-president, u zei dat we hoop moesten hebben dat er toch iets zou komen. Ik denk dat het Mitterand was die zei “Il faut donner du temps au temps”.
Ik heb een beetje het gevoel dat u in het Overlegcomité wordt uitgerookt. Het valt me zeer moeilijk om effectief nog hoop te hebben. Begrijp me niet verkeerd, wij blijven u steunen, want dat concurrentiepact is absoluut noodzakelijk. Daar zijn we het allemaal over eens. Het is niet te onderschatten. Heel wat bedrijven, en de heer Van Hauthem heeft verwezen naar de reactie van het VBO, kijken hiernaar en wachten hierop om beslissingen te nemen. Zeker vanuit buitenlandse hoofdkwartieren wordt daarnaar gekeken.
De Vlaamse Regering heeft haar deel op tafel gelegd. Daar kan ook over gediscussieerd worden. Mijnheer Tommelein, u mag de windhaan uithangen zoveel u wilt maar de centrale sleutel om dit plan te laten slagen ligt bij de loonkost. Hoe u het draait of keert, het centrale punt is de verlaging van de loonkost. Wat ik niet begrijp, is dat wij het daar in dit Vlaams Parlement unaniem over eens zijn maar dat dit er op federaal vlak niet doorgeraakt. Het federale niveau verzuimt hier aan zijn opdracht.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister-president, we weten inderdaad allemaal wat er moet gebeuren en we zijn het daar ook allemaal over eens. Onze concurrentiepositie moet worden versterkt en de loonlasten moeten naar beneden. We moeten iets doen aan onze loonhandicap.
Wat is nu de discussie vandaag? Waar zit de knoop? De knoop vandaag is het al dan niet verlagen van de btw op elektriciteit. Dat is schandalig, minister-president. Als we daarmee iets moeten doen aan de loonhandicap van ons land, dan is dat puur boerenbedrog. Europa, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en economen zijn het erover eens dat we in Vlaanderen en in België een verschuiving van de lasten op arbeid nodig hebben naar een belasting op vervuiling en consumptie.
Wat ligt er nu voor? We gaan net het omgekeerde doen. We gaan eens net het omgekeerde doen van wat iedereen zegt. Minister-president, ik hoop dat u economisch inzicht zult hebben en iets zult doen aan dat wat echt nodig is, namelijk iets doen aan de loonkost. Ik hoop dat u bij de Federale Regering op tafel zult blijven slaan en dat er voor het eind van het jaar gebeurt wat nodig is en dat u zich niet met deze lapmiddeltjes laat opzwepen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik zie toch ook enkele lichtpunten. Iedereen is ervan overtuigd dat de loonkloof dicht moet, dat het urgent is en op korte termijn moet worden aangepakt, nog voor het eind van het jaar als het kan of liever nog voor het eind van november. Dat is positief.
Wij staan achter alle positieve maatregelen en willen daarvoor een bijdrage leveren. We moeten wel hun effect op korte termijn bewaken en zeker op lange termijn. Hebben deze maatregelen een positief effect op de loonhandicap? Wat zeker moet gebeuren, is bewaken dat ze effectief zijn. Daarom is het voor ons belangrijk dat er voor de wet van 1996 een langetermijnpad wordt uitgewerkt en dat de loonkloof ten laatste tegen 2018 wordt dichtgereden. Niet alleen positieve maatregelen dus, maar ook bewaken dat ze effectief zijn.
Om minstens de heer Van Malderen toch wat gelukkiger te maken, kan ik bevestigen dat het punt ‘arbeidsmarkt’ en de samenwerkingsovereenkomst waar collega De Coninck en collega Muyters aan hebben gewerkt, is goedgekeurd. We zijn dus een stap verder.
Nogmaals, ik begrijp de ontgoocheling van bepaalde collega’s, maar ik heb nog meer respect voor diegenen die hoop hebben, ook al is het niet evident om alsnog tot zo’n concurrentiepact te komen. Ik ga ervan uit dat dit een pact moet zijn met enige envergure – dat heb ik ook al in het verleden gezegd – en dat het niet zo is dat de btw-maatregel de oplossing zal zijn, mevrouw Meuleman. Het gaat erom hoe we de loonkloof op een verstandige wijze kunnen dichten, met respect voor de budgettaire mogelijkheden. Daar gaat verder over worden nagedacht, in eerste instantie door de Federale Regering die daarvoor bevoegd is, evenals over de wet van 1996 en de aanpassing waarover de Federale Regering in november 2012 al een beslissing heeft genomen. De volgende dagen zal dit verder worden onderzocht.
Sommige leden van de oppositie zeggen dat 166 miljoen euro niet veel is. Collega’s, ik wil nog eens onderstrepen dat we nog altijd een heel belangrijke investeringsregering zijn en gebleven zijn, ook in moeilijke tijden. Wij investeren miljarden euro en blijven dat onverkort doen. Wij zullen voor de bijkomende middelen van 166 miljoen euro nagaan hoe we die goed kunnen inzetten voor onderzoek en ontwikkeling. Een aantal voorstellen die daarnet aan bod zijn gekomen, kunnen worden overwogen.
Collega Vereeck, we hebben niet over scenario 5 gesproken omdat de eerste vraag is hoe we de loonkloof zullen dichten. We hebben die vraag gesteld en de Federale Regering moet daar een antwoord op geven zodat we het met de regio’s kunnen bespreken. Vanmorgen was het nog niet zo dat we een duidelijk standpunt konden innemen zodat we het konden bespreken.
Minister-president, toen ik verwees naar de 166 miljoen euro, was het zeker niet om dat te minimaliseren. Ik wilde zeggen dat dat niet de kern van het debat is dat we hier moeten voeren. Het gaat niet over onze Vlaamse bevoegdheden. Het gaat over het Overlegcomité. Vandaag heeft Elio Di Rupo één tweet verstuurd, namelijk dat er een overeenkomst is binnen het Overlegcomité over het toezicht op de intergewestelijke intercommunales. Sorry, maar daar liggen wij in Limburg op dit moment niet van wakker. Wij liggen wakker van werk. Werk betekent loonkostenverlaging en 1 procent betekent 1,3 miljard euro. In die grootteorde willen wij maatregelen zien. Ik hoop dat men scenario 5 nog eens goed bekijkt.
Collega’s, ik merk wel in dit halfrond een zeer grote consensus rond die loonlastenverlaging. Ik zou graag met alle collega’s van de andere partijen en met de fractievoorzitters in het bijzonder eens rond de tafel willen zitten om te kijken of we geen kamerbrede resolutie kunnen goedkeuren in dit Vlaams Parlement. Zodoende stapt de Vlaamse Regering niet alleen als Vlaamse Regering naar dat Overlegcomité, maar werkelijk met een mandaat vanuit dit hele Vlaams Parlement om daar voorstellen te steunen om die lasten te verlagen, zelfs als dat inspanningen vergt van de Vlaamse begroting.
Minister-president, de boodschap is: blijf hopen. Punt. En we zien wat we zullen zien.
Ik stel twee dingen vast. Ten eerste, het samenwerkingsfederalisme werkt niet. Dat is vandaag opnieuw bewezen. Ten tweede, wij hebben niet de nodige bevoegdheden om zelf in die materie in te grijpen, want mochten we die hebben, dan zou hier al lang een consensus over bestaan. Met de zesde staatshervorming zullen we die nadien ook niet hebben. We zullen dus verder moeten blijven ploeteren in dat samenwerkingsfederalisme, dat de ene positief omschrijft maar waar ik van vaststel dat het niet werkt. Heel uw copernicaanse omwenteling is één grote bubbel geweest die nu doorprikt is. Mijnheer Diependaele, u hebt gelijk. U zegt: hoe is het mogelijk dat heel het Vlaams Parlement het ongeveer eens is over een aantal te nemen maatregelen en dat het federaal niet lukt. Inderdaad, ik stel dat vast, samen met u, mijnheer Diependaele. Ik stel vast dat hier een meerderheid zit, met de N-VA in de Vlaamse Regering, die er niet in slaagt om te wegen op de federale besluitvorming. (Applaus van de heer Wim Wienen)
Minister-president, ik herhaal dat wij een medestander blijven. Ik denk dat het overduidelijk is dat als het gaat over loonkosten- en lastenverlaging, de liberalen effectief mee aan de kar zullen trekken.
Ik stel alleen maar vast dat sommigen hier willen doen geloven dat er federaal niets wordt gedaan en van deze gelegenheid weer gebruik maken om er een boksmatch van te maken, mijnheer Diependaele. Ik doe niet smalend, over geen enkele euro. Als we 166 miljoen euro willen investeren om dat relanceplan mee te helpen realiseren, dan juich ik dat toe. Het mag voor mij zelfs meer zijn, want vandaag staat in de betaalkredieten maar 83 miljoen euro. Wij willen nog keuzes maken om dat nog te verhogen als dat moet. Maar als er ook op federaal niveau inspanningen geleverd worden en geleverd zijn, dan moeten we dat ook durven te zeggen. U doet net alsof het federale niveau nog niets heeft gedaan en wij alleen iets doen. Dat is niet de manier van werken, mijnheer Diependaele. Ofwel zoeken we samen een oplossing, redden we samen de economie, ofwel maakt u er weer een boksmatch van tussen het Vlaamse en het federale niveau, en daar passen wij voor! (Applaus bij Open Vld en de sp.a)
Minister-president, wij delen uw voluntarisme om tot een oplossing te komen. Ook in deze donkere dagen zijn we blij met elk lichtpunt. Mijnheer Van Hauthem, het gaat niet over hopen. Het gaat ook niet over boksmatchen. Het gaat over blijven werken aan verbeterpunten, het gaat over blijven inspanningen doen. Ik heb gezegd dat we een hele lange termijn zullen moeten inschatten om resultaten effectief en structureel te verankeren. Er liggen heel wat puzzelstukken op tafel. Als men echt van goede wil is, ben ik ervan overtuigd dat we tegen Kerstmis effectief een resultaat kunnen voorleggen.
De actuele vragen zijn afgehandeld.