Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de conclusies uit het federale overleg betreffende het relancebeleid
Verslag
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Minister-president, u hebt de nota over het competitiviteits- en tewerkstellingspact overgemaakt aan de Federale Regering. Naast een aantal elementen die tot uw bevoegdheid behoren, waren er twee grote zaken waarvan u vond dat de Federale Regering die moest oplossen. Een: een structurele lastenverlaging, naast selectieve lastenverlagingen. Twee: een aanpassing van de wet van 1996 in verband met het concurrentievermogen, laten we zeggen de loonkostenhandicap.
Aan het eerste is bijzonder weinig gedaan. Er is geen structurele loonkostenverlaging. Dat zeggen ook Voka, de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) en het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). Die zijn absoluut niet tevreden en vinden dit peanuts. De loonkostenhandicap wordt verwezen naar een werkgroep. Daarover is geen eensgezindheid. Met andere woorden: u staat daar met lege handen.
Bovendien is er nog de kwestie van het al dan niet verlagen van de btw op de elektriciteit van 21 naar 6 procent. Boze tongen beweren dat u de boze geest bent die dat eigenlijk heeft tegengehouden.
Minister-president, vaststellende dat u in uw Septemberverklaring veel nadruk hebt gelegd op het concurrentiepact, met de loonkostenverlaging en het wegwerken van de loonkostenhandicap, dat door het federale niveau moet gebeuren, hebt u nul op het rekest gekregen. Wat is uw reactie op het mini-relanceplan van de Federale Regering? Wat is uw standpunt in verband met de eventuele verlaging van de btw op elektriciteit?
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister-president, vanmorgen las ik in de krant: ‘Kris Peeters is in zijn nopjes.’ Blijkbaar ging dat over de samenwerking met Nederland, die trouwens zeer goed is om economische groei te realiseren. Wat wel lukt met Nederland, lukt blijkbaar niet in eigen land, en dat is natuurlijk heel jammer.
De Vlaamse Regering en ook uzelf hebben zich zeer verregaand geëngageerd om tot een concurrentiepact te komen. Al anderhalf jaar wordt daarover gesproken. Laatst hebt u die oproep nog eens kracht bijgezet na een bezoek aan Volvo in Zweden. Sindsdien proberen we daar iets aan te doen.
En het is ook hard nodig. We weten allemaal dat de oproep om iets te doen aan de concurrentiekracht voor onze ondernemingen absoluut zeer dringend is. We hebben niet langer tijd te verliezen, om niet te zeggen dat we eigenlijk al veel te veel tijd verloren hebben. We hebben het voorbeeld van de bedrijven die vlak over de grens naar Nederland gaan. We hebben de opmerkingen van de CEO van Volvo, we hebben het betoog van Luc Bertrand, en ga zo maar voort.
Vlaanderen heeft voorstellen gedaan en heeft zijn ideeën op tafel gelegd, maar opnieuw komt de federale overheid niet over de brug met degelijke voorstellen. De reacties zijn dan ook vernietigend, collega Van Hauthem heeft er al naar verwezen. UNIZO, VBO, Voka, de Confederatie Bouw en ga zo maar door, zijn allemaal ronduit vernietigend. Het enige wat ze zeggen is dat de loonkostenverlaging op overuren weinig is, maar u moet het volledige persbericht lezen. Voor de rest zeggen ze dat het op niets trekt, mijnheer Tommelein.
Mijn vraag is dan ook heel concreet en tweeledig. Hoe moet het nu verder, wat zijn de verdere plannen om nog iets te doen rond dat concurrentiepact? Wat laat u de CEO van Volvo weten? Is wat de Federale Regering op tafel legt volgens u voldoende om effectief iets te doen aan de concurrentiekracht van onze ondernemingen?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het is juist dat ik gisteren de minister-president van Nederland heb gesproken en vanmorgen de minister-president van Noordrijn-Westfalen. Als u kijkt naar de loonkostenproblematiek, ziet u dat er in bepaalde sectoren 30 procent verschil zit tussen Antwerpen en Rotterdam, in het voordeel van Nederland voor alle duidelijkheid. De loonkosten van Noordrijn-Westfalen zitten ook onder die van Vlaanderen. Dat wil zeggen dat wij een serieus probleem hebben, nog niet sprekende over de duizenden jobs die wij moeten creëren in Limburg en de rest van Vlaanderen. Dat is de reden waarom ik samen met velen heel nadrukkelijk heb gepleit en zal blijven pleiten voor een concurrentiepact of een pact voor concurrentie en werkgelegenheid.
De Federale Regering heeft gisteren in het kader van de begroting daar ook over gesproken en maatregelen genomen voor 150 miljoen euro, als ik goed ben geïnformeerd. Als u de maatregelen die voor de zomer zijn genomen, eraan toevoegt, zit men boven de 200 miljoen euro. Als u me nu vraagt of dit het probleem van de concurrentiekracht en de loonproblematiek van Vlaanderen zal oplossen, is het antwoord: neen. Ik zit niet in de Federale Regering, voor alle duidelijkheid, hoewel sommigen menen dat ik daar als een spook tussen de stoelen actief ben, wat volstrekte nonsens is. Ik vind dit van een laag politiek niveau getuigen dat men dat wel doet, en sterker nog, dat men zegt dat ik een aantal dingen niet zou gunnen. Maar goed, daarover spreken is de moeite niet waard. Het is natuurlijk zo dat de Federale Regering een aantal dingen heeft beslist, maar die zijn onvoldoende om de problematiek van de loonkosten en de concurrentiekracht van onze Vlaamse bedrijven op te lossen.
Men heeft een aantal dingen doorverwezen naar het Overlegcomité van 6 november, waar ik wel in zit, voor alle duidelijkheid. Men gaat over het voorstel van de btw nog een aantal studies laten uitvoeren. Dat gaat dan naar het Overlegcomité. Men heeft ook gezegd dat de problematiek van de ontwrichte economieën, waarin we zeer geïnteresseerd zijn vanwege de ontwrichte economie in Limburg, wordt doorgeschoven naar het Overlegcomité. Ik blijf ervoor pleiten om dat serieus aan te pakken omdat het gaat over werkgelegenheid en het aantrekken van investeringen. Ik heb ook met Flanders Investment & Trade (F.I.T.) gesproken en wij verliezen dossiers, niet aan China of andere verre landen, maar bijvoorbeeld aan Nederland. Dat is zeer ernstig. Er moet iets gebeuren. 6 november is de nieuwe datum waarop we een aantal dingen zullen bespreken met de federale overheid.
Tot slot, omdat u het mij vraagt en ik daar achteraf niet mee geconfronteerd wil worden: dit is mijn persoonlijk standpunt. Die dingen zijn immers gisterenavond of vannacht bekendgemaakt. We hebben er in de schoot van de Vlaamse Regering nog niet over kunnen spreken, mijnheer Van Hauthem. Het is mijn reactie, omdat u dat vraagt. De conclusies zijn zeer duidelijk, denk ik.
Voorzitter, minister-president, u hebt veel gezegd en tegelijk weinig gezegd. Ik onthoud wel dat u zegt dat het onvoldoende is en dat met wat nu op federaal niveau voorligt, de loonkostenproblematiek in Vlaanderen niet wordt opgelost.
Het is schrikbarend te moeten vaststellen dat men op federaal niveau nog aan het discussiëren is over hoe hoog die loonkosthandicap dan wel niet is, wat Johan Van Overtveldt gisteren tot de bijzonder cynische tweet verleid heeft dat als men zo verder blijft discussiëren, we op den duur nog tot de conclusie zullen komen dat we een loonkostenvoordeel hebben in plaats van een loonkostenhandicap.
Zo komen we er dus niet. De Federale Regering schuift alles voor zich uit, dat is juist. U vindt het onvoldoende, maar u schuift het ook voor u uit. Op 6 november hebben we een nieuwe kans, zegt u. Maar wat als het dan niet lukt? Zal het dan 8 november zijn, 11 november, begin december? Ik had verwacht hier toch een assertievere Vlaamse Regering te zien, een Vlaamse Regering die niet alleen meespreekt, maar ook meebeslist, die er niet bij staat en ernaar kijkt, zoals nu het geval is. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister-president, ik dank u wél voor uw zeer duidelijke antwoord. We zitten daar absoluut op dezelfde lijn. U hebt zeer uitdrukkelijk gezegd dat de maatregelen die nu op federaal niveau voorgesteld worden, niet voldoende zijn en absoluut geen soelaas brengen voor het concurrentieprobleem van onze ondernemingen.
Ik vrees, beste collega’s, dat we daar gigantisch veel waardevolle tijd mee aan het verliezen zijn. We hebben al zeer veel tijd verloren en gaan nu nog eens tijd verliezen.
Minister-president, wij steunen u in uw blijvend aandringen op dat concurrentiepact, maar net als wij bent u ervan overtuigd dat er wel sprake is van enige hoogdringendheid. We kunnen dat niet blijven uitstellen. Iedereen die geregeld met ondernemers spreekt, weet dat zij reikhalzend naar die maatregel uitkijken. We kunnen dat niet blijven voor ons uitschuiven.
We zullen zien hoe het verder verloopt, met de afspraken die u nog hebt in het Overlegcomité. In alle eerlijkheid: ons vertrouwen daarin is op een heel laag pitje komen te staan.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister-president, ik deel uw analyse. Er wordt op federaal niveau inderdaad onvoldoende werk gemaakt van een verlaging van de lasten op arbeid. Maar wat ik niet begrijp, is dat u zo met scherp durft te schieten op de Federale Regering. U spreekt met een januskop. Wie is de bevoegde minister op het federale niveau en van welke partij is die?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
We moeten alles in het juiste perspectief zien. Enkele maanden geleden heeft de minister-president het concurrentiepact op de rails gezet. Mijnheer Van Hauthem, u zegt dat de Vlaamse Regering en de minister-president niets doen, alleen maar toekijken en amper reageren. Welneen, het is deze Vlaamse Regering die enkele maanden geleden dit thema heel actueel heeft gemaakt, en daar trouwens ook in de Vlaamse begroting 2014 166 miljoen euro voor heeft uitgetrokken.
De Federale Regering doet ook wat ze kan. Ze heeft buiten wat al gepland was, een nieuw bedrag uitgetrokken. In totaal gaat het om 1,1 miljard euro. Is dat voldoende om die handicap onmiddellijk op te lossen? Neen, maar ik denk dat er stappen in de goede richting zijn gezet.
Het moet de ambitie zijn om het tempo hoger te leggen. We kijken ook uit naar wat het overleg op 6 november zal opleveren. Wij steunen natuurlijk alle maatregelen om die handicap in een sneller tempo weg te werken.
De heer Tommelein heeft het woord.
Ik heb goed geluisterd naar de minister-president. Het mocht iets meer zijn, zei hij. Ik stel vast dat er mensen met een schizofrene houding in dit parlement zitten. Als in de Septemberverklaring 1 miljard euro wordt aangekondigd over 7 jaar, dan is er wild applaus. Wordt er 45 miljoen euro aangekondigd voor materiaal en outillage voor de volgende drie jaar, dan is er wild applaus. Maar als de Federale Regering 200 miljoen euro neerlegt, boven op de al bestaande 736 miljoen euro, dan is dat totaal onvoldoende.
Ik deel uw mening, minister-president, dat dit op dit moment allemaal nog niet voldoende is om de problematiek van de hoge loonkosten op te lossen. Ik stel ook vast dat de Federale Regering een aantal dingen heeft gedaan die in de nota stonden die u bij de federale overheid hebt ingediend.
Ik lees daarin ook dat wij naar een verhoging van de export moeten, via een verlaging van de energiekosten. Hoe zullen wij met deze Vlaamse Regering die energiekosten kunnen verlagen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, het federale akkoord is wat het is. Uw partijgenoot, minister Geens, heeft gezegd dat ook hij blij is met elke gebaarde muis. Ook wij zijn blij met elke euro die men vindt om een relance te bewerkstelligen. Het had van ons meer mogen zijn, en daarom hebben wij een concreet voorstel op tafel gelegd. U zei zelf dat het wordt onderzocht. Wij laten het alleszins op tafel liggen.
Ik vind het vooral belangrijk dat de komende dagen en weken, in de aanloop naar 6 november, de verschillende overheden van dit land onderzoeken hoe die vele miljoenen euro zo synergetisch mogelijk kunnen worden aangewend, in plaats van elkaar de zwartepiet door te geven. Dat geld moet volgens ons dienen om bij prioriteit diegenen die het hardst zijn getroffen – de laaggeschoolde jongeren – met Vlaamse middelen aan de slag te krijgen. Ik heb dat in dit debat nog niet gehoord.
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, ik denk dat wij allemaal kunnen rekenen. Als een van de laatste ondernemers in de politiek wil ik toch stellen dat wij de eerlijkheid moeten opbrengen om te zeggen dat een echte loonkostenverlaging maar kan worden doorgevoerd wanneer de verschillende overheden, elk op hun niveau, fundamentele besparingen op hun uitgaven doorvoeren. Men kan niet toveren. Zonder fundamentele besparingen bij de overheid kan men geen loonkostenverlaging doorvoeren. Zoals de vorige sprekers zeg ik dan dat elk niveau iets moet doen. Vlaanderen kan besparen op de overtollige provincies. Op federaal niveau kunnen de werkloosheidsuitkeringen in de tijd worden beperkt. Er zijn voldoende mogelijkheden. Maar nogmaals: zonder fundamentele besparingen bij de overheid kan men geen loonkostenverlaging doorvoeren. Lastenverschuivingen, zoals de truc van sp.a met de btw en de zogenaamde terugverdieneffecten, hebben geen zin. Wat zin heeft, zijn fundamentele besparingen, en dat betekent de loonkosten verlagen.
Voorzitter, collega’s, ik stel vast dat meerderheid én oppositie het eens zijn om te stellen dat wij een ambitieus concurrentie- en werkgelegenheidspact nodig hebben. Er zijn inspanningen op verschillende niveaus gebeurd, maar een definitieve oplossing is er nog niet.
Zelf ben ik een pleitbezorger van een concurrentie- en werkgelegenheidspact dat over een aantal jaren wordt gespreid en waarvoor een duidelijke visie wordt ontwikkeld. Daarbij moet ervoor worden gezorgd dat de lonen niet verder ontsporen. Men kan immers de loonkosten verlagen, maar als langs de andere kant niet in mechanismen wordt voorzien om de lonen te matigen – de wet van 1996 – dan dreigen er problemen te ontstaan.
Natuurlijk wordt er overlegd. Op 6 november overleggen de ministers-presidenten, de betrokken ministers en de premier. Mijnheer Van Hauthem, ik kan mij bij de Federale Regering niet opdringen en eisen dat men mij binnenlaat. Ik denk dat het Overlegcomité de juiste plaats is om daarover te discussiëren. Er zijn trouwens een aantal zaken in verband met het federale niveau die men op die bijeenkomst van het Overlegcomité zal behandelen.
U vraagt wat wij zullen ondernemen als er op 6 november niets uit de bus komt. Wij zullen er alles aan doen om belangrijke zaken in dat concurrentie- en werkgelegenheidspact te krijgen. Vlaanderen beschikt over 166 miljoen euro. Wij zullen dus vrij snel dat geld besteden aan maatregelen waarvan de Vlaamse Regering denkt dat die een bijdrage zullen leveren aan de concurrentiepositie van onze bedrijven.
Mijnheer Tommelein, wat de energiekosten betreft, gaat het vooral over de energiekosten van bedrijven. De energiekosten van de burgers liggen me na aan het hart, want dat betreft de koopkracht, en dat is ook een belangrijk element. Maar wij kunnen niet de energiekosten van onze ondernemingen verminderen en tegelijk de koopkracht verhogen. Voor beide is iets te zeggen, maar wij mogen de focus niet uit het oog verliezen.
Mijnheer Van Malderen, er zijn voorstellen om de concurrentiekracht van onze ondernemingen te verbeteren. De jeugdwerkloosheid is ook mijn zorg. De maatregelen zijn door de Nationale Bank onderzocht op hun efficiëntie ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid.
De vraag is hoe we dit met elkaar kunnen verbinden. Daarna moeten we dit verder met de Federale Regering bespreken.
Mijnheer Sabbe, ik weet dat u de provincies wilt afschaffen. Dat voorstel is niet nieuw. Daar zouden we natuurlijk de concurrentiekracht de komende maanden niet mee verbeteren. Er moet in Vlaanderen een interne staatshervorming verder worden uitgevoerd. Dat is de richting die we verder uitgaan.
Mijnheer Sanctorum, ik ga ervan uit dat u een retorische vraag hebt gesteld en dat ik hier niet dieper op hoef in te gaan. Het gaat me er niet om zwartepieten door te spelen. Het gaat hier om een zeer ernstig probleem. Het betreft de werkgelegenheid van mensen en de aantrekking van investeringen. We moeten dit op een zorgzame wijze verder bekijken. We mogen geen politieke spelletjes spelen. We moeten in Vlaanderen doen wat we kunnen doen. Op 6 november moeten we constructieve voorstellen formuleren. Ik zal er, samen met de andere leden van de Vlaamse Regering, alles aan doen om dit tot stand te brengen.
Mijnheer Van Hauthem, ik ga ervan uit dat u me nadien opnieuw een actuele vraag over deze problematiek zult stellen.
Minister-president, ik zal dat absoluut doen. Ik ben toch wat ontgoocheld. Het beeld dat blijft hangen, is niet nieuw. De Vlaamse Regering doet voorstellen over zaken waarvoor ze niet bevoegd is en na de zesde staatshervorming trouwens ook niet zal zijn. Ze staat erbij en ze kijkt ernaar. Dat is iets heel anders dan assertief zijn.
Die vaststelling moet voor u trouwens bijzonder pijnlijk zijn. In uw Septemberverklaring hebt u gesteld dat het concurrentiepact essentieel is en dat de deelstaten de Federale Regering voorstellen zullen voorleggen. De Federale Regering zal dan maatregelen treffen die op de voorstellen van de deelstaten zijn geënt. Dat is volgens u de copernicaanse omwenteling in de praktijk.
We hebben dat nu gezien. Als dat de copernicaanse omwenteling in de praktijk is, weet ik het niet meer. U bent nog steeds afhankelijk van de federale overheid. Dat is precies het omgekeerde van de copernicaanse omwenteling, die er nu niet is, die er na de zesde staatshervorming niet zal zijn en die er, als ik de politieke evolutie wat volg, na de volgende verkiezingen, zelfs met de N-VA, ook niet zal komen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Tommelein, ik ben het er natuurlijk volledig mee eens dat elke overheid haar verantwoordelijkheid moet nemen. In dit geval zien we echter dat de federale overheid er niet in slaagt haar verantwoordelijkheid te nemen.
Ik heb zeer goed naar alle sprekers geluisterd. Ik zou het nog eens moeten nalezen, maar volgens mij is iedereen het erover eens dat het te weinig is. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Het Vlaams Parlement, dat Vlaanderen volledig vertegenwoordigt, is het er unaniem over eens dat de federale maatregelen niet volstaan. (Rumoer)
Iemand moet me dan toch eens uitleggen waarom we er niet in slagen dat aan de overkant van de straat uit te leggen. (Rumoer. Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.