Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, er was goed nieuws op de radio deze ochtend. We hoorden vertegenwoordigers van Voka die de bedrijven in de Antwerpse haven hebben bevraagd. Uit die bevraging blijkt dat zij de komende jaren meer dan vierduizend vacatures zullen hebben, waarbij ze onmiddellijk vermelden dat het voor een heel groot deel gaat om technische profielen.
Het punt van de technische profielen is niets nieuws voor ons. We hebben hier al heel vaak gesproken over de vraag van het bedrijfsleven naar gemotiveerde mensen die kiezen voor een technische, wetenschappelijke richting. Daarom ook heeft op onze vraag de Vlaamse Regering in januari 2012 een STEM-actieplan (science, technology, engineering and mathematics) voorgesteld.
Spijtig genoeg heeft het een tijdje geduurd vooraleer die acties wat concreet zijn geworden. Pas vorige maand werd een heel concreet voorstel gedaan met twaalf prioriteiten uit dat plan, voorgesteld door de Vlaamse Regering en het STEM-platform.
Omdat ik dat thema zo belangrijk vind, minister, ben ik naar die persconferentie geweest. En ik heb u daar gemist. U was er niet bij. Nochtans waren de drie andere ministers daar wel: de minister-president, minister Smet en minister Lieten. Toen ik dan de prioritaire acties zag, vond ik ook dat er vanuit Werk weinig ambitie was. Daarom dacht ik dat ik u eens zou moeten aanporren. Hoe kunt u bijvoorbeeld een positief antwoord formuleren op de vraag die nu voorligt vanuit de haven van Antwerpen? Kunt u er tegelijk voor zorgen dat er de komende maanden – de legislatuur is bijna gedaan – ook vanuit Werk concrete acties kunnen worden gevoerd om daarop een antwoord te bieden?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben blij dat u het vraagt, mevrouw Poleyn, want als de indruk is gewekt, doordat ik niet aanwezig was op de persconferentie, dat ik niets doe vanuit Werk, is dat een verkeerde indruk. Het was de bedoeling dat de extra maatregelen, die nu vooral op Onderwijs gericht waren, werden voorgesteld.
Wij hebben vanuit Werk al heel wat maatregelen genomen, ook in het verleden. Die maatregelen zijn intussen in uitvoering. Ik denk bijvoorbeeld aan de sectorconvenanten, waar de samenwerking tussen de bedrijven en de sectoren en het onderwijs heel duidelijk aan bod komen. Vorige week nog hebben we met de chemische sector Avogadro voorgesteld, een prachtig voorbeeld van hoe je het duale systeem van Duitsland omzet in een bacheloropleiding op de werkvloer in de chemische sector. Er is ook Talentenstroom, waar jongeren kennismaken met de haven en op die manier een betere kennis hebben van waarheen ze met hun studies kunnen gaan. Bij de VDAB hebben we de schoolverlatersstudie, die bijkomende informatie geeft over waar je de meeste kans hebt om jobs te vinden. De infrastructuur van de VDAB wordt gedeeld met scholen. Ook dat is een aspect waarop we hebben ingezet.
Vanmorgen nog zei Luc Luwel van Voka Antwerpen heel duidelijk dat het soms ontbreekt aan ervaring. Wel, een van de belangrijkste maatregelen waar ik al jaren mee bezig ben en waar we steeds meer mensen op inzetten, is de individuele beroepsopleiding (IBO), waarbij mensen op de werkvloer de kans krijgen om zich te verfijnen in een vak. Gisteren nog zijn de versoepelingsmaatregelen gestart, om nog meer mensen via IBO naar een job te leiden.
U ziet dat wij vanuit Werk zeker al ons werk hebben gedaan.
Dank u, minister, ik ben blij dat u zich aangesproken voelt. Ik wil nog drie korte replieken geven.
Wat de sectorconvenanten betreft, hoor ik van de mensen op het terrein dat het nog veel verder zou kunnen gaan. We moeten hen echt stimuleren om intersectoraal te investeren in gezamenlijke initiatieven die echt werken.
Het werkplekleren is inderdaad heel belangrijk. Ik wil u uitdagen om samen met minister Smet een visie te ontwikkelen om niet alleen dat duaal leren, maar ook de stages en alles wat daar tussen zit, een duidelijk kader te geven en zo optimaal mogelijk te laten werken.
Wat u vandaag niet hebt aangehaald, maar de vorige keren wel, zijn de ‘excellente partnerschappen’. Dat is zo’n vaag begrip vanuit Werk, maar ik heb nu concreet gemerkt dat in West-Vlaanderen – volgens mij de enige provincie waar dat gebeurt – VDAB, Syntra en het volwassenenonderwijs een formele overeenkomst hebben gesloten om hun opleidingen op elkaar af te stemmen, zodat je van de ene naar de andere kunt overstappen en er geen tijd verloren gaat, en om elkaars opleidingen te erkennen en zo snel mogelijk de gaten in de markt te kunnen herkennen en op te vullen met een toegepaste opleiding. Het zou uw ambitie kunnen zijn, minister, om dat zo snel mogelijk uit te rollen over alle provincies. Men zou bijvoorbeeld in Antwerpen het voorbeeld van West-Vlaanderen kunnen volgen en ook zo’n efficiënt aanbod bieden.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik heb een heel simpele vraag voor u, minister: hoe gaat u die mensen allemaal op hun werk krijgen? Dat lijkt me een heel actuele vraag vandaag, met het hele Oosterweeldebat en zo meer. Wat gaat u doen, zodat die mensen op hun werk raken?
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Mevrouw Poleyn zei dat er goed nieuws was omdat de haven heel wat opportuniteiten biedt qua tewerkstelling. Dat is uiteraard goed. Het probleem is dat al die jobs moeten worden ingevuld. U hebt daar een uitgebreid antwoord op gegeven en duidelijk aangegeven wat er vanuit Werk al is gedaan en nog zal worden gedaan.
Voka benadrukt heel erg het werkplekleren. U hebt daar ook al voorbeelden van aangehaald, onder andere het Avogadro-project. Het meest bekende voorbeeld is de chemiesector, met de SIRA-opleidingen (Scheikundige Industrie Regio Antwerpen) en andere projecten. Nu worden blijkbaar ook de andere knelpunten in de haven aangepakt.
U verwees naar IBO. Onderwijs speelt hier een belangrijke rol. Ik zou graag hebben dat u er, samen met de minister van Onderwijs, op blijft aandringen dat het werkplekleren meer en meer een plaats krijgt. Ervaring opdoen op de werkvloer is belangrijk en kan leerlingen en studenten meer moed geven om verder te studeren en toch een job te leren.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw De Ridder, een elektrische fiets en een fietsostrade kunnen misschien een oplossing zijn?
Minister, deze ochtend lazen we in de media een plan van de VDAB, het generatiegeschenk, waarbij jonge werkzoekenden worden gekoppeld aan oudere werknemers. Dat lijkt erg op een voorstel dat Groen in het verleden al heeft gedaan onder de naam het startplan. Minister, wat denkt u van het idee van de VDAB? Kunnen we daar niets mee aanvangen?
Ik vind het fantastisch: als de VDAB iets voorstelt dat goed is, vraagt men mij om mijn mening, maar gewoonlijk moet ik komen verantwoorden waarom iets gebeurt. Natuurlijk vind ik hun idee goed. Er zijn veel excellente partnerschappen mogelijk, met bedrijven, maar ook met anderen. Wat de VDAB doet met partners is een goede filosofie. Ook hier zie ik een kans om aan werkplekleren te doen. Voor mij, net als voor mevrouw Vermeiren, is het werkplekleren ruimer dan alleen het onderwijsgedeelte. Je kunt dat ook doen met instapstages, werkinlevingsprojecten en IBO naar jonge werklozen die ongekwalificeerd zijn uitgestroomd. Dit is weer een ander voorbeeld. Ik moedig elk project aan waarbij jongeren vanuit een praktijkervaring een stap verder kunnen zetten, extra competenties en talenten opdoen, werkattitude opdoen. Ik moedig dat aan. Ik was natuurlijk op de hoogte van het project van de VDAB.
Wat die excellente partnerschappen betreft, zal ik proberen wat in West-Vlaanderen gebeurt, verder uit te rollen. Het gaat niet alleen om de VDAB en SYNTRA, maar ook om onderwijs. We moeten nagaan op welke manier we dat kunnen doen. We moeten bekijken welke bedrijven en partners – want op de private markt zijn er ook nog wel partners – we daarbij moeten betrekken.
Mevrouw De Ridder, de Vlaamse Regering zal beslissen wanneer dat ze dat kan. We zullen ervoor zorgen dat het vervoer gebeurt zoals dat moet. Die problematiek is daarnet al ruim aan bod gekomen bij de minister-president. Ik moet daar nu niet verder op ingaan.
Wat de sectorconvenanten betreft, vindt u dat er meer intersectoraal moet worden gewerkt. Ik ben heel blij dat we intussen die stap hebben gezet. Als ik de geschiedenis van de verschillende sectorconvenanten bekijk, merk ik dat het de eerste keer is dat er al veel meer intersectorale initiatieven worden genomen. Ik vind het ook heel goed dat er binnen de SERV iemand is die het intersectorale moet bewaken. Ik ben het wel met u eens dat er ook daar nog marge is voor verbetering. Dat geldt wat mij betreft voor alle maatregelen die we hebben genomen. We kunnen nog altijd stappen zetten en zien op welke manier de maatregelen die goed zijn verder kunnen worden ingevuld. Ik denk wel dat we de juiste weg zijn ingeslagen.
Minister, ik dank u. Wij hopen vooral dat er niet veel meer moet worden overlegd, maar dat er de komende maanden vooral heel concreet tot zo veel mogelijk actie kan worden overgegaan.
De actuele vraag is afgehandeld.