Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Dewinter heeft het woord.
Minister, het beleid rond arbeidsvergunningen en -kaarten is bepaald ingewikkeld. De zaak-Navid Sharifi heeft de zaken nog wat scherper gesteld. Ik zal daar niet op ingaan, we mogen hier niet over individuele gevallen spreken.
Dankzij uw sympathieke collega’s van sp.a en vooral dankzij voormalig fractieleider en nu staatssecretaris Crombez, weten we nu wat meer over het beleid betreffende arbeidsvergunningen en -kaarten voor mensen uit de EU of mensen uit een land waarmee we een bilateraal akkoord hebben. De werkgever vraagt dat aan. Volgens de federale regels verstrekt uw administratie dan een arbeidsvergunning, en die kan met maximum een jaar worden verlengd.
Er is een nieuwigheid waarvan ik niet op de hoogte was. U kunt blijkbaar, bij hoge uitzondering, om humanitaire, economische of sociale redenen uitgeprocedeerde of uitgewezen asielzoekers alsnog een arbeidsvergunning toestaan. Dat kan als het betrokken bedrijf waar de asielzoeker gewerkt heeft, dat zou vragen.
Wat is uw beleidslijn ter zake? Hoe vaak is dat al voorgekomen? Zijn er precedenten? Welke beleidslijn gaat u aanhouden in de toekomst? Want ik meen te mogen stellen dat het niet de bedoeling kan zijn om degenen die we langs de voordeur buitenzetten, langs de achterdeur opnieuw binnen te halen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik zal alleen ingaan op de groep van uitgeprocedeerden. In de vier jaar dat ik minister ben, heb ik twee gekoppelde dergelijke gevallen gehad. Ik beoordeel die vanuit mijn bevoegdheid Economische Migratie. Een arbeidskaart dient om hier te komen werken. Ik vraag advies aan de VDAB. Zij moeten een arbeidsmarktonderzoek doen en kijken of er in Vlaanderen of de EU mensen zijn met de nodige kennis en kunde. Als dat het geval is, komt iemand van buiten de EU niet in aanmerking. Ik vraag ook een advies aan de Arbeidsinspectie. Zij moeten nagaan of de werkgever die vraag stelt, en of die een betrouwbare werkgever is. Als die twee aspecten positief zijn, kan ik een arbeidskaart B uitreiken.
Waar ik niet naar kijk, is het humanitaire onderdeel, omdat dat deel duidelijk tot de federale overheid behoort. Bij een uitwijzing moet dat worden meegenomen in de beoordeling, maar ook om een verblijfsvergunning te geven wordt het humanitaire aspect bekeken. Als het al zo is dat iemand omwille van bepaalde kennis en kunde in aanmerking komt voor een arbeidskaart en ik geef er een, kan dat enkel als er ook een verblijfsvergunning is die door de federale minister wordt gegeven. Enkel dan kan iemand in Vlaanderen komen werken. Ik bekijk het geheel vanuit het economische perspectief, als economische migratie. Ik voer geen speciaal beleid voor die mensen, maar hetzelfde als bij elke andere economische migratie.
Ik ben blij dat het slechts om twee gevallen gaat. Uiteindelijk bevestigt de uitzondering de regel en zo hoort het ook. Ons land mag geen duiventil zijn, waarbij we mensen die door andere instanties worden uitgewezen uiteindelijk via deze weg toch weer binnenhalen. Dat zou een compleet verkeerd signaal zijn en het aanzuigeffect ten aanzien van dit soort mensen enkel vergroten.
Als ik het goed begrepen heb, is het zo dat er eerst een verblijfsvergunning moet zijn vanwege de federale overheid en dat u pas daarna kunt overgaan tot het eventueel, bij grote uitzondering, toekennen van een arbeidsvergunning B. Oké, dat zal heel wat duidelijk maken in de discussie die momenteel aan de orde is en alle speculaties bij voorbaat uitsluiten.
De heer Sabbe heeft het woord.
Wel, gekoppeld aan deze discussie, uiteraard zonder over individuele dossiers te spreken, denk ik dat het volgende van essentieel belang is. Uiteraard gaat het grotendeels over federale materie, maar toch, misschien in de toekomst of in het licht van een evolutie ervan. Het lijkt me een zeer verstandig criterium om werk een onderdeel te maken van welke migratie dan ook, wanneer men de leeftijd heeft dat men verondersteld wordt te werken. We moeten ons naar het Australische model richten, waarbij wie hier ook komt, komt op basis van een arbeidscontract, dat een voldoende lange termijn moet beslaan voor men bepaalde rechten verkrijgt. Dat is essentieel om uiteindelijk naar een veel gezondere migratie te gaan dan de migratie die we in de voorbije decennia in België en Vlaanderen hebben gekend. Werk is een essentiële voorwaarde voor migratie.
Daar heb ik niet meteen iets aan toe te voegen. Het is een federale regeling op de arbeidskaart na, en die is natuurlijk werkgebonden. Het gaat om een een-op-eenaanvraag, van een werkgever voor een werknemer. Die persoon moet nog in het buitenland zijn op het moment dat de vraag wordt gesteld en kan pas naar Vlaanderen komen als die een arbeidscontract kan voorleggen. Wat u naar voren brengt, is nog een heel andere vraag, die we vorige week in de commissie ten gronde hebben besproken, en heeft eigenlijk weinig te maken met de vraag die de heer Dewinter heeft gesteld.
Ik ben alleen blij met het correcte en duidelijke antwoord van de minister en ik hoop dat het antwoord ook de nodige aandacht krijgt, niet alleen binnen onze grenzen maar ook daarbuiten. De voorbije dagen is voor de zoveelste keer door de media, die zich wat dat betreft toch altijd zeer onzorgvuldig informeren – als ik het op een bescheiden manier mag uitdrukken –, toch weer, ook in het buitenland, de indruk gewekt dat dit allemaal zomaar kan, dat uitgeprocedeerde asielzoekers die uitgewezen zijn via een uitzonderingsprocedure dan toch een arbeidsvergunning zouden kunnen krijgen. Dat kan niet, laat dat nog maar eens heel erg duidelijk gezegd zijn. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.