Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Sauwens heeft het woord.
Voorzitter, Vlaanderen beschikt over de uitstekende Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). De VMM maakt ons regelmatig onderzoeksresultaten over.
Ik wil het vandaag hebben over een pas gepubliceerd rapport over dioxines en pcb’s. Daarin staat dat de jaardrempelwaarden worden overschreven in een vijftal gemeenten, met name Deerlijk, Genk, Gistel, Menen en Willebroek. Ook in Zelzate en Stabroek zijn serieuze piekwaarden genoteerd.
Voor zover ik begrijp, zijn er geen echt wettelijke normen maar hanteert men bepaalde drempelwaarden waarbij bij wijze van spreken het alarm afgaat en men moet optreden. Blijkbaar gaat het vaak over de buurt van schrootbedrijven, ferro of non-ferro, of van spaanderbedrijven. Men doet enkel metingen in landbouwgebieden omwille van de voedselveiligheid. Het gaat dan over de depositie van pcb’s en van dioxines die gevaarlijk zijn voor de voedselveiligheid en voor de volksgezondheid. Men doet ook controles in woonzones.
Minister, in Vlaanderen is er geen enkel industrieterrein dat ver van een woongebied ligt. Mijn vraag is dan ook welk beleid uzelf en de Vlaamse Regering dienaangaande voert. Ik wil de resultaten uit het rapport niet dramatiseren, maar ze geven toch een duidelijke indicatie dat er moet worden opgetreden.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Sauwens, wij doen heel veel, onder meer aan de bron zelf. Ik heb het dan over de directe uitstoot, aan de schouw zelf dus. Wat de dioxines betreft, zorgen we ervoor dat er een heel strikte controle en monitoring is. Daarnaast wordt het vergunningenbeleid steeds strenger. Er is trouwens ook controle door de Milieu-Inspectie. Wat de directe bron van de dioxines betreft, stellen we vast dat dit onder controle is en dat dit steeds beter wordt.
Wat de pcb’s betreft, gaat het vaak over shredderinstallaties. Daarvan kan men lokaal effecten zien. Daar worden maatregelen genomen inzake sproeien, overkapping van de plaats waar de machine staat, inkapseling van de opberging in de grond enzovoort. Er worden dus tal van maatregelen genomen aan de bron waarvan we onmiddellijk positieve resultaten zien.
De metingen van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) waar u naar verwijst, hebben te maken met diffuse stoffen. Het gaat dan over opwaaiend stof dat her en der in het milieu terechtkomt. Ook dat wordt gemeten. Op die manier kunnen wij nagaan of er nieuwe bronnen ontstaan waar eventueel maatregelen moeten worden genomen. Het is soms moeilijk om die bronnen te detecteren. Wat de dioxines betreft, is er bijvoorbeeld een heel significant effect naargelang wat mensen opstoken in de tuin of in de houtkachel. Als men daar allerlei afval bijstopt, dan komen er heel wat dioxines vrij. Ook daarover voeren wij campagne. Ik verwijs naar de Stook Slim-campagne waarmee we mensen willen vragen enkel zuiver hout te verbranden.
Er is geen direct effect van de gemeten waarde stof op de volksgezondheid. Dat weten we aan de hand van de biomonitoring die we doen. In al die verschillende gemeenten is er geen verhoogde waarde van dioxines en pcb’s in het bloed van de mensen die wij hebben gemonitord. Er is dus geen direct effect op de volksgezondheid. Er is wel een effect wanneer mensen dit binnenkrijgen via voedsel, met andere woorden wanneer het stof neervalt op de velden. De koeien eten dan het gras op waardoor dit in de melk en dus in de voeding terechtkomt. Dieren en melk worden daar echter op getest. Die maatregelen worden genomen door de voedselveiligheid.
Mijnheer Sauwens, wij pakken aan de bron aan en we meten verder om na te gaan of er nieuwe bronnen zijn. Op die manier proberen we de waarden telkens opnieuw naar beneden te krijgen. Er is geen direct acuut gevaar voor de volksgezondheid.
Minister, men meet ongeveer waar de problemen zich voordoen. Het is dan ‘grappig’ dan men op een bepaald moment zei dat er geen gevaar was voor de woonwijk Langerlo die zo’n 700 meter van een betrokken bedrijf ligt. Er stond die dag immers vooral een noordoostenwind. Aan de andere zijde liggen in Roosdaal, Diepenbeek en Beverst- Schoonbeek wel verscheidene andere woonkernen.
Er is in Vlaanderen een enorme verspreiding van de industriële activiteiten, zeker als wordt gekeken naar de problemen met verbranding van huisvuil en dergelijke. Is het daarom toch niet nodig om bij de dioxine- en pcb-metingen naar echt wettelijke normen te gaan, en naar gebiedsdekkende meetpunten, zodat men heel Vlaanderen controleert op de aanwezigheid van dioxines en pcb’s?
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, mijnheer Sauwens, eerst en vooral wil ik benadrukken dat we er in Vlaanderen sterk op vooruit zijn gegaan op het vlak van dioxines. Herinner u de jaren 90: toen waren het vooral de afvalverbrandingsinstallaties die grote hoeveelheden dioxines uitstootten. Anno 2013 is dat drastisch gedaald. Dat is een van de positieve trends van de voorbije decennia in Vlaanderen. Net daarom is deze trend wel opmerkelijk. Ik heb het rapport van de VMM gelezen. Zo staat er letterlijk in dat in een aantal meetposten – het zijn er inderdaad niet zoveel, en misschien moeten we het aantal meetposten sowieso ook uitbreiden – de dalende trend wordt doorbroken en de waarden in 2012 duidelijk hoger liggen dan het jaar ervoor. Minister, dat moet ons toch wel doen nadenken. Ik heb begrepen dat de Vlaamse Milieu-inspectie ook nog altijd de oorzaken niet heeft gevonden. Ik meen dat u uw diensten moet blijven aanmoedigen om die oorzaken te vinden, en dat we waakzamer moeten zijn wat die dioxines betreft, zeker als dit toch dreigt te stijgen.
U verwijst heel terecht naar de humane biomonitoring. Er wordt in Vlaanderen onderzoek gedaan naar de dioxines en pcb’s in het bloed en dergelijke van mensen. Dit is echter een zeer recente trend. De grote vraag is dus natuurlijk wat het effect zal zijn op de toekomstige metingen van de biomonitoring. Dit is geen kwestie van paniek zaaien, maar we moeten een verhoogde waakzaamheid aan de dag leggen.
De heer Martens heeft het woord.
Minister, Vlaanderen is inderdaad een voorbeeld in Europa wat de aanpak van dioxines betreft. We hebben al onze puntbronnen gesaneerd. Herinneren we ons wat onze verbrandingsovens in het verleden uitbraakten aan dioxines, en we zien nu hoe weinig dat nog maar is. Ik denk ook dat we de enige lidstaat zijn waar een continue dioxinebemonstering in de verbrandingsovens van toepassing is. We hebben die normen ook toegepast op de non-ferro- en de ferro-industrie. Blijkbaar zijn er echter nog veel diffuse bronnen, waarvan we de omvang nog niet kennen en waarvan we nog niet goed weten waar ze zich bevinden. In dat licht steun ik toch ook wel de vraag van de heer Sauwens om desgevallend dat depositiemeetnet verder uit te bouwen en ook op het vlak van depositienormen een regelgevend kader te ontwerpen. We hebben uitstootnormen, emissienormen voor dioxines, maar we hebben nog geen wettelijk vastgestelde depositienormen. Het vastleggen van dergelijke depositienormen zou ons ook in staat stellen om gericht te gaan zoeken naar nog onbekende bronnen van dioxines op plaatsen waar we merken dat de depositienormen worden overschreden.
Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Minister, ik ben blij van u te horen dat dit geen directe invloed heeft op de volksgezondheid. Dat lijkt me toch een geruststelling voor de mensen die daar in de buurt wonen. We moeten echter toch proberen om die uitstoot van dioxines en pcb’s maximaal te vermijden. Dit is immers alleszins niet ideaal.
De Milieu-inspectie weet blijkbaar niet waar die pieken dan vandaan komen. De trend is inderdaad neerwaarts, maar nu zijn er in een bepaalde periode blijkbaar piekuitstoten geweest. Het lijkt me dus raadzaam dat daar verder onderzoek naar gebeurt. De bedrijven in de buurt zeggen dat ze zelf al een aantal maatregelen hebben genomen. Waarom werken die maatregelen niet? Wat zijn dan de oorzaken van die bijkomende uitstoot? Het zou interessant zijn om dat te weten, zodat dat in de toekomst kan worden vermeden.
Geachte leden, we moeten proberen een en ander goed uit elkaar te houden. Ik heb het daarnet gehad over de uitstoot en over de depositie. De heren Sanctorum en Martens hebben er al op gewezen dat we wat de uitstoot betreft eigenlijk een heel streng beleid hebben, met echt wel heel strikte normen, ook op basis van de vergunning die wordt verstrekt aan de diverse bedrijven. Dat wordt heel goed gemonitord. We weten eigenlijk perfect wat er daar gebeurt. Dat hebben we dus onder controle, en daar ligt de oorzaak niet.
Het gaat hier over metingen die gebeurd zijn rond depositie, dus wat neerdwarrelt en wat verder wordt verspreid door wagens die passeren en door andere activiteiten die de mens doet. Op dit moment hebben we niet altijd een indicatie waar dat vandaan komt. Daarom doen we ook die metingen en proberen we te achterhalen waar het vandaan komt. Het zou kunnen dat we normen nemen, mijnheer Martens, maar het is natuurlijk moeilijk te controleren als je niet weet waar de oorzaak zit van die normen. Het is zinloos om normen vast te leggen als je niet kunt achterhalen waar het vandaan komt.
Waarom gebeuren de metingen op het platteland? Mijnheer Sauwens, dat is uitdrukkelijk en bewust gedaan, ook op aangeven van de experten, omdat er geen direct effect is als men dat inademt of op zich krijgt, maar alleen als het via voedsel in het lichaam terechtkomt. In landbouwgebieden waar het op gewassen en op dieren valt, kan het wel een effect op de mens hebben. Daarom wordt vooral daar gemeten en wordt het goed in het oog gehouden. We zetten ook in op de humane biomonitoring om dat in kaart te brengen.
We zetten dat ook voort, mijnheer Sanctorum, om te kijken of er geen effecten op de volksgezondheid zijn. De recente cijfers tonen dat niet aan, die tonen geen verhoogde waarden in het bloed van mensen die in die omgeving wonen. Dat is heel belangrijk om mee te geven. Het voedsel wordt ook op dat vlak heel strikt gecontroleerd. De melk bijvoorbeeld wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van pcb’s en dioxines. Daar weten we perfect of er al of niet verhoogde waarden zijn. Als dat zo is, zal dat ook nooit in de voedselketen terechtkomen.
Wij meten juist om ervan te leren en om het beleid erop af te stemmen. We doen dat voort. Dat is ook de taak van de VMM en van de Milieu-inspectie. Het spreekt natuurlijk voor zich dat als we bepaalde waarden vaststellen die de VMM nu heeft gerapporteerd, we op basis daarvan samen met de Milieu-inspectie, maar ook met de afdeling Milieuvergunningen verder blijven kijken of we de oorzaken kunnen achterhalen en strikter kunnen zijn door normen op te leggen.
Ik wil bevestigen wat daarnet onder meer door de heer Martens is gezegd. Enkele maanden geleden waren we op bezoek in Kopenhagen op het Europees Milieuagentschap. We kregen daar een pluim omdat Vlaanderen in de Europese kopgroep zit, of het nu over afval gaat of over milieubeleid in het algemeen. Het feit dat we een van de dichtstbevolkte gebieden zitten in Europa heeft daar natuurlijk mee te maken. In die zin is mijn betoog erop gericht om ook in deze moeilijke economische tijden toch te vragen dat wij ook hier, gewaarschuwd door deze piekwaarnemingen, absoluut prioriteit moeten geven aan de volksgezondheid.
De actuele vraag is afgehandeld.