Verslag plenaire vergadering
Verslag
Opheldering over de stand van zaken
Dames en heren, met toepassing van artikel 50 van het Reglement van het Vlaams Parlement heeft de heer Wim Van Dijck bij motie van orde het woord gevraagd.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, ik wil mijn ongenoegen uiten over de agendering van de gekoppelde actuele vragen over de resultaten van de taaltesten bij docenten. Twee van die vragen stonden namelijk geagendeerd in de commissie Onderwijs van vanmorgen. Die zijn daar gisteren afgehaald, en nu zien we ze plots opduiken in de plenaire vergadering. Ik vind dat ongehoord. Men had die vragen perfect vanmorgen kunnen stellen. De minister was daar ook op voorbereid. Dan had men het antwoord ook kunnen weten.
Ik weet ook wel dat de plenaire zitting wat meer mediabelangstelling krijgt, maar dit is eigenlijk een desavouering van ons werk in de commissies. We komen allemaal naar de commissies om vragen te stellen en het antwoord van de minister te horen, maar plots worden die vragen dan weggehaald en naar de plenaire zitting verhuisd.
Ik vind het ook jammer dat de commissievoorzitter zich nu zelf aansluit bij die vragen. Ik weet wel dat er ondertussen een nieuw element is, namelijk het uitstel van de taaltest, maar de commissievoorzitter is de enige die dat in zijn vraag vermeldt. Bij de twee andere vraagstellers zijn de vragen identiek aan die in de commissie. Ik vind dat niet kunnen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, ook ik wil mijn beklag doen over de selectie van de actuele vragen van vandaag, en meer bepaald over uw weigering om het hier te hebben over de sanering van de gronden van Ford. Ik moet eerlijk zeggen dat ik van u als voorzitter en als Limburger een ietwat andere houding had verwacht.
Hier is het net omgekeerd: er zou zogezegd een verband zijn met vragen om uitleg die morgen op de agenda van de commissie zouden staan, maar die vragen om uitleg gaan over de terugbetaling van de steun aan Ford. Dat heeft niets te maken met wat vandaag in Het Belang van Limburg is verschenen. Ik ben het er absoluut niet mee eens dat u mijn vraag tegenhoudt en weigert.
Als er inderdaad een verband zou zijn, wat ik betwist, zou dat eigenlijk betekenen dat de vragen om uitleg worden gekoppeld aan de actuele vraag, en niet omgekeerd, zoals dat vandaag gebeurd is met de vragen over de taaltest. Ik vind dat het niet aan de voorzitter is om te bepalen wat er in plenaire gebeurt en wat er in de commissie gebeurt. Ik vind dat de parlementsleden dat moeten doen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, wij hebben al een discussie gehad over vraag 7. Er is een schriftelijke vraag geweest van mevrouw Moerman, waar intussen een antwoord op gekomen is van de minister. Als er al een antwoord van de minister is, waarom wordt nu dan nog de actuele vraag van mevrouw Celis geagendeerd, die perfect weet dat er al een schriftelijke vraag beantwoord werd?
Ik doe geen toetsing aan de schriftelijke vragen, mijnheer Tommelein. Als ik dat nog moet gaan doen, zou ik nogal werk hebben elke week.
Ik neem akte van uw betogen, collega’s. Ik ga geen debat aan over het afwijzen van actuele vragen in dit halfrond. (Opmerkingen)