Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, vorige week bracht Panorama een voor iedereen schokkende reportage over kinderarmoede. Zoals het vaak gaat met dit soort reportages, is er een paar dagen naklank in de media, maar vervolgens gaan we met zijn allen over tot de orde van de dag. Het moge duidelijk zijn dat voor de mensen die met die problematiek geconfronteerd worden, de mensen die in armoede leven, de problemen niet samen met de media-aandacht verdwijnen.
Gelukkig is er Kind en Gezin, dat in dezelfde periode al sinds 2001 een kansarmoedebarometer bekendmaakt. Die cijfers zijn, net als de verhalen in Panorama, schrijnend. In 2001 groeide 6 procent van de kinderen in Vlaanderen op in een kansarm gezin. In 2007 was dat 7,4 procent en vandaag 10,45 procent. Het zijn angstwekkende groeicijfers.
De reden waarom ik u erover aanspreek, minister, is dat heel duidelijk wordt uit alle rapporten dat er een groot verband bestaat tussen kansen voor kinderen en de mate waarbinnen in het gezin gewerkt wordt. Ook daarover zijn er nogal wat zorgwekkende cijfers. Vandaag stellen we vast dat 7,2 procent van de Vlaamse kinderen opgroeit in een gezin waar amper gewerkt wordt, waar minder dan 0,2 fulltime-equivalent wordt gepresteerd of waar met andere woorden niemand van de gezinsleden structureel aan de slag is. Dit is problematisch. In het totaal gaat het in Vlaanderen over 9 procent.
De evidente vraag is dan ook, minister, wat u eraan zult doen om er structureel voor te zorgen dat in Vlaanderen het aantal gezinnen waar niemand aan de slag is, daalt.
Minister Muyters heeft het woord.
Uiteraard is het probleem gekend. U moet ik zeker niet zeggen dat armoede een multiproblematiek is. Het gaat niet enkel over werk, wat samenhangt met economie, maar het gaat ook over crisis of niet, kinderopvang, huisvesting, mobiliteit, sociaal leven. Het zijn zo veel dingen. Daarom hebben we er in de Vlaamse Regering ook uitdrukkelijk voor gekozen om een minister horizontaal te benoemen. Minister Lieten neemt dat op.
U vraagt wat ik specifiek doe binnen Werk voor die problematiek. We kennen de filosofie van het sluitend maatpak. Binnen die filosofie zijn er consulenten die specifiek met een knipperlichtenprocedure gaan zoeken naar armoede. Niet elke persoon die bij een consulent van de VDAB komt, zegt dat hij in armoede leeft of daar problemen mee heeft. De knipperlichtenprocedure, die regelmatig wordt geactualiseerd, kan daarbij helpen.
Een tweede element zijn de armoedetrajecten. Ondertussen zetten we 4,2 miljoen euro per jaar in voor de armoedetrajecten. In 2011 zijn we daarmee begonnen, toen waren er 496. Vorig jaar waren er 500 gepland, we hebben er 555 ingevuld. We groeien dit jaar naar minimaal 750 invullingen, maar als het kan, gaan we naar 1200. Dat is een goede manier van werken, niet enkel omdat die mensen een heel specifiek traject krijgen met een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Die POP wordt niet enkel gemaakt vanuit Werk, maar ook vanuit Welzijn. Het gaat er niet enkel om wat die persoon kent en kan, maar we zoeken ook naar de drempels vanuit welzijn die maken dat die mensen niet aan het werk gaan. De samenwerking tussen de VDAB en de lokale actoren is zeer goed. De resultaten zijn zeer behoorlijk. We gaan dat verder decretaal verankeren met Werk- en Welzijnstrajecten op maat (W2).
Ik dank u voor uw antwoord, minister. U zegt dat de resultaten goed zijn. Ik stel vast en dat heeft ook te maken met de crisis dat het aantal mensen wel toeneemt. Ik wil de inspanningen even afzetten ten opzichte van de noden en ten opzichte van de engagementen die de Vlaamse Regering reeds heeft genomen.
Als vandaag 9 procent van de Vlamingen geen enkele vorm van arbeid verricht want dat is het cijfer , gaat dat over 410.000 mensen. De Vlaamse overheid heeft zich ertoe verbonden in het traject van de Europese 2020-Strategie om dat aantal te laten zakken naar 250.000. Ik hoop met u dat we die 750 trajecten kunnen optrekken tot 1250. Maar als u dat afzet tegen de gemakkelijk gerekend 160.000 mensen die we aan de slag moeten krijgen, zullen we er met deze middelen alleen 213 jaar over doen om die doelstelling te bereiken. Het is het op flessen trekken, minister, maar ik wil dat cijfer duidelijk geven om te zeggen dat we elk beetje middelen dat we hebben, daar bij zullen moeten steken, want de doelstelling die we voor onszelf hebben gezet, halen we anders niet.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Minister, wat het armoedebestrijdingsbeleid betreft, faalt deze Vlaamse Regering absoluut. Gisteren hebben we in de commissie de gelegenheid gekregen om het voortgangsrapport te bespreken. De heer Van Malderen was aanwezig. We kennen allemaal de cijfers. Elk jaar opnieuw kunnen we enkel concluderen dat de cijfers in negatieve zin evolueren, dat de armoede en vooral de kinderarmoede toenemen.
Deze Vlaamse Regering, collegas, werkt met 194 acties versnipperd over talrijke domeinen en vooral toegespitst op evaluaties, onderzoeken en projecten. Die staan allemaal los van elkaar, zonder één duidelijke lijn. Uit de voortgangsrapportage kunnen wij nergens uitmaken wat juist het aandeel is van elke minister binnen het totale beleid.
Ik doe een oproep tot u, minister, want u hebt een heel belangrijke verantwoordelijkheid: overtuig uw Vlaamse Regering om eindelijk werk te maken van een degelijk armoedebeleid. Lees er de vrije tribune van uw partijgenoot op na, mijnheer Van Malderen. Professor Vandenbroucke maakte gisteren in De Standaard werkelijk brandhout van het beleid van deze Vlaamse Regering en roept op om er eindelijk ten gronde werk van te maken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
We hebben er gisteren in de commissie inderdaad een debat van een drietal uur over gehad. De eindconclusie was dat we met die drie uur eigenlijk nog niet rond waren, en dat we nog zouden zoeken naar een mogelijkheid om dit nog dieper en beter te kunnen bespreken.
Minister, u hebt gewag gemaakt van een nauwe samenwerking met minister van Welzijn Vandeurzen. Het zou nuttig zijn als u concreet zou zeggen wat deze samenwerking inhoudt. U refereert ook naar het toekomstig decreet W2. Kunt u me zeggen of de OCMWs er nu al of niet bij betrokken zijn? (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, dat is mijn vraag: of de OCMWs er in het decreet al of niet bij betrokken zijn. (Opmerkingen van de voorzitter)
Daarvoor heb ik gewoon gezegd dat het nuttig zou zijn dat de minister toelichting zou geven over wat het inhoudt.
De heer Diependaele heeft het woord.
Collega Van Malderen, u zegt dat u plotseling in een studie hebt opgemerkt dat de factor werk een van de belangrijkste factoren is in het kader van de armoedeproblematiek. Ik moet u zeggen dat de meeste mensen daar al heel lang van overtuigd zijn, en ik ben blij om te horen dat u het bevestigt.
Werk is inderdaad een van de eerste instrumenten tegen armoede, niet alleen vanwege het inkomen dat daarmee gegenereerd wordt, maar ook omdat het een sleutel is tot heel veel andere problemen waar armen mee te maken hebben: hun sociaal leven, hun gevoel van eigenwaarde, hun plaats in de maatschappij. Daarom is het zeer belangrijk dat we inderdaad absoluut inzetten op werk, op die toetreding tot de arbeidsmarkt, omdat het een hernieuwd zelfvertrouwen geeft.
In die zin is het ook zeer belangrijk dat jongeren opgroeien in gezinnen waar gewerkt wordt. Het is ook iets heel typisch dat wordt doorgegeven van ouders op kinderen. We ondersteunen dan ook absoluut die initiatieven die worden genomen om mensen aan het werk te zetten.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, minister, deze regering is niet goed bezig inzake armoedebestrijding. De armoede neemt jaar na jaar toe.
De vraag van collega Van Malderen verbaast mij een beetje, want gisteren heeft zijn partijgenote en verantwoordelijke minister Lieten ons de hele middag overtuigd van het feit dat alle ministers goed bezig zijn en dat deze regering vorderingen maakt. Ik vind het dus een beetje raar dat u nu plots ontdekt dat werkloosheid belangrijker is dan al het andere.
Ik las vandaag ook dat het nog altijd belangrijk is om een hoog diploma te hebben om aan een job te geraken. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zegt dat wij op dat vlak niet goed bezig zijn, want dat er in plaats van meer net minder jongeren afstuderen met een middelbaar diploma. Ook de minister van Onderwijs is dan niet goed bezig.
Voorzitter, eigenlijk ben ik het spuugzat: al dat paraplugetrek, het doorschuiven van verantwoordelijkheid van Werk naar Onderwijs, of naar de Federale Regering, of naar de lokale besturen. Structurele maatregelen hebben we nodig: structurele maatregelen en ervoor zorgen dat mensen een betaalbare woning hebben, ervoor zorgen dat jongeren een diploma halen. Stop met dat paraplugetrek: mensen in armoede eten daar geen boterham meer mee, wel integendeel.
Mevrouw Vogels, de manier waarop wij het binnen Werk aanpakken, is op een structurele manier. De insteek in ons sluitend maatpak is op een structurele manier. De armoedetrajecten willen we decretaal verankeren in het W2-decreet dat collega Vandeurzen en ikzelf voorbereiden. Ik kan u het W2 helemaal uitleggen, maar als het decreet wordt ingediend, zullen we dat met veel plezier doen.
De filosofie van het W2-decreet is dat in functie van de werkzoekende ofwel Welzijn ofwel Arbeid de leiding neemt, en dat Welzijn en Arbeid samen het juiste traject uittekenen voor de persoon in kwestie. De ene persoon zal meer nood hebben aan welzijn, en dan wordt het door Welzijn getrokken; de andere heeft meer nood vanuit werk, en dan zal het getrokken worden door Werk. Dat is de basisfilosofie. Maar het decreet dat wordt ingediend, zal alle mogelijkheden geven om daarover samen te gaan discuteren.
Mijnheer Van Malderen, ik ben het met u eens. Ik heb dat overigens ook niet als een verwijt opgenomen. Mevrouw Vogels beschouwt dit als een verwijt, maar ik heb het zo niet ervaren. Ik denk dat het heel duidelijk is dat het ook niet zo evident is om die armoedetrajecten in de markt te plaatsen. Dit is een zeer intens project dat loopt. We hebben gezien dat de markt tijd nodig heeft om voldoende mensen te hebben die die armoedetrajecten aankunnen en kunnen begeleiden.
Daarom hebben we ook die grote vork genomen. Het gaat over minimaal 750 trajecten, een verhoging met 50 procent, en 1200 trajecten. Zoals ik al zei, we gaan dat dan ook nog decretaal verankeren.
Dat is echter echt niet het enige. U zou gelijk hebben als we alles met die armoedetrajecten zouden moeten oplossen: dan hebben we nog veel te lang werk. We doen dit echter op diverse manieren, niet alleen ik, maar ook mijn collegas. Ik kijk ook naar alle loopbaan- en diversiteitsplannen. Bij die plannen is er ook iets nieuws: vanaf januari van dit jaar krijgen diegenen die iemand in armoede bij het werk inzetten, de mogelijkheid om training en ondersteuning te krijgen, specifiek voor die mensen in armoede. Dat komt er dus ook nog bij. We hebben ook een afspraak gemaakt met de activeringsconsulenten bij de allochtonenfederaties dat er specifiek op armoede wordt ingezet, en dan specifiek op jongerenarmoede. Om die te verhelpen, is ook in extra instrumenten voorzien.
Het is een moeilijke problematiek. Ik meen echter dat we vanuit Werk een heel grote stap zetten. Het werk is lang niet af, en samen met minister Lieten bekijken we telkens opnieuw wat we daaraan kunnen doen.
Mijnheer Diependaele, u mag er het verslag op naslaan: ik heb niet beweerd dat ik heb ontdekt dat er een link is tussen werk en armoede. Dat is evident. Ik heb wel ontdekt dat tussen 2004 en 2009 het aantal mensen in een gezin waar niemand werkte, is gedaald, en dat er sindsdien sprake is van een plafond. Dat maakt ons ongerust.
Mevrouw Vogels, ik vraag dus dat er structurele oplossingen komen, zodat die generatie die vandaag opgroeit in een dergelijk gezin, niet zou worden besmet met diezelfde armoede en integendeel iedereen ofwel een jobaanbod ofwel een opleiding krijgt. Iedereen die aan de slag kan gaan, moet dat ook doen. Als dat om een of andere reden niet kan, hetzij om persoonlijke redenen, hetzij omdat er geen vacatures zijn, dan moet er ofwel een opleiding zijn, ofwel moet de welzijnssector dan voor zijn verantwoordelijkheid worden geplaatst.
Minister, uw antwoord, met de verwijzing naar het decreet, zou een aanzet kunnen zijn tot die structurele verankering. Het zal erop aankomen om wat we decretaal vastleggen, ook met de nodige middelen te stofferen. Zoals immers al werd gezegd, als we het zullen moeten doen met 750 geïsoleerde trajecten, dan staan we nog heel ver van het doel dat we onszelf hebben opgelegd.
De actuele vraag is afgehandeld.