Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Pehlivan, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de commissie besprak op 26 februari, 12, 19 en 26 maart 2013 het ontwerp van decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid. Daarnaast vond er op 12 maart een hoorzitting plaats met betrokkenen uit het werkveld. In de beleidsnota Inburgering en Integratie werd al aangekondigd dat de minister meer structuur en vereenvoudiging zou nastreven in het geheel van instellingen die belast zijn met het inburgerings- en integratiebeleid.
In maart 2011 werd een eerste mogelijk scenario voor een hervorming voorgesteld. Tussen april en eind juni 2011 werd een consultatieronde georganiseerd met alle betrokken actoren. Op basis van de output van de consultatieronde werd het oorspronkelijke scenario bijgeschaafd en in juli 2011 werd een conceptnota goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De Huizen van het Nederlands verdwenen uit de oefening. Hiervoor werd een alternatief traject afgelegd onder leiding van minister Smet.
Het streven naar meer interne afstemming werd vertaald in de keuze voor een extern verzelfstandigd agentschap (EVA). Er werd ook een traject opgestart om de haalbaarheid van het concept verder af te toetsen en het voorontwerp van decreet uit te werken. Dit traject heeft uiteindelijk geleid tot een voorontwerp van decreet dat in juli 2012 door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd. Vervolgens werden adviezen aangevraagd bij de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (VLABEST), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Raad van State. In december 2012 heeft de Vlaamse Regering het ontwerp van decreet goedgekeurd. In januari 2013 werd het ingediend bij het Vlaams Parlement.
In de toelichting van de minister werden drie centrale doelstellingen van het ontwerp van decreet naar voren geschoven. Ten eerste, de integratie van uitvoerende actoren. Deze integratie volgt uit de visie op integratie en de manier waarop Vlaanderen aan integratiebeleid wil werken. Ze is ook een logisch gevolg van de evolutie die deze sector heeft doorgemaakt. Met het ontwerp van decreet wil de minister verschillende kerntaken die allemaal bijdragen tot de doelstelling van het integratiebeleid weer samenbrengen.
Ten tweede, het streven naar meer en betere afstemming met alle actoren die een rol spelen bij de realisatie van de doelstelling van het beleid, waaronder steden en gemeenten, de reguliere sectoren en voorzieningen, de verenigingen van mensen met een migratieachtergrond en de Vlaamse, federale en Europese overheid.
De derde doelstelling is het streven naar een hogere efficiëntie en effectiviteit. Doel is om met een gelijk budget meer te kunnen realiseren. Door de kerntaken in een organisatie, namelijk het EVA, samen te brengen, wil het decreet overlappingen en dubbel werk vermijden en planlasten verminderen.
Tijdens de commissiebespreking bleek dat de heer Caron van Groen zich kan vinden in de principes van het ontwerp van decreet, onder meer met het wegwerken van versnippering en het streven naar meer efficiëntie, effectiviteit en klantgerichtheid. Hij merkt echter op dat de structuren belangrijker lijken dan de mensen. Bovendien heeft hij vragen bij de centrale aansturing, waarbij de overheid het beleid zowel bepaalt als uitvoert. Verder formuleert hij tien punten van kritiek, onder meer op de problematische visie op integratie, met een eenzijdige focus op individuele integratie en inburgering, op de EVA-structuur, met eigenaarschap van de Vlaamse overheid, op het aan banden leggen van de noodzakelijke autonome handelingsruimte van het middenveld, op de financiën en op de onduidelijkheid voor het personeel. Tot slot roept hij op tot een hervorming van de sector die in overeenstemming is met het witboek Interne Staatshervorming. Hij opteert voor een lokale regie met Vlaamse aansturing en een cruciale rol voor het middenveld, in plaats van voor een centralistische organisatielogica.
Voor Open Vld betreurt mevrouw Zamouri dat de minister zo lang heeft gewacht met het uitvoeren van de hervorming. Ze merkt ook op dat de minister er bovendien niet in is geslaagd om een breed draagvlak te creëren voor zijn ontwerp van hervormingsdecreet. Haar fractie is het niet eens met de bepaling die de regering de vrijheid laat te bepalen wat al dan niet onder het EVA zal ressorteren. De Vlaamse Regering kan de uitvoering van taken of kerntaken van het EVA immers toekennen aan lokale besturen of vzws, maar als de regering niet een dergelijk besluit neemt, valt heel Vlaanderen in het werkingsgebied van het EVA. Daarnaast informeert mevrouw Zamouri naar het inburgeringscertificaat en de kritiek van de Raad van State bij het voorontwerp van decreet.
De heer Dewinter van Vlaams Belang betreurt dat het Minderhedenforum nog altijd de belangrijkste gesprekspartner blijft van de overheid, en dat er nog onduidelijkheid blijft bestaan over de resultaatsverbintenis. Verder informeert hij naar het beleid dat wordt gevoerd tegenover mensen zonder wettelijk verblijf. Tot slot zegt hij zich al jaren te ergeren aan het discours waarbij niet de inburgeraar de allochtoon, de immigrant verantwoordelijk is voor zijn eigen lot, maar wel de samenleving: de regering, de overheid, de belastingbetaler.
Mevrouw De Waele van LDD vindt dat het aan de inburgeraar is om de kansen die Vlaanderen biedt, te verzilveren. Taal is voor haar van essentieel belang: het is een spil voor inburgering, voor werk, voor onderwijskansen voor de kinderen, voor sociale huisvesting. Ze voegt eraan toe dat de bereidheid om de taal te leren momenteel onvoldoende op resultaat is gericht.
De heer Kennes van CD&V kan zich vinden in de doelstelling van de hervorming: een grotere effectiviteit, efficiëntie gericht op de eindgebruiker, minder versnippering en meer duidelijkheid. Het hervormingsvoorstel van 2011 botste op heel wat kritiek bij CD&V en bij de sector. De heer Kennes merkt op dat de minister ondertussen zijn plannen grondig heeft bijgestuurd, met onder meer de oprichting van het EVA. Hij vraagt zich wel af hoe dat EVA een antwoord biedt op de kritiek op het oorspronkelijke hervormingsvoorstel. Hij voegt eraan toe dat de sector van mening is dat het ontwerp zonder veel inspraak tot stand is gekomen. Daarnaast informeert hij naar het financiële plan, de telefoonvertaaldienst Ba-bel en de onzekerheid voor het personeel. Tot slot onderschrijft hij de keuze om het niveau van de lessen Nederlands in het inburgeringstraject op te trekken, maar tegelijk vraagt hij begrip voor diegenen die inspanningen leveren, maar toch dat niveau niet halen.
Volgens de heer Segers van de N-VA is het de plicht van een moderne overheid om het beleid zo nodig aan te passen aan de realiteit, zeker in een belangrijk domein als dat van inburgering en integratie. Hij benadrukt dat er meer dan tachtig overlegmomenten waren en dat daarbij de versnippering van de sector als probleem naar voren is gekomen. Hij is het niet eens met de kritiek dat het EVA een Vlaamse staatsgreep betekent, en al evenmin met de kritiek dat er te weinig overleg was en dat het middenveld monddood wordt gemaakt. Voor de heer Segers betekent de hervorming een stap vooruit. Ze vergroot de kans op een flexibele en efficiëntere werking.
Ikzelf, ten slotte, heb namens sp.a een aantal bekommernissen geuit. De eerste houdt verband met de participatie van de middenveldorganisaties in het bestuur en de uitvoering van de opdracht van het EVA. Mensen aan de basis zouden de garantie moeten krijgen dat ze binnen het EVA autonoom zullen kunnen werken. Een tweede bekommernis betreft de tewerkstelling in de sector. Het zou te betreuren zijn als mensen afhaken vanwege een blijvende onzekerheid over hun situatie. Een derde bekommernis betreft de betaalbaarheid van de tolk- en vertaalservice. Bij de Vlaamse Liga tegen Kanker bestaat de vrees dat de kosten finaal zullen worden afgewenteld op de eindgebruikers. Tot slot heb ik geïnformeerd naar het functioneren van de participatieorganisatie, het Minderhedenforum.
Collegas, in zijn antwoord beaamde minister Bourgeois dat de sector het niet eens is met de voorstellen, maar er werd ook geen omvattend alternatief geformuleerd. Er is weinig draagvlak voor het uiteindelijke model, maar dat komt volgens hem door de zeer diverse meningen in de sector. Hij verantwoordt de keuze voor een EVA met een privaat statuut door de nood aan flexibiliteit te benadrukken, vooral inzake het personeelsbeleid. Tegelijk werd gekozen voor een organisatie met een zekere publieke uitstraling, die voldoende onafhankelijk is van de politiek. De overheid kan echter via een samenwerkingsovereenkomst mee vormgeven aan het beleid.
Verder gaat de minister niet akkoord met de stelling van de heer Caron dat het ontwerp van decreet getuigt van een problematische visie op integratie, met een eenzijdige focus op integratie en inburgering. Slechts één kerntaak gaat over individuele begeleiding. Inzake de onduidelijkheid over de toekomst van het personeel benadrukt hij dat men vertrekt van het principe dat geen enkele medewerker van de huidige organisaties zal worden ontslagen ten gevolge van de hervorming. De vakbonden hebben zich ertoe geëngageerd om de informatie die zij krijgen, te verspreiden naar alle organisaties, maar de minister geeft toe dat die doorstroom tot nog toe niet optimaal is verlopen.
Over het sociaal tolken en vertalen zegt de minister dat er een akkoord is met minister Vandeurzen. Huisartsen, wijkgezondheidscentra en psychiatrische centra zullen voortaan inbegrepen zijn in het contract dat Welzijn sluit met de tolkentelefoon Ba-bel. Om dat te financieren, krijgt het beleidsdomein Welzijn meer middelen vanuit Inburgering. Over het inburgeringscertificaat zegt de minister dat het overbodig is als er een hoger taalniveau zou zijn en het behalen van taalniveau A2 een voorwaarde zou worden voor het verkrijgen van het inburgeringsattest.
Collegas, in totaal werden 29 amendementen ingediend. 15 amendementen kwamen van de oppositie: 9 van Groen, 1 van LDD en 5 van Open Vld. De overige 14 amendementen werden ingediend door de meerderheid. De commissie Inburgering heeft het geamendeerde ontwerp van decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid aangenomen met 8 stemmen tegen 4 bij 1 onthouding. Collegas, tot hier het verslag van de commissiebesprekingen. (Applaus)
Mevrouw Pehlivan, dan kunt u nu het standpunt van uw fractie geven, waarna de overige sprekers kunnen aansluiten. Dat bespaart u de moeite om op uw plaats te gaan zitten en terug te komen. Dat hebt u gevraagd, gezien uw hoge leeftijd blijkbaar.
Nee, voorzitter, blijkbaar komt de eer van het eerste betoog toe aan de verslaggever, heb ik me laten vertellen.
Collegas, ik heb een kort verslag gegeven van de opmerkingen van de verschillende fracties in de commissie, maar ik denk dat zij straks zullen uitweiden over hun bedenkingen en hun visie op het ontwerp van Integratie- en Inburgeringsdecreet. Daarom geef ik mijn opmerkingen vanuit mijn fractie.
Collegas, het ontwerp van decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, dat vandaag ter stemming voorligt, betreft een heel fundamentele hervorming van een essentiële maatschappelijke sector in onze hedendaagse samenleving: een samenleving die gekenmerkt wordt door een permanente instroom van nieuwkomers, met als gevolg een steeds toenemende diversiteit. Het ontwerp van decreet heeft de bedoeling om het integratie- en inburgeringbeleid doelgericht af te stemmen op deze sterk evoluerende maatschappelijke realiteit.
De uitgangspunten en basiswaarden zoals geformuleerd in de memorie van toelichting en in de artikelen 3 en 4 van het ontwerp van decreet, beogen een actief en gedeeld burgerschap van iedereen in onze democratische rechtsstaat. In de memorie van toelichting lezen we dat actief burgerschap te maken heeft met het opnemen van burgerrechten, verantwoordelijkheden en engagementen, terwijl gedeeld burgerschap verwijst naar het samenleven in diversiteit van alle burgers en naar het interactief en wederkerig proces dat integratie is.
Collegas, integratie is niet simpelweg bij decreet aan de bevolking op te leggen. Het is vooral een mentaliteitsverandering die wortel moet schieten in lokale gemeenschappen. In die zin is het begrip wederkerigheid in de memorie van toelichting toch wel van cruciaal belang. Het impliceert dat zowel burgers mét als burgers zonder migratieachtergrond zich bewust moeten worden dat integratie een wederkerig proces is. Oude Vlamingen en nieuwe Vlamingen moeten beiden een stap naar elkaar zetten op weg naar een samenleving van gedeelde waarden en normen, van fundamentele vrijheden voor iedereen.
De Vlaamse Regering heeft geopteerd voor de oprichting van een extern verzelfstandigd agentschap (EVA), met als argument dat de uitvoering van het integratiebeleid een overheidstaak is. Deze optie is verdedigbaar en ook politiek legitiem. Bovendien kan het een antwoord bieden op de huidige versnippering van de sector.
De beslissing om een centraliserend agentschap op te richten, wordt echter tot op vandaag door tal van betrokkenen en commentatoren op argwaan onthaald. Ik beperk mij tot drie belangrijke aspecten van de herstructurering: de rol van het middenveld, de betrokkenheid van de sector bij de herstructurering, en het personeelskader binnen het EVA. Over deze zaken heerst er tot de dag van vandaag in de sector nog grote ongerustheid.
Wat de rol van het middenveld betreft, bestaat de vrees dat zijn rol zal worden uitgehold door een dominante top-downaansturing van het EVA. Maar ik ben ook wel verheugd dat de minister bij de algemene bespreking van het ontwerp van decreet heeft gezegd dat de expertise van het basiswerk behouden moet blijven. Maar expertise in dit vak betreft niet enkel en alleen routinetaken. Er moet ook ruimte gelaten worden voor experiment en creativiteit op de werkvloer. Het is als het ware de smeerolie van het basiswerk. Ik pleit dan ook met aandrang voor het garant stellen van experiment en creativiteit als een bottom-updynamiek binnen het EVA.
In de periodieke nieuwsbrief over de hervorming van de integratie- en inburgeringssector van 8 mei laatstleden wordt het scenario van de overgang van de gesubsidieerde sector naar het EVA, genaamd Delta+, toegelicht. Ik heb met veel belangstelling gelezen dat de overgang samen met de sector grondig zal worden voorbereid, en dat Jobpunt Vlaanderen en het consultatiebureau Ernst & Young zullen worden betrokken bij deze operatie.
Samenwerking moet gebaseerd zijn op vertrouwen. Ik moet helaas vaststellen dat dit noodzakelijk vertrouwen bij de betrokken middenveldorganisaties zwaar gehavend uit het voorbereidende consultatieproces is gekomen.
Minister, u zult dit wellicht weerleggen, maar dat neemt niet weg dat er op zijn minst met de sector een communicatiestoornis is, die best wordt weggewerkt in het Delta+-proces. De bedoeling is immers dat Ernst & Young een blauwdruk maakt die gedragen wordt door de sector. Als doelstelling is dit toch gegeven de omstandigheden niet min.
Ik heb ondertussen ook uit goede bron vernomen dat Ernst & Young hard zijn best doet om de communicatiefouten uit de consultatierondes niet te herhalen, maar de weg is wel nog lang. Het vertrouwen moet eerst dringend hersteld worden.
Verder blijven onrust en bekommernis de gemoederen in beweging brengen over de gegarandeerde tewerkstelling van het personeel. De uiteenzetting tijdens de hoorzitting van de heer Van Cauwenberge van Deloitte was inderdaad niet van dien aard om de sector gerust te stellen. Hoe men het draait of keert, er is wel degelijk sprake van een personeelsafbouw in de periode van 2014 tot 2016. In de op alle vlakken last veroorzakende overgangsperiode van een autonoom middenveld naar een extern verzelfstandigd agentschap zou de tewerkstelling integendeel behouden moet blijven, niet omwille van continuïteit en efficiëntie, maar ook omwille van een humaan human resources management. Minister, ik doe hier een oproep om te waken over een constructief overleg met de sociale partners.
De leden van de commissie hebben van het centrum voor basiseducatie (CBE) Leerpunt Gent-Meetjesland-Leieland een brief gekregen die aan u en aan minister Smet was gericht. De brief was mede ondertekend door de Gentse schepen van Onderwijs en de voorzitter van het OCMW Gent. De ondertekenaars hebben in hun brief hun ernstige bezorgdheid geuit over de impact van het optrekken van het taalniveau op de groep van laaggeletterde en laaggeschoolde inburgeraars. Volgens hen leidt dat tot een toenemende ongelijkheid tussen laaggeschoolde en hooggeschoolde inburgeraars met betrekking tot de duur van het verplichte inburgeringstraject. Het leidt ook tot onrealistische eisen over de intensiteit van de trajecten waardoor die voor laaggeschoolden contraproductief worden, en tot een te enge focus op NT2 waardoor er geen ruimte meer is om aandacht te besteden aan andere geletterdheidstekorten waar laaggeschoolde anderstaligen mee te maken hebben en die hun participatie aan het maatschappelijke leven bemoeilijken. Dit leidt verder ook tot een stigmatisering van mensen als uitgeleerden wanneer ze niet aan de eisen kunnen voldoen die in het inburgeringstraject worden gesteld.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Pehlivan, ik heb aandachtig naar u geluisterd. U hebt een aantal zorgen geuit die u ook in de commissie hebt verwoord, onder meer over de communicatie met de huidige actoren op het terrein en met het personeel. Ik heb daarover in de commissie heel klare taal gesproken. Ik wil dat ook heel uitdrukkelijk bevestigen met betrekking tot de brief die u ook hebt gekregen van het CBE Leerpunt. Ik wil een aantal zaken daarvan tegenspreken.
Ik begrijp de zorg van die mensen dat iedereen mee moet kunnen zijn. Er is een gediversifieerde instroom, dus de illusie wekken dat iedereen op hetzelfde niveau in dat inburgeringstraject kan doorgaan, is onjuist. Als dat hun wens of bedoeling is, dan moeten zij weten dat dit ingaat tegen de realiteit. Ongeveer 50 procent van de mensen die binnenkomt in dit land, zit op het niveau basisonderwijs, 11 procent is analfabeet, een aantal onder hen zijn hooggeschoold. Daarom bieden we cursussen aan, steeds meer, in de richting van maatwerk.
We verdubbelen ook het aantal uren, zowel voor hooggeschoolden als voor laaggeschoolden. Zo is er voor de hooggeschoolden een stijging van 120 naar 240 uren. Voor de laaggeschoolden is er een stijging van 240 naar 480 uren. Dat is nog altijd een laag cijfer. Zo biedt Nederland 600 uren en Denemarken biedt 2000 uren. Ik wil me met klem afzetten tegen wie zegt dat wij te veel vragen. Zelfs met de verhoging van het taalniveau zitten we in de Europese rangschikking op het zogenoemde overlevingsniveau. Dat laat mensen toe om beter te kunnen functioneren in de samenleving dan voorheen. Maar het is absoluut nog geen manier om volwaardig te integreren in de samenleving. Ik pleit er dan ook voor om op dat spoor door te gaan.
Ik verwijs nog even naar het interview dat de burgemeester van Vilvoorde gisteren gaf. Hij zegt dat het aankomt op het geven van kansen. Mensen die onze taal niet spreken, blijven massaal zonder werk. Ik begrijp dat een aantal mensen dat doet met de beste bekommernissen, maar laat ons alstublieft niet meegaan in het discours dat we te veel vragen. We gaan trouwens steeds meer in de richting van maatwerk. We gaan in de richting van een samenwerking tussen VDAB en taalopleiding. Er is een zekere terughoudendheid bij een aantal centra voor basiseducatie, maar het zou een uitstekende bron van leren zijn. VDAB kan bijvoorbeeld mensen opleiden tot poetsvrouw en hen tegelijkertijd een cursus Nederlands op de werkvloer geven. Dat zijn zeer goede instrumenten. We gaan steeds meer in de richting van maatwerk.
Na betogen van onder andere u en de heer Kennes is bij wijze van amendement opgenomen dat die mensen die werkelijk niet over de capaciteiten beschikken, daar niet voor zullen worden bestraft of gestigmatiseerd. Als zij dat resultaat niet halen, zal daar in alle redelijkheid en menselijkheid mee worden omgegaan. Zij zullen niet worden aangemeld. Ik denk dat we hier een evenwichtig werkstuk hebben. Ik vind het jammer dat mensen vanop het terrein die boodschap helemaal op het laatste ogenblik versturen.
Wij bekleden geen goede plaats in de OESO-rangschikking op het vlak van integratie. Van twee zaken één: ofwel steken we een tandje bij en geven we die mensen meer middelen wat de boodschap van de burgemeester van Vilvoorde is ofwel leggen we de armen in de schoot en doen we niets. Maar zeggen dat dit mensen zou stigmatiseren, is verkeerd. Integendeel: heel het concept is gericht op het helpen van mensen, het geven van kansen, het stimuleren, meer integreren.
Minister, wij hebben dit punt regelmatig besproken. Er zijn opmerkingen gemaakt vanuit een bezorgdheid. Die bezorgdheid voor basiseducatie blijft. We zullen daar bij die uitvoeringsbesluiten toch wel rekening mee moeten houden.
Er is een amendement ingediend. We zullen dat amendement niet goedkeuren. In artikel 29, paragraaf 1 van het ontwerp van decreet staat dat de Vlaamse Regering toch wel kan afwijken van de verhoogde taalvereisten voor bepaalde doelgroepen. Het Huis van het Nederlands stuurt groepen door naar basiseducatie: het kan 11, 10 of 5 procent zijn ik kan mij niet uitspreken over de percentages. We mogen die groep niet zomaar indelen bij een hoog niveau, een niveau A2. Als ze dit niet kunnen bereiken, is dat nadelig voor de samenleving. Want daardoor zullen ze ook kansen missen om eventueel voor een langere periode op de arbeidsmarkt terecht te komen.
De heer Caron heeft het woord.
Ik ondersteun het pleidooi van mevrouw Pehlivan. Minister, het gaat er niet over of we wel of niet willen dat nieuwkomers een hoger taalniveau bereiken. Natuurlijk willen we dat met zn allen. Maar kunnen we aannemen dat elke nieuwkomer dat niveau kan bereiken? Neen, want er zijn mensen met een te lage scholingsgraad in het land van herkomst die dat niet kunnen bereiken. Wat doen we daar dan voor? Het zal een heel grote inzet van krachten vereisen om die achterstand in te halen. Daar gaat het over. De oproep van de burgemeester van Vilvoorde was trouwens tweeledig. Hij roept op om meer te investeren in opleidingen, maar niet alleen voor nieuwkomers die vandaag door de Vlaamse regelgeving gevat worden, maar voor een veel bredere groep.
Met dat amendement maakt u uitzonderingen mogelijk, mevrouw Pehlivan. Ik zal straks een amendement voorstellen waarin die uitzondering harder wordt gemaakt. Die uitzondering zal er echter op het terrein toe leiden dat mensen die dat niveau van taalonderwijs niet halen omdat ze van herkomst een lagere scholingsgraad hebben, voor eens en voor altijd dreigen te worden uitgesloten van opleiding, van onderwijs, maar ook van een aantal sociale voorzieningen, zoals de sociale huisvesting waarbij er taalregels worden toegepast.
Collega Caron, wij zijn van de omliggende buurlanden het laatste land om het niveau op te krikken tot A2. In de Belgische wetgeving staat momenteel ingeschreven dat je om de nationaliteit te kunnen krijgen, het niveau A2 moet kunnen halen. Zeg dus niet dat wij hier uitzonderlijk hoge eisen stellen en de lat te hoog leggen. Dit is in het Europese referentiekader het niveau overlevingskansen. Wie zegt dat wij geen rekening houden met de geletterdheid of ongeletterdheid van die mensen, gaat in tegen de tekst van het ontwerp van decreet. Ik verwijs ook naar artikel 39, paragraaf 5 waarin we uitdrukkelijk de uitzondering opgenomen hebben voor mensen die omwille van hun laaggeletterdheid dit niveau niet kunnen halen. Ik lees de brief van Gent waarin wordt gezegd dat we ook aandacht moeten hebben voor andere geletterdheidstekorten. Ik wil wel dat we die mensen een cursus computer geven, maar als we hen niet eens op het minimale niveau Nederlands krijgen, hoe gaan we ze dan leren een e-mail te versturen? Alsjeblief, dit is een zaak van kansen geven.
Natuurlijk heeft de heer Bonte ook gelijk dat je ook aan andere vormen moet werken. Maar precies een aantal centra voor basisonderricht zijn ertegen dat we ook werken in parallelle circuits met de VDAB zodat mensen op de werkvloer de taal kunnen leren. Dat is een zegen voor veel mensen. Laat ons dat maatwerk en die meerdere sporen open houden. Hierin staat uitdrukkelijk dat wie het niet rond kan krijgen in een jaar, meer tijd kan krijgen. We gaan rekening houden met wie dat niveau niet kan halen. Omwille van de integratie, de participatie en het kansen geven aan mensen moeten we voor de grote groep absoluut dit niveau aanhouden. Wie het omgekeerde bepleit, is slecht bezig en houdt geen rekening met die grote kloof die bestaat in onze samenleving. Laten we die aanpakken. Dit is flexibel, dit is maatwerk, dit is gericht op de persoon. Wij doen alle mogelijke inspanningen daartoe.
Minister, er blijft dat in het decreet de mogelijkheid is ingeschreven om in een aangepaste opleiding te voorzien voor laaggeletterden, maar daar is geen garantie voor. Ik wil dat uitdrukkelijk zeggen.
U zult veel extra budget nodig hebben om de inhaalinspanning voor die doelgroep te bereiken. Ik hoop dat dat ook lukt, laat dat duidelijk zijn.
De federatie van de basiseducatie pleit niet sinds gisteren, maar al maandenlang voor een aangepaste regelgeving. Dat amendement is er een partieel gevolg van. Hun vraag ging veel verder dan de amendering. Zeg dus niet dat de basiseducatie niet is opgekomen voor die mensen, en zeg vooral niet dat de basiseducatie ertegen was dat er op de werkvloer Nederlands kan worden geleerd. Ze staan niet te bidden om cursisten, ze werken met wachtlijsten.
Minister, het uiteindelijke doel van inburgering en integratie is volwaardige deelname aan het maatschappelijke leven. Dat betekent in al zijn aspecten. Ik heb het altijd over de drie ws, zijnde wonen, werken en weten. Dat betekent het leren van het Nederlands op een zo hoog mogelijk niveau, namelijk A1 of A2, voor mijn part zelfs nog hoger in de toekomst. Daarbij moeten we rekening houden met de talenten en de capaciteiten van de mensen. Er moet nog altijd worden gekeken naar hoe we dat kunnen doen. Het maatwerk bestaat, dat hebt u gezegd, minister, maar er is nog een bepaalde groep waar de bezorgdheid van de mensen van de basiseducatie naar uitgaat. Ze worden dagelijks, ook op de werkvloer met die mensen geconfronteerd. Ik denk dat zij de mensen zijn die ons als eersten de informatie kunnen geven over hoe met die groep kan worden gewerkt. Ik denk dat die doelstelling voor ons allemaal dezelfde is. Ik kan me indenken dat de meerderheid van de collegas dat steunt. Maar dat betekent dat we moeten kijken naar de doelgroep van de basiseducatie en hoe die op zijn niveau het doel dat wij vooropstellen kan bereiken. Dat is het pleidooi van de basiseducatie, en ook dat van mij en van de heer Caron. Ik hoop dat het dat ook is van een aantal andere collegas.
Mevrouw Pehlivan, ik ben het eens met wat u zegt. In de centra voor basiseducatie zit een schat aan expertise. Ik wil gerust met hen samenwerken, ook bij het uitwerken van het uitvoeringsbesluit. Dat is geen probleem. Ik hoop en verwacht dat ze een insteek geven.
Ik heb de federatie al ontvangen op het kabinet. We zullen ook verder in dialoog gaan, maar u weet heel goed dat het precies de bedoeling is om tot maatwerk te komen, ook voor diegenen met minder capaciteiten. Collega Caron zegt dat het maar partieel is omgezet, maar er is ook het artikel 39, paragraaf 5 dat uitdrukkelijk bepaalt dat die mensen niet aangemeld worden als ze omwille van hun laaggeletterdheid er niet in slagen. Wat het uitvoeringsbesluit betreft, zal ik heel graag samenwerken met de federatie. Ik ben het daar volledig mee eens. Ik hoop dat zij een insteek doen, want zij kunnen volgens mij oplossingen aanreiken die misschien nog niet gekend zijn.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb artikel 29 aangehaald omdat er dan ook bij het uitvoeringsbesluit rekening mee kan worden gehouden.
Wonen, werken en weten: he t belang daarvan kan moeilijk overschat worden. Naast menswaardige huisvesting en degelijk onderwijs, is vooral de participatie aan de arbeidsmarkt van cruciaal belang en dan voor alle groepen. Daardoor worden mensen in staat gesteld om ten eerste hun bijdrage te leveren aan ons systeem van sociale solidariteit en ten tweede voor zichzelf en hun gezin een deftige levensstandaard op te bouwen. Nieuwkomers moeten, niet alleen in hun eigen belang, maar ook in het algemeen belang van de samenleving, zo vlug mogelijk kunnen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Het optrekken van het taalniveau is nodig maar niet voldoende, zoveel mag duidelijk zijn. Minister Muyters is hier ook aanwezig. Ik vraag hem met aandrang om de hoogste prioriteit te geven aan de vlotte doorstroom naar de VDAB-opleidingen, want daar zijn nog heel veel problemen. Ze moeten een jobopleiding kunnen volgen om door te stromen naar de arbeidsmarkt. Er is dus samenwerking nodig tussen de ministers van Onderwijs, Werk en Inburgering.
Minister, ik vat samen. De basisfilosofie van uw integratie- en inburgeringsbeleid, dat vervat zit in het ontwerp van decreet, getuigt van een opbouwende benadering van de hedendaagse maatschappelijke realiteit. De herstructurering van de sector blijft een aantal fundamentele vragen oproepen, maar ik hoop dat we er in de toekomst aan kunnen voortwerken. Ik heb in mijn betoog de aandacht willen vestigen op drie van de meest belangrijke knelpunten in de hele hervormingsoperatie. Voor de doelgroep van laaggeletterde en laaggeschoolde inburgeraars moeten we blijvende aandacht hebben. Van de expertise van de basiseducatie moeten we gretig gebruik maken.
Minister, wij zullen het Inburgerings- en Integratiedecreet steunen, maar we zullen het ook nauwlettend opvolgen. Wij willen niemand achterlaten. Het uiteindelijke doel is dat zowel de inburgeraar als de samenleving wel varen bij het nieuwe decreet zodat we hier over tien jaar niet opnieuw moeten staan. We hopen dat dit Integratiedecreet toch wel een stap vooruit kan zijn. (Applaus bij sp.a en Groen)
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Pehlivan, ik zou u nog een vraag willen stellen. U geeft terecht aan dat de nieuwe inburgeraars een zekere taalkennis moeten hebben om zowel in wonen als in werken vooruit te kunnen en om hun kansen te kunnen grijpen. Ieder moet dat op zijn maat en op zijn eigen ritme kunnen doen. Ik wou van u weten hoe u en uw partij staan tegenover het feit dat bijvoorbeeld een Brusselse school ervoor pleit om kleuters te onderwijzen in hun thuistaal. Ik persoonlijk vind dat een verkeerde aanpak.
Als we die wederkerigheid dan toch zo belangrijk vinden en stellen dat de inburgeraar inspanningen moet leveren, vind ik dat dit ook aan de basis moet gebeuren. We moeten die kleuters tonen dat we hun de taal net willen aanleren. Een klein kind assimileert heel gemakkelijk. Moeten we die kleuters dan in hun thuistaal onderwijzen omdat ze de taal niet kennen?
We hebben die discussie al meermaals in de commissie Onderwijs gevoerd. Mevrouw De Waele en ik kunnen hierover van mening verschillen. Mijn standpunt is altijd geweest dat iedereen perfect Nederlands moet leren. Volgens mij moeten we daarover zelfs niet discussiëren. Soms bevinden kinderen zich echter in bepaalde omstandigheden. Dat kan in Brussel, in Gent, in Antwerpen of ergens in Limburg gebeuren. Soms hebben kinderen hun moedertaal nodig om het Nederlands te leren.
Er zijn in dit verband een aantal projecten van start gegaan. Het is mogelijk dat mevrouw De Waele het hier niet mee eens is. Er zijn echter ook in Canada en in de VS pedagogische onderzoeken gevoerd die de moedertaal van de kinderen gebruiken om in het kleuteronderwijs een opstapje te creëren. Die onderzoeken hebben voor- en tegenstanders. In bepaalde omstandigheden kan dat nodig zijn.
In Gent bestaan er dergelijke projecten in een aantal scholen. Het is niet de bedoeling dat kinderen hun moedertaal niet leren. Ik vind het persoonlijk waardevol dat kinderen hun moedertaal, welke taal dat dan ook moge zijn, leren. De moedertaal mag echter geen beletsel zijn om het Nederlands te leren. Ze moeten het Nederlands zelf op hoog niveau leren, zodat ze kunnen doorstromen. Op die manier kunnen we dan de ongekwalificeerde uitstroom verlagen. Ik vind dat we hier rekening mee moeten houden. Er zijn trouwens ook dergelijke projecten in Brussel.
Mevrouw De Waele, ik ben hier geen tegenstander van. In bepaalde omstandigheden kunnen we hier gebruik van maken. Misschien zou u eens naar de commissie Onderwijs moeten komen op het ogenblik dat dit punt daar wordt aangekaart. U kunt daar dan mee discussiëren.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de verslaggeefster voor haar uitgebreid verslag en voor de goede samenwerking tijdens de afgelopen maanden over een aantal punten die ons allebei na aan het hart liggen.
Het ontwerp van decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid heeft gedurende vele maanden op de agenda gestaan. Doorheen verschillende fasen zijn we hier beland. Er is een conceptnota geschreven. Er zijn hoorzittingen gehouden. In 2011 heeft de Vlaamse Regering op een bepaald ogenblik met de keuze voor een extern verzelfstandigd agentschap (EVA) de koers gewijzigd.
De keuze voor een EVA was een antwoord op heel wat kritische, maar niet eenduidige stemmen uit de sector. Dat is de afgelopen maanden een van onze problemen geweest. Als een voorstel niet goed werd bevonden, werd geen alternatief geformuleerd waar iedereen achter kon staan. Dit heeft het niet gemakkelijk gemaakt snel stappen vooruit te zetten.
Het voorliggend ontwerp van decreet houdt de keuze voor een EVA-structuur in. Ik vind het echter belangrijk op te merken dat de integratiesector sinds de jaren 60 in verschillende regios in Vlaanderen op een heel eigen wijze is gegroeid. Nu gaan we in de richting van meer uniformiteit. In het verleden is echter vaak op de regionale diversiteit ingespeeld. De specifieke kenmerken van en uitdagingen voor de sector in Antwerpen, Gent, Limburg, Vlaams-Brabant en Brussel zijn de afgelopen maanden in de commissie duidelijk verwoord. Er is duidelijk gesteld dat de sector daar een eigen geschiedenis heeft en dat de uitdagingen daar niet dezelfde zijn.
De vraag welke entiteiten buiten het EVA zullen blijven bestaan, ligt niet in de handen van de decreetgever. Op een bepaald ogenblik zal de Vlaamse Regering hierover een beslissing nemen. Ik wil echter wel de volgende waarschuwing meegeven. We mogen zeker niet komen tot een uitgehold EVA, waarbij alle gebieden waar de problematiek in grote mate aanwezig niet onder het EVA zouden vallen en we uiteindelijk een EVA voor de plattelandsgemeenten zouden overhouden. Dat kan de bedoeling van heel deze hervorming niet zijn.
Het ontwerp van decreet heeft in hoge mate betrekking op structuren. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat de structuren altijd ondergeschikt moeten blijven aan het beoogde doel. Hoewel het een ontwerp van decreet over structuren is, blijft het vooral belangrijk dat we op termijn een aantal pijnpunten in onze samenleving kunnen aanpakken. We moeten daarvoor niet rechtstreeks de instrumenten gebruiken die in het ontwerp van decreet zijn vervat. Dit ontwerp van decreet moet deel uitmaken van het ruimer kader dat we hier willen scheppen.
Zaken als de armoedegraad, de lage tewerkstellings- en scholingsgraad, het ontstaan van radicale stromingen, Vlamingen met een allochtone achtergrond die nog te weinig aansluiting vinden bij het rijke Vlaamse socio-culturele aanbod en de hoge kindersterfte in Brussel moeten aan de basis worden aangepakt door een goed inburgerings- en integratiebeleid.
Mijn fractie heeft steeds gesteld dat we ons kunnen vinden in het uitgangspunt van de minister dat iedereen die in Vlaanderen woont mee verantwoordelijk is voor de voor de samenleving. De Vlaamse christendemocraten staan voor een open en verdraagzame samenleving. Wij verwachten daarom van iedereen dat hij of zij niet alleen de wetten naleeft, maar ook volgens zijn of haar mogelijkheden bijdraagt aan de gemeenschap. De overheid moet daarbij ruimte laten voor zichtbare verschillen en diversiteit, maar tegelijk moet ze focussen op wat mensen bindt. Integratie kan niet worden herleid tot het afleggen van een inburgeringstraject maar moet een opstap zijn naar een actief burgerschap en een volwaardige deelname aan de samenleving op educatief, cultureel, socio-economisch en associatief vlak.
Christendemocraten geloven in de kracht van mensen. Mensen sterker maken via de interactie tussen de persoon en de gemeenschap, is de kern van ons politiek handelen. Dit is het kader waarin wij invulling willen geven aan het inburgerings- en integratiebeleid. Sommigen leggen de klemtoon op de culturele integratie en het waarden- en normendebat. Anderen beklemtonen de sociaal-economische participatie en hanteren de participatie aan de arbeidsmarkt als de ultieme graadmeter voor integratie. Maar het is geen of-ofdebat, het is een en-endebat. Kennis van het Nederlands, respect voor de gedeelde waarden zoals de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, emancipatie via kwaliteitsvol onderwijs, en het vinden van een job zijn zaken die elkaar versterken, op persoonlijk vlak, in het gezin en in de ruimere gemeenschap.
Het voorliggende ontwerp van decreet hervormt een sector die mede dankzij een grote rol van het middenveld vorm heeft gekregen. Maar de keuze voor een sterke door de overheid aangestuurde sector maakt een tegengewicht in de vorm van een onafhankelijk middenveld des te noodzakelijker. Want middenveldorganisaties beschikken over een grotere experimenteerruimte en ze kunnen vanuit het perspectief van de gebruiker bepaalde knelpunten vlugger signaleren. Het ontwerp van decreet geeft de steden en gemeenten een expliciete regierol in het integratiebeleid. Dat is juist, die moet aan de basis liggen. Binnen de grenzen van het subsidiariteitsbeginsel zorgen zij voor een inclusief lokaal integratiebeleid. Het inburgeringsbeleid blijft echter in handen van het Vlaamse beleidsniveau. Op het terrein is deze scheiding allicht niet altijd zo scherp.
We hadden al een debat over de taalkennis. Dat is een cruciaal element in het hele beleid. Vlaanderen wil dat de nieuwkomers in een zo kort mogelijke tijd een basistaalvaardigheid verwerven als opstap naar een vervolgcursus. Taalverwerving is een permanent proces dat ook gebeurt via het dagelijkse leven en op de werkvloer. Maar voor nieuwkomers is het noodzakelijk dat zij een voldoende aanbod krijgen om Nederlands te leren op een gestructureerde manier.
In de commissie was er een grote eensgezindheid dat het nagestreefde taalniveau dat we met het inburgeringstraject willen bereiken, omhoog moest, in de eerste plaats omdat dit de kansen van de doelgroep versterkt. Het traject bevat voortaan niet alleen het niveau A1, maar ook het niveau A2. Dat is een belangrijke stap vooruit, maar we mogen dat ook niet overroepen. A2 blijft nog altijd een niveau beginner/basisgebruiker. We beogen dat anderstaligen in eenvoudige woorden hun leefomstandigheden, opleiding en baan kunnen omschrijven. Dat staat in het ontwerp van decreet voorop.
Tegelijk heeft mijn fractie steeds aandacht gevraagd voor diegenen die inspanningen leveren, maar toch dat niveau niet kunnen halen. Het is belangrijk dat het ontwerp van decreet garandeert dat deze mensen niet worden gesanctioneerd.
Het ontwerp van decreet voert eveneens een resultaatsverbintenis voor de onderdelen NT2 en maatschappelijke oriëntatie in voor het behalen van het attest. Hierdoor wordt de invoering van een inburgeringscertificaat overbodig. Het attest, dat tot nu enkel een bewijs was van deelname aan de lessen, kan nu meer waarde krijgen door het te koppelen aan bepaalde resultaten. Zo kan men naar buiten komen en zeggen: we hebben iets bereikt. Het wordt een instrument dat motiveert om de cursussen te volgen. Met de test weten alle inburgeraars ook waar ze op het einde van de cursus staan.
CD&V wil ook dat er in de toekomst voldoende aandacht blijft besteed worden aan de specifieke situatie in Brussel, waar de inburgering nog niet verplicht is. In de context van vrijwillige inburgering heeft bon de voorbije jaren zeer mooie resultaten geboekt. De Vlaamse Gemeenschap is bevoegd voor het Vlaamse integratiebeleid. Om een goede werking in Brussel te kunnen uitbouwen, zal het extern verzelfstandigd agentschap (EVA) moeten investeren, in afstemming met de Franse Gemeenschap en met de Brusselse gemeenten.
Net op de dag dat de commissie het ontwerp van decreet goedkeurde, haalde de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest het nieuws met zijn pleidooi om ook in Brussel over te gaan tot een verplichte inburgering. Ook in het zuiden van het land zijn de geesten aan het rijpen. Nu de Commission Communautaire Française (COCOF) werkt aan een verplicht inburgeringsbeleid, is een samenwerking tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap absoluut aan de orde. Daarbij moeten we ook oog hebben voor de specifieke context in Brussel, die er een is van groeiende meertaligheid.
De expertise van de juridische dienst van het Kruispunt Migratie-Integratie wordt alom geloofd. Zowel overheidsdiensten als advocaten en middenveldorganisaties doen een beroep op deze organisatie. Daarom is het belangrijk dat we in artikel 19 hebben ingeschreven dat de onafhankelijkheid en de kwaliteit van de juridische dienstverlening in het samenwerkingsakkoord tussen het EVA en de Vlaamse Regering moeten worden gegarandeerd.
Het decreet rekent voor de beleidsuitvoering op het EVA en voor de participatiewerking op het Minderhedenforum. De integratiesector was steeds van groot belang voor de professionele ondersteuning van het allochtone verenigingsleven. Het Minderhedenforum en zijn lidverenigingen nemen met dit decreet deze taken over. In de commissie heeft de minister bevestigd dat de versterking van het Minderhedenforum een ernstige invulling zal krijgen. Via een amendement hebben we de gebiedsdekkende opdracht gewijzigd in een voldoende lokale spreiding, wat op zich realistischer is. We beogen daarmee wel dat in alle centrumsteden activiteiten worden ontplooid.
Het komt de Vlaamse Regering toe de bestuurders van het EVA aan te wijzen. Tijdens de bespreking heeft de minister toegezegd dat bij de opmaak van de statuten van het EVA de opname van vertegenwoordigers van het Minderhedenforum, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Huizen van het Nederlands zal worden verankerd.
Voor de betaling van de tolken- en vertaaldiensten heeft de Vlaamse Regering gekozen voor een verdeling van de subsidie-enveloppe over de belangrijkste beleidsdomeinen in Vlaanderen die een beroep doen op de dienstverlening van Ba-bel. Zo wordt elk domein geresponsabiliseerd om een beleid te ontwikkelen voor het inschakelen van telefoontolken.
Er leven in het veld nog heel wat vragen en er is ongerustheid over de gevolgen voor de eindgebruikers. Zullen zij een bijdrage moeten betalen of niet? Hoe zal dat juist aflopen? Ik heb begrepen dat die responsabilisering nu wordt doorgevoerd, maar het is een van de punten die we vanuit het Vlaams Parlement zeker zullen blijven opvolgen in verband met het inburgerings- en integratiebeleid.
Minister, na de lange besprekingen, en na de wijzigingen en amenderingen zal mijn fractie dit ontwerp van decreet goedkeuren. (Applaus bij CD&V)
De heer Dewinter heeft het woord.
Minister, collegas, voor een keer ben ik het eens met Jozef De Witte, de grote baas van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (CGKR). Een paar weken geleden stelde hij zijn jaarlijkse rapport voor en hij deelde aan iedereen die het horen wilde, mee dat het integratiebeleid mislukt was. Ik ben het uiteraard niet eens met zijn verdere analyse. Hij vraagt natuurlijk meer middelen en nog meer overheidsinitiatief. Ik ben het wel eens met zijn conclusie. Ik heb een andere analyse voor wat betreft het mislukken van het integratiebeleid in ons land, ook en zeker in Vlaanderen.
Er is te veel overheidsinitiatief. Er wordt veel te veel geld aan integratie besteed. Daardoor krijgen de betrokken immigranten en allochtonen blijkbaar de indruk dat zij zelf op geen enkel moment verantwoordelijkheid dragen, dat de overheid het wel allemaal in hun plaats zal doen. Hun wordt meteen ook de mededeling gedaan dat zij zelf geen inspanningen moeten doen, want indien het fout loopt met de integratie, indien er een probleem is met de tewerkstelling van migranten, indien er een probleem is van schoolachterstand van migranten, dan is dat feitelijk allemaal de schuld van de overheid, de maatschappij, de autochtonen en ga zo maar door.
In het ene geval besteden die te weinig middelen en aandacht aan de integratie van allochtonen. In het andere geval, wanneer het de autochtonen betreft, is men racistisch, doet men aan vreemdelingenhaat en is men xenofoob ten aanzien van die allochtonen, die immigranten. Dat leidt ertoe dat de betrokken immigranten, de betrokken allochtonen nauwelijks zelf initiatief nemen. De verantwoordelijkheid voor het debacle wordt uiteindelijk bij de overheid of bij de samenleving gelegd: bij iedereen behalve bij henzelf.
U hebt een nieuw ontwerp van decreet geschreven. Als u het mij vraagt, is het een beetje een rommeldecreet. Het valt uiteen in verschillende hoofdstukken met enerzijds het integratiebeleid en anderzijds het inburgeringsbeleid. Ook daarin bezondigt u zich aan dezelfde fout: nog meer overheid die van alles moet doen om die arme immigranten en allochtonen bij de les te houden in de hoop dat ze ooit wel eens zullen integreren, dat ze zich ooit wel eens zullen aanpassen aan onze waarden en normen en niet omgekeerd.
Voor het Vlaams Belang dient een inburgeringsbeleid uiteindelijk om het kaf van het koren te scheiden, om uit te maken welke immigranten, welke allochtonen, deel willen uitmaken van onze samenleving en hier dan ook permanent kunnen verblijven, en welke niet. Hoe we het ook draaien of keren, momenteel wordt onze Vlaamse samenleving jaarlijks overspoeld door vele tienduizenden immigranten die uiteindelijk geenszins de bedoeling hebben om zich te integreren in onze maatschappij. Ze komen naar ons land, niet omdat zij zich aangetrokken voelen door onze cultuur of door ons waarden- en normenpatroon. Wel integendeel, zou ik durven zeggen, zij komen naar ons land uit louter materiële overwegingen. Ze komen om hun lot te verbeteren. Sommigen doen dat door te parasiteren en door te profiteren van onze sociale zekerheid die ongebreideld en zonder enige beperking opengesteld werd en blijft voor vreemdelingen. Anderen doen dat door te werken, sommigen door hard te werken en door zich in te passen in onze samenleving.
Spijtig genoeg is die laatste groep bijzonder klein. In vele gevallen maken allochtonen misbruik van onze sociale voorzieningen, ook wegens het simpele feit dat wij een soort hangmatbeleid hebben gevoerd in het verleden en dat vandaag voortzetten. Onze sociale zekerheid geeft hen de kans om ongebreideld van al die sociale voorzieningen te profiteren. Dat is de realiteit en de aard van de migratie waarmee wij nu geconfronteerd worden en die vorig jaar geleid heeft tot 120.000 nieuwe vreemdelingen die zich hier legaal gevestigd hebben, Europese en niet-Europese vreemdelingen. Het is een triest record. In de jaren 90 zaten we nog rond de 60.000 à 70.000 personen. In 2008-2009 kwamen we boven de 100.000 uit. En nu zijn we al boven de 120.000 geraakt, dat kan tellen.
Die grote toeloop is geen toeval. Het is een blijvende toeloop. Terwijl men in onze buurlanden en elders in Europa systematisch een veel strenger beleid voert ten aanzien van immigratie, de toegang tot de sociale zekerheid beperkt en een veel strenger inburgeringsbeleid voert, verloopt dat bij ons allemaal heel erg traag en met mondjesmaat. Wij blijven het meest lakse land wat onze immigratie- en nationaliteitenwetgeving betreft, en een van de meest lakse landen wat ons inburgeringsbeleid betreft.
U weet, dames en heren, dat het Vlaams Belang al heel lang de vinger op de wonde legt en ook al heel lang voorstellen doet om tot een kordaat immigratie- en inburgeringsbeleid te komen. Voor mij hangen beide samen: het immigratiebeleid en de nationaliteitenwetgeving enerzijds en het inburgeringsbeleid anderzijds moeten op elkaar worden afgestemd en een coherent geheel vormen. Het is bijzonder moeilijk om een inburgeringsbeleid te voeren op Vlaams niveau, terwijl andere accenten worden gelegd op het federale niveau voor wat betreft de nationaliteiten- en de immigratiewetgeving.
U zult zeggen, minister, dat dat uw verantwoordelijkheid of schuld niet is. We leven nu eenmaal in een federale staatsstructuur, met bevoegdheden die gespreid worden over verschillende niveaus, met verschillende politieke meerderheden aan het bewind. En dus zit je met soms incoherente zaken, die ervoor zorgen dat het ene niet altijd overeenstemt met het andere, met alle gevolgen van dien. Wat er ook van zij, dat mag geen alibi zijn om ter zake niet de initiatieven te nemen die we op Vlaams niveau nochtans kunnen nemen.
Wij gaan uit van het principe aanpassen of terugkeren. Wie niet bereid is zich in te burgeren in onze samenleving, wie niet bereid is om zich aan te passen en als Vlaming onder de Vlamingen te leven, om zich te assimileren ik gebruik niet graag het woord integreren , die heeft hier geen plaats. Wie hier verder wil blijven leven zoals hij dat doet in zijn land van herkomst, of in het land van herkomst van zijn ouders of grootouders, met als enige verschil dat hij onderhouden wordt door onze samenleving, door onze belastingbetaler, die hoort hier eenvoudigweg niet thuis.
Er is maar één manier om uit te maken wie hier thuishoort en wie niet, en dat is via een kordaat immigratie- en een kordaat inburgeringsbeleid, dat het verblijf in ons land koppelt aan een aantal strikte en strenge voorwaarden. Het komt erop neer dat een immigrant die zich hier permanent wenst te vestigen, voor ons moet slagen in een taal- en inburgeringsexamen. Het attest dat men uiteindelijk krijgt, wanneer men in een dergelijk taal- en inburgeringsexamen slaagt, wordt ook gekoppeld aan de verblijfsvergunning, en uiteindelijk ook aan de verwerving van de nationaliteit. Zolang we dat niet kunnen of willen doen, zal het nooit lukken.
In veel andere landen de ons omringende landen, de meeste Europese landen is het de normaalste zaak van de wereld dat men geen verblijfsvergunning krijgt zolang men de taal niet spreekt en de gewoonten van het land niet kent, en zolang men niet slaagt in een inburgeringsexamen en een taalproef. In ons land is dat niet het geval, wel integendeel.
Collegas, ik moet vaststellen dat er in het huidige inburgeringsbeleid, dat overigens tot stand kwam in 2003, toen mevrouw Vogels nog minister van Welzijn was en bevoegd voor het inburgeringsbeleid, nauwelijks enige evolutie te merken is in de richting zoals we die kennen in de ons omringende landen. Ik kijk vooral naar Nederland, dat wat mij betreft ter zake een gidsland is. Het kan verkeren.
In 2003 was er een grote discussie of we nu moesten spreken over een inburgerings- of over een onthaalbeleid. U zult zich dat ook nog herinneren. Een semantische discussie, zullen sommigen zeggen. Neen, het is veel meer dan dat. Het duidt aan welke richting men uit wil. De eerste term, inburgering, heeft het uiteindelijk gehaald, en daar ben ik niet rouwig om. Maar in feite is het niet veel meer geweest dan een soort rookgordijn dat men heeft opgetrokken. Men heeft de indruk gewekt dat de klemtoon niet zou liggen op onthaal, maar op inburgering. In de praktijk is het echter een onthaalbeleid geworden, hoewel men er een andere term voor heeft bedacht.
De uitvoering van het inburgeringsbeleid ik noem het liever onthaalbeleid, want dat stemt meer overeen met de realiteit gebeurt lokaal op het terrein nog steeds door onthaalbureaus. Veel is er in die tien jaar dat het Inburgeringsdecreet bestaat, nog niet gewijzigd, enkel de kleur van de betrokken minister.
Van een kordaat inburgeringsbeleid is er in Vlaanderen nog steeds geen sprake. Een immigrant moet een aanwezigheid van 80 procent halen op de inburgeringscursussen om te voldoen aan zijn verplichtingen. Ook in dit decreet wordt er nog altijd geen echte resultaatsverbintenis opgelegd. U zult me zeggen dat dat wel zo is: We hebben vandaag een amendement voorgelegd dat zegt dat men het inburgeringsattest slechts kan verwerven indien men slaagt in een proef. Maar waarvoor dient dat attest? Om het boven zijn bed te hangen thuis? Om het op te sturen naar zijn familie in het land van herkomst en te tonen: kijk eens, ik ben ingeburgerd, ik heb een attest?
Dat is fraai, maar zon attest zou aan een verblijfsvergunning, eventueel aan het verwerven van de nationaliteit, moeten worden gekoppeld. Zon attest zou eventueel ook kunnen worden gekoppeld aan de toegang tot de sociale zekerheid, zoals dat bijvoorbeeld in Denemarken het geval is. Bij ons niet. Je krijgt een attest als je 80 procent van de cursussen volgt en slaagt voor een test, maar daar houdt het ook op. Er is geen enkele sanctie wanneer men niet slaagt voor de inburgeringstest. Waarvoor dient die test dan? Waarom is er een attest nodig als er geen sanctie is en de test nadien niet wordt gekoppeld aan toegang tot de sociale zekerheid, een verblijfsvergunning of de nationaliteit?
Minister, wat er bij mij evenmin in gaat en wat symptomatisch is voor uw beleid, is dat in deze financieel moeilijke tijden de totale kost voor het inburgeringsbeleid wordt afgewenteld op de Vlaamse belastingbetaler. Ook daar kunnen we een voorbeeld nemen aan Nederland, waar de allochtonen zelf moeten betalen voor hun inburgeringscursus. Dat lijkt me de meest normale zaak ter wereld te zijn. Ze komen naar hier om hun lot te verbeteren. Ze krijgen veel te gemakkelijk toegang tot bepaalde voordelen van de sociale zekerheid en aanverwanten. We vragen enkel dat ze zich zouden inburgeren, en wie betaalt de rekening? Zijn dat diegenen die hier komen profiteren van onze sociale zekerheid, die een sociale woning en werkloosheidssteun krijgen? Neen, zij betalen niets, wij betalen. Opnieuw moet de belastingbetaler ervoor opdraaien, hij moet de rekening betalen. Niet normaal. We kunnen ook daar een voorbeeld nemen aan het beleid dat in het buitenland wordt gevoerd.
In dit ontwerp van decreet staan ook andere zaken die ons mateloos storen. In artikel 26 van het ontwerp van decreet staat bijvoorbeeld dat elke vreemdeling met wettig verblijf behoort tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid, met uitzondering onder meer van de asielzoeker gedurende een termijn van vier maanden na indiening van zijn asielaanvraag. Waarom zou een asielzoeker wiens aanvraag dateert van meer dan vier maanden geleden, dan wel tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid moeten behoren? Het is toch de logica zelf dat een asielzoeker, iemand die nog geen statuut heeft verworven als politiek vluchteling maar dat statuut aanvraagt, niet moet worden ingeburgerd. Daarmee wacht je toch tot het moment dat hij het statuut al dan niet heeft verworven, zeker wanneer meer dan 75 procent van die asielzoekers nooit het statuut van vluchteling zullen verwerven en schijnasilanten zijn.
Waarom in s hemelsnaam moeten die mensen worden ingeburgerd? Waarom moeten we kosten maken voor die doelgroep, waarvan we weten dat driekwart hier niet zal blijven? Misschien zullen ze onderduiken in de illegaliteit. Je houdt rekening met de realiteit op het terrein, als ik even cynisch mag zijn. Dit is al te gek voor woorden.
Meer nog, we creëren bij zon asielzoeker de indruk dat des te langer hij procedeert, hoe meer moeite hij doet om alle procedures uit te putten, des te meer kans hij heeft om hier uiteindelijk te kunnen blijven. Hij mag zelfs al een inburgeringscursus volgen. Ik begrijp dat niet. Minister, dat is een compleet verkeerd signaal dat we geven. Dat ze die cursus hebben gevolgd, zal ongetwijfeld door heel veel asielzoekers worden aangewend bij de volgende regularisatieronde die er over enkele jaren wel weer zal komen. Weliswaar zullen ze het statuut niet hebben gekregen en in de illegaliteit zijn ondergedoken, maar ze zullen erop wijzen dat ze die cursus hebben gevolgd om te vragen dat ze zouden worden geregulariseerd, en eventueel ook om onze nationaliteit te krijgen. Dat is een fout signaal, dat uiteindelijk alleen neerkomt op kosten op het sterfhuis, en dat contraproductief zal blijken op termijn.
Asielzoekers behoren volgens de Vlaamse Regering in het ontwerp dat vandaag aan ons wordt voorgelegd, tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid. Wie daarentegen niet tot de doelgroep van de verplichte inburgering behoort, zijn de vreemdelingen die reeds langer dan een jaar in ons land wonen en leven van het OCMW, zonder ooit een inburgeringscursus te hebben gevolgd. Minister, ook dat begrijp ik niet. Het is onbegrijpelijk dat die inburgeringsverplichting enkel maar geldt voor nieuwkomers. Vreemdelingen die hier al langer verblijven en geen zin hebben in inburgering, worden eenvoudigweg met rust gelaten. Er is niet alleen geen koppeling tussen de inburgeringswetgeving en de verblijfswetgeving, er is ook geen goede koppeling tussen de inburgering en de maatschappelijke dienstverlening. Uit parlementaire vragen blijkt dat meer dan de helft van de buitenlandse OCMW-steuntrekkers in Vlaanderen die werden doorverwezen naar een onthaalbureau, eenvoudigweg hun voeten vegen aan het inburgeringstraject. Minister, merkwaardig is toch ook dat, als mijn partij u vraagt naar de sancties die er ter zake zijn geweest, u antwoordt daar geen zicht op te hebben. Een en ander toont inderdaad aan hoe ver we in Vlaanderen verwijderd zijn van een kordaat lik-op-stukbeleid tegenover integratieonwillige vreemdelingen.
Ik ga over naar het onderdeel van dit ontwerp met betrekking tot de integratie. Blijkbaar bent u niet echt van plan om korte metten te maken met de volledig uit de hand gelopen integratielobby, wat zeg ik, de integratie-industrie van ontelbare vzws en organisaties allerhande die zich op het terrein met dit ontwerp bezighouden en hun ding doen. Uiteraard gebeurt dat rijkelijk gesubsidieerd, want dat soort idealisme floreert alleen maar als er voldoende subsidies tegenover staan. Dat weten we ondertussen. Kunt u dat niet? Durft u dat niet? Wilt u dat niet? Mag u dat niet?
Het integratiebeleid kost de belastingbetaler ontzettend veel geld. De vraag is natuurlijk wat de opbrengst ervan is. Niks, volgens Jozef De Witte, de directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (CGKR). Ik zei het in mijn inleiding. Drie weken geleden zei hij dat het integratiebeleid totaal mislukt is. Nu ja, wie ben ik om Jozef De Witte tegen te spreken, zon eminent man met zon gezagwekkend instituut achter zich? Hij zal het wel bij het rechte eind hebben, zeker. Men is ondertussen 30 à 35 jaar bezig met integreren. Het is een werk van lange adem. Wat is het resultaat? Wat is de opbrengst van dat alles? Het is een vraag die we hier namens de Vlaamse belastingbetaler toch wel eens mogen stellen. Ik zal ze beantwoorden: het resultaat is niks, nul, nada, wel integendeel.
Laten we de proef op de som nemen, niet met tabellen, cijfers en statistieken, want daarmee kunnen we alles uitleggen, maar laten we samen met zn 124 eens een wandeling maken op 500 meter van hier, niet te ver. We gaan richting Sint-Joost-ten-Node, aan de overkant van het Madouplein, als je hier buiten komt naar links. We gaan daar een half uur rondwandelen en kijken naar het publiek op straat: zijn zij geïntegreerd? We maken een wandeling door de belangrijkste straten van Sint-Joost-ten-Node en we proberen de winkelopschriften te lezen. Wie Arabisch kent er zijn er een paar in deze zaal , zal ongetwijfeld weten dat het een beenhouwerij of een groentenwinkel, een wassalon of een coiffeur betreft. De Nederlands-, Frans-, Duits- of Engelstaligen moeten op hun honger blijven, want die zullen het niet begrijpen, omdat het merendeel van die opschriften in het Arabisch is.
Wat eet men daar en drinkt men daar? Halal, alles wat uiteindelijk niet haram is: geen varkensvlees, geen alcohol, geen glaasje wijn of bier. Men zal daar dames zien, in het beste geval met een chador, in het slechtste geval met een boerka of iets dat erop moet lijken. Men zal daar heren zien in djellaba, die Arabisch praten tegen elkaar. Men zal daar de ene moskee naast de andere Koranschool ontdekken. Men zal er vooral veel vijandigheid en arrogantie aan den lijve ondervinden, wanneer men daar als Vlaming maar ook als Waal, zeg maar als Europeaan, als niet-moslim rondloopt.
Dat is de realiteit, niet alleen hier in Sint-Joost-ten-Node in Brussel, maar ook in Gent in wijken als de Muide, in Vilvoorde, in Mechelen en in Antwerpen, in Borgerhout, in Merksem, in Deurne en ga zo maar door, in min of meerdere mate in zowat alle grote steden van ons land.
Er is geen sprake meer van inburgering. De enigen die nog inburgeren, minister, zijn de schaars overgebleven Vlamingen in deze wijken. Zij burgeren zich in in de Arabische en islamitische cultuur, in de Arabische en islamitische beschaving, in de Arabische en islamitische godsdienstbeleving. Zij burgeren zich in, noodgedwongen, want als ze het niet doen, worden ze eenvoudigweg weggepest in dit soort van gettowijken, apartheidswijken. Dat zijn het geworden: apartheidswijken. In veel van onze grote steden leven autochtone en allochtone bevolking niet samen, maar naast elkaar, gescheiden door barrières, halal- en andere barrières, die ervoor zorgen dat er al lang niet meer ingeburgerd wordt. Die realiteit moeten wij met zn allen onder ogen durven te zien. Als we dat niet doen, maken we elkaar uiteindelijk alleen maar wat wijs.
Ik raad u het vandaag verschenen boek aan, niet van een Vlaams Belanger of een of andere in uw ogen verkapte racist, maar van een allochtoon: Bilal Benyaich. Ik heb het boek nog niet kunnen lezen, maar ik heb wel de recensies gelezen. Het is een Brusselse Marokkaan die een boek heeft geschreven: Islam en radicalisme bij Marokkanen in Brussel. Het boek is allesbehalve hoopgevend en schetst een allesbehalve rooskleurig beeld van de situatie in onze hoofdstad, die feitelijk vergelijkbaar is met de situatie in min of meerdere mate in de andere steden van ons land en van Vlaanderen. Het boek is, in tegenstelling tot het soms surrealistische ver-van-ons-beddebat, dat wij voeren in dit parlement en zijn vele commissies over inburgering en integratie, heel erg concreet en realistisch en schetst hoe het er in de realiteit aan toe gaat.
Minister, wat symptomatisch is voor het gebrek aan durf om het roer uiteindelijk om te gooien en een kordaat inburgerings-/assimilatiebeleid te ontwikkelen, is het feit dat het nieuwe decreet zelfs stel u voor! illegalen vermeldt als doelgroep van het integratiebeleid. Lees er artikel 3 van het decreet op na.
Illegalen als doelgroep van het integratiebeleid. Te zot voor woorden?. Neen, illegalen moeten ook worden geïntegreerd, het is een doelgroep. Maar laat ons toch eens een kat een kat noemen. Als er nu één groep is die niet moet worden geïntegreerd, maar opgespoord en gerepatrieerd, dan zijn dat toch illegalen, dacht ik. Illegalen overtreden onze verblijfswetgeving.
Het is goed om te citeren, maar het gaat in het ontwerp wel om mensen zonder wettig verblijf die wegens een noodsituatie begeleiding vragen. Het gaat hier duidelijk alleen om een noodsituatie, en niet om al de rest van het beleid. Ik denk dat dat een erg belangrijke toevoeging is.
Dat is een rekbaar begrip. Ik heb het ook in de commissie gevraagd: wat is dat, een noodsituatie? Met al dit soort uitzonderingsmaatregelen creëert men natuurlijk telkens opnieuw de indruk dat een asielzoeker zoals ik al eerder zei, tot de doelgroep behoort die ingeburgerd moet worden, dat een illegaal in een noodsituatie, die in het decreet niet wordt omschreven, moet worden geïntegreerd, met maatregelen allerhande.
Laat ons nu toch eens voor één keer kordaat zijn en dergelijke dingen niet in decreten schrijven. Dit wordt gelezen door hele integratie-industrie van links die van dit soort zaken telkens opnieuw misbruik maakt om dit uit te vergroten en om er uiteindelijk alles en iedereen in te steken. Op die manier geeft men de indruk dat het wel zal lukken, dat men wel maatregelen zal nemen om hen hier te laten blijven, om hen hier te regulariseren. Met dit soort passussen in een Inburgerings- en Integratiedecreet wekt u alleen maar valse hoop, en u stuurt daarmee alleen maar verkeerde signalen naar de betrokken doelgroepen.
Mijnheer Dewinter, ik was niet van plan om te reageren op de opeenstapeling van enormiteiten, van overdrijvingen, van dingen die uit hun verband worden gerukt, van vermenging met het federale beleidsniveau. Maar de heer Kennes kon het niet laten om even tussen te komen, en ik wil hier ook even stellen dat het onjuist is dat illegalen een doelgroep zijn met het oog op integratie. Die mensen zijn een doelgroep als ze in nood zijn. Dat is de scheidingslijn tussen het Vlaams Belang en mensen die humaan zijn. Iemand die hier illegaal is maar in nood is en medische hulp nodig heeft, die gaan wij noodhulp verstrekken. Het siert u dat u hier klaar en duidelijk stelt dat u die mensen niet wenst te helpen. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Van Hauthem, blijf rustig, blijf kalm. Lees de tekst van het ontwerp van decreet. Dat is heel duidelijk: het gaat over noodhulp.
Telkens u aan het woord komt, beroept u zich op het federaal niveau. U zegt dat u daar niets mee te maken hebt, dat het niet tot uw verantwoordelijkheid behoort, dat u daar niets aan kunt doen. U steekt altijd uw paraplu in de lucht. Nu beroept u zich plots op het federale niveau om te beweren dat u dat moet inschrijven in het ontwerp van decreet. U moet niets inschrijven wat illegalen betreft, u moet daar afblijven. En u moet vooral geen verkeerde signalen uitsturen, die ik herhaal het door de integratie-industrie zullen worden misbruikt. Ik geef het u op een blaadje. Zo wekken ze tegenover de betrokken doelgroep weer de indruk dat het wel zal lukken, dat ze op termijn zullen kunnen blijven, dat er wel een regularisatie komt. Al die dingen worden achteraf als criteria gebruikt om die mensen die bijvoorbeeld ergens een beroep op hebben gedaan of een cursus hebben gevolgd, uiteindelijk toch te laten blijven en om hun statuut te regulariseren. Dat is bij de vorige regularisatie ook gebeurd. Doe daar niet aan mee.
Mijnheer Dewinter, ik probeer te luisteren naar wat u zegt, maar luister dan alstublieft ook naar wat ik zeg. Ik heb hier niet verwezen naar de federale context, ik heb gezegd dat u er in uw vorige betoog de hele tijd een amalgaam hebt van gemaakt, en dat u verwezen hebt naar zaken die federale bevoegdheid zijn. Als u ervoor pleit om aan het niet-slagen in integratie de toegang of de verwijdering van het verblijf te koppelen, dan weet u heel goed dat dit federale bevoegdheden zijn. U haalt voorbeelden aan uit het buitenland, maar die bevoegdheden zitten niet in Vlaanderen. Luister naar wat ik zeg. Ik heb alleen maar gezegd dat u in uw vorige betoog een aantal zaken hebt gezegd die onjuist zijn, maar ik kon het na de tussenkomst van collega Ward Kennes niet laten om ook mijn punt te maken.
De heer Segers heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, ik was aan het wachten waar u naartoe ging. Maar nu u even bent stopgezet, zal ik mijn vraag stellen. U hebt het in het begin van uw betoog gehad over een aantal zaken in verband met het nieuwe decreet en de vier maanden voor asielzoekers. U gooit dat allemaal op een hoop.
Ik heb even een opzoeking gedaan en daaruit blijkt dat de gemiddelde behandelingsprodecure voor een asielaanvraag 69 dagen bedraagt. De gemiddelde behandelingsprocedure voor asielberoepen bedraagt 101 dagen. Dit komt uit de federale commissie van augustus 2012. Dat is intussen ook aangepaste wetgeving. Met andere woorden, die vier maanden komen perfect overeen met de huidige behandelingsprocedure op federaal niveau. Op Vlaams niveau zitten wij op dat vlak perfect. Uw redenering klopt dus niet dat wij asielzoekers verplichten tot inburgering terwijl hun procedure nog loopt.
U noemt een gemiddelde. Het decreet bepaalt dat een asielzoeker na vier maanden een inburgeringscursus kan volgen. Een aantal vallen onder die vier maanden. Wanneer we het echter hebben over een gemiddelde, betekent dit dat er ook een aantal over die vier maanden gaan. En dat is precies wat ik hier wil aantonen. Een asielzoeker wiens procedure langer dan vier maanden duurt, kan een beroep doen op een inburgeringscursus. Dat creëert de indruk dat als men de procedure langer rekt en men langer in het land is, men een inburgeringscursus kan volgen. Als men zon cursus volgt als asielzoeker, kan dat op termijn misschien helpen. Als er dan in de toekomst een regularisatie komt en men heeft die inburgeringscursus gevolgd, dan zal dat ongetwijfeld een van de criteria zijn om het statuut te kunnen krijgen en geregulariseerd te worden. Dat is hoe men redeneert.
Daarom pleit ik ervoor om dergelijke dubbelzinnige bepalingen ten aanzien van asielzoekers en illegalen niet in dit soort van decreten op te nemen. Telkens opnieuw, en dat is de afgelopen jaren gebleken, wordt dit gebruikt en misbruikt door de integratie-industrie om dit soort mensen valse hoop te geven, niet eens valse maar ook echte hoop in dit soort van gevallen, en hen aan te zetten om de procedures zo lang mogelijk te rekken en daar misbruik van te maken om uiteindelijk geregulariseerd te worden. Dat is toch wel een vrij logische uiteenzetting. Is dat zo absurd? Ik dacht het niet.
Ik stoor me ook aan het statuut dat dit decreet blijft toekennen aan het Minderhedenforum, de zogenaamde koepel van etnisch-culturele minderheden in Vlaanderen. Het Minderhedenforum blijft de toch wel in de watten gelegde en zeer goed gesubsidieerde en officiële gesprekspartner van de overheid. Dit forum dat niet wil weten, en dat ook permanent verspreidt in de media, van de term integratie, zich actief kant tegen het hoofddoekenverbod in het onderwijs, niet wil weten van de koppeling van de toegang tot de sociale huisvesting aan de verplichting om Nederlands te leren, uw beleid permanent stokken in de wielen steekt, dat forum blijft de officiële gesprekspartner van de overheid. Ik heb veel vraagtekens bij dit soort van masochisme. Ik had gehoopt dat u op zijn minst deze club niet meer als gesprekspartner zou beschouwen.
Samengevat, voor het Vlaams Belang is dit ontwerp van decreet een zoveelste gemiste kans om vooral immigranten te responsabiliseren, om de verantwoordelijkheid voor het integratiebeleid niet of niet langer bij de overheid maar bij de betrokken allochtonen zelf te leggen.
En deze Vlaamse Regering, deze meerderheid blijft uitgaan van het idee dat niet de immigrant, de allochtoon, de inburgeraar, verantwoordelijk is voor zijn eigen integratie, zijn eigen succes in onze samenleving, maar wel wij, de overheid, de belastingbetalers, de autochtone Vlamingen.
Ik wil er tot slot nog aan toevoegen dat Vlaanderen ook wat het inburgeringsbeleid betreft kilometersver achterop hinkt tegenover landen zoals Nederland, Oostenrijk, Zwitserland en Denemarken. Daar bestaat intussen wel een kordaat en responsabiliserend beleid. Immigranten moeten er verplichte examens afleggen en er is een koppeling van een dergelijk na examen verkregen attest aan de toegang tot de sociale zekerheid, aan de verblijfsvergunning en de nationaliteit. De betrokken inburgeraars en niet de belastingbetalers moeten uiteindelijk ook nog zelf opdraaien voor de kosten van de eigen inburgering. Laten we een voorbeeld nemen aan gidslanden zoals Nederland, Denemarken, Zwitserland en Oostenrijk in plaats van het halfslachtige beleid van het verleden, het beleid van het knuffelen en het krullenbollen aaien te bestendigen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, beste collegas, normaal gezien zou mevrouw Zamouri hier vandaag het woord hebben genomen namens onze fractie. Ik heb haar beloofd om de mening van onze fractie, die ze reeds met verve in de commissie vertolkte, hier vandaag naar voren te brengen.
Minister, beste collegas, de langverwachte hervorming van de inburgerings- en integratiesector ligt met dit voorliggend ontwerp van decreet eindelijk op de tafel van de plenaire vergadering van dit parlement. Eindelijk, want de aanzet tot deze hervorming werd immers al gegeven in de voorgaande legislatuur door de heer Keulen, uw voorganger. De oprichting en de inwerkingstelling van de hele inburgeringssector, die rust op rechten en plichten, was het werk van de vorige regering en in het bijzonder van toenmalig minister Keulen. De hervorming van de integratiesector en de afstemming ervan op de inburgering werd door hem in de steigers gezet. Minister Keulen was tot de conclusie gekomen dat een afstemming van de integratiesector op de inburgeringssector nodig was; dat integratie en meer specifieke vervolgtrajecten via de integratiesector op het inburgeringstraject moeten volgen; dat er meer stroomlijning en sturing nodig was om de instroom van nieuwkomers en de verdere integratie van oudkomers efficiënter te maken; dat de statistieken van mensen van vreemde herkomst nog altijd scheef zitten en dat dus het inburgerings- en integratiebeleid een versnelling hoger moet schakelen.
Een beleid op maat van bijvoorbeeld de grootsteden Brussel, Antwerpen en Gent bleek dan ook nodig. Bovendien kwam hij tot het besluit dat de data over racisme en discriminatie aantoonden en nog steeds aantonen dat het integratiebeleid nog heel wat werk heeft om ook de mensen van autochtone herkomst te laten wennen aan de diverse samenleving, de voordelen ervan te leren kennen en de diversiteit te omarmen. Hij kwam ook tot de vaststelling dat er een lokale regisseursrol was weggelegd voor de lokale besturen in het lokale integratiebeleid.
Dat zijn de principes voor een hervorming van het integratie- en inburgeringsbeleid waar Open Vld nog altijd achter kan staan. Minister, onze fractie was dan ook hoopvol toen u aankondigde dat u met de hervorming van het Integratiedecreet zou voortbouwen op het beleid van uw voorganger. Het is zonder meer positief dat u erkende dat de weg die onder zijn beleid was geplaveid, nodig was. De integratiesector moest verder worden gestroomlijnd.
Maar de hoop die onze fractie koesterde, sloeg met het verstrijken van de maanden om in twijfel en ontgoocheling. Vooreerst slaagde u er niet in om in de integratiesector, bij de tolk- en vertaaldiensten en bij tal van belangengroepen en middenveldorganisaties het nodige draagvlak te creëren. Toen het decreet eindelijk werd ingediend, bleek het ook op tal van punten moeilijk te gaan en ging het op essentiële punten niet ver genoeg. Kortom, het getuigde van te weinig durf en te weinig zin voor verandering naar de mening van onze fractie.
We hebben die punten dan ook in het hele traject proberen te ondervangen met amendementen. Zo waren we al langer dan de regering voorstander van een hoger kennisniveau van het Nederlands en een resultaatsverbintenis om dit te bereiken. Immers, de inburgeringstrajecten die nieuwkomers voorbereiden op een toekomst in ons land, die hen op weg zetten naar een job of een opleiding en een basiskennis Nederlands geven, leken en blijken onvoldoende om mensen echte startkansen te geven. Vooral de kennis van het Nederlands laat na het vervullen van een inburgeringscontract nog heel wat te wensen over. Om maar een voorbeeld te geven: de basiskennis Nederlands die men tijdens de inburgering opdoet, is vaak onvoldoende om met succes een beroepsopleiding bij de VDAB te volgen. U maakte daarstraks trouwens terecht dit punt bij het begin van deze bespreking. Daarom gingen wij graag een stapje verder om op deze problematiek in te spelen. Nog voor het voorontwerp van decreet naar de ministerraad was vertrokken, hebben we u daarop gewezen in de commissie. U beweerde toen nog wel dat er voor een betere kennis van het Nederlands en een resultaatsverbintenis geen draagvlak bestond in Vlaanderen en stuurde mijn collega Zamouri wandelen met het feit dat dit nu eenmaal niet was overeengekomen in het regeerakkoord. Ik heb dat vandaag nog gehoord.
Wij hebben daarom amendementen ingediend, zeker toen de Antwerpse verkiezingscampagne ons leerde dat de Vlaamse meerderheidspartijen in die campagne lokaal wel voorstander waren van onze standpunten. Gelukkig hebben op de valreep de meerderheidspartijen dan bij de bespreking van het ontwerp van Integratiedecreet in de commissie eigen amendementen ingediend om alsnog hetzelfde te verkrijgen als wat onze fractie naar voren had gebracht.
Ook op andere punten dan Nederlands leren en de resultaatsverbintenis hadden we kritiek op het ontwerp. De oprichting van een extern verzelfstandigd agentschap (EVA) is een belangrijk deel van dit ontwerp van decreet. Maar hoewel het EVA bedoeld was om te stroomlijnen en een efficiëntere werking te bewerkstelligen, lijkt het eerder een kluwen te worden van actoren in, naast, over of onder het EVA, soms met wel zeggenschap of net geen zeggenschap. Onduidelijkheid troef. Onze grootste zorg hierbij is de delegatie die in het decreet gegeven wordt aan de regering om te beslissen wie wel en wie niet onder het EVA zal ressorteren. In het initieel ontwerp van decreet was het nog duidelijk: Antwerpen, Gent, het hoofdstedelijk gebied en de provincie Limburg vielen buiten dit agentschap. In de definitieve versie ressorteren deze uitzonderingen allemaal onder het agentschap, maar houdt de Vlaamse Regering zich het recht voor om de uitvoering van taken of kerntaken van het agentschap toe te kennen aan lokale besturen, de collegas van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) of vzws. Dit betekent dus in theorie dat de regering zou kunnen beslissen om van het EVA een lege doos te maken. Het parlement wordt dus verzocht om een ontwerp van decreet goed te keuren dat een nieuw agentschap opricht om een belangrijk beleidsterrein te organiseren maar zou tegelijk de regering de macht moeten teruggeven om dat agentschap overal in Vlaanderen waar het op een bepaald moment, toevallig of niet toevallig, goed zou uitkomen, van een deel van haar opdrachten te ontslaan. Onze fractie heeft hiervoor ook een amendement ingediend. Wij betreuren dat het op dat moment niet door de meerderheid is gevolgd.
Minister, u gaf tijdens de bespreking van het Inburgeringsdecreet nogmaals aan dat het beleid moet gericht zijn op een inclusief beleid en een geïntegreerde samenleving. Daar is onze fractie het volkomen mee eens. U haalde nog eens het OESO-rapport over migranten aan, en u hebt dat daarstraks nog eens gedaan. Daar kwamen inderdaad verschillende pijnpunten naar voren: armoedegraad, tewerkstellingsgraad, participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt enzovoort. Allemaal geen bemoedigende cijfers. En voor de meeste zaken is deze Vlaamse Regering en de Vlaamse overheid bevoegd. U kunt hier samen met uw collegas dus iets aan doen, echt het verschil maken. Alleen vragen wij ons af waar dat inclusief beleid bij sommige goedkeuringen dan wel is. Uw collega minister Smet heeft gisteren in de commissie Jeugd nog het proefproject betreffende een jeugdbeweging voor jongeren van allochtone origine verdedigd. Wij vragen ons nog altijd af of dit valt onder inclusief beleid.
Niemand in de commissie twijfelt aan het enthousiasme van de minister, maar vele collegas uitten gisteren hun twijfel. Ikzelf heb vooral de vrees geuit dat het signaal dat we hiermee geven aan ouders en jongeren zelf, niet het goede signaal is. Tot nu toe hebben we vanuit de Vlaamse Gemeenschap altijd het signaal gegeven dat we werken aan inclusie en integratie.
Het zou wel eens kunnen dat dergelijke in de media en in dit parlement opgepikte initiatieven de indruk wekken bij ouders en jongeren dat dit een beter model is, dat het vorige model gefaald heeft en dat we dan maar naar aparte structuren moeten gaan. Ik heb goed gehoord dat dit een tussenstap is en dat het ultieme doel bereikt moet worden, maar toch hoor ik bij heel veel collegas twijfel en niet alleen in onze fractie. We vrezen ook dat er druk op andere beleidsniveaus of andere departementen, de gemeenten bijvoorbeeld, zal ontstaan om dit soort dingen ook te ondersteunen. Veel parlementsleden zijn in steden en gemeenten actief en we kennen allemaal de vraag naar apart sporten, apart zwemmen, aparte begraafplaatsen. Als dat het model is dat we nastreven, zijn we veraf van de bedoelingen die we over de partijgrenzen en over grenzen van meerderheid en oppositie heen al jaren huldigen om een inclusieve maatschappij te creëren waar we niet naast, maar met elkaar leven.
Of neem het terrein van uw collega van Werk, minister Muyters. Over de diversiteitsplannen zijn hier al heel veel discussies gevoerd. Integratie moet van twee kanten komen. Discriminatie en racisme op de werkvloer, bij het zoeken naar een job of een woning, zijn onaanvaardbaar. Wanneer krijgen we in de statistieken te zien dat het Vlaams beleid op deze terreinen ook vruchten afwerpt? Wel, zolang we dit niet vaststellen, heeft het weinig zin nieuwe logge structuren op te richten waar niemand nog aan uit geraakt, zelfs voor ze nog maar zijn goedgekeurd of van start zijn gegaan.
Collegas, door mijn invallersrol heb ik vandaag de kans om toch nog even iets toe te voegen vanuit mijn persoonlijke ervaring in de Rand rond Brussel. We moeten natuurlijk niet alle heil verwachten van een inburgeringsbeleid dat gericht is op het aanleren van het Nederlands bij nieuwkomers, zeker als we de anderstaligheid willen aanpakken. Ik kan hier enkel maar als voorbeeld aanhalen dat het niet enkel de nieuwkomers zijn die gevat worden in dit decreet, die een bedreiging vormen voor de ontnederlandsing van onze regio en in het bijzonder de Vlaamse Rand rond Brussel.
Mijn burgemeester heeft er ook al naar verwezen en hij heeft er de afgelopen dagen, onder andere op de vergadering met de burgemeesters en de vertegenwoordigers van de steden en gemeenten van de Rand, als voorbeeld een steekproef van onze stad aangehaald, die ook voor vele gemeenten geldig is. In januari had 67 procent van de nieuwe inwoners in Vilvoorde een andere thuistaal dan het Nederlands.
Slechts een fractie van deze nieuwkomers wordt gevat door dit decreet. Wij maken ons dus niet de illusie los van de goedkeuring en de uitvoering van dit decreet dat het alleen maar op dit terrein zou zijn dat we heil moeten verwachten van wetgevend initiatief van de Vlaamse overheid. Komen ze allemaal in aanmerking voor verplichte inburgering? Neen.
Het is niet allemaal kommer en kwel, want dit decreet brengt op sommige vlakken wel verbetering aan. Via een amendement komt men alleszins al tegemoet om een van de achterpoortjes te sluiten, met name de nieuwkomers die via interne migratie van Brussel en Wallonië naar Vlaanderen gaan, komen nu wel in aanmerking terwijl zij vroeger niet in aanmerking kwamen. Zeker in de randgemeenten maken zij een groot deel uit van de nieuwkomers. Maar en die maar is zeer belangrijk dit vervalt na twaalf maanden. Ik begrijp het wel in een andere context dat die twaalf maanden ingevuld worden. Maar we moeten er wel aandacht aan besteden dat twaalf maanden geen garantie is voor inburgering als men komt van een gewest waar de taal niet die is van het Vlaamse Gewest er is natuurlijk wel tweetaligheid in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, maar Wallonië is eentalig Frans en als we weten dat inburgering en integratie een thema is dat in Vlaanderen al langer meespeelt, maar niet in de andere gewesten, al heeft de nieuwe Brusselse minister-president goede voornemens. Mensen die van daar komen, kunnen we na twaalf maanden absoluut niet beoordelen als voldoende ingeburgerd, zeker niet op het vlak van taal. Het kan zijn op het vlak van waarden en normen of maatschappelijke oriëntatie, maar we voelen heel sterk aan dat er in de Rand op het vlak van taal nog een tandje bij kan worden gestoken. Het amendement is dus goed, maar de afbakening van twaalf maanden is voor ons te kort.
In onze regio, waar veel EU-burgers wonen en er veel migratie tussen Brussel en de Vlaamse Rand is, vallen nog veel anderstaligen uit de boot. We moeten ook inzetten op de nieuwkomers die het inburgeringstraject niet moeten volgen. Ik weet dat dit buiten de scope van dit ontwerp van decreet valt. Het is echter een punt dat de minister van Inburgering en van de Vlaamse Rand en, bij uitbreiding, de hele Vlaamse Regering tot nadenken moet stemmen. Ik ben blij dat de minister daar zelf naar heeft verwezen.
Hopelijk zal de Vlaamse Regering daar bij het opstellen van de volgende begroting rekening mee houden. Er moeten niet enkel middelen voor een goed inburgerings- en integratiebeleid worden vrijgemaakt. De huidige middelen voldoen niet. De Vlaamse Regering moet ook bijkomende middelen vrijmaken voor de mensen die vrijwillig Nederlands willen leren. Het gaat dan niet om de verplichte inburgeraars. Ook die mensen moeten goed worden opgevangen.
Op dat vlak is onze boodschap heel duidelijk. De onthaalbureaus, de Huizen van het Nederlands, hebben in onze regio handen te kort om de mensen die niet onder de inburgeringsverplichting vallen maar zich vrijwillig aanbieden tijdig een gepast taaltraject te laten volgen. De VDAB kan in onze regio ook niet volgen.
Mijn fractie is van mening dat met dit ontwerp van decreet en met dit beleid kansen worden gemist. Die kansen zijn van belang voor onze maatschappij en voor onze economie, maar vooral voor de nieuwe Vlamingen die hierdoor niet of niet tijdig op de arbeidsmarkt terechtkunnen of die hun kinderen niet de nodige ondersteuning kunnen bieden. Veel leerkrachten in ons leerplichtonderwijs geven het beste van zichzelf om hun in de scholen de nodige kansen te geven.
Ondanks de goede aanzetten in het ontwerp van decreet en het feit dat de meerderheid ons met betrekking tot een herwerking van de teksten op een aantal punten is gevolgd, gaat dit ontwerp van decreet voor Open Vld niet ver genoeg. Wij zullen dan ook tegen dit ontwerp van decreet stemmen. (Applaus bij Open Vld)
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, we hebben het daarnet al over krullenbollen gehad. Deze krullenbol mag alvast worden geaaid. Daar is geen bezwaar tegen. (Opmerkingen)
Ik wil het hier over het voorliggend ontwerp van decreet hebben. Dit ontwerp van decreet is belangrijk. Dat merken we aan de toespraken en ook aan de tijdsduur van die toespraken. Ik heb mijn eigen tekst wat korter gehouden.
Ik wil eerst en vooral de verslaggeefster danken. Ik dank ook de Vlaamse volksvertegenwoordigers die dit ontwerp van decreet samen hebben besproken. Ik bedank ook iedereen voor de amendementen.
Dit is een belangrijk ontwerp van decreet omdat het om kansen gaat. We bieden mensen de mogelijkheid deel van de Vlaamse samenleving te worden. Hun eigen inbreng en verantwoordelijkheid staan hierbij centraal. Het siert de minister en zijn team dan ook dat we hun inburgerings- en integratiebeleid nu bijsturen. Ik feliciteer ze hiermee.
De reeds aangehaalde cijfers over armoede, werkloosheid en opleidingen binnen de doelgroepen nopen ons tot deze maatregelen. Het integratiedossier is een van onze grote uitdagingen. Het is een uitdaging die de gewone burger vaak angst inboezemt. Zoals we weten, is angst echter een zeer slechte raadgever. We moeten die handschoenen opnemen. Door dit ontwerp van decreet grondig te bespreken en te amenderen, hebben het Vlaams Parlement en de leden van de commissie hun verantwoordelijkheid genomen.
Toch wil ik een paar aandachtspunten ter sprake brengen. Een agentschap zal de versnippering en de verrommeling in de sector kunnen stroomlijnen. Dat agentschap zal de lokale regie ondersteunen. De lokale regie blijft, zoals hier al eerder is gezegd, enorm belangrijk. Dat agentschap moet garant staan voor een betere afstemming en voor efficiëntie. Het moet een krachtige organisatie zijn, die tegelijkertijd ook maatwerk op het vlak van integratie en inburgering kan leveren.
Het agentschap zal actief zijn in heel Vlaanderen. Niet alleen de huidige instrumenten zoals inburgering, sociaal tolken, sociaal vertalen en toegankelijkheidstrajecten krijgen een plaats, het agentschap zal ook werk maken van taalpromotie en -beleid.
De rol van het integratiemiddenveld is verre van uitgespeeld: hun expertise is onontbeerlijk in deze nieuwe structuur. Integratie geleid door de overheid zal de inschakeling van andere partijen als het onderwijs, werkgevers, steden en gemeenten vergemakkelijken. Opmerkelijk in dit ontwerp van decreet is het feit dat we het taalniveau verhogen, waarmee we de lat inderdaad hoger leggen. We zijn er immers rotsvast van overtuigd dat een betere taalkennis ervoor zorgt dat de mama s morgens aan de schoolpoort haar beklag kan doen of haar kind kan bestoefen; dat taalkennis ervoor zorgt dat het kind kan meepraten over de voetbalmatch van gisteren, of het gaat over een topclub uit het noorden of uit het westen laat ik in het midden; ervoor zorgt dat de ouder het advies van de leraar begrijpt, dat de leerkracht kan zeggen: mevrouw, uw dochter/zoon zou beter dit of dat. Kortom dat die mensen hun leven kunnen mee-delen met die andere zes miljoen Vlamingen.
Verantwoordelijkheid is een verhaal van rechten en plichten. In dit ontwerp van decreet stellen we ook de resultaatsverbintenis in: enkel door een resultaat maatschappelijke oriëntatie en niveau A2 kan men een inburgeringsattest behalen. Dit attest moet de inburgeraar in staat stellen deuren te openen naar werk en participatie aan de Vlaamse samenleving.
Niettemin blijven we onze aandacht behouden voor zwakkere groepen door flexibiliteit en maatwerk voorop te stellen. Inburgeraars die nooit een hoog taalniveau kunnen bereiken, worden bovendien gevrijwaard van mogelijke sancties. Concreet betekent dit dat verplichte inburgeraars ofwel de doelstellingen moeten halen ofwel regelmatig aan de lessen moeten deelnemen.
Dit ontwerp van decreet biedt een extra hefboom aan de gemeenten in de Vlaamse Rand om de uitstroom vanuit Brussel in te burgeren. Wie als buitenlander vanuit een ander gewest naar Vlaanderen verhuist, kan ook verplicht inburgeraar worden. Mensen die uit de hoofdstad naar de Vlaamse Rand verhuizen, zijn vaak het Nederlands niet machtig. Een inburgeringscontract helpt hen alvast op de goede weg om hun plaats in onze samenleving te vinden. De bezorgdheid vanuit de Rand, maar ook daarbuiten, over de te geringe kennis van het Nederlands, het feit dat een beter gecoördineerd integratie- en inburgeringsbeleid poogt hierop een antwoord te bieden, het feit dat Nederlands een onontbeerlijke factor wordt om tot een betere toekomst te komen, dat moet iedereen in dit halfrond aansporen om mee de kar te trekken van dit ontwerp van decreet.
Dit ontwerp van decreet is geen revolutie, maar evolutie: wat goed was, blijft behouden; waar mogelijk wordt er scherper gesteld en geoptimaliseerd. Een integratiebeleid is noodzakelijk, ook al is het niet de enige factor die bepalend is voor het succes van integratie. Het integratieproces speelt zich immers op meerdere terreinen af en stelt meerdere beleidsdomeinen voor de vraag of de herkomst van mensen wel of niet een bepalende factor is voor hun kansen. Ook in beleidsdomeinen als Onderwijs, Wonen, Welzijn, Jeugd en Gelijke Kansen blijven de doelstellingen van het integratiebeleid onverminderd van kracht. Daarom is het integratiebeleid een inclusief beleid, een beleid dat binnen verschillende beleidsdomeinen wordt gerealiseerd.
Collegas, wellicht zal de ene hoek claimen dat we veel te soft zijn, naïevelingen die er nog steeds in geloven dat het mogelijk is om bruggen te slaan tussen mensen, dat je mensen kan betrekken door hun kansen te geven en door hen op te roepen die verantwoordelijkheid op te nemen. (Opmerkingen van de heer Stefaan Sintobin)
Goed, dat is uw definitie van naïviteit. Dat is genoteerd.
Anderen zullen zeggen dat we veel te ver gaan, omdat we naast rechten ook duiden op de plichten met een evaluatie eraan verbonden.
Niettemin is het met gepaste trots dat het Inburgerings- en Integratiedecreet ter stemming wordt voorgelegd. Het is een grote stap naar een efficiënter inburgerings- en integratiebeleid, een significant instrument.
Maar dan begint het werk pas. Integratie en inburgering, dat is zoals een coureur die een col oprijdt ik weet dat sommige collegas dat heel vlot doen, maar ik niet. Die coureur zal daarbij wellicht vaak op zijn adem trappen. Wellicht zal hij zijn versnelling moeten wijzigen, aanpassen, soms verhogen en soms verlagen. Maar je bijt nukkig door omdat je weet dat er een top aankomt. Deze col oprijden is een inspanning die de betrokkenen moeten leveren. Een geslaagde integratie kan er pas komen als wij Vlamingen ook die hand reiken, als wij ook die stappen zetten. Collegas, dat is een opdracht voor ons allen.
De N-VA zal dan ook dit ontwerp van decreet volop steunen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, laat mij beginnen met de verslaggeefster, mevrouw Pehlivan, te bedanken voor het uitgebreide verslag. Ik wil echter ter vervollediging nog een kleine correctie aanbrengen. De LDD-fractie heeft niet één amendement ingediend, ze heeft daarnaast ook nog twee subamendementen ingediend. Ik zal, ter vervollediging, ook deze amendementen opnieuw indienen. Ik zal ze straks toelichten.
Collegas, LDD vindt dat met het voorliggende ontwerp van decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid een waardevolle stap wordt gezet om het huidige inburgeringsbeleid bij te sturen. Dit inburgeringsbeleid was tot nu toe niet succesvol. Wat voorligt, is het resultaat van een grote consultatieronde, maar het moet toch gezegd dat LDD een aantal bijkomende nuttige accenten zou hebben gelegd. LDD ziet namelijk een geslaagd inburgeringsproces gestoeld op twee pijlers: de door de overheid geboden mogelijkheid om zich te kunnen inburgeren, en de inburgeraar zelf die de verantwoordelijkheid draagt om de geboden kansen te verzilveren.
Wat het eerste betreft, vinden wij de inspanningen van Vlaanderen lovenswaardig. Nieuwkomers die hier een nieuw en beter leven zoeken, krijgen de kans om op een volwaardige manier mee te draaien in het maatschappelijke leven van hun nieuwe thuisland. Sommigen grijpen die kans en komen vooruit, anderen doen dat niet. Dat kan vanwege diverse redenen: omdat ze niet kunnen, omdat ze niet willen of omdat ze niet mogen. Vooral de laatste categorie, diegenen die de kans niet grijpen, baart ons zorgen. Het is daarenboven vreemd dat wanneer men het eigen geboorteland verlaat of ontvlucht om hier een beter leven te kunnen opbouwen, dat men weigerachtig zou staan tegenover de regels en geplogenheden van dat nieuwe thuisland, die nu net een beter leven mogelijk maken.
Vertrouwd geraken en respect tonen voor een andere mentaliteit, een andere taal, andere geplogenheden en andere reglementen vraagt een inspanning, maar men krijgt er zoveel meer voor terug: datgene waarnaar men initieel op zoek was, een andere, veilige, betere toekomst.
Collegas, we moeten dus op zoek naar incentives om die laatste categorie daarvan te overtuigen. Het huidige boetesysteem is een onvoldoende incentive, temeer daar de bedragen zo laag liggen dat in vele gevallen de inningskosten hoger liggen dan de boete zelf, waardoor die in de meeste gevallen komt te vervallen. Dat bleek trouwens uit een antwoord van de minister, gisteren in de commissie.
We moeten tevens waakzaam zijn dat het huidige inburgeringstraject niet enkel dient als een inkomticket waarbij het aangeleerde later verdrongen wordt. Inburgering moet een permanent gegeven zijn. En daarom moet ook de verantwoordelijkheid bij de inburgeraar zelf gelegd worden. Wie verzaakt aan zijn inburgeringsplichten moet daarvan de gevolgen dragen, en dat kunnen gevolgen zijn met betrekking tot de school, de werkvloer, het wonen en zo verder. Inburgeraars moeten zich daar goed van bewust zijn.
Wij vinden dat die verantwoordelijkheid gestoeld is op twee principes. Ik heb het in de commissie ook verscheidende keren gehad over de resultaatsverbintenis, die een permanente verbintenis moet zijn. Het tweede principe is dat van de terugvorderbaarheid van de inburgeringskosten wanneer de financiële toestand zulks toelaat.
Wat de resultaatsverbintenis betreft, hebben we een amendement ingediend om de focus te leggen op de inburgeringscursus en om het daarbij horende taalniveau te verbinden aan een resultaatsverbintenis. Ons amendement werd niet behouden, maar de meerderheid heeft wel amendementen ingediend, met name amendementen 15 en 20, die specifiek de nadruk leggen op het bereiken van de doelstellingen van het vormingsprogramma. Dat betekent zoveel als het behalen van een vooraf vastgelegd resultaat.
Doch, collegas, in de verantwoording staat een zin te lezen die daar niet in thuishoort, namelijk: De kosten verbonden aan het inburgeringsattest zullen geenszins ten laste worden gelegd van de inburgeraar. Als de verantwoording van het amendement van de meerderheid zo blijft, kunnen wij dit niet goedkeuren. Maar misschien ziet de meerderheid in dat deze zin daar niet op zijn plaats staat en kan hij alsnog geschrapt worden.
Wij hebben op die basis een subamendement ingediend om precies te wijzen op de terugvorderbaarheid van de kosten voor inburgering. Enigszins anders dan andere Europese modellen, waar de inburgeraar op voorhand dient te betalen voor zijn inburgeringstraject, pleiten wij ervoor om een terugvorderbaarheid van de kosten van inburgering mogelijk te maken zodra de inburgeraar daartoe de nodige financiële draagkracht heeft verworven.
Collegas, wij stellen in ons amendement voor om bij artikel 33 aan de laatste zin van paragraaf 1 volgende tekst toe te voegen: De kosten verbonden aan het inburgeringsattest kunnen teruggevorderd worden van zodra een inburgeraar daartoe de nodige financiële draagkracht heeft verworven.
LDD gaat er immers van uit dat niet alle inburgeraars en niet alle nieuwkomers mislukken. Integendeel, wij hopen dat zo veel mogelijk mensen een succesvolle inburgering meemaken. Sommigen slagen daar inderdaad in. Het is dan ook niet meer dan normaal dat er een solidariteitsgegeven wordt ingebouwd.
In ons tweede amendement stellen wij voor om bij artikel 41 een paragraaf 4 in te voegen, die luidt als volgt: De kosten verbonden aan het sociaal vertalen en tolken kunnen teruggevorderd worden zodra een inburgeraar daartoe de nodige financiële draagkracht heeft verworven.
De verantwoording bij beide amendementen is de volgende. De kosten verbonden aan het inburgeringsattest worden onzes inziens gezien als een soort uitgestelde of renteloze lening. Met andere woorden: de kosten kunnen teruggevorderd worden wanneer de financiële situatie van de inburgeraar zulks toelaat. We kunnen en mogen er immers niet van uitgaan dat inburgeraars mislukken. Integendeel, er zijn succesverhalen en er dient bijgevolg een solidariteitsgegeven te worden ingebouwd. Wie het maakt in de maatschappij, draagt zijn steentje bij om de kost van de integratie te helpen betalen.
Conclusie, collegas: LDD beseft dat zoiets gevoeligs als inburgering een proces is dat nooit af is, een proces dat stap voor stap moet worden gevoerd, aangepast aan de realiteit. Voor LDD is de kennis van de taal de spil van een geslaagde inburgering. Taal is van essentieel belang voor het onderwijs, voor het werk, voor de gezondheid en voor het sociaal wonen. Pas als we erin zullen slagen om alle inburgeraars te overtuigen van de kansen die ze hier krijgen op een betere toekomst, zullen we kunnen spreken van een geslaagde inburgering.
De heer Vanlerberghe heeft het woord.
Mevrouw De Waele, als mensen het gemaakt hebben in het leven, gaan we die kosten terugvorderen, zegt u. Overweegt u voor de toekomst nog gelijkaardige zaken, bijvoorbeeld om studiebeurzen terug te vorderen wanneer mensen mooie diplomas behalen en zo meer?
U moet niet alle dossiers op een hoopje gooien, collega. Het lijkt ons de evidentie zelf dat nieuwkomers die hier binnenkomen en een zekere welvaart hebben, wel kunnen betalen voor hun eigen inburgering. Daarin kan ik de collegas van het Vlaams Belang volgen: wanneer de inburgeraar zelf kan instaan voor de kosten van het inburgeren en het bieden van kansen, moeten die niet op het conto van de Vlaamse belastingbetaler komen. Ik hoop dat dat duidelijk is.
U antwoordt mij dus dat het bieden van kansen de ene keer wel teruggevorderd moet worden, en de andere keer niet?
Ik heb daarnet gezegd dat we niet alle dossiers op een hoopje gaan gooien. Ik heb het hier specifiek over de inburgeringstrajecten. Ik baseer mij ook op voorbeelden uit het buitenland, waar men de inburgeraars zelfs op voorhand laat betalen. Wij zeggen dat de inburgeraars niet op voorhand moeten betalen, want niet iedereen die hier binnenkomt, heeft de mogelijkheid om te betalen. Wij zeggen wel dat wie uit het slop geraakt is of welvaart heeft opgebouwd, zijn steentje moet bijdragen aan de maatschappij. En dat is precies wat wij verstaan onder de wederkerigheid van een inburgeringsbeleid. Maar u blijkbaar niet.
Ze zullen dan wel belastingen betalen, denk ik.
Ik begrijp het protest van links niet als het gaat over het laten betalen van het eigen inburgeringstraject. Mevrouw De Waele heeft terecht gezegd dat dat in het buitenland, bijvoorbeeld in Nederland, de praktijk is.
Ik vind het trouwens merkwaardig dat de minister geen gebruik heeft gemaakt van het moment om dat te doen. In het oorspronkelijke Inburgeringsdecreet staat immers de intentie ingeschreven om inburgeraars zelf voor de kosten te laten opdraaien.
Men heeft het alleen nooit gerealiseerd en in de praktijk gebracht. Dat is spijtig. Men zou in dit ontwerp van decreet een aanzet hebben kunnen geven men zal het nu mogelijk maken dat er een test wordt afgelegd die moet leiden tot een inburgeringsattest dat diegenen die niet slagen in de test, minstens de inburgeringskosten terugbetalen. Als men deelneemt en niet slaagt voor de test, dan lijkt het me toch logisch dat de kosten niet door de belastingbetaler, maar door de betrokkene moeten worden betaald. Zelfs dat is te veel gevraagd en dat zegt alles over de aard van het Inburgeringsdecreet dat hier vandaag voorligt.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Mijnheer Vanlerberghe, u suggereert dat LDD misschien plannen heeft om andere zaken zoals studiebeurzen enzovoort te laten terugbetalen. We hebben geen plannen in die richting.
Van de terugbetaling van een service door iemand uit het buitenland bestaat een goed voorbeeld, namelijk minister Smet, die tot nader order tot uw partij behoort. Hij zal binnenkort een systeem invoeren waarbij mensen die een buitenlands diploma hier willen laten erkennen, daarvoor moeten betalen. Dat is net hetzelfde principe als wat mevrouw De Waele verdedigt voor de inburgeraars. Dus, volg het voorbeeld van uw minister Smet, en dan zult u ook ons amendement moeten goedkeuren.
Collegas, ons standpunt is duidelijk. We willen dat degenen die een zekere welvaart hebben opgebouwd, hier ook een bijdrage leveren aan hun integratie en dat ze een steentje bijdragen om anderen die het wat moeilijker hebben, een goede inburgering of integratie te geven.
Ik wil ook verwijzen naar het decreet van 2006 dat door een andere meerderheid is goedgekeurd. Daar spreekt men over die bijdrage. Vanuit de visie dat inburgering niet langer als iets vrijblijvend kan worden beschouwd, wordt ervoor geopteerd om een bijdrage te laten leveren en die zelfs te koppelen aan de financiële draagkracht van de betrokkene en desgevallend van zijn partner. Mijnheer Vanlerberghe, het zou nuttig zijn dat u ook kennis neemt van het decreet van 2006.
Het is van het allergrootste belang dat we de inburgeraars kunnen overtuigen van de kansen die ze hier krijgen op een betere toekomst. Dan zullen we kunnen spreken van een geslaagde inburgering. Daarom is het van groot belang dat we inburgeraars motiveren om vooruit te geraken door hun eigen toekomstkansen te laten afhangen van hun eigen wil en eigen inspanning.
Onze amendementen dragen bij tot een grotere betrokkenheid van de inburgeraar bij het inburgeringsproces. We hopen op jullie steun voor deze twee amendementen, die ik straks aan de voorzitter overhandig.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, na alle toespraken hier zou een mens nog denken dat u, minister Bourgeois, tot de progressieve fractie behoort. Als ik al die verhalen aan elkaar rijg, stel ik vast dat er veel onverdraagzaamheid en zeer weinig mededogen, om een oud christelijk woord te gebruiken, in de Vlaamse samenleving bestaat, en zeker in dit halfrond. Dat meen ik uit de grond van mijn hart. Niet alles in dit ontwerp van decreet is kommer en kwel, maar ik zal toch de pijnpunten proberen te duiden.
Ik zal de tekst niet voorlezen, maar ik wil wel één citaat geven, dat op een zeer goede manier aangeeft waar dit ontwerp van decreet fout zit. Het is een citaat van Paul De Roo, onderzoeker Sociaal Werk en Migraties van de faculteit Politieke Wetenschappen van de Universiteit Gent, toch een behoorlijk gereputeerde instelling: De integratiesector is niet te herleiden tot een bonte verzameling van onsamenhangende particuliere initiatieven. Als Bourgeois dit middenveld elimineert, schakelt hij ook de diversiteit van de integratie uit. Maar wellicht is het hem daarom te doen. De nieuwkomers moeten, als ze deel willen uitmaken van onze samenleving, zich aanpassen, assimileren. Dat is voor iedereen gelijk. De minister doet de mensen uit de sector en de publieke opinie geloven dat die verspreide veelheid aan initiatieven zo problematisch zou zijn. Maar het is in de evolutie van de welvaartsstaat sedert de Tweede Wereldoorlog nooit anders geweest. Een civiele samenleving kan niet anders dan ingewikkeld zijn omdat er voortdurend rekening moet worden gehouden met steeds weer andere invloeden. Het resultaat van al die invloeden manifesteert zich in de sociale politiek en in de sociale dienstverlening, waar het welzijnswerk probeert iedereen aan boord te houden. Dat is dus ook zo voor het integratiebeleid. De Roo vervolgt: Die maatschappelijke structuren en sociale instituties zijn onderhevig aan de wisselende omstandigheden van de polemieken in de democratische samenleving.
Collegas, dit is kernachtig. Dit ontwerp van decreet stroomlijnt, reorganiseert, centraliseert en etatiseert zelfs. Ik kom daar nog op terug. Het houdt helemaal geen rekening met het middenveld. Tegenover de collegas van de meerderheid, vooral die van sp.a en CD&V, moet het volgende me van het hart. Dit is een middenveld dat de voorbije dertig à veertig jaar relatief spontaan in de samenleving is ontstaan, vaak vanuit die groepen minderheden. Mijnheer Kennes, u weet goed dat ik die bedenking heb. Dat middenveld is niet verzuild: het behoort niet tot een christelijke of vrijzinnige inspiratie, of tot welke inspiratie ook. Het geniet dus niet dezelfde steun en bescherming als het klassieke middenveld dat wij kennen, en dat betreur ik. Mocht het middenveld in die integratiesector zo verzuild zijn geweest als het Vlaamse middenveld, dan was dit ontwerp er nooit gekomen met uw steun. Ik weet dat u het er niet mee eens zult zijn, maar dit moet me van het hart. Dat u dat moet horen van iemand van Groen
Met dat in het achterhoofd zal ik mijn redenering verder opbouwen. Minister, ik wil wijzen op een aantal pijnpunten. De consultatie van de sector is gebrekkig geweest, laat dat duidelijk zijn. U hebt het over tachtig contacten. Vraag maar eens aan de sector wat die betekenen, hoe diepgaand ze waren en vooral hoeveel rekening daarmee is gehouden. Het is natuurlijk gemakkelijk te zeggen dat de sector verdeeld is en dat u wegens die verdeeldheid dan zelf maar de lijn hebt getrokken. Dat is immers wat er is gebeurd. Wat hier voorligt, is echter door geen enkele speler in die sector gesuggereerd of voorgesteld. Dit is een staatsingreep van een minister in een terrein dat dit nooit verwachtte.
Er wordt een EVA gemaakt, weliswaar met privaatrechtelijk statuut, maar het is toch een EVA. Het bestuur ervan wordt aangestuurd en helemaal ingevuld door de Vlaamse overheid. Ook de beheersovereenkomst zal uiteraard uit de pen van het eigen agentschap en het kabinet vloeien. Is dat de toekomst die we moeten hebben? Tegelijk worden er meteen, onder politieke druk, een aantal uitzonderingen daarop gemaakt. Die EVA zou men wellicht nog kunnen slikken, hoewel men het niet prettig vindt, maar voor Gent en Antwerpen en voor Limburg voor de provincie, nota bene geldt dat dan weer niet. Die mogen een afzonderlijk integratiecentrum blijven hebben. Ze zullen wel contact hebben met dat EVA, maar ze blijven apart. Weet u dat meer dan de helft van de doelgroep niet eens onder dat EVA ressorteert, maar onder die drie aparte instellingen? Vergeef me het woord, maar als dat geen politiek gemarchandeer is. Waarom net die plaatsen buiten het ontwerp vallen, dat mag Joost weten. De andere instellingen, die meestal door de provincies werden aangestuurd, opgericht en ondersteund, worden genationaliseerd. In het kader van de interne staats hervorming een mooiere term worden ze herleid en door dat EVA opgeslorpt, het budget inbegrepen.
Dat is de structuur van het ontwerp van decreet. Dat is de kern. Daarenboven worden integratie en inburgering samengebracht in één structuur, in dezelfde organisaties, met dezelfde achterliggende bedoeling, collegas. Ik deel ook de bekommernis dat migranten in dit land goed Nederlands kennen en dat ze zich inburgeren, dat doen we allemaal. Maar dit is een disciplinerend ontwerp van decreet. We gaan regeltjes opleggen en mensen in de pas doen lopen. Het ontwerp van decreet zou moeten gaan over diversiteit, maar het gaat over eenvormigheid, homogeniteit. Over die samenleving gaat het. Dat is de echte achtergrond van dit verhaal. Vraag het aan de sector, die het niet eens is over de structuren, maar het wel eens is over die gedachte. Vraag het hun! Vraag het aan blanke, witte mensen, die zich al twintig jaar inzetten in onze Vlaamse samenleving voor die groepen.
Aan de grond ervan ligt een problematisch identiteitsconcept. Minister, we hebben er al over gediscussieerd, dat weet ik, maar het moet mij van het hart. Een eerste element is dat de verantwoordelijkheid voor inburgering en integratie in de samenleving op het individu wordt gelegd. Mensen die het personalisme voorstaan, zouden er keihard tegen moeten zijn. De persoon moet zelf inburgeren, moet zelf zijn diploma halen van Nederlands en van maatschappelijke oriëntatie en moet zelf maken dat hij in de samenleving zijn plaats vindt. Er zijn wel verenigingen voor migranten, maar die worden door Cultuur gesubsidieerd. Nochtans spelen migrantenverenigingen een heel belangrijke rol in het secondaire inburgeringstraject. Maar die moeten geen aanvraag indienen voor projecten, hoor, die worden uitgesloten. Heel de verantwoordelijkheid wordt op die persoon gelegd, in het beste geval op zijn familie.
Een tweede element is de benadering van het Nederlands. We delen de bekommernis, ik zeg het nog eens, maar wij vinden het Nederlands een logisch onderdeel van een integratie die bestaat uit onderwijs, werk en participatie in de samenleving op veel domeinen. Hier wordt het Nederlands gemaakt tot een voorwaarde om te participeren in de samenleving. Eerst moet u Nederlands leren en dan mag u een opleiding van de VDAB volgen. (Opmerkingen van de heerJoris Van Hauthem)
Ik heb daarnet bij een vorige spreker een opmerking gemaakt over mensen met laaggeletterdheid, die bij wijze van spreken uit het Atlasgebergte komen, die geen behoorlijk onderwijs hebben genoten en hier dus met een heel slecht voortraject toekomen. Hoe gaan we die mensen integreren, denkt u? Door ze in ons westers denkpatroon over opleidingen en lesjes ex cathedra Nederlands te leren? (Opmerkingen)
Wat moet er gebeuren met die 20 of 30 procent mensen? Dat schat ik, maar wie ben ik om het te weten? Vraag het aan de centra voor basiseducatie. Zij zullen u zeggen dat trajecten van twee jaar vaak nog niet volstaan om een brood te kopen bij de bakker. Gaan we die mensen uitsluiten? Gaan we ze laten vallen? Dat doet u! Dat doet u door te attesteren, collegas. Oh ja, mijnheer Meremans, het is waar: er zullen geen sancties zijn voor de mensen die niet door hun proefje geraken voor het attest van de inburgering, precies, maar ze krijgen geen attest. We gaan dus twee soorten mensen creëren: mensen met een attest die kunnen doorgroeien, werken en een opleiding kunnen volgen het is ze gegund, van ganser harte en mensen die het niet halen. Als ze al naar de les komen: hiep, hiep, hiep hoera! Maar welke kansen bieden we die mensen?
Daarstraks hebben we het pleidooi gehoord van de heer Dewinter, die kwam aanklagen dat alles wordt gedaan voor de inburgeraar, dat alles wordt geserveerd, dat de overheid nooit genoeg doet, dat het altijd de schuld is van de overheid. Nu zegt de heer Caron dat de mensen helemaal aan hun lot worden overgelaten, dat ze het zelf moeten doen, dat het helemaal is geïndividualiseerd. Ik denk dat ze het allebei niet goed hebben begrepen.
Het is zo dat er een verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de individuele inburgeraar. Daar ligt een persoonlijke verantwoordelijkheid. Maar er is een heel kader dat de mensen ter beschikking wordt gesteld, om hun kansen te geven, om hen sterker te maken, om hen vooruit te helpen. Natuurlijk moeten ze zelf die kansen grijpen, natuurlijk moeten ze uit hun pijp komen en hun doelstellingen halen. Dat is evident. We hebben ook gezegd dat er, voor wie het niet aankan, om diverse redenen, een oplossing is ingeschreven via een amendement. Het is een wisselwerking tussen de persoon en de gemeenschap. De gemeenschap biedt een kader en stelt verwachtingen. Van de personen wordt verwacht dat ze daarop inspelen en dat ze hun verantwoordelijkheid opnemen. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mijnheer Caron, ik val hier van mijn stoel. U hebt de kritiek op dit decreet van onze fractie gehoord en u hebt ook kritiek, maar wel op een heel andere manier. Ik begrijp het helemaal niet meer. Hoe wilt u het dan wel? U vindt Nederlands als voorwaarde om al te ver gaan, wij vinden dat nog niet genoeg. Maar als u dat vindt, waar zijn we dan in godsnaam mee bezig? Wij vinden dat onder meer met dit decreet de ontvangende gemeenschap veel te veel en de enige verantwoordelijkheid krijgt, en u vindt dat zelfs voor die ontvangende gemeenschap die verantwoordelijkheid waarvan wij vinden dat die in eerste instantie moet liggen bij de persoon die zich hier vrijwillig vestigt te ver gaat. Ik begrijp het niet. Hoe moeten wij in Vlaanderen daar dan mee omgaan?
Iemand die Afghaans spreekt of Indisch, u vindt dat allemaal perfect. Wij mogen van die mensen als ze hier komen zelfs niet eisen dat ze de taal kennen. Die overheid eist dit voor een stuk misschien wel, wij vinden dat die overheid daar te veel voor doet en dat de verantwoordelijkheid bij de persoon zelf ligt. Maar zelfs dat gaat u te ver, en dat begrijp ik helemaal niet meer. Iedereen mag naar hier komen en de taal spreken die hij of zij wil, wij moeten niets aanbieden, want zelfs dat is te veel gevraagd aan de individuele migrant. Dat is een beetje wat u zegt.
Mijnheer Caron, ik heb ook familie die in het buitenland woont. Mijn oom en tante zijn in de jaren 60 naar Brazilië geëmigreerd. Die moesten niet proberen om daar Nederlands te praten, die moesten ook niet zeggen dat ze geen Portugees kenden. Ik heb familie in Spanje, in de Verenigde Staten en in Argentinië, en daar spreekt men Spaans. Die mensen zijn daar niet aangekomen met de vraag om hun de taal te leren. Maar u doet zelfs het omgekeerde. U zegt dat ze allemaal mogen komen zonder de taal te kennen, en dat het een schande is dat we hen als samenleving vragen om die taal eigen te maken, zelfs al betalen we ervoor en bieden we de kansen aan. Ik begrijp er niets meer van. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Collega Caron, ik sta versteld van wat u zegt. U hebt het over een problematisch identiteitsbewijs. Ik daag u uit om in dit decreet te zoeken waar we het hebben over identiteit. Wij hebben het hier over een actief een participatief burgerschap. Wij zeggen de mensen die hier komen niet dat ze hun identiteit, hun cultuur, hun taal, hun origine, hun overtuiging en hun religie moeten achterlaten. Dat is hun privécultuur en dat is van hen, maar wij vragen dat ze participeren aan de publieke cultuur die we hier hebben. Die publieke cultuur is gevestigd op een aantal waarden die we hebben sinds de verlichting. Om aan die publieke cultuur te kunnen deelnemen, moet je de taal kennen.
U houdt een pleidooi dat dateert uit de jaren stilletjes. Ik sta versteld van wat u hier komt peroreren. Dit is een volkomen achterhaald pleidooi. Taal is de sleutel tot alles, taal is de sleutel tot werk in Vlaanderen, voor 98 tot 99 procent van de banen heb je de kennis van het Nederlands nodig, taal is nodig om te kunnen participeren in de samenleving. De burgemeester van Vilvoorde zegt dat hij een probleem heeft met de ontnederlandsing, 40 procent van de mensen hebben een andere thuistaal. Die mensen kunnen niet participeren, niet deelnemen aan lokale democratie. In godsnaam, wat staat u hier uit te kramen?
Collega Caron, ik neem het niet meer dat ik geïnterpelleerd wordt over achterstand. Die achterstand is er, en onze integratie moet veel beter en dat zijn de uitgangspunten. We kennen het OESO-rapport, er is achterstand in huisvesting, in onderwijs, in tewerkstelling en er is meer armoede. Maar u wilt de sleutels die daartoe leiden niet hanteren. Op hetzelfde ogenblik dat u bezig bent met uw pleidooi volgen de mensen uit sector dit debat en krijgen mijn medewerkers smsen van hen om te zeggen dat u hier nonsens staat te verkopen. (Applaus)
Ik heb ondertussen andere smsen van mijnheer Bourgeois gekregen, maar wij zitten waarschijnlijk bij een ander middenveld. Ik heb collega Caron nooit horen zeggen en onze fractie heeft dat ook nooit gezegd dat het kennen van de taal niet belangrijk is.
Ik was inderdaad de moeder van het eerste Inburgeringsdecreet.
Maar kom nu alsjeblief onder uw stolp vandaan. In mijn stad, maar ook in het Huis van de Vlaamse volksvertegenwoordigers hiertegenover zijn heel wat mensen aan het werk die het Nederlands niet kennen. En omgekeerd ken ik in mijn stad duizenden jongeren die perfect Nederlands spreken en naar school zijn geweest en toch geen werk vinden. Dus de taal als deus ex machina die alles oplost, daar heb ik grote problemen mee.
De heer Caron heeft niet gezegd dat het kennen van het Nederlands niet belangrijk is. Hij heeft wel de betuttelende en strakke manier aangekaart waarbij u veronderstelt dat wanneer men de taal kent, alles opgelost is. Dat is totaal niet waar. Toen men in het gebouw aan de overkant en de voorzitter kan dat bevestigen de airconditioning heeft veranderd, dan gebeurde dat uitsluitend door Oost-Europeanen die geen gebenedijd woord Nederlands spraken. In Deurne zie ik jongeren die perfect Nederlands praten en die al jaren zoeken naar werk. Verhef dat Nederlands dus niet tot deus ex machina. Het is belangrijk dat de taal wordt geleerd, maar niet op deze betuttelende manier.
Er is geen sprake van betutteling. Lees het ontwerp van decreet. Ik heb daarnet al uiteengezet dat we rekening houden met de capaciteiten van iedereen en dat we regels hebben ingeschreven in dit ontwerp om daar rekening mee te houden. Maar ik vind het een totaal neerbuigende houding om te zeggen dat mensen die laaggeschoold zijn en hier binnenkomen, niet in staat zouden zijn om het niveau A2 te halen. Dit is volkomen voorbijgestreefd.
Ik ben blij dat er in dit parlement een meerderheid is om die kleine stap te zetten naar het taalniveau A2. Ik weet dat taal niet de sleutel tot alles is. Op dat vlak ben ik het volkomen met u eens. Er zijn veel andere factoren. En onze ontvangende samenleving moet ook heel veel inspanningen bijleveren om tot integratie te komen. Maar taal verbindt in een samenleving. Als u dat niet onder ogen wilt zien, dan zult u blijvend zulke klachten krijgen zoals die van de burgemeester van Vilvoorde die zegt dat hij de facto met een ontrafelende samenleving zit. Als u dat niet belangrijk vindt, dan is dat zo. Wij gaan er wel voor om mensen te verbinden. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Vogels, ik ben het volkomen met u eens dat de taal inderdaad slechts een heel klein onderdeel is. Ik heb de indruk dat deze regering, deze meerderheid en zeker de minister volkomen en bijna uitsluitend inzetten op taal. De minister is een soort van taalfetisjist geworden wat dat betreft.
Het beste voorbeeld dat een uit Marokko geïmmigreerde allochtoon van de twee of derde generatie die perfect Nederlands spreekt, daarom niet absoluut geïntegreerd is, is Abu Imran, de leider van Sharia4belgium. Hij spreekt perfect Nederlands, had hier werk, woont hier, is hier naar school geweest en heeft een opleiding gekregen, terwijl hij een organisatie leidt die alleen maar haat predikt ten opzichte van onze samenleving en onze waarden en normen. Is dat het type immigrant waar u naar streeft? Hij beantwoordt nochtans aan alle kwaliteiten die u naar voren schuift om ingeburgerd te zijn. Hij spreekt perfect Nederlands en zal ongetwijfeld slagen in het testexamen dat u voorstelt om een inburgeringsattest te kunnen krijgen. Dat is het beste voorbeeld dat dit beleid niet werkt en nooit zal werken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Vogels, ik vind het totaal onbegrijpelijk dat u verwijst naar Poolse arbeiders om uw punt te maken. U zou moeten weten dat die Poolse arbeiders meestal via een systeem van onderaanneming voor Poolse bedrijven werken aan bedenkelijke arbeidsvoorwaarden. Als dat uw bewijs is voor het feit dat men daarom de taal niet moet leren, dan is dat totaal uit de lucht gegrepen.
U moet de zaak niet omkeren, lieve collega. Hier wordt gezegd dat taal het middel is om aan arbeid te geraken. Ik bewijs het tegenovergestelde. Ik heb niet gezegd dat ik het ermee eens ben dat hier onderbetaalde Poolse arbeiders het werk komen doen. Dat heb ik absoluut niet gezegd. Ik heb alleen gezegd dat u moet stoppen te denken dat alles opgelost is als men de taal kent.
Mijnheer Dewinter, u bent een crack in de casuïstiek. U haalt er altijd iemand uit om dan het geheel daarmee te verbinden.
Stop daarmee. Ik ken honderden, duizenden jonge mensen die hier gestudeerd hebben en geen werk vinden omdat er nog heel wat racisme is in onze samenleving. (Opmerkingen)
Dat hoort u niet graag, maar het is wel de realiteit.
Het verbaast mij te horen dat het niet meer belangrijk is de taal te leren om een job te vinden, dat dat zeker niet meer essentieel is voor het vinden van een job. In de commissie Werk wordt mij al vier jaar gevraagd meer in te zetten op taal.
Maar u moet beter luisteren, minister.
Ik zal morgen in de commissie ook vragen om uitleg beantwoorden in verband met het verbeteren van de integratie. We moeten er via taal voor zorgen dat mensen meer kansen hebben. Natuurlijk is taal alleen niet alles. Maar dat staat ook niet zo geschreven in dit ontwerp van decreet.
Onder het motto Taal is gans het volk wil ik toch vragen het debat intellectueel eerlijk te voeren.
Beste vrienden, van mij mag die 80 procent nieuwkomers een nog veel hoger niveau Nederlands bereiken. Minister, ik hoop dat de Vlaamse overheid hun ook de kans zal bieden om door te groeien.
Minister Bourgeois, ik wil u op uw woord nemen. Er is een amendement aanvaard dat mensen met minder vooropleiding de gelegenheid biedt om een aangepast traject te volgen. Dat is wat er eigenlijk in dat amendement staat. Dat is ook mijn pleidooi. Ik houd mijn pleidooi niet voor de mensen die het op eigen kracht kunnen, zoals u en ik. Ik vraag om de mensen die het niet op eigen kracht kunnen, niet uit te sluiten uit de samenleving.
Mijnheer Kennes, ik wil u iets zeggen. Ik denk dat u mijn mening deelt. Veel collegas hier gaan uit van de negatieve houding dat de nieuwkomer de taal niet wil leren en zich niet wil inburgeren. Ik kan u vanuit mijn ervaring het tegendeel bevestigen. Goed, er is een klein percentage problematische mensen die niet mee willen, maar er is vooral een groep mensen die het niet kunnen. Zij kunnen het zeer moeilijk leren, ook niet op volwassen leeftijd. Voor die groep moeten we aparte trajecten uitstippelen. Die kosten inderdaad geld. U hebt cijfers gekregen, zowel van uw consultant als van basiseducatie, die de kost schetsen van verlengde trajecten voor laaggeletterde mensen.
Minister Muyters, u weet dat het leren van Nederlands op de werkvloer een van de meest effectieve vormen is. U weet ook dat het veel geld zal kosten daar nog meer op in te zetten.
Wel, minister Bourgeois, ik neem u op uw woord. Ik hoop dat u in het uitvoeringsbesluit want het is daarnaar gedelegeerd een systeem zult ontwikkelen dat een antwoord biedt aan die mensen en hun kansen geeft. Daar heeft mevrouw Pehlivan ook toe opgeroepen. Ik hoop vooral dat u hen niet doet wachten om deel te nemen aan de Vlaamse samenleving tot zij bij wijze van spreken Schild en vriend perfect kunnen uitspreken. (Opmerkingen)
Ja, sorry dat ik er ook cynisch van word. We moeten het debat intellectueel eerlijk voeren. Ik druk mijn bekommernis uit voor een kleine groep mensen die het goed menen en die de kansen wel willen grijpen, maar die dat niet zomaar aankunnen.
Mijnheer Caron, ik noteer dat u nu ook tot het kamp van de cynici behoort. Zo kende ik u niet. Daarnet heeft iemand dezelfde term gebruikt.
Wat het budget betreft, kan ik u meedelen dat de regering beslist heeft bijkomend 10 miljoen euro uit te trekken om die taalcursussen te kunnen geven.
Voorzitter, we zijn alle groepen door elkaar aan het gooien. Dat is wat fout loopt in deze discussie.
Er is een groep van nieuwkomers. Mijnheer Caron, u bent het met mij eens dat we daar alles op moeten inzetten. Die investering gaat ons geld kosten. Als je de mensen van basiseducatie of van A1 naar A2 wilt brengen, moeten we daar ook middelen voor vrijmaken. De minister heeft ons in de commissie bevestigd dat dat zal gebeuren.
Ik begrijp wat mevrouw Vogels zegt over de andere groep. Ik denk dat die discussie hier niet moet worden gevoerd. Hier gaat het echt wel over nieuwkomers.
Mijnheer Caron, ik had gewild dat mijn ouders, toen ze in de jaren 60 naar hier kwamen, de kans hadden gekregen Nederlands te leren. Daar situeert zich de hele problematiek.
In de eerste generatie, de tweede generatie en de derde generatie. Nu hebben wij te maken met het resultaat van het feit dat zij het Nederlands niet op een voldoende niveau hebben geleerd. Of het hun moedertaal is of niet, maakt uiteindelijk niet uit. Daardoor missen ze heel veel kansen. Dat is dan een andere groep. Ik kan me wel indenken dat hier in het halfrond heel veel collegas het met me eens zullen zijn dat we een onderscheid moeten maken tussen die generatie en de nieuwkomers. We zullen altijd met nieuwe mensen worden geconfronteerd. Als we binnen een aantal jaren niet meer geconfronteerd willen worden met het probleem dat we nu hebben met de derde of vierde generatie, dan moeten we daar ook volledig op inzetten.
Ik heb al in de commissie gezegd dat we naar A2 moeten gaan en eventueel zelfs naar A3, maar we moeten er rekening mee houden dat een aantal mensen dat niveau niet zullen bereiken. Daar moeten we ook op inzetten en rekening mee houden. We moeten het debat correct voeren en de verschillende problemen niet door elkaar halen. Ik heb de indruk dat hier appelen met peren worden vergeleken: werkloosheid, de derde en vierde generatie, de eerste generatie. Daar gaat het niet om. Het gaat over nieuwkomers. Hoe gaan we die mensen opvangen? Hadden we dit beslist in de jaren zestig, de jaren zeventig of zelf in de jaren tachtig, dan hadden we nu die problemen niet en hadden we misschien op dit ogenblik geen decreet nodig. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Pehlivan, ik deel uw bekommernis. Wat uw collega Hans Bonte in Vilvoorde heeft gezegd, ging niet over de nieuwkomers, maar de oudkomers en mensen die uit andere gebieden komen.
Minister, een van de principes van de verlichting is broederlijkheid. Ik wil u daar even op attenderen. Hoe goed we ook het Nederlands promoten en hopen dat heel veel van die mensen, en liefst allemaal, morgen goed Nederlands kennen, toch vraag ik u om de kennis van het Nederlands nooit te gebruiken om mensen sociale rechten te ontnemen of geen toegang te geven tot sociale rechten. Ik heb het over onderwijs en over sociale huisvesting, waar er eigenlijk al een regeling is, en er zullen nog een aantal andere komen. Manifeste onwil van mensen kun je op een andere manier meten dan via de taal. Ik wil taal niet gehanteerd zien als middel tot sociale uitsluiting. Dat is ook een verlichtingsprincipe.
Over de structuren heb ik het al even gehad. Ik zal er niet lang bij blijven stilstaan. Ik vind het toch merkwaardig hoe Vlaanderen de bevoegdheden van provincies en talrijke particuliere vzws afroomt, en daar een Vlaamse centrale instelling van maakt. Ik sta met open mond te kijken naar het centralisme en naar die vorm van etatisme die in die structuur naar voren komt. Minister, ik hoop dat u ten aanzien van die organisaties die u overneemt, een correcte afwikkeling doet, want er zijn wel wat problemen. Bijvoorbeeld om het budget rond te krijgen, hebt u rekening gehouden met een afbouw van het personeelsbestand dat staat zo in de PWC-studie om te komen tot een break-even. Er is zeer veel onduidelijkheid over de reserves van al die vzws. Die reserves zijn trouwens helemaal niet alleen opgebouwd met subsidies van de Vlaamse overheid maar vaak ook bij elkaar gehaald met eigen acties, met lokale financiering en andere bronnen die de integratiecentra ontwikkeld hebben. Ik zou daar toch een nette afwikkeling van willen hebben.
Minister, dan is er het belangrijke punt van het middenveld of van de betrokkenheid van de doelgroepen.
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Voorzitter, de heer Caron heeft het gehad over bepaalde uitzonderingen in artikel 25, waarbij men zal moeten uitmaken wie er niet onder valt. Ik zou in dat verband de specifieke situatie van Vlaams-Brabant willen aanhalen. De heer De Ro heeft een aantal cijfergegevens over Vlaams-Brabant gegeven. Ik zal ze niet herhalen. Het is duidelijk dat de bevolkingssamenstelling daar steeds diverser wordt. Men zegt dat men maatwerk nodig heeft. Dat is een absolute noodzaak, maar het maatwerk bestaat.
De provincie Vlaams-Brabant heeft een expertise uitgebouwd op het vlak van inburgering en integratie. Onze fractie gaat ervan uit dat er met het artikel 25 van het decreet voldoende ruimte is om de huidige expertise en het huidige maatwerk in Vlaams-Brabant verder te zetten.
Ik heb het daarnet ook zijdelings aangeraakt: de uitzonderingen bevestigen de regel. Uw opmerking is in dat kader in ieder geval een legitieme opmerking die veel mogelijk maakt. Er zal nog een centraal Vlaams beleid kunnen zijn dat niet in de uitvoering in de plaats treedt, maar taken kan toebedelen aan andere overheden en ook aan middenveldorganisaties.
De integratiecentra zijn ontstaan uit idealisme dat door sommigen wordt afgedaan als flower power. Ik raad de collegas aan om het boek van de heer De Witte eens te lezen. Het boek heet trouwens Enerzijds/Anderzijds, dus dat kan voor jullie geen probleem zijn. Hij neemt het falen van het integratiebeleid op de korrel, mijnheer Dewinter, maar het is wel een ander verhaal, en veel genuanceerder, dan wat u zegt. Hij is ook kritisch voor sommige naïeve denkbeelden die mensen hebben. Dat wou ik even meegeven. De integratiecentra zijn ontstaan uit dat idealisme, uit die betrokkenheid, zowel bij politici als bij middenveldorganisaties. Die laatste vormen historisch is dat toch zo een heel goed tegengewicht tegen de overheid. Zijn wij niet voor het middenveld als de kritische stem van de burger, als de reflectiekamer, als de broedplaats van nieuwe ideeën in de samenleving? Dat wordt met één klap ongedaan gemaakt. Ze worden gewoon binnengepakt en de enige die overblijft, is het Minderhedenforum, een heel belangrijke organisatie overigens. Ik ben blij dat die er kan zijn. Weet u hoeveel budget het Minderhedenforum krijgt uit de totale pot van dit decreet? 1,5 procent van het budget, terwijl ze al jaren vraagt om ook een regionale werking uit te bouwen om meer contacten te kunnen hebben met steden en gemeenten om net de secundaire integratie mogelijk te maken.
Ik heb er een symbolisch amendement voor gemaakt en ik wil er een warm pleidooi voor houden: als je het middenveld uit de vzws weghaalt, dan moet je als decreetgever het Minderhedenforum meer armslag geven, want anders hoor je de kritische stem van het middenveld niet meer. Het is net die wederkerigheid en die discussie in de samenleving die zo belangrijk is. Mevrouw Pehlivan, u hebt er zelf in gewerkt en u kent de sector dus goed. Ik ken hem maar zijdelings, maar ik kan toch getuigen dat een sterk middenveld ongelooflijk is. Collegas, bent u misschien vergeten hoe de arbeidersbeweging en de landbouwbeweging de voorbije 150 jaar geïntegreerd is, na de vlucht van het platteland naar de stad en de industrialisatie? Dankzij het middenveld, dat heel veel mensen heeft opgevangen en ondersteund en heel veel mensen kansen heeft gegeven. Elke groep ontwikkelt zich en individueel en collectief. Dat is wat ik ook wil zeggen. De overheid heeft toen veel minder gedaan dan nu, laat dat duidelijk zijn.
Mevrouw Pehlivan, ik moet me nog even tot u wenden. Het ontwerp van decreet heeft een relatief smalle scope als het gaat over inburgering. De VVSG merkt op dat de inburgeringsproblematiek eigenlijk veel breder is. Dat is trouwens ook wat de heer Bonte heeft gezegd. Er zijn veel andere doelgroepen, die ook nood hebben aan lessen Nederlands, die vandaag niet door dit ontwerp van decreet worden gevat. Minister, ik hoop dat er de komende jaren ook volop aandacht voor die andere groepen kan zijn.
Ik sluit af met een oproep dat er in de uitvoeringsbesluiten een inburgeringsaanbod en -beleid komt dat voldoende dicht bij mensen staat en rekening houdt met mensen. Ik hoop dat er ook een plek is voor steden en gemeenten om de lokale integratie vanop het terrein sterker te maken. Zij staan dicht bij de burgers en kunnen op dat terrein veel doen en ze verdienen er ook ondersteuning voor.
Ten derde, we moeten ervoor zorgen dat er op de tweede lijn voldoende in wederkerigheid en toegankelijkheid wordt voorzien. Dat geldt ook voor de EVA-structuur, die volgens mij helaas onoverkomelijk zal zijn.
Ten vierde, we moeten het Minderhedenforum als partner versterken. Het betreft hier het participatieorgaan van de minderheden en de spreekbuis van de vele etnisch-culturele groepen. Ik hoop dat dit beleid ertoe zal leiden dat we binnen pakweg tien jaar, als er nog eens een ontwerp van decreet voorligt, een stuk verder zullen staan.
Ik sluit af met een oproep van de Verenigde Verenigingen, een organisatie die ons niet koud laat. De Verenigde Verenigingen zijn, net als heel het werkveld, zeer kritisch ten aanzien van de in het ontwerp van decreet voorgeschreven structuren. Ik wil me aansluiten bij de vraag van de Verenigde Verenigingen om een impactmeting van de voorliggende hervorming. Het gaat dan niet enkel om de vraag of de hervorming aan de doelstellingen voldoet. Het gaat er ook om of nu echt vooruitgang in het integratiebeleid wordt geboekt. Dit lijkt me een terechte bekommernis. Een impactmeting zou ons toelaten na te gaan of we het EVA en de andere structuren moeten bijstellen. Ik hoop dat het beleid effect zal sorteren en dat nu en dan op een aantal aanbevelingen kan worden ingegaan. (Applaus bij Groen)
We bevinden ons aan het einde van een lang traject. We hebben heel lang aan dit ontwerp van decreet gewerkt. Er is heel veel bevraging, consultatie en overleg aan voorafgegaan. Er is heel veel gedebatteerd in de commissie van het Vlaams Parlement. Wat mij betreft, hebben we een heel goede overlegprocedure doorlopen.
Het debat in de commissie heeft ertoe geleid dat het ontwerp van decreet op een aantal punten is aangescherpt en verbeterd. Toen we aan dit ontwerp van decreet begonnen, was er helemaal geen afspraak om tot een verhoging van het taalniveau of tot een resultaatsverbintenis te komen. Ook heel wat andere zaken zijn dankzij de inbreng van de leden van het Vlaams Parlement verbeterd, verfijnd en verscherpt.
Ook het debat dat we vandaag voeren, draagt bij tot meer duidelijkheid. Er worden meer scheidingslijnen getrokken. Dat is het gevolg van een debat. De stellingen worden zuiver. Het debat toont aan op welke vlakken de partijen met elkaar van mening veranderen. Ik ben echter blij te kunnen vaststellen dat er een heel grote consensus in het Vlaams Parlement is om met dit ontwerp van decreet door te gaan.
We hebben vastgesteld dat we op het vlak van integratie veel beter moeten scoren. De achterstand van nieuwkomers in de brede zin van het woord is veel te groot. Ik refereer aan het rapport van de OESO en aan het rapport van de Nationale Bank. Inzake armoede, huisvesting, tewerkstelling en onderwijs hebben we een ontstellende achterstand.
De overheid wordt hier terecht op aangesproken. We moeten hier conclusies uit trekken. Alle betrokken overheden moeten dat doen. Ze moeten hun verantwoordelijkheid nemen. De verantwoordelijkheid ligt niet enkel bij de Vlaamse overheid. Waar de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid kan opnemen, moet ze dat ook doen. Dat is precies de bedoeling van dit ontwerp van decreet.
Tot nu toe heeft de Vlaamse overheid erkend en gesubsidieerd wat op het terrein is ontstaan en gegroeid en wat door heel veel vrijwilligers, door het middenveld en door lokale initiatieven is ontwikkeld. Er is geëxperimenteerd en geïnnoveerd. Er is weliswaar te veel versnippering. We hebben te weinig van elkaar geleerd. Dit betekent echter niet dat we onze dank en onze waardering niet zouden uitspreken voor wat in de loop der jaren is gegroeid. Dat wil ik beklemtonen.
Er is hier al gesteld dat we veel te lang met de start van de inburgering hebben gewacht. Mevrouw Pehlivan heeft op dat vlak een pakkende persoonlijke getuigenis naar voren gebracht. We hebben veel te lang kansen laten liggen.
Er is een beleid gegroeid. Dat beleid heeft in de loop der jaren vooruitgang geboekt. Met dit ontwerp van decreet zetten we vandaag een belangrijke bijkomende stap vooruit. Met dit ontwerp van decreet neemt de Vlaamse overheid haar volle verantwoordelijkheid. Inburgering en integratie worden kerntaken van de Vlaamse overheid. We laten ons hierbij door vijf grote principes leiden.
Een eerste groot principe is het inclusief beleid. We brengen inburgering en integratie samen. We leggen vooral de klemtoon op integratie. Dat is niet alleen zaak van mijn verticale beleid, maar van alle beleidsdomeinen: Werk, Onderwijs, Welzijn, Cultuur, Sport enzovoort.
Twee, we financieren het Minderhedenforum dat we erkennen en inschrijven in het ontwerp van decreet. We hopen dat het Minderhedenforum we stimuleren het daartoe de emancipatorische kracht wordt. Er is al naar verwezen.
Sommige kinderen van nieuwkomers vinden heel snel hun weg in deze samenleving. Ze raken tot in de top. We hebben parlementsleden van de tweede generatie, ambtenaren en bedrijfsmensen. Toch vinden anderen die weg helemaal niet. Er is verwezen naar de rol van het middenveld daarin, zoals de vakbonden. Destijds hebben de pastoors en onderwijzers mensen gemotiveerd om hun kinderen wel te laten verder studeren. Ik hoop dat het forum op dit vlak zijn rol speelt en de mensen toont welke kansen ze hebben, maar dat ze die kansen moeten grijpen. Niemand in deze samenleving, autochtoon noch allochtoon, bereikt iets zonder inspanningen.
Collegas, ten derde versterken we met dit ontwerp van decreet de regierol van de lokale besturen. We gaan daar specifiek op inwerken met het agentschap. De lokale besturen zijn het best geplaatst om de noden, de doelgroepen en de knelpunten te kennen inzake arbeidsmarkt, huisvesting en dergelijke. De burgemeester en het college en de gemeenteraad van Vilvoorde zijn het best geplaatst om de lokale problemen te onderkennen en oplossingen te zoeken.
Vier, we richten een agentschap op dat het beleid moet uitvoeren. Dat moet uitgroeien tot het centrum van kennis, expertise en ervaringsuitwisseling in Vlaanderen.
Vijf, in dat integratiebeleid en ik wil het beklemtonen want veel leden hebben er aandacht aan besteed tijdens de parlementaire voorbereiding blijft er ruimte voor experimenten en nieuwe projecten. Uit de basis zijn telkens opnieuw verrassende nieuwe initiatieven gekomen. Nu gaan we dankzij het agentschap die kennis en ervaring veel sneller en op een professionele manier delen.
Het ontwerp van decreet bevat een aantal nieuwigheden. We hebben een sterke nieuwe definitie gemaakt van integratie. We hebben dat gedaan in samenwerking met de sector en de VVSG. Lees de eerste artikelen van het ontwerp van decreet. Daar straalt een sterke maatschappelijke inclusieve beleidsvisie uit. Die is gericht op zelfstandige en evenredige participatie, op toegankelijkheid van alle voorzieningen voor iedereen, op een actief en gedeeld burgerschap. Daar gaat het om: samen een samenleving vormen, ongeacht de afkomst. Die visie is gericht op het versterken van de sociale samenhang.
Nog een nieuwigheid is de geïntegreerde werking. Dan is er nog de afstemming door het agentschap op de regierol van de lokale besturen. Er komt één agentschap, één organisatie omdat we willen professionaliseren, omdat we beter willen afstemmen, omdat we de kennis willen delen, omdat we minder overhead willen hebben. Het is een private stichting die het verst af staat van de overheid in heel onze beleidsstructuur en ons beter bestuurlijk beleid. Het is een extern verzelfstandigd agentschap van privaatrecht. Er is afstand ten opzichte van de overheid, met de nodige flexibiliteit voor de medewerkers.
Het kan niet actueler zijn, we hebben gisteren allemaal de klachten van de burgemeester van Vilvoorde gehoord. Het zijn niet alleen zijn klachten en opmerkingen, hij spreekt voor de hele Vlaamse Rand. Hij zit met een pak mensen die niet eens verplicht zijn om in te burgeren, die men niet in het integratiecircuit krijgt. Dit ontwerp van decreet bevat nu een heel nieuwe bepaling. Het gaat om mensen die hier nog maar twaalf maand zijn, dat is nu eenmaal de definitie van nieuwkomer. Wie hier langer is, heeft wellicht een arbeidscontract, en dat is de beste manier om te integreren, ofwel leeft die van een leefloon en zal hij via het OCMW worden toegeleid tot werk en integratie.
We gaan nu ook de mensen kunnen inburgeren die vanuit Brussel en Wallonië in de Vlaamse Rand binnenkomen. Dat is een heel belangrijke nieuwigheid. Natuurlijk zijn daarmee niet alle problemen opgelost. Ik heb het hier al gezegd: we hebben het vrije verkeer van personen in de EU. Welnu, de EU laat niet toe dat je burgers uit de EU en het zijn er, ook in de Vlaamse Rand, een heel pak een inburgeringscontract oplegt. Ik heb dit aangekaart bij de EU. Ik heb gezegd dat ik volop achter het vrije verkeer van personen sta. Maar aan wie de bedoeling heeft om zich definitief te vestigen in een ander land van de EU kun je toch wel een minimale inspanning tot integratie vragen? Dat is een van de problemen die we niet kunnen oplossen. Ik zie dat mijn stem gevolgd wordt. De ministers van Binnenlands Bestuur of Binnenlandse Zaken van Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk en Nederland hebben een gezamenlijk schrijven gericht tot de Europese Commissie om dit probleem aan te kaarten. Dit belangrijke punt kunnen we niet mee oplossen, we hebben daarvoor nu eenmaal niet de bevoegdheid.
Mijnheer De Ro, u hebt dat probleem aangekaart. Ik dank u voor uw genuanceerde toespraak. Ook mevrouw Zamouri was genuanceerd. Ook al zult u tot mijn spijt een tegenstem uitbrengen. Ik had gehoopt op een onthouding, want mevrouw Zamouri heeft hier zeer constructief aan meegewerkt. Inderdaad, niet alle punten die jullie vooropstellen zijn gerealiseerd, maar dit is het resultaat van een lang traject, van een akkoord binnen de meerderheid. U weet hoe die systemen werken. Ik blijf beweren dat we hier belangrijke stappen vooruit zetten. Maar ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat dit decreet een oplossing of een begin van oplossing biedt voor een van de pijnpunten die u aankaart: voor Brusselaars en voor mensen die uit Wallonië komen.
Collegas, wij verhogen inderdaad het taalniveau tot niveau A2. Dit is een heel belangrijke stap. Ik wil nog eens herhalen dat taal nooit een barrière is. Taal is nooit een middel tot uitsluiting, taal is een middel tot insluiting. Ten andere, als wij met betrekking tot sociale rechten voorwaarden zouden koppelen aan die taalkennis, worden wij onmiddellijk teruggefloten door het Europese Hof van Justitie. Dat heeft al gezegd dat je niet een taalvereiste mag stellen om toegang te hebben tot sociale rechten. Maar we denken er niet aan. Evidenter is dit niet de bedoeling.
Collegas, dit decreet helpt de zwaksten. Wie een ander discours houdt, houdt een verkeerd discours. Dit zijn de zwaksten in de samenleving. Die mensen komen uit een andere cultuur, uit een ander land, ze spreken een andere taal. Een aantal onder hen zijn ongeletterd. Wij helpen die mensen op minimale wijze op weg om hun plaats in de samenleving hier te vinden.
Met dit contract, met die inburgering is het natuurlijk niet gedaan. Dan begint het lange integratietraject.
Collegas, de taal is een heel belangrijk element. We moeten een keuze maken. Ofwel ga je naar een samenleving waar mensen met elkaar kunnen praten, waar, zoals de burgemeester van Vilvoorde gisteren zei, mensen ten minste over hun geschillen met elkaar kunnen praten, waar ze met hun burgemeester kunnen praten, hun rechten kunnen laten gelden, kunnen participeren in de lokale democratie, de vooruitgang van hun kind op school kunnen volgen, kunnen deelnemen aan het culturele leven. Dat kun je maar als je de taal van de gemeenschap beheerst.
Collegas, er is nog een belangrijke nieuwigheid. Wij gaan over tot een resultaatsverbintenis. Taal werkt emanciperend, taal biedt kansen, taal biedt kansen op arbeid, taal is een element dat verbindt. Maar er is een rol voor de ontvangende samenleving bij. Wij hebben een belangrijke stap gezet door inburgering en integratie samen te brengen in één decreet. Dit is één geheel. Na de inburgering houdt het niet op. Na het contract tussen de overheid en de nieuwkomer die zijn cursus doorlopen heeft, begint het pas. Dan moet je integreren. Daar hebben wij een belangrijke taak, door die mensen niet in hun isolement te laten, door te proberen die mensen op te nemen in het gemeenschapsleven, door met hen altijd en overal Nederlands te spreken.
Ik kan het niet genoeg herhalen: die mensen zeggen: Wij hebben een basiscursus Nederlands gevolgd, en dan botsen wij op welwillende Vlamingen. En die zeggen dan Wij vinden dat die arme vrouw of arme man zich niet goed kan uitdrukken en spreken dan in het Frans of Duits of Engels of nog een andere taal tegen ons. Het is verkeerd om het op die manier te doen.
Collegas, ik ben ervan overtuigd dat dit een goed ontwerp is. Het zal nooit beantwoorden aan de individuele wensen van iedereen onder ons. Het zal niet beantwoorden aan alle wensen van alle partijen, mijnheer De Ro. Maar we zetten belangrijke stappen vooruit.
We doen dat in continuïteit. En ik ben niet te beroerd om te zeggen dat ik dank uitbreng aan mijn voorganger. We hebben destijds samen over het vorige regeerakkoord genegotieerd en de heer Keulen heeft vorm gegeven aan dit beleid. Er is toen veel vooruitgang geboekt. Ik ben ervan overtuigd dat we er nog een stap bij zetten in dit moeizame proces, want iedereen is het erover eens dat er geen toveroplossingen voor bestaan.
Ik wil ook iedereen danken die in de commissie, hier in het parlement, heeft meegewerkt aan de totstandkoming. Ik wil ook een bijzonder woord van dank uitspreken voor de algemeen directeur en zijn medewerkers die dit ontwerp van decreet geschreven hebben. We hebben dit niet moeten uitbesteden, het is een ontwerp van decreet dat op een perfecte manier geschreven is door de administratie en het vertoont wel degelijk coherentie en samenhang. Ik vind dat we bij zulke aangelegenheid onze ambtenaren ook een bedanking mogen geven. (Applaus bij de meerderheid en bij Open Vld)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1867/8)
De artikelen 1 tot en met 5 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 6. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1867/9)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 7 tot en met 10 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 11. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1867/9)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 12 tot en met 15 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 16. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1867/9)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 17 tot en met 28 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 29. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1867/9)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Artikel 30 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 31. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1867/9)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Artikel 32 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 33. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1867/9 en 1867/10)
De stemmingen over de amendementen en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 34 tot en met 40 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 41 en 42. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nrs. 1867/9 en 1867/10)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
De artikelen 43 tot en met 49 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 50. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1867/9)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 51 tot en met 56 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.