Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de toekomst van de zorg voor gehandicapten, onder meer in het licht van de werking van de regionale prioriteitencommissies.
Het debat is geopend.
We schorsen de vergadering tot minister Vandeurzen aanwezig is.
De vergadering wordt geschorst om 14.03 uur.
De vergadering wordt hervat om 14.06 uur.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Minister, ik zou zeggen: na deze ochtend back to basics. We staan hier opnieuw in onze normale rol van parlementslid om te debatteren over een meer dan ernstig thema.
Minister, voorzitter, collegas, ik wil beginnen met een drietal verhalen.
Ik begin met het verhaal van Dora. Dora is een vrouw van 57 jaar, die tot zes jaar terug bij haar ouders woonde. Dat was zo in de vorige generatie: kinderen met een handicap werden thuis opgevangen. Dora is zes jaar geleden bij haar zus gaan inwonen. Haar zus baat een fietsenwinkel uit. Dora is helemaal opengebloeid omdat dat nieuwe perspectieven bood. Alleen, spijtig genoeg, is die zus drie jaar geleden plots overleden. Dora is alleen achtergebleven, zeg maar alleen op de wereld.
In de fietsenwinkel van Dora werkte ook Lieve. Lieve had zich geëngageerd om nog iets voor Dora te betekenen. Zij stelde voor om, in weerwil van de grote vragen die haar man daarbij had, Dora als pleegkind op te vangen via Oikonde. De afspraak met Oikonde was om dat te proberen, maar Oikonde zou, als het niet lukte, voor intensievere opvang zorgen. Twee jaar later blijkt dat engagement toch veel te zwaar. De relatie van Lieve en haar man lijdt zwaar onder het engagement voor Dora. Lieve neemt contact op met Oikonde om te zeggen dat zij tijdens de vakanties nog wel iets voor Dora wil betekenen, maar de permanente opvang, sorry, dat lukt niet meer.
Het dossier wordt op de regionale prioriteitencommissie (RPC) gebracht. Deze commissie moet oordelen of iets schrijnend is of niet. Dora of haar familie wordt niet gehoord. Via via krijgt men te horen dat er spijtig genoeg nog meer schrijnende gevallen zijn en dat er niet kan worden ingegaan op de vraag tot dringende plaatsing van Dora in een voorziening.
Minister, ik denk dat u begrijpt dat de mensen die Dora de voorbije twee jaar hebben opgevangen, verschrikkelijk kwaad zijn en zich voor een deel bekocht voelen.
Neem nu het verhaal van Simon. Simon is licht mentaal gehandicapt, is naar het bijzonder onderwijs geweest, is altijd in zijn eigen familie opgevangen en is net niet goed genoeg om in een beschutte werkplaats aan de slag te gaan. Hij staat al drie jaar op een wachtlijst voor een dagcentrum. Hij wil absoluut iets betekenen in de samenleving, hij wil net zoals zijn vrienden in dat dagcentrum gaan werken. Het dagcentrum helpt drie dagen per week in een kleuterschool en hij wil dat absoluut ook doen. Alleen, hij wacht thuis.
Minister, ik denk dat u begrijpt dat de ouders van Simon niet begrijpen en boos worden als ze u, naar aanleiding van de projectnota over de persoonlijke volgende financiering, horen zeggen dat de meeste problemen kunnen worden opgelost als je personen met een handicap een basisuitkering geeft en er voor de rest hun omgeving op inzet.
Of neem het verhaal van Danielle
Voorzitter, de minister steekt zijn vinger op, maar hij zit op een zo ongelukkige plaats dat je dat niet kunt zien.
Minister Vandeurzen, ik stel voor dat u op de plaats van de minister-president gaat zitten. (Applaus)
Voorzitter, dat kan ik alleen doen met veel schroom en als de afspraak is dat niemand daar verkeerde conclusies uit trekt.
Hiermee wordt de internationale wijsheid waar dat de minister of Health should be the prime minister of the country.
Mevrouw Vogels, om geen misverstanden te hebben, de consensus in de regering en met de volksvertegenwoordigers van de meerderheid die dat dossier opvolgen, is natuurlijk niet dat we een basis geven en dat we daarmee het naïeve idee koesteren dat we de problemen hebben opgelost. De redenering is dat als je in aanmerking komt voor een ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), dus als je erkend bent en als vaststaat dat er een ondersteuningsnood is, je ervan mag uitgaan dat er in ieder geval een basisfinanciering zal zijn.
Uiteraard mag je om alle mogelijke overwegingen en redenen meer handicapspecifieke ondersteuning vragen. Dat blijft altijd mogelijk. Het zal uiteraard belangrijk zijn dat als je een nieuw budgettair groeipad maakt voor de handicapspecifieke ondersteuning, dit gebeurt zowel op het niveau van het basisforfait dat staat vast als je er recht op hebt als voor degenen die meer ondersteuning nodig hebben.
Als je dat meer vraagt, dan zal het systeem zodanig wijzigen dat je een cash budget mag kiezen om de uitgaven te verantwoorden leg je de nodige bewijzen op tafel of een voucher waarmee je zorg kunt vragen aan een dienstverlener of een voorziening die de verantwoordelijkheid voor de zorgcontinuïteit van je overneemt. Dat is het systeem. Het is niet een systeem dat als je voldoende forfaits uitdeelt, de mensen die meer ondersteuning nodig hebben, zullen verdwijnen, integendeel. Het is juist omdat we weten dat we dat nog moeten uitbreiden, dat ook die meer, dat budgettair groeipad, op de twee niveaus van dat systeem gericht zal moeten zijn.
Minister, ik heb uw nota gelezen en ook zo begrepen. Laat me toe te zeggen dat zal uit het vervolg van mijn verhaal blijken dat niet alleen ik, maar heel wat personen met een handicap die op dit moment op hulp wachten, daar de grootste vragen bij hebben, vooral de vraag wie gaat beslissen wanneer iemand handicapgerelateerde zorg nodig heeft. Wie zal dat beslissen?
De aanleiding van dit debat misschien is het goed om me even te laten uitspreken is de werking van de regionale prioriteitencommissies die niet samen met de mensen beslissen maar over de hoofden van de mensen beslissen.
Dan kom ik tot mijn derde verhaal. Mijn eerste verhaal ging over een dame waarvan het netwerkwerk gedurende 57 jaar zorg had verleend, na 57 jaar zegt dat het niet meer kan, en toch geen recht op zorg heeft. De omgeving kan niet zeggen: nu lukt het ons niet meer. Boven hen wordt beslist: dit is niet prioritair genoeg. Het gaat ook over Simon, waarvan al drie jaar duidelijk is dat hij absoluut nood heeft om naar een dagcentrum te gaan, maar boven het hoofd van Simon en zijn familie wordt beslist: sorry, dit is niet prioritair, wacht nog maar een tijdje. Dan kan ik me voorstellen dat wanneer de ouders van Simon uw verhaal horen dat dankzij een basisondersteuningsbudget een deel van de wachtlijsten zal zijn weggewerkt, zij zich ongerust maken. Nog eens: ik heb in uw nota gelezen dat dat niet de bedoeling is, maar ik snap niet hoe je de mensen ervan kunt overtuigen dat zij de regie van de zorg hebben als je blijft werken met regionale prioriteitencommissies.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Vogels zegt drie keer na elkaar dat er over de hoofden van de mensen wordt beslist. Als men wil objectiveren wat zorgvragen zijn, dan kan je niet door de mensen zelf laten beslissen wie voorrang krijgt ten opzichte van iemand anders, want uiteindelijk vinden die mensen allemaal zelf dat zijn het belangrijkste probleem hebben. Op het ogenblik dat men de prioriteitencommissies heeft geïnstalleerd, heeft men de wijsheid gehad om zich af te vragen hoe men de zorgvragen die er zijn, op een of andere manier kan objectiveren. Een prioriteitencommissie is, zoals u weet, samengesteld uit een derde verwijzers, een derde zorgverleners en een derde gebruikers, die samen beslissen wat de meest prangende situaties zijn. Ik ben er echt van overtuigd dat het niet anders kan, tenzij u terug wilt naar de situatie van vroeger, waarbij de minister besliste.
Ik wil dat het debat op een correcte manier wordt gevoerd. Collegas, we weten allemaal dat, zolang het de realiteit is dat we met een beperkt budget deze belangrijke noden moeten invullen, er moet worden gekozen, er prioriteiten moeten worden gelegd. Dat is gewoon de spijtige realiteit. Ik ben ervan overtuigd dat het systeem dat we gaan invoeren met de twee trappen, ons een stap dichter brengt bij het moment dat we dat niet meer op deze manier met een gesloten budget moeten organiseren. Maar dat is vandaag de realiteit. We pompen er veel geld in maar we zijn er allemaal van overtuigd dat het niet volstaat. Een debat over de hervorming van de sector moet de politicus met grote bescheidenheid voeren, want hij weet dat hij daarmee nog niet alle noden onmiddellijk kan oplossen.
Als we aanvaarden dat, ondanks groei in dat budget, dat budget beperkt is en dus niet alle noden kan invullen, dan moet je een systeem zoeken om te prioriteren. Wie kan er dan het meest een beroep doen op de handicapspecifieke ondersteuning? U weet heel goed dat het vroeger mogelijk was dat de instelling besliste en dat u met een voorziening het kon regelen dat u er door geraakte. Iemand anders had dat fortuin niet of kon dat niet georganiseerd krijgen. Die miste dan de boot of kon die nood niet invullen.
Dan is gezegd dat we dat toch moeten proberen te objectiveren. Men heeft gezocht naar een wetenschappelijke manier om te zien wie de grootste urgenties heeft. Men heeft daar codes voor ontwikkeld, u kent dat ook heel goed. Eigenlijk zijn ook de gebruikersverenigingen misschien zij in eerste instantie tot de conclusie gekomen dat dat niet werkt. Iedereen samen in de sector is tot de conclusie gekomen dat als je moet prioriteren, je dat moet doen door een gesprek tussen verschillende partijen: vertegenwoordigers van de gebruikers, de voorzieningen en de verwijzers. En dat is het systeem dat nu, gegeven de omstandigheden, beschouwd wordt als het meest rechtvaardige systeem.
Als het nu uw vraag, bezorgdheid of kritiek is dat u node het systeem aanvaardt, maar dat de manier waarop gebruikers van het systeem worden erkend en gerespecteerd niet optimaal is, dan moet ik u daarin gewoon gelijk geven. De afspraak bij de start van de RPC was dat we na een tijd gingen evalueren hoe het systeem werkt. Die evaluatie en de timing daarvan zijn voorgelegd in de commissie, dat is geen geheim. Het stond allemaal in het projectplan dat de veranderingsmanager heeft voorgelegd als implementatie van het Perspectiefplan. Die evaluatie heeft plaatsgevonden, en er zullen inderdaad een aantal conclusies moeten worden getrokken over de uniformiteit tussen de verschillende RPCs uit de provincies, de betrokkenheid van de gebruiker en de aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de gebruikers in de besluitvorming. Ik ben het daar volstrekt mee eens. Dat is kwalitatief werk dat absoluut moet gebeuren.
Dat belet echter niet dat de grond van de zaak gaat over het zoeken naar een systeem om te prioriteren, en dat systeem moet zo rechtvaardig en billijk mogelijk zijn. Dat is de context waarbinnen we op dit ogenblik het debat moeten voeren.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil nog even terugkomen op de tussenkomst van collega Claes, die natuurlijk als lid van de meerderheid het huidige systeem verdedigt. Collega Claes, u hebt gelijk al u zegt dat niet iedere persoon zelf over zijn eigen dossier moet oordelen, want natuurlijk vindt iedereen zijn eigen dossier het belangrijkste. Dat is een feit.
Mevrouw Vogels zegt dat er over de hoofden heen wordt beslist, en dat is vandaag de realiteit. We moeten vaststellen dat er vandaag geen transparant beleid is, en dat is juist een van de redenen waarom de zorggebruikers in Oost-Vlaanderen zo hebben gereageerd. Het blijkt zelfs dat personen met een handicap niet eens op een degelijke manier worden ingelicht over waarom een bepaalde zorgvraag wordt afgewezen. En dat is toch niet toelaatbaar, daar moet verandering in komen. Ik kom daar straks trouwens nog op terug.
Ik ben het ermee eens: uit de evaluatie blijkt dat de communicatie beter moet, dat we de verschillende voorzitters van de RPCs moeten samenbrengen om te zoeken naar uniformiteit, dat er meer moet gebeuren zodat de betrokkenen meer het gevoel krijgen dat hun verhaal op een authentieke manier aan bod is gekomen in die commissie. Dat betwist ik absoluut niet.
Maar het is ook geen geheim dat deze evaluatie gemaakt ging worden. Toen we met het systeem zijn gestart, waren we er ons goed van bewust dat wee dit op een niet al te lange termijn moesten evalueren om na te gaan hoe we de werking van die commissies kunnen verbeteren. Voor alle duidelijkheid: de vertegenwoordigers van de gebruikers, die verenigd zijn in een platform dat u ook heel goed kent, bevestigen zeer formeel dat zij van oordeel zijn dat ze aanwezig moeten blijven in die RPCs, ook in Oost-Vlaanderen. Ze willen daar namens de gebruikers ook mee aan de moeilijke oefening werken om te prioritiseren.
Als u mij vraagt of het een systeem is waarbij gebruikers moeten worden betrokken bij de besluitvorming, dan antwoord ik ja. Ik heb de overtuiging, aan de hand van de rapportering van de gesprekken die met de vereniging en de gebruikersverenigingen zijn gevoerd, dat ze zich bereid verklaren om aan dat gesprek en die deliberatie te blijven deelnemen, ook al is het in hoofde van de mensen die moeten beslissen, soms een verscheurende keuze om dat te moeten doen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil mij graag aansluiten bij deze problematiek. Onze fractie en ik zelf hebben in het verleden ook al het woord gevoerd over de problemen op het terrein met de werking van die RPCs. Ik sluit mij, eerlijk gezegd, aan bij het standpunt van de minister. Ik benijd de positie van die mensen niet, wat hun achtergrond ook is. Ze moeten immers als het ware woekeren met de schaarste, en dat leidt wellicht soms tot heel verscheurende keuzes.
Maar je kunt ook niet naast een aantal pijnpunten die ons herhaaldelijk ter ore zijn gekomen. Daarom moet u werk maken van drie trappen, minister. Een eerste trap gaat over de zeer korte termijn en betreft het functioneren van de RPC in Oost-Vlaanderen. De gebruikers hebben daar hun ontslag ingediend, en ik pleit ervoor om daar zo snel mogelijk overleg te organiseren op het terrein. We zijn het er blijkbaar allemaal over eens: ook al werkt het systeem niet ideaal, het is vandaag wel het enige systeem dat we hebben. Dat systeem moet absoluut functioneren, willen we de mensen in Oost-Vlaanderen ook effectief in de praktijk de hulp toezeggen waarop ze recht hebben.
Een tweede trap is de evaluatie, die u hebt aangekondigd, en ik kijk met veel nieuwsgierigheid uit naar de conclusies. Ik ga ervan uit dat vanuit die evaluatie hervormingen naar voren worden geschoven, richting meer uniformiteit, want een van de pijnpunten is de verschillende behandeling van nagenoeg gelijkaardige dossiers per provincie, meer transparantie, meer participatie en het versterken van de gebruikers binnen die RPCs.
Een derde trap is de systemische hervorming die ook in de conceptnota zit. Door het veralgemenen van een persoonsvolgende financiering zullen we ervoor zorgen dat die persoon met een handicap door zijn eigen keuze veel meer in een controlepositie komt en dus een stuk minder afhankelijk wordt van het aanbod zoals het vandaag bestaat. Ik ben het eens, minister, dat het niet de ideale oplossing zal zijn. Dat zal straks uit mijn betoog blijken. Maar daarmee zetten we wel veel meer structurele stappen voorwaarts. Samengevat pleit ik dus voor een drietrapsraket, op zeer korte, korte en iets langere termijn.
Voorzitter, ik zou toch willen vragen om niet meer onderbroken te worden.
Collegas, laat duidelijk zijn dat ik het er niet mee eens ben dat er geen alternatief is voor de RPC. De manier waarop die commissie op dit moment functioneert, staat haaks op alle inleidingen in alle perspectiefnotas die u tot nu toe hebt geschreven, minister. Daarin zie ik: de persoon met een handicap staat centraal in de organisatie van zijn zorg, we gaan uit van kracht- en contextgericht werken, we willen vraaggestuurde ondersteuning organiseren enzovoort. Dat gebeurt op dit moment niet.
Sorry, mevrouw Claes, maar wie kan er in de plaats van de mensen evalueren of een bepaalde context nog iets aan kan of niet? Zoiets is niet te objectiveren, zeker niet als je enkel op basis van dossiers werkt, de mensen niet eens zelf hoort en hun achteraf ook geen motivatie geeft waarom je hun context niet urgent vindt, waarom je vindt dat ze verder kunnen ploegen op de manier waarop ze bezig zijn.
Ik geef mijn derde voorbeeld. Het gaat over Danielle, een vrouw met twee kinderen. Een van die twee kinderen heeft een zware autismespectrumstoornis. Haar huwelijk is stukgelopen op de zware handicap van haar zoon, maar Danielle heeft altijd gezegd dat zij weet wat goed is voor haar zoon. Zij wil haar zoon niet in een internaat, ze wil dat hij naar het buitengewoon onderwijs gaat. Zij neemt haar verantwoordelijkheid, de context neemt zijn verantwoordelijkheid, maar ze werkt wel voltijds. Gelukkig is er een grootmoeder die inspringt op woensdagmiddag en in de vakantie. Er is een netwerk. Op een bepaald moment krijgt de oma kanker en kan dus niet meer zorgen voor haar kleinzoon. Dan is er grote paniek.
Danielle vraagt een persoonlijkeassistentiebudget aan, om iemand aan te werven voor de woensdagmiddag en de vakantieperiodes. Dat belandt bij de RPC, en op basis van een dossier wordt daar geoordeeld dat het niet dringend of urgent is. Het gevolg is dat Danielle ontslagen wordt op haar werk, omdat ze steeds meer verlof moet nemen. Ze wordt na zeven maanden bij de VDAB geroepen omdat men niet begrijpt hoe het kan dat ze nog geen nieuw werk heeft, met haar ervaring en diploma. Daarop zegt Danielle dat ze voor haar kind wil zorgen, terwijl ze wacht op een PAB. Sorry, zegt de VDAB, u moet uw kind naar een internaat sturen. Dat gaat voor.
Minister, dat zijn de concrete dossiers waarover het gaat bij de RPC. Danielle wordt niet gehoord, de ouders van Simon worden niet gehoord. Een groepje van gebruikers, voorzieningen en verwijzers, het Vlaams agentschap dus, oordeelt op basis van een dossier dat wordt aangebracht door een contactpersoon, of een bepaalde situatie urgent is. In dit systeem voelen mensen met een handicap zich totaal in de steek gelaten.
Mensen met een handicap en hun omgeving, minister, willen alles doen om de context in te zetten, om zo lang mogelijk zorg te dragen. Als je zelf een kind hebt met een handicap, doe je dat. Je probeert zo lang mogelijk en zo veel mogelijk de zorg zelf te organiseren, samen met je context. Maar als het op een bepaald moment niet meer gaat, verwacht je wel dat de overheid de hand uitsteekt.
En nu zijn er dossiers die 57 jaar door hun omgeving verzorgd zijn maar die nu te horen krijgen dat hun geval niet dringend is. Minister, dat staat haaks op de visie in het VN-verdrag. Dat staat haaks op inclusie waar personen met een handicap zelf moeten participeren in de samenleving. Simon heeft geen ondersteuningsbudget nodig, noch zijn familie. Simon heeft een dagbesteding nodig om inclusief te zijn. Hij wil erbij horen. Dat is wat wij als overheid moeten garanderen.
Minister, ik vind het merkwaardig dat u zegt dat het niet lukt zoals het nu is en dat we aan de mensen een beetje meer solidariteit voor de opvang van personen met een handicap moeten vragen. U kijkt dan naar de zorgverzekering. In het voorstel dat u nu doet, zal aan de mensen worden gevraagd om een extra bijdrage te doen voor de Vlaamse zorgverzekering, namelijk 25 euro extra. Ik heb er, tussen haakjes, grote vragen bij wanneer dit niet inkomensgebonden zou zijn. Op basis daarvan zou u, volgens de eerste nota die verschenen is, 400 tot 500 euro basisbudget geven aan iedereen die een ticket heeft voor zorg met een handicap. Ik vind het moedig en ik vind het terecht dat u solidariteit durft te vragen en dat u aan de Vlaamse bevolking durft te zeggen dat mensen met een handicap recht op opvang hebben. Ik snap niet waarom u dat in een basisondersteuningsbudget giet en aan iedereen evenveel zult geven. Iedereen krijgt evenveel op het moment dat hij een ticket heeft als persoon met een handicap. Waarom gebruikt u het geld niet om het gericht in te zetten?
Dan kom ik bij mijn alternatief. In plaats van mensen bij wie het water tot aan de lippen staat, via een dossier naar de regionale prioriteitencommissie te sturen, kunt u hen beter uitnodigen in de Diensten Ondersteuningsplan (DOPs). De DOPs kunnen de mensen aanhoren en praten met hen. Zij kunnen samen een oplossing zoeken, al was het maar om gedurende een aantal weken opvang te organiseren op woensdagnamiddag via de opvangdiensten zieke kinderen van de mutualiteiten. Geef de middelen die u extra wilt inzamelen voor de zorg voor personen met een handicap, aan de Diensten Ondersteuningsplan. Zorg dat ze de mogelijkheid krijgen om, niet op basis van een anoniem dossier, maar op basis van een onderhandeld gesprek met de persoon met een handicap en met zijn familie, die mensen te helpen. Laat hen niet alleen en stuur hen niet in de brousse. Via de regionale prioriteitencommissies wordt vandaag zelfs niet gemotiveerd waarom hun situatie niet schrijnend genoeg is.
Minister, dat is mijn voorstel, dat is mijn alternatief: samen met de mensen met een handicap, samen met hun omgeving een plan uitwerken en zorgen dat de grootste noden en de meest dringende zaken geregeld zijn. En dat kan, maar soms heb ik de indruk dat u of uw administratie bijna bang bent om rechtstreeks contact te hebben met de persoon waarover het gaat.
Minister, u hebt in de pers gezegd dat u bereid bent om op basis van de evaluatie de regionale prioriteitencommissies aan te passen. Dat is niet voldoende. De regionale prioriteitencommissies deugen niet. Ze behandelen over de handicap maar spreken niet met de persoon met een handicap. Schaf ze alstublieft af en zorg ervoor dat u opnieuw het vertrouwen krijgt van de personen met een handicap, want door de manier van werken van de regionale prioriteitencommissie, verzeker ik u dat de plannen die u hebt, die een aantal heel goede dingen bevatten, niet het vertrouwen zullen krijgen van mensen met een handicap, die zich vandaag steeds meer in de kou gezet voelen en het kan echt anders.
Nogmaals, hier past schroom, want iedereen beseft dat we op dit ogenblik niet in staat zijn om het antwoord op alle zorgvragen te verzekeren. U geeft nu drie casussen. In 2011 hebben we 11.207 zorgvragen behandeld, 35 procent meer dan het jaar ervoor. Dit is een debat dat een minister van Welzijn nooit kan winnen, mocht hij die ambitie al hebben. Er zijn nog altijd situaties die schrijnend zijn en waarvan we allemaal denken dat ze oplosbaar moeten zijn. Er zijn formules van noodbudgetten gemaakt, en ook van budgetten voor complexe dossiers, over de sectoren heen. U kent dat allemaal. Er zijn allerlei initiatieven genomen om een antwoord te bieden op een aantal urgente situaties.
Ik vind dat u een aantal zaken vermengt. We worden geconfronteerd met een beperkt budget, of dat nu het huidige budget ruim genomen voor de sector van de personen met een handicap, voor het VAPH van 1,5 miljard euro is, of 1,8 miljard euro. Hopelijk is iedereen het erover eens dat er absoluut nood is aan een nieuw groeipad voor de sector, maar het budget is beperkt. Dan moet er een keuzevraag worden beantwoord: wie kan in aanmerking komen voor een flexibel budget, een beperkt budget? In uw voorbeelden is het immers misschien niet nodig om alle registers open te trekken. We bevinden ons nu nog niet in die situatie, maar volgens mijn redenering moet in de toekomst, zodra vaststaat dat iemand een ondersteuningsnood heeft, die persoon er zeker van zijn dat de overheid een tegemoetkoming zal geven. Dat is dan het forfait.
Mevrouw Vogels, het is echter natuurlijk perfect legitiem om meer te vragen. U zult natuurlijk ook hebben gelezen dat het systeem erin voorziet dat er via de Diensten Ondersteuningsplan een goed plan kan worden opgesteld, waarbij wat men zelf als levensproject voor ogen heeft, op een voldoende manier kan worden gescreend, om te bekijken wie daar op welke manier ook een rol in kan spelen. In de toekomst mag je dan kiezen tussen een cashbudget en een voucher: je hebt het stuur in handen. Op dit moment moet er echter op een of andere manier worden geprioriteerd.
Maar niet over de hoofden van de mensen met een handicap heen.
Het is niet eerlijk om het debat zo te voeren. Zijn we het erover eens dat er een systeem moet worden gezocht om prioriteiten te stellen?
Ja, maar
Het antwoord is dus ja.
Ja, maar dat moet mét de persoon met een handicap gebeuren. U gaat ervan uit dat iedereen met een handicap altijd zijn eigen situatie het ergst vindt. Ik heb het mevrouw Claes horen zeggen. Sorry, dat vind ik een zeer grote onderschatting van personen met een handicap, die heel goed weten dat er budgettaire beperkingen zijn. Ze zijn bereid om vandaag niet alles te vragen of alles te krijgen wat ze nodig hebben. Ze verwachten echter wel dat u hen ernstig neemt. Ze verwachten wel dat u met hen spreekt, en ze verwachten wel dat u samen met hen een oplossing zoekt.
We zijn het er dus over eens dat er een prioriteringssysteem moet zijn.
Neen, dat zeg ik niet.
U zegt net dat u het eens bent met het principe dat er moet worden geprioriteerd.
Ik zeg dat u dit moet doen in onderhandeling met de persoon met een handicap.
Als we het er urbi et orbi over eens zijn dat er moet worden geprioriteerd om rechtvaardig te zijn, gezien de budgettaire context, dan is de volgende vraag hoe dat moet. Dan zijn voor mij de betrokkenheidsvragen legitieme vragen: men moet het gevoel hebben dat de reële situatie voldoende onder ogen is gekomen van diegenen die daarover moeten beslissen. Daar bestaat voor mij geen discussie over. Dat is de lering, de evaluatie. Daarvoor is niet gewacht op uw interventie of een andere. Men is daarmee bezig. Die evaluatie was aangekondigd, ook in de commissie, en gebeurt ook. Ik ben het er absoluut mee eens dat we dit kwalitatief beter moeten organiseren. Dat is een legitiem debat. Dat we die prioriteiten regionaal leggen, is ook belangrijk, want de mogelijkheden per regio verschillen. U weet dat heel goed. Iedereen heeft er lang voor gepleit om regionaal te kunnen kijken wat de prioriteiten zijn, gezien de verschillende situatie in de diverse regios. Dat alles moet absoluut mee in overweging worden genomen om het systeem dat helaas nu bestaat en dat moet functioneren, beter te maken. Ik heb daar absoluut geen probleem mee.
De gebruikersverenigingen die de eerste betrokken partij zijn, zitten mee aan de tafel van de deliberatie. Dat is een aartsmoeilijke situatie. Ik verwijs naar het dilemma waar de mensen uit Oost-Vlaanderen voor geplaatst werden. De gebruikersverenigingen zeggen tot op vandaag dat ze ook vinden dat zij aanwezig moeten zijn op de plaats waar er wordt gedelibereerd en waar de prioriteiten worden gelegd. Prioriteiten leggen betekent niet het grondig analyseren van één dossier. Het betekent wel dat een dossier en een levensechte situatie worden gerelateerd aan een andere situatie. We zijn er allemaal van overtuigd dat de situatie belangrijk is. Maar als men moet kiezen welke situatie prioritair is, dan is dat een heel moeilijke keuze. Die keuze veronderstelt dat enkele mensen bereid zijn om op basis van de dossiers en levensverhalen in eer en geweten een beslissing te nemen. Dat is het debat dat wij nu moeten voeren. Als u de twee vermengt, dan is dat niet het juiste debat.
Wat het juiste debat is, zal hier wel worden uitgemaakt. Mensen die in Oost-Vlaanderen uit de regionale prioriteitencommissie zijn gestapt, hebben gezegd dat ze niet meer willen meespelen, onder meer omdat het niet te objectiveren is. Mensen kloppen bepaalde dossiers op opdat ze toch maar schrijnend zouden zijn. Het is onmogelijk om te oordelen wat schrijnend is zonder dat men de betrokken persoon heeft gezien. U zegt dat de gebruikersverenigingen tot op vandaag zeggen dat ze absoluut mee willen delibereren. Dat zal wel, want ze worden ook zwaar onder druk gezet. Er wordt hun gezegd dat als zij niet opnieuw in die regionale prioriteitencommissie gaan zetelen, er dan niemand meer geholpen kan worden en dat dit dan hun verantwoordelijkheid is.
Ten gronde, minister, zijn de gebruikers geen vragende partij voor een systeem van prioritering zonder de betrokkene te horen en zonder met de betrokkene afspraken te maken. Er moeten prioriteiten worden gesteld maar dat moet gebeuren samen met de persoon met een handicap en zijn of haar omgeving. Probeer al de mensen bij wie het water tot boven de lippen staat, een klein beetje te helpen. Dat is mogelijk met een beetje creativiteit. De diensten van de ziekenfondsen of thuiszorg kunnen worden ingeschakeld. Laat die mensen niet aan hun lot over. Dat is alles wat ik u wil zeggen. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Vogels, ik wil reageren op een aantal pijnpunten die u hebt opgesomd. Sommige namen die u hebt genoemd, komen mij ook bekend voor. We kennen die mensen en hun verhaal. Niemand moet ons overtuigen van de noodzaak van een systeemwijziging. Die systeemwijziging is neergeschreven in een conceptnota die eerder al is beschreven in Perspectief 2020.
Ik moet u tegenspreken wanneer u beweert dat er zou worden gewerkt aan een systeem waarbij iedereen evenveel krijgt. Het omgekeerde is waar. Er wordt uitdrukkelijk gekozen voor een systeem van twee trappen waarbij een tegemoetkoming bijzonder regelluw en forfaitair is om zorg in te kopen. Ik kom daar straks nog op terug. In dat systeem zitten vandaag al heel wat mensen. In dat systeem zullen mensen dezelfde rechten hebben als vandaag het geval is met dat verschil dat ze zelf zullen kiezen.
Mevrouw Vogels, ik volg u niet wanneer u zegt dat we naar een veralgemening moeten gaan van de passage via de Diensten Ondersteuningsplan. In de conceptnota staat uitdrukkelijk dat het ondersteuningplan an sich belangrijk is. Waar u voor pleit, is een passage via opnieuw een dienst. Die diensten behandelen vandaag tweeduizend dossiers per jaar. Daar staat een budget van 4 miljoen euro tegenover. Als men weet dat de potentiële doelgroep die we voor ogen hebben, meer dan honderdduizend mensen bevat, dan weet men hoeveel middelen bijkomend nodig zijn om mensen langs een dienst te laten passeren terwijl zijzelf of anderen dat ondersteuningsplan misschien perfect zelf kunnen doen.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, ik wou het woord nemen op het moment dat de minister zich zo sterk verdedigde voor het nut van de regionale prioriteitencommissies. Minister, de laatste weken hebben we herhaaldelijk het debat gevoerd over onderwijs. Iedereen zegt terecht dat elk kind een plaats moet kunnen krijgen in het onderwijs. Er moet plaats zijn voor elk kind dat naar school wil gaan.
U hebt u via het kaderdecreet Kinderopvang ertoe geëngageerd om tegen 2016 in een plaats te voorzien voor 50 procent van de kinderen. Tegen 2020 moet er plaats zijn voor elk kind dat naar de kinderopvang wil.
Waarom moeten wij voor alles wat te maken heeft met personen met een handicap, werken met een beleid dat van chaos naar chaos gaat, van crisisbeleid naar crisisbeleid, waarbij we regionale prioriteitencommissies moeten installeren en mensen de opdracht geven keuzes te maken die emotioneel niet te verantwoorden zijn? Ik zou graag hebben dat u me zegt waarom we dat punt hier aankaarten en niet bij die andere domeinen?
Mevrouw Van der Borght, het Perspectiefplan 2020 heeft de eerlijkheid om te zeggen dat, als we zorggarantie willen voor de mensen met de zwaarste ondersteuningsvragen en we dat op een vraaggestuurde manier willen doen, we een aantal jaren nodig hebben om die transitie te maken. Het gaat dan zowel om transitie in de manier waarop we die ondersteuningsmiddelen ter beschikking stellen, als om de groei van het budget dat daarvoor nodig is. Dat plan heeft dus een horizon die als u dat wilt vergelijken met de kinderopvang ongeveer de gelijkaardige horizon is.
Het is een problematiek die een eigensoortige aanpak vereist. Dat weet u toch als geen ander, aangezien u in de commissie Welzijn voortdurend de getuigenissen, de experten en de debatten hoort.
In deze legislatuur hebben we het systeem bijna grondig hervormd. Dat geeft natuurlijk de indruk dat alles in beweging is, wat ook klopt. We hebben van onze voorzieningen sociale ondernemers moeten maken. We hebben de toekenning van persoonlijkeassistentiebudgetten (PABs) moeten integreren in de zorgregie. Die zorgregie moet niet meer gaan over de vraag welke voorziening hoeveel plaatsen bij krijgt, maar over de vraag welke betrokkene een budget, een rugzak, een persoonsvolgend convenant dat doen we momenteel namelijk ook al of een BAP krijgt, of terechtkan in een van de plaatsen die in de voorzieningen of diensten beschikbaar zijn.
Dat wat ter beschikking is voor mensen om er zonder die complexe procedure te geraken, de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, hebben we aanzienlijk proberen uit te breiden, precies om ervoor te zorgen dat mensen die toegang in zo mogelijk regelluwe omstandigheden kunnen vinden. We hebben de kinderopvang, gezinszorg, alle mogelijke welzijnsdiensten, ertoe aangemoedigd en financieel geprikkeld om meer open te staan voor de ondersteuning van personen met een handicap. We hebben het systeem zo geflexibiliseerd en gedynamiseerd dat vorig jaar een historisch record 11.200 vragen zijn beantwoord, waarvan het overgrote deel zoals men het gewenst had en een aantal in beperkte mate. Dat is 35 procent meer dan het jaar voordien niet ten opzichte van het begin van de legislatuur.
U weet, zoals iedereen, heel goed dat de sector in volle transformatie is en dat we dat nog jaren zullen moeten volhouden. Als de meerderheid de ambitie heeft in deze legislatuur nog een decreet goed te keuren waarbij de wijze van toekenning van budgetten voor de volgende legislatuur wordt vastgelegd, is dat omdat deze meerderheid de ambitie heeft om eens en voorgoed de systeemwijziging in de toekenning van handicapspecifieke budgetten te organiseren. Ze wil dit doen door te zeggen aan de mensen: als u door het VAPH erkend wordt als in aanmerking komend voor Vlaamse ondersteuningsnood en op de wachtlijst terechtkomt, weet u dat u recht hebt op een forfait, een budget. Als u meer nodig hebt, zullen we het doen met het ondersteuningsplan dat wordt opgesteld, waarbij we zorgvuldig nakijken wat er mogelijk is. Het ondersteuningsplan is flexibel en kan veranderen in de loop van de tijd. We zullen het echt proberen te doen op zon manier dat de betrokkenen maximaal in die concrete sociale netwerken kunnen blijven functioneren en participeren. U zou daar zeer verheugd over moeten zijn. De betrokkenen krijgen een fundamentele keuze: u kiest voor uw cashbudget of voor een voucher.
Mevrouw Van der Borght, als ik dat vier jaar geleden zou hebben gezegd, zou u dat als onwaarschijnlijk hebben beschouwd. Dat is wat in de commissie al jarenlang wordt bepleit. Wel, deze meerderheid heeft daar een akkoord over gesloten. Het is niet gestoten op de grote revolutie of het grote proces in de sector bij de voorzieningen. Want het beeld dat u er blijkbaar soms van hebt, is dat de minister de voorzieningen daarin moet beschermen.
Wel, we gaan naar een totaal vraaggestuurd systeem, en dat zal in deze legislatuur wet worden. Ik had gehoopt, in alle naïviteit maar zelfs na 20 jaar word ik op dat vlak nog af en toe ontgoocheld dat men daar een fundamentele appreciatie voor zou kunnen opbrengen.
Ik krijg nu brieven van ouders. Ze vragen als hun kind een rugzakje krijgt, als ze kiezen voor een persoonsvolgend budget cash of voor een voucher, wat er gebeurt als het kind meerderjarig wordt. Ook dat, mevrouw Van der Borght, wordt fundamenteel anders. Zodra men de rugzak heeft, zodra men de keuze gemaakt heeft tussen cash of de voucher, dan is er geen breuk meer op het moment van de meerderjarigheid. Men heeft de verzekering dat de ondersteuning er altijd zal zijn. Men moet niet opnieuw achteraan in de rij aansluiten om een nieuwe vraag te stellen. Het zijn enorme wijzigingen, die voor de ouders en de betrokkenen ontzettend belangrijk zijn. Ik vraag echt om dat plan eens grondig te lezen en om ons de kans te geven om het in de commissie, samen met de veranderingsmanager, toe te lichten. Ik ben ervan overtuigd dat het ten gronde voor de collectieve ambitie van dit parlement een heel grote stap voorwaarts zal zijn.
Ik apprecieer de gedrevenheid waarmee de minister zijn zogenaamde systemische verandering verdedigt, maar er is voor mij één grote rode draad die de leidraad moet zijn in elke verandering: het centraal stellen van de persoon met een handicap. Aan die persoon moet zelf de regie worden gegeven, maar dat gebeurt niet in de regionale prioriteitencommissies. En doordat het daar niet gebeurt, is het vertrouwen in uw plan, dat een plan is voor morgen en overmorgen en voor de volgende regering, niet erg groot. De mensen zeggen: Oké, als het onze beurt is, zullen we mogen kiezen tussen cash of persoonsvolgend, maar wie zal bepalen wanneer wij aan de beurt komen? Wie zal bepalen wanneer wij dringend zorg nodig hebben?. Door de werking van de regionale prioriteitencommissies is heel veel vertrouwen onderuit gehaald. Er is dus maar één oplossing en dat is het afschaffen van de regionale prioriteitencommissies. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Neen, niet de lotto. Ik heb u een voorstel gedaan. Laat de mensen wie het water echt tot aan de lippen staat, naar een dienst voor een ondersteuningsplan gaan en zoek samen met hen naar een oplossing.
Mevrouw Jans heeft het woord. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Voorzitter, ik ben heel verbaasd over een aantal uiteenzettingen die hier worden gehouden. De afgelopen jaren en dan heb ik het niet alleen over deze legislatuur, maar ook over de resolutie die de laatste week van de vorige legislatuur over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, werd goedgekeurd werd al gevraagd naar vraagsturing, naar zorggarantie en naar een persoonsvolgende financiering. Dat zijn de drie uitgangspunten van zowel het regeerakkoord, het Perspectiefplan, het projectplan en uiteindelijk ook van deze conceptnota.
Ik vind het bijzonder jammer dat een aantal zaken door elkaar worden gegooid, terwijl de collegas heel goed begrijpen dat er twee verschillende trappen zijn. Er is een basisbudget, en daarmee komen we tegemoet aan veel gezinnen en veel personen met een handicap. Ze worden ermee geholpen, met dat budget maken we voor veel mensen een wereld van verschil.
Natuurlijk zijn er de casussen zoals mevrouw Vogels die aanhaalt en die wij ook allemaal in de mailbox krijgen. Die mensen zijn er niet mee geholpen, zij hebben nood aan zorggarantie. En zorggarantie is waar het om draait. Maar we moeten eerlijk blijven, ook tegen elkaar. Als je zorggarantie wilt garanderen voor mensen met de zwaarste zorgnoden, dan is ook een trap 1 nodig. Dit is een en-enverhaal. Ik vraag u om de zaken niet doelbewust door elkaar te gebruiken.
Ik wil het nog even hebben over de prioriteitencommissies. Vroeger besliste een voorziening vooral op basis van het goed kennen van een directeur of een maatschappelijk assistent of iemand werd opgenomen. Er was geen afweging van wie de zwaarste zorg nodig had. De prioriteitencommissie is er gekomen met een derde voorziening, een derde gebruikers en een derde doorverwijzers, om een afweging te kunnen maken. Er is ook een evaluatie aangekondigd, de evaluatie en de bijsturing zullen gebeuren, maar gooit u alstublieft met het badwater het kind niet weg.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Voorzitter, ik begrijp volledig dat het werk van de regionale prioriteitencommissies geen ideale situatie is. Het is een tijdelijke oplossing om de middelen zo optimaal mogelijk in te zetten. Ik begrijp volledig de kritiek van te weinig participatie van personen met een handicap. Dat is terechte kritiek. Zelfs als de personen met een handicap volledig worden betrokken, zelfs als wordt beslist om te motiveren, hebben we nog altijd een fundamenteel probleem, namelijk het tekort aan middelen. Dat blijft bestaan. Daar moeten we niet over zeuren, dat is gewoon het probleem. Daar moeten we aan werken. Daarnaast is er op langere termijn ook nood aan systeemwijzigingen.
Mevrouw Vogels had een voorstel voor de situatie van Danielle en haar zoon. U vroeg zelf waarom zij geen beroep kan doen op het ziekenfonds of de thuiszorg voor bijkomende opvang. Er is nog geen concreet bedrag bepaald, maar het idee is om die basisondersteuning te gebruiken om zulke gezinnen de kans te geven om zorg te organiseren of assistentie aan huis via de opvang voor zieke kinderen van het ziekenfonds, thuiszorg of dienstencheques of andere manieren. Dat is nu voor hen niet mogelijk.
We moeten het zien als een en-enverhaal. Met die basisondersteuning kunnen we al heel wat gezinnen helpen. Er zijn daarbuiten natuurlijk nog heel wat mensen die heel wat meer ondersteuning nodig hebben, en dan komen we inderdaad in trap twee terecht.
Ik zal het nog meer verduidelijken als ik zelf aan de beurt kom om te spreken.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, minister, u verdedigt uw beleid met hand en tand, dat siert u. Het siert u ook dat uw partijgenoten u loyaal bijstaan en krachtig steunen. Ik had niet anders verwacht van de dames Jans en Claes. Maar één zaak staat vast: het loopt niet goed met het beleid voor personen met een handicap. Dit is niet nieuw, dat weten we al jaren.
Vorige week werden we nog eens wakker geschud toen er terecht luid aan de alarmbel werd getrokken. We hoorden de negatieve berichten over de werking van de regionale prioriteitencommissie in Oost-Vlaanderen, alle gebruikers stappen uit de zorgregie uit protest tegen het beleid en tegen de wachtlijsten. Ze kunnen hun opdracht niet langer verzoenen met hun geweten en ze kunnen hun geweten ook niet opzij schuiven, zoals de ambtenaren hun hebben aanbevolen. Een merkwaardige aanbeveling.
Ze klagen terecht een immoreel systeem aan dat gehandicapten tegen elkaar uitspeelt. Er zit geen duidelijke lijn in uw toewijzingsbeleid; daar heeft mevrouw Vogels compleet gelijk in. Wat de ene maand als een schrijnend geval wordt erkend, wordt de volgende maand afgewezen of uitgesteld omdat de budgetten of die plaatsen op zijn. Ik ben heel blij, minister, dat u vandaag erkent dat de communicatie veel beter kan en dat de werking van de commissies niet transparant is. Daar moeten we dan niet verder op ingaan.
Ik wil toch ook een pleidooi houden om niet over de hoofden heen te beslissen, maar samen met de personen met een handicap. Zij, en enkel zij, moeten centraal staan. Dat wil niet zeggen dat ze over hun eigen dossier moeten beslissen, mevrouw Claes, dat heeft hier nog nooit iemand beweerd.
In elk geval is het signaal van de zorggebruikers in Oost-Vlaanderen een zeer duidelijke aanklacht van de steeds toenemende wachtlijsten. Ook hier is vandaag geen echte transparantie. Terecht stelde de voorzitter van Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (GRIP) vorige week: Het VAPH brengt hier een good news show over het aantal afgesloten vragen, maar vergeet te vermelden hoe sterk de wachtlijsten zijn gegroeid. Met 2179 op een jaar tijd, een stijging met 10 procent en niet een goede 3 procent zoals het VAPH laat uitschijnen.
Minister, ik beweer niet u met uw beleid geen inspanningen hebt geleverd en geen bijkomende budgetten hebt vrijgemaakt. De toestand op het terrein wordt echter zo ernstig dat er nog nood is aan bijkomende inspanningen.
Ik heb uw conceptnota aandachtig gelezen. U hebt hierin zelf gesteld dat nog niet elke persoon met een handicap zich heeft laten registreren. Dit betekent de facto dat de cijfers nog slechter zijn dan momenteel officieel wordt vooropgesteld.
Ik vind het eigenlijk knap dat de zorggebruikers het lef hebben hun nek uit te steken en een noodkreet ten aanzien van het beleid te slaken. De Vlaamse Regering heeft echter beloofd dat de conceptnota voor een oplossing zal zorgen. Elke Vlaming met een erkende handicap zal in de toekomst recht hebben op een basisuitkering. Op die manier wilt u de wachtlijsten aanpakken.
Op zich vormt een conceptnota waarin het principe van een basisuitkering voor elke persoon met een handicap wordt aanvaard, een zeer goed uitgangspunt. Als ik het goed heb begrepen, is het de bedoeling dat de persoon met een handicap zelf zijn zorg en ondersteuning zal kunnen betalen. Dat staat er letterlijk in. De achterliggende redenering is echter dat de gehandicapte bij familie, buren of mantelzorgers terecht moet kunnen. Helaas lijkt deze oplossing me niet altijd heel realistisch.
Mevrouw Dillen, mag minister Vandeurzen u even onderbreken?
Voorzitter, iedereen mag mij onderbreken. Het moet echter wel over het huidig onderwerp gaan. Daarnet waren we al bij de kinderopvang beland. Dat is niet de essentie van dit debat.
Ik bepaal niet wat de leden van het Vlaams Parlement zeggen. Dat is de freedom of speech, zoals de heer Van Rompuy zou zeggen.
Het statement van de vertegenwoordigers van de gebruikers in Oost-Vlaanderen is zeer pertinent. Het is aartsmoeilijk een keuze te maken tussen de verschillende voorliggende ondersteuningsvragen. De ondersteuningsvragen worden geformaliseerd en de beperkte budgetten worden toegewezen. We hoeven daar niet over te discussiëren. Dat is geen eenvoudige zaak.
We kunnen de gebruikersvereniging vragen of we in de gegeven omstandigheden prioriteiten moeten stellen. We bevinden ons natuurlijk in een bepaalde situatie. Moeten we in die omstandigheden de aanwezigheid van gebruikers bij de toewijzing handhaven? De gebruikersvereniging is in dat geval uitdrukkelijk vragende partij. De gebruikersvereniging is er immers van overtuigd dat net de dialoog tussen de vertegenwoordigers van de gebruikers, die vanuit die invalshoek vertrekken, de voorzieningen en de verwijzer de grootste kans op een rechtvaardige beslissing biedt. Ik deel dat standpunt ten volle. De beslissing heeft geen betrekking op de vraag of het al dan niet om een schrijnende situatie gaat. Het gaat om een schrijnende situatie, maar daarnaast zijn er nog meer schrijnende situaties. De vraag is waar we onze prioriteiten leggen.
Ik ben hier absoluut niet fier op. We moeten al het mogelijke doen om de discussie op een andere wijze te kunnen voeren. We moeten de budgetten hiervoor aanwenden en systeemwijzigingen doorvoeren. We moeten de mensen die hier nood aan hebben, geven waar ze recht op hebben.
Volgens mevrouw Dillen is de forfaitaire ondersteuning een vorm van penalisatie. De betrokkenen moeten een beroep doen op vrienden en familieleden. Het is eigenlijk net het tegenovergestelde. De regels van het VAPH worden niet gewijzigd. Zodra iemand bekendstaat als iemand die aan de regels van het VAPH beantwoordt, bijgevolg als erkend gehandicapte voor ondersteuning door het VAPH in aanmerking komt en tevens een ondersteuningsnood heeft, komt hij in de huidige situatie op de wachtlijst terecht. Die mensen moeten zich op alle mogelijke manieren behelpen.
Mevrouw Stevens heeft daarnet terecht haar verwondering uitgedrukt. In de toekomst zullen mensen die zich in een dergelijke situatie bevinden, ervan mogen uitgaan dat er in elk geval een vorm van ondersteuning zal zijn. Dit is in eerste instantie natuurlijk een enorme blijk van waardering voor de mensen die al het mogelijke doen om zich in een thuissituatie zo goed mogelijk te beredderen. De Vlaamse overheid wil die mensen een garantie bieden. Er zal vanuit de publieke middelen in elk geval in steun worden voorzien.
Dat is natuurlijk tegenovergesteld aan het standpunt dat we die mensen met een kluitje in het riet sturen. De huidige situatie vormt in feite het alternatief. De mensen schuiven aan op een wachtlijst. Het voorbeeld is goed gekozen. Misschien behoren ze niet tot de groepen die we als de dringendste prioriteiten beschouwen.
Het nieuw standpunt houdt in dat wie in aanmerking komt, erop mag rekenen dat de Vlaamse overheid voor een forfaitaire ondersteuning zal zorgen. We moeten tussen een aantal werelden kiezen. Eerlijk gezegd, vind ik dit ten opzichte van de huidige situatie een enorme vooruitgang.
Ik wil kort citeren uit de conceptnota, vooral voor de collegas die hem niet gelezen hebben. Ik heb de hele tijd de indruk dat men alleen focust op dat basisondersteuningsbudget, terwijl het om drie delen gaat. Ten eerste, een persoonsvolgend financieringssysteem; ten tweede, het recht op basisondersteuningsbudgetten installeren; ten derde en men doet alsof dat niet bestaat door een engagement voor een groeipad om de door het VAPH gesubsidieerde, rechtstreeks en niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning en zorg decretaal te verankeren. Het zijn de drie samen die in de conceptnota worden beschreven en die het nieuwe beleid zullen maken, niet alleen de basisondersteuning waarbij u precies doet alsof dat nog het enige zal zijn voor de personen met een handicap.
Mevrouw Claes, u bent niet correct. Ik heb dat op geen enkel ogenblik gezegd. Ik ben daar zelfs niet toe gekomen. Ik heb die nota ook gelezen dat was natuurlijk wel de bedoeling, om hier vandaag te kunnen deelnemen aan een debat over die nota.
Het gaat inderdaad over verschillende stappen. Maar wanneer men die basistoelage krijgt, heeft men wel nood als mantelzorger aan iets om op te kunnen steunen, want het basisbedrag zal nooit volstaan om professionele hulp te kunnen vragen.
Minister, ik heb evenveel als u respect voor al die mantelzorgers die dit schitterende werk doen, maar op een bepaald ogenblik is het niet meer houdbaar om die mantelzorg uit te oefenen. Dan moet er een alternatief zijn: een voldoende groeipad om die mensen op te nemen in de voorzieningen.
Ik heb u daarnet de cijfers gegeven. Ik heb u daarop gewezen. U hebt het toegegeven. Het staat, tussen haakjes, ook in de conceptnota, mevrouw Claes. De cijfers zijn onderschat want heel veel mensen zijn nog niet geregistreerd. Ik vraag mij af of er voldoende budgetten zullen zijn om, als het niet meer via de basiszorgtoelage kan, ervoor te zorgen dat het kan door middel van opname in een instelling.
Minister, het is heel belangrijk dat er voldoende zal worden geïnvesteerd om hier te zorgen voor voldoende plaatsen. Die zijn vandaag allesbehalve aanwezig.
Hoe groot zal die uitkering zijn? Er circuleren vandaag verschillende bedragen: 300 of 400 euro per maand. Dat zal in elk geval absoluut onvoldoende zijn. Minister, misschien kunt u meteen een tipje van de sluier oplichten.
Is dit voorstel wel financieel realistisch? Hebt u dat laten berekenen? Op welke wijze zal dit worden gefinancierd? In de nota staat dat het budget zal worden toegekend vanuit de Vlaamse zorgverzekering. Dat is daarnet ook al aan bod gekomen. Men kan zich afvragen of dit wel de bedoeling is van de Vlaamse zorgverzekering. Bestaat hiervoor over alle meerderheidspartijen heen wel een politiek draagvlak? Welke inspanning zal de volgende jaren van de Vlaming worden verwacht? Mevrouw Vogels vroeg dit ook al.
Minister, ik heb absoluut geen probleem met solidariteit. Maar we moeten wel heel duidelijk bekijken welke solidariteit we van de Vlaming zullen vragen want niet iedereen kan op dezelfde wijze solidair zijn. Wat voor u en iedereen in dit halfrond 25 euro extra is, is dat niet voor heel veel mensen in onze samenleving. Zal die extra bijdrage inkomensgerelateerd zijn? Daarover had ik graag wat informatie.
Mevrouw Dillen, wat is afgesproken en wat door de veranderingsmanager ten overstaan van de commissie uitvoerig in het projectplan is toegelicht, is dat we in deze legislatuur de vraag beantwoorden hoe in de toekomst handicapspecifieke ondersteuningsbudgetten zullen worden toegekend. Daar hebben we het over dat basisforfait en over wat daarboven zit.
De vraag over hoeveel middelen het zal gaan, zal moeten worden beantwoord door degenen die een volgende Vlaamse Regering maken. Wat het decreet zal bepalen, is dat je dat groeipad bij de start van de legislatuur zult moeten vastleggen. Het zal worden betaald als basisondersteuning via de techniek van de zorgverzekering, omdat dat het meest operationele instrument is om te kunnen uitbetalen. Anders moet je in het VAPH een nieuwe administratie organiseren. Bovendien laat het ons ook toe een handicapspecifiek beleid dat vraaggestuurd is, in Brussel te voeren.
Hoe dat aan de kant van de ontvangsten zal worden gefinancierd, is het debat dat moet worden gevoerd. Het zal worden gevoerd naar aanleiding van de vorming van de volgende regering, en dan zult u met belangstelling kunnen kijken naar alle verkiezingsprogrammas die daarover een uitspraak doen. Dat is wat in alle klaarheid in de conceptnota staat.
Minister, nu doet u een heel gevaarlijke uitspraak. Ik wil graag een debat voeren en het zal een heel boeiend debat worden over alles wat de partijen in hun verkiezingsprogramma beloven. Ik heb er zon paar in mijn hoofd zitten, van uw partij, van de N-VA, het programma van de socialisten is me iets minder bekend, maar ik wil het ook eens keurig onder de loep nemen. We zijn nu vier jaar verder. Ik wil wel eens zien wat daarvan al is gerealiseerd vandaag. Minister, we moeten toch wel zeggen dat het resultaat pover is.
Minister, u zegt dat de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement het kader beslissen. Maar de oplossing wordt beloofd tegen 2020. Laat ons dat duidelijk zeggen voor zij die de nota niet hebben gelezen. Dat is niet de volgende legislatuur, maar nog een legislatuur verder.
Minister, u zegt: Wij maken het kader, en de volgende regering moet het budget bepalen. Nu, enige nederigheid mag hier misschien wel aan de dag worden gelegd, na deze feestelijke viering van u deze ochtend. U mag er nog verschillende legislaturen bij doen, maar welke zekerheid hebt u dat een volgende Vlaamse Regering rekening zal houden met de conceptnota, en zelfs met wat in een decreet wordt gegoten? U zult in dat decreet niet kunnen vastleggen wat de bedragen zijn. Die zekerheid hebt u niet.
Het is heel gratuit om vandaag te zeggen dat tegen 2020 dat is nog zeven jaar, nog twee legislaturen verder het probleem opgelost zal zijn. U kunt vandaag een volgende Vlaamse Regering niet engageren.
Natuurlijk kunnen decreten door een parlement worden gewijzigd. Dat moet ik nageven, mevrouw Dillen, dat is een legistieke mogelijkheid. Maar het feit dat we in dit parlement decretaal de toekenningsmodaliteiten van de handicapspecifieke budgetten zullen vastleggen, heeft ten minste tot gevolg dat als iemand het snode plan zou hebben om die te wijzigen, dit moet gebeuren via een passage in dit parlement.
Ik ga even terug in de tijd. Op het einde van de vorige legislatuur heeft de commissie Welzijn het debat gevoerd over de vraag wat we nodig hebben als we een antwoord willen bieden op de noden van personen met een beperking. Toen heeft dit parlement, in de formule die we nu iets minder vrijblijvend maken, een resolutie aangenomen waarin staat dat er een groeipad moet zijn in de volgende legislatuur.
Men kan veel zeggen over de manier waarop deze Vlaamse Regering haar regeerakkoord heeft uitgevoerd. Toen er onderhandeld is over dit regeerakkoord, hebben de partijen die aan de onderhandelingen hebben deelgenomen, datgene wat ze hadden goedgekeurd in de resolutie vóór de vorige Vlaamse verkiezingen, zorgvuldig overgenomen en werd een groeipad vastgelegd. Dit groeipad is ondanks de economische turbulentie die inderdaad de zaken complexer heeft gemaakt voor een aantal belangrijke opties, door deze meerderheid altijd overeind gehouden.
Als er een domein is waarvan ik kan zeggen dat de budgettaire afspraak bij de start is gemaakt voor de hele periode en ook overeind is gebleven, dan is het in de groei van het budget voor personen met een beperking.
Collega Dillen, vorige legislatuur is tijdens een van de laatste zittingen een voorstel van resolutie unaniem gestemd, met één onthouding ik weet heel goed wie zich toen heeft onthouden , waarin we een veranderingsproces op gang hebben gebracht dat per definitie legislatuuroverschrijdend was. Het is al van bij het begin van deze legislatuur de mening van mijn fractie en van de meerderheid dat we deze legislatuur die verandering decretaal zouden moeten verankeren. Dat is wat we doen.
Ik vind dat u heel dat proces een stukje contamineert door die twee suggesties te doen. Ten eerste doet u dat door te verwijzen naar verkiezingsprogrammas. Dat heeft daar helemaal niets mee te maken. Het feit van het willen verankeren via een decreet stond ingeschreven in het project dat al in december 2011 aan de commissie is voorgelegd. U had perfect kunnen voorspellen dat dit decreet er onder deze vorm zou komen. Ten tweede doet u dat door telkens te verwijzen naar 2020. De titel van het perspectiefplan is Perspectief 2020, om dan dit perspectief af te ronden, maar we gaan wel niet wachten tot 2020 om de boel in gang te zetten. Als het van ons afhangt, gebeurt vanaf 2015 iedere toekenning via het systeem van persoonsvolgende financiering en zetten we daarmee heel die verandering in een veel sneller proces.
De minister maakt zich sterk dat een decreet dat nu wordt goedgekeurd, kan worden uitgevoerd door een volgende regering. Minister, waarom heeft de vorige regering dan zo lang gewacht om het PGB-decreet uit te voeren? Ik was geen minister van Welzijn toen. We hebben er genoeg op aangedrongen om dat experiment op te starten. Het heeft tot 2008 geduurd eer het experiment werd opgestart. Het decreet is in 2001 goedgekeurd als ik me niet vergis. Waarom zijn er zoveel jaren over gegaan? (Applaus bij Open Vld)
Ik wilde hetzelfde zeggen als mevrouw Van der Borght. Bovendien, minister, is er tussen 1999 en 2004 een eerste keer een meerjarenplan gemaakt, met een duidelijk budgettair engagement om jaarlijks te investeren om die wachtlijsten af te bouwen. Zo nieuw is dat allemaal niet. Het PGB-decreet is inderdaad unaniem goedgekeurd door het parlement en is niet uitgevoerd.
Veel collegas hebben het nu over trap één en trap twee. Ik snap het wel, je hebt het basisondersteuningsbedrag en daarboven heb je het handicapspecifieke bedrag. Wat mij fascineert, is dat in de media is gezegd dat het basisondersteuningsbedrag samen met de mantelzorg en de omgeving een heel stuk van de wachtlijsten zou kunnen wegwerken. Het is een middel om de wachtlijsten weg te werken. Ik vraag me al de hele tijd af of iemand die een ticket heeft voor het Vlaams Fonds, niet per definitie altijd handicapspecifieke zorg nodig heeft, bijvoorbeeld als het gaat over een arbeidsvervangende bezigheid. Zelfs licht mentaal gehandicapte mensen die voor een groot stuk in hun omgeving kunnen worden opgevangen en eventueel met een stukje thuiszorg kunnen worden geholpen, hebben toch nog het luik van dagbezigheid nodig. Zeggen dat de wachtlijsten daarmee opgelost worden, snap ik niet.
Collega Vogels, men zal met dat bedrag inderdaad zorg kunnen aankopen die rechtstreeks toegankelijk en handicapspecifiek is: thuisbegeleiding, gezinszorg, dienstencheques, tolken. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Dat zal blijken uit de manier waarop we het rechtstreeks toegankelijke deel in de toekomst verder ontwikkelen. U hebt dat toch goed gemerkt in de manier waarop we de budgetten van de groei toekennen? De uitbreidingsbudgetten worden systematisch ingezet op het meer proberen rechtstreeks toegankelijk maken. Dat is toch een keuze die we maken in het beleid, namelijk wat ga je meer rechtstreeks toegankelijk maken?
U moet zich toch ook eens plaatsen in de positie van degenen die de dienstverlening en de zorgverlening aanbieden. Die zijn nu aan het kijken hoe ze met deze nieuwe situatie zullen omgaan, hoe ze diensten en mogelijkheden zullen aanbieden voor degenen die over een forfait beschikken. Ze kijken nu hoe ze meer op maat kunnen werken, want ze zullen worden geconfronteerd met personen met een handicap die een vraaggestuurd budget zullen hebben, een kasbudget of een voucher. Er zal een hele dynamiek ontstaan. Dat is iets wat hier zo dikwijls is gevraagd. Wij zijn ervan overtuigd dat we meer capaciteit zullen creëren met dezelfde middelen.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Dillen, uiteraard moeten we nog zien wat de volgende regering rond de conceptnota zal beslissen. Wij zullen die nota zeker blijven ondersteunen.
Bovendien ben ik een beetje verbaasd over de reacties van heel wat collegas van Vlaams Belang, Groen en Open Vld. Iedereen beseft toch dat het huidige systeem niet meer houdbaar is. Het VAPH-systeem dateert uit de jaren 70. Het is zeer verouderd, zeer stroef en zeer star. Ik dacht dat iedereen meer flexibiliteit wou. Ik dacht echt dat het hoog tijd is om het systeem om te gooien en naar een flexibeler systeem te evolueren: meer zorg op maat en vraaggestuurd werken. Ik dacht dat iedereen dat wou.
Ik ben ervan overtuigd dat we met de conceptnota die we nu hebben, die weg aan het bewandelen zijn. Natuurlijk is die conceptnota nog maar een kader, een raamwerk, dat nog verder moet worden ingevuld. Ik denk dat we al een stap in de goede richting zetten.
Bovendien weet iedereen dat de budgetten die we nu uitgeven aan het VAPH, 1,4 miljard euro op jaarbasis bedragen. Als we naar de huidige wachtlijsten kijken en er zijn al berekeningen geweest , is er 700 miljoen euro nodig voor het volgende jaar om de wachtlijsten volledig weg te werken
Maar zoals collega Dillen ook zegt, zijn er daarnaast nog heel wat mensen die niet geregistreerd zijn bij het VAPH. Die mensen zijn federaal wel gekend: het gaat om ongeveer 50.000 à 60.000 mensen. Waar zitten die mensen dan? Die komen ook in de nieuwe conceptnota terecht. We zullen ook met deze groep mensen rekening houden niet vanaf de eerste dag, maar we zullen die groep mensen zeker op termijn meenemen.
Ik denk dat dat een heel mooie stap vooruit is. We hebben in het verleden een aantal fouten gemaakt door alleen te kijken naar de op dat moment bestaande wachtlijsten, maar we zijn vergeten dat er nog een heel grote groep mensen is die we niet kennen binnen het VAPH. Nu doen we een poging om ook deze groep mee te nemen.
Dat is natuurlijk een oefening op heel lange termijn, maar we moeten ergens starten. We klagen al jaren over de werking van het VAPH, maar ik denk dat we nu echt het systeem kunnen veranderen.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Vogels, u weet dat ik voor u veel respect heb als persoon en collega in de commissie Wonen, maar in dit debat ontgoochelt u mij. U ontgoochelt mij omdat u aangeeft dat de conceptnota zoals die nu voorligt niet het juiste plan is voor de volgende jaren.
Wij zijn bij mijn weten ongeveer zeven à acht jaar bezig rond die wachtlijsten. E zijn heel veel denkoefeningen geweest. Uiteindelijk moet je ook in de politiek op een gegeven ogenblik durven te zeggen waar je voor gaat. Met deze conceptnota gaan we de volgende tien à vijftien jaar tegemoet. Dat zal natuurlijk ook een plan zijn dat verschillende regeringen zal overleven.
Ik deel de mening van collega Stevens als zij spreekt over zorg op maat en flexibiliteit. Dat is wat we allemaal willen: solidariteit in de samenleving.
Mevrouw Vogels, in die zin ben ik toch wel ontgoocheld. U hebt ook ooit die bevoegdheid gedragen, en ik ook. We willen allemaal hetzelfde, maar over de manier van organiseren verschillen we van mening. Ik ben er echt van overtuigd dat de conceptnota vandaag een beginpunt kan zijn voor 2020-2025.
Mevrouw Stevens, natuurlijk is iedereen het eens over het feit dat het met het oude systeem niet verder kon. Maar er was wel een duidelijke visie op hoe het anders kon in het PAB-decreet (persoonlijkeassistentiebudget) en het PGB-decreet (persoonsgebonden budget). Mevrouw Van der Borght heeft er juist naar verwezen. Wel is het zo, mevrouw Heeren, dat de opeenvolgende ministers van Welzijn waaronder u een korte periode dit gewoon hebben laten liggen. Ze hebben dat niet uitgevoerd. U komt nu met een nieuw systeem waarvan u zegt dat dit nu de deus ex machina is. (Opmerkingen van mevrouw Veerle Heeren)
Ik ben er nog altijd niet van overtuigd dat dit de juiste keuze is. Ik betreur het nog altijd heel erg dat er niet sneller werk is gemaakt van een persoonsgebonden budget zoals in 2003 was beslist. Er is enorm veel tijd verloren.
Dat is het fundamentele, ideologische verschil in visie op hoe we dat moeten organiseren. In die zin verschil ik inderdaad, samen met mijn partij, van u. Vandaag is de huidige minister van Welzijn aan zet, een CD&Ver in een meerderheid, een coalitie die is gevormd, die gaat voor die conceptnota. Ik ben er meer dan ooit van overtuigd dat dat het enige kader is om de komende tien tot vijftien jaar antwoorden te kunnen geven aan iedereen in Vlaanderen.
Mevrouw Stevens, ik heb nooit gezegd dat er niet iets moet veranderen. Dat weet u heel goed, als u eerlijk bent, uit alle opmerkingen die ik in de commissie al heb gemaakt. Ik ben heel blij te horen dat uw partij in de volgende regering de budgetten mee zal ondersteunen, alleen wil ik u waarschuwen: u moet nog in de volgende regering geraken. Vandaag hebt u daarover geen enkele zekerheid. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Daarover beslist de kiezer, daar moet u misschien niet aan twijfelen, maar ook de andere partijen. Dat argument overtuigt mij echt niet.
Mijnheer Van Malderen, in verband met verkiezingsprogrammas waaruit ik citeer, zal ik eens citeren uit regeerakkoorden. In 2004 zat uw partij ook in de Vlaamse Regering, met CD&V bevoegd voor Welzijn. Het regeerakkoord beloofde plechtig om tegen het einde van de legislatuur, in 2009, alle wachtlijsten weg te werken in de sector van personen met een handicap. Vandaag zijn we vele jaren verder en we stellen vast dat de wachtlijsten spectaculair zijn toegenomen. En, mijnheer Van Malderen, op dat ogenblik zaten we niet in een economische of financiële crisis.
Ik citeer u opnieuw, mijnheer Van Malderen. Ik heb met heel veel interesse uw interview gelezen in De Standaard, waarin u zegt dat de maximumfactuur in de thuiszorg en de voorgestelde basisuitkering met elkaar verweven zijn. Het is de bedoeling volgens u, om, en ik citeer u letterlijk: een sociale biotoop te bouwen, om op die manier de Vlaamse sociale bescherming, zoals deze in het regeerakkoord is opgevat, alsnog te realiseren.
Dat deze basisuitkering valt onder de zogenaamde Vlaamse sociale bescherming aanvaard ik. Daarover wil ik geen enkele discussie voeren, daarin hebt u gelijk. De Vlaamse sociale bescherming was trouwens hét bindmiddel in 2009 voor het vormen van deze regering. De N-VA kreeg de kindpremie en sp.a de maximumfactuur, die u vandaag graag wilt koppelen aan de basiszorgtoelage. Aan CD&V waren ook zaken beloofd.
Als u nu, mijnheer Van Malderen, wilt dat de vooropgestelde basisuitkering onder de koepel van de Vlaamse sociale bescherming valt, ben ik wat de financiering betreft heel sceptisch. We zijn een jaar voor het einde van deze legislatuur. Wat is er van de initiële Vlaamse sociale bescherming in de praktijk al gerealiseerd? Eén kaderdecreet zonder financieringsbasis. Voor de invoering van de kindpremie, collegas van de N-VA, en voor de invoering van de maximumfactuur is er geen geld. Hoe kunt u dan, mijnheer Van Malderen en de andere collegas van de meerderheid, garanderen dat er wel geld zal zijn voor de beloftes die u vandaag doet voor het gehandicaptenbeleid? Vandaag en de volgende jaren zal er geen beterschap komen.
De oplossing moet zijn gefinaliseerd ik zal me zo uitdrukken, mijnheer Van Malderen, want ik neem aan dat u vlug gaat starten, ik ben benieuwd tegen 2020 voor personen met een handicap met de grootste ondersteuningsnood aan zorg in de vorm van natura of contacten. Ik geloof vandaag helaas niet dat die beloftes tegen 2020 gefinaliseerd zullen zijn. Als mevrouw Stevens haar partij in de volgende Vlaamse Regering zit, hebt u vandaag al zekerheid gekregen. Maar als dat niet het geval is, welke zekerheid hebt u voor de volgende regering? Laat ons realistisch zijn.
Voorzitter, het is binnen dit tijdsbestek onmogelijk om in te gaan op alle aspecten van de conceptnota, met mooie formuleringen en mooie doelstellingen.
Ik hoop en ik ben ervan overtuigd dat de voorzitter van de commissie ons die mogelijkheid zal geven om er nog heel uitvoerig te kunnen op ingaan. Vandaag geeft deze conceptnota geen oplossing. De problemen binnen de sector van personen met een handicap blijven helaas al meer dan twaalf jaar escaleren.
Minister, ik heb in een opiniestuk gelezen dat dit dossier uw bevoegdheid eigenlijk overstijgt. Het is de verantwoordelijkheid van de hele Vlaamse Regering en collegas, van alle partijen, die zich in tijden van verkiezingen profileerden op kap van de wachtlijsten om te zorgen voor een oplossing en om te zorgen voor voldoende financiële ruimte. Vandaag is deze conceptnota pure aankondigingspolitiek en ik durf te zeggen nog sterker louter verkiezingspropaganda. Wij vinden dit onaanvaardbaar. Wij willen een oplossing voor de wachtlijsten. Voor onze fractie mag geen enkele gehandicapte met een dringende zorgvraag in de kou blijven staan. Minister, hoe gaat u dit waarborgen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Dillen, u hebt zich rechtstreeks tot mij gericht en ik wil u heel graag antwoorden.
Er zijn nooit meer zorgvragen beantwoord dan vandaag. In 2009, toen deze regering werd gevormd, hebben de drie partijen die de regering vormden, ongeacht wie de minister van Welzijn leverde, vastgelegd dat er een groeipad moest komen voor mensen met een handicap, op een moment dat we dachten dat we één jaar zouden moeten besparen en na dat moeilijke jaar nieuw beleid zouden kunnen voeren. In weerwil van het feit dat de minister van Welzijn tot nader order niet tot mijn partij behoort, hebben we iedere keer de uitbreidingen in elk van de begrotingsbesprekingen mee gesteund. Punt aan de lijn.
Is dat genoeg en mogen we ons op de borst kloppen? Neen. Dat is heel duidelijk. De verhalen die hier verteld zijn, bewijzen dat er nog heel veel werk aan de winkel is. Ik inspireer mij en u verwijst naar het interview over de sociale bescherming op het VN-verdrag dat de rechten van mensen met een handicap vastlegt. Het VN-verdrag zet mensen met een handicap niet op een eiland. Het VN-verdrag mobiliseert een hele samenleving om ervoor te zorgen dat iedereen met een handicap op dezelfde manier wordt behandeld.
Wij hebben deze legislatuur woord gehouden. Als we morgen een systeemverandering willen vastleggen die we blijkbaar allemaal willen , dan zullen we er vandaag het wetgevend werk voor moeten doen. The proof of the pudding is in the eating, maar op zn minst heeft deze ploeg in deze legislatuur al een pudding gemaakt.
Mevrouw Dillen, wat betreft de volgende Vlaamse Regering mogen er geen misverstanden bestaan. Het maakt niet uit hoe de volgende Vlaamse Regering zal zijn samengesteld. We kunnen geen uitspraken doen over de kiesresultaten. Hoe dan ook zal de N-VA de conceptnota blijven steunen, ook als wij om een of andere reden in de oppositie zouden belanden. Ook dan zullen we de nota blijven ondersteunen. Als we merken dat ze niet wordt uitgevoerd, zullen we de zaak blijven aankaarten.
Wat betreft de aankondigingspolitiek: op basis van de conceptnota werken we binnen de meerderheid aan het ontwerp van decreet waarin we de fundamenten zullen leggen voor het persoonsvolgend systeem op twee niveaus. U mag erop rekenen. Het ontwerp zal nog tijdens deze legislatuur op tafel liggen in de commissie Welzijn en in de plenaire vergadering. Ook al moet ik er persoonlijk aan sleuren, het zal er komen voor de verkiezingen.
Er is inderdaad een persoonsgebonden budget dat decretaal is vastgelegd. Mevrouw Van der Borgt, u maakte deel uit van de vorige Vlaamse Regering, samen met ons. U hebt toen ook niets gedaan om het uitgevoerd te krijgen.
Mevrouw Dillen, het is totaal onterecht wat u over de verkiezingsperiode 2009 zegt. Voor de verkiezingen van 2009 zijn we met een heel open rapport en ik herinner het me nog zeer levendig naar de commissie gegaan om inzage te geven over de gegevens en over de wachtlijsten.
Ik heb toen zelf aangegeven dat we zouden moeten werken aan een nieuw concept om antwoorden te kunnen geven, omdat dat met de huidige contouren niet mogelijk zou zijn. Alvast wij zijn met het juiste verhaal naar de kiezer gegaan: we hebben eerlijk gezegd dat we dat probleem niet op vijf jaar konden oplossen, dat daar een langere termijn voor nodig was, en dat er ook een nieuw decretaal kader en een nieuw conceptkader nodig was voor personen met een handicap.
Voorzitter, ik wil tweemaal reageren wegens een persoonlijk feit.
Mevrouw Van der Borght, even voor de duidelijkheid, er is geen sprake van een persoonlijk feit.
Goed, ik antwoord op de opmerkingen van mevrouw Stevens. Mevrouw Stevens, ja, we zaten in de regering, en toen hebben we veelvuldig aangedrongen op het uitvoeren van het PGB-decreet. Neen, we zaten niet aan het stuur. CD&V-ministers zaten aan het stuur. Zo moet uw fractie nu ook vaststellen, nu ze deel uitmaakt van de regering, dat niet alles kan worden uitgevoerd wat ze wil.
Mijnheer Van Malderen, u wilt wel een pudding bakken, maar u hebt nog geen deeg, u hebt nog geen ingrediënten, u hebt misschien slechts een oven. (Opmerkingen)
Mevrouw Van der Borght, ik stel voor dat we dat uit het verslag verwijderen. Ik ken niets van koken, maar voor pudding heeft men volgens mij geen deeg nodig. (Gelach)
Dat mag blijven staan. Ik zal eens gaan luisteren bij Jeroen Meus.
Mevrouw Heeren, ik heb niet verwezen naar u en naar de verkiezingsbeloften van 2009. U bent even ook de verantwoordelijke geweest. U moet luisteren. In 2004 bepaalde het regeerakkoord dat alle wachtlijsten tegen het einde van de legislatuur, dus tegen eind 2009, weggewerkt zouden zijn.
Dat is tien jaar geleden.
Dat is niet gebeurd. Integendeel, dat is blijven escaleren. Toen was er geen financieel-economische crisis: laten we dat niet vergeten.
Mevrouw Stevens, ik kom terug op die aankondigingspolitiek, en uw ontkenning dat dit al een voorbode is van de waarschijnlijk zeer spannende verkiezingsperiode, die door veel partijen eigenlijk al is ingezet. Ik kijk naar dit regeerakkoord, waarvoor uw partij een grote verantwoordelijkheid draagt. Een van uw grote doelstellingen was de Vlaamse sociale bescherming in het algemeen, en die kindpremie in het bijzonder. Welnu, ik kan alleen maar vaststellen dat er vandaag alleen sprake is van een decretaal kader, zonder enige vorm van financiering. U bent er niet in geslaagd om wat dan ook van die Vlaamse sociale bescherming op het terrein te realiseren. Ik houd mijn hart dan vast als het gaat over de beloftes die u en deze meerderheid doen met betrekking tot het verwezenlijken van deze conceptnota.
Mevrouw Van der Borght heeft te kennen gegeven niet te willen worden onderbroken.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Ik sta open voor alle vragen nadien. Mijnheer Van Dijck, u mag gerust naar de koffiekamer gaan. Ik houd u niet tegen. (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
Voorzitter, minister, geachte leden, zoals de vorige sprekers al hebben aangegeven, houden we dit debat vandaag naar aanleiding van twee ontwikkelingen die er vorige week zijn geweest binnen de sector van de zorg voor personen met een handicap. Er was de conceptnota met betrekking tot de persoonsvolgende financiering die werd voorgesteld door de minister en parlementsleden van de meerderheid, en er was het opstappen van de vertegenwoordigers van de gebruikers uit de regionale prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen.
Minister, toen u vorige week woensdag samen met enkele collegas van de meerderheid de conceptnota voorstelde, was mijn aanvankelijke reactie positief. Ik hoorde u s ochtends op de radio spreken over een eigen budget voor elke persoon met een handicap, over een persoonsgebonden financiering, over vraaggestuurde zorg op maat, en ik dacht: mooi zo, eindelijk, het wordt tijd.
Dit zijn de zaken waar Open Vld ook 100 procent achter staat en al jaren voor pleit. Maar al snel maakte mijn voorzichtig optimisme plaats voor teleurstelling, onbegrip en zelfs frustratie. De blikvanger in uw communicatieoffensief bleek immers vooral uw voorstel van een basisondersteuningsbudget voor elke persoon met een handicap. Er zou een maandelijks budget van 300 tot 400 euro ter beschikking worden gesteld van elke persoon met een handicap die daarmee kosten kan betalen voor mantelzorg en gewone zorgdiensten zoals gezinshulp, kortom alles behalve handicapgespecialiseerde zorgverlening.
En ja, de euforie was groot. Het scheelde niet veel of de wachtlijsten waren al bijna weggewerkt. Minister, wat ik vooral geconcludeerd heb in de uren daarop, toen ik de nota volledig te lezen kreeg, is dat er heel weinig concreets terug te vinden is. Op 34 paginas zijn er amper 8 paginas van het document die inhoudelijke voorstellen omvatten, de rest is blabla. Bovendien missen de voorstellen die u doet elke financiële onderbouw en concretisering. Hoeveel het gaat kosten, hoe we ervoor zullen betalen en wie het zal betalen, dat lezen we niet, dat weten we niet. En de uitvoering blijkt voor de volgende regering te zijn.
Of een toekomstige regeringscoalitie zich zal gebonden voelen door de plannen die u nu lanceert, dat is de vraag. Feit is wel dat het een tactiek is die bij elk belangrijk decreet terugkeert. Het is ook daarom dat ik in mijn reactie heb gesproken van aankondigingspolitiek. Laten we eerlijk zijn, de wachtlijsten zullen blijven tot minstens na de volgende verkiezingen. Ik denk dat om die reden ook de euforie bij vele personen met een handicap en hun families weer snel weg was. Het gebrek aan concrete uitwerking, financiële onderbouw en timing maakt al snel dat velen het als verkiezingsretoriek hebben bestempeld.
Veel personen met een handicap geven ook aan dat het maandelijks budget van 300 of 400 euro geen toonbeeld is van efficiënt beleid. De noden zijn zo verschillend en voor sommigen is geld ook niet eens het probleem. Iemand formuleerde het heel duidelijk in een e-mail naar mij: Vele personen met een handicap hebben nood aan een structurele en professionele omkadering, sociaal contact en zinvolle bezigheden. Voor vele ouders van personen met een handicap is de financiële last niet het hoofdprobleem, maar wel de psychische en fysieke last, vooral als ze ouder worden.
Onder het mom van vermaatschappelijking van de zorg wordt opnieuw duidelijk gesteld dat eerst het eigen netwerk vrienden, familie, buren zoveel mogelijk moet worden ingeschakeld vooraleer een zorgvraag in aanmerking kan komen voor de tweede trap, namelijk een persoonsvolgend budget. Het risico dat we nog meer zorgverantwoordelijkheid op de familie afschuiven is hier dan ook reëel.
Minister, dat brengt ons naadloos bij de problematiek van de regionale prioriteitencommissies. Dat probleem werd een jaar geleden voor het eerst aangekaart in de commissie via een vraag om uitleg van mezelf. In oktober 2012 was er opnieuw sprake van naar aanleiding van een vraag van mevrouw Vogels, en in maart 2013 heb ik daarover een schriftelijke vraag gesteld. Telkens opnieuw wilde ik u wijzen op de problemen die zich daar voordoen.
Vele honderden staan bij de regionale prioriteitencommissies in de rij te wachten om hun zorgvraag als prioritair erkend te zien worden. Voor velen blijkt het ijdele hoop. De beschikbare middelen zijn ondanks jaarlijkse budgetstijgingen nog steeds ver ontoereikend. De regionale prioriteitencommissies zijn daardoor beland in een situatie waarbij ze de schaarste moeten verdelen, zoals dat dan heet. Het komt erop neer dat ze enkel de meest schrijnende van de schrijnende situaties kunnen verhelpen.
Het is een immoreel systeem dat gehandicapten tegen elkaar uitspeelt en waar wij niet langer aan wensen mee te werken. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van mevrouw Jacqueline Jensen die namens de gebruikers, de personen met een handicap, hun ouders of familieleden, in de Oost-Vlaamse prioriteitencommissie zetelt of beter zetelde. Samen met vijf collegas stapte ze er vorige week uit.
Ze hebben er genoeg van. Ze hadden de grootste moeite om hun geweten opzij te schuiven. Immers: achter elke zorgvraag die ze weigeren voorrang te geven, gaat een familie in nood schuil. Een familie die alweer maanden verder moet, zonder gepaste hulp en zorg. Mogelijk wordt het een drama, wanneer de hulp, opvang of zorg te laat of zelfs niet komt.
En neen, we kunnen het de gebruikers die uit de regionale prioriteitencommissie stappen, moeilijk kwalijk nemen dat ze niet langer willen meegaan in die manier van werken. Met hun vertrek willen de vertegenwoordigers een signaal sturen naar het beleid, de politiek, dat het anders moet, dat het zo niet verder kan. Terwijl zij met de ellende en het verdelen van de schaarste worden geconfronteerd, komt u met een plan, zonder concrete financiering en zonder timing, waarbij er plots geld is voor iedereen. U begrijpt toch dat dergelijk contrast voor heel wat wachtenden alleen maar zout in de wonde heeft gestrooid? Al was het maar omdat velen vrezen dat het bij die eerste trap, het basisondersteuningsbudget, zal blijven. De opstap naar een volwaardig persoonsvolgend budget voor personen met een handicap die zwaar zorgbehoevend zijn, riskeert opnieuw met enkele jaren te worden uitgesteld. Zoals een aantal vertegenwoordigers van de gebruikers het stelden, komt het voor hen neer op het uitputten van het eigen netwerk.
En vergis u niet, collegas, de mensen waarover deze regionale prioriteitencommissies vandaag moeten oordelen, en meer bepaald of ze zich in de schrijnendste situatie bevinden, zijn mensen die avant la lettre de vermaatschappelijking van de zorg verpersoonlijken. Zij zorgen al jaren voor hun kind of partner met een handicap. Die mensen, over wie het in dit debat gaat, zijn uitgeput, fysiek en psychisch. Ze zijn oud, sommigen zijn ondertussen verzwakt of ziek geworden. Op het moment dat ze een beroep moeten doen op de maatschappij om over te nemen, moet die maatschappij forfait geven. Net daarom hebben heel wat mensen met een handicap, hun ouders en familie, zo gepikeerd en verontwaardigd gereageerd op uw voorstel voor een basisondersteuning voor iedereen.
Minister, ziet u geen contrast tussen het plan om een maandelijks basisondersteuningsbudget toe te kennen aan elke persoon met een handicap, ongeacht de zwaarte van zijn noden, terwijl schrijnende zorgvragen bij de regionale prioriteitencommissie dikwijls moeten worden geweigerd? En ja, we houden al jaren personen met een handicap en hun omgeving zoet met de zorggarantie in 2020. Maar collegas, wat met de periode tussen nu en 2020? Wat met al die zorgvragen die vandaag niet het schrijnendst, maar zeker en vast schrijnend zijn? Hoe wilt u op korte termijn de problemen bij de regionale prioriteitencommissies aanpakken? Welke garantie hebben die mensen dat het na de conceptnota beter zal worden?
Opvang moet een recht blijven en mag niet, nog meer dan nu het geval is, een laatste redmiddel worden. Het doet denken aan de uitspraak sois belle et tais-toi: je hebt nu iets gekregen, dus zwijg nu maar en ga vooral niet op een wachtlijst staan. Het is een slechte poging om mensen met een vraag naar handicapspecifieke zorg af te kopen met een aalmoes, waar niet eens iedereen behoefte aan heeft. Mijnheer Van Malderen, u moet niet blazen.
Bovendien, wat doe je met geld als er geen winkel is om de nodige ondersteuning te kopen, als de diensten voor gezinshulp geen continuïteit garanderen en vele zelfs niet eens beschikbaar zijn tijdens het weekend?
Wat is nu de realisatie van vier jaar veranderingsmanager? Wat heeft het ons opgeleverd, behalve een document dat uitblinkt door vaagheid en dat niet eens een engagement bevat voor deze, maar voor een volgende legislatuur, terwijl de samenstelling van de regering niet eens bekend is? Het spijt mij, maar ik kan niet anders dan stellen dat dit aankondigingspolitiek is en een vervroegde verkiezingsstunt. (Applaus bij Open Vld, het Vlaams Belang en Groen)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil graag even reageren op het betoog van mevrouw Van der Borght. Ik begrijp dat u niet onderbroken wilde worden, want u ging regelmatig heel kort door de bocht. Het is heel erg gemakkelijk om op die manier brandhout te maken van iets dat al jaren in de pijplijn zit, ook in onze commissie. Ook u hebt de resolutie mee ondertekend. Ook u kent het regeerakkoord. Ook u was erbij toen het Perspectiefplan werd besproken en de krijtlijnen ervan werden vastgelegd.
Ook u hebt vaak met verve en met vuur in de commissie de minister en zijn partij verweten enkel in de voorzieningen te investeren, koudwatervrees te hebben, bang te zijn van vraagsturing en vernieuwing in de sector. Ook u wordt nu geconfronteerd met een conceptnota die in de lijn ligt daarvan. De reacties zijn verschillend. Dat is altijd het geval wanneer een redelijk stabiele sector sterk veranderd zal worden, wanneer er een systeemwijziging komt. Ook u doet ik weet dat u beter weet alsof het in 2020 moet gebeuren. U weet heel goed dat het decreet dit jaar zal worden goedgekeurd. U weet heel goed dat de uitvoering volbracht moet zijn in 2020 en dat daar vanaf volgend jaar aan wordt gewerkt. Ook u was bij elke begrotingsbespreking en elke begrotingcontrole aanwezig, toen we de extra budgetten die waren voorgenomen, alle engagementen, tot op de laatste euro en tegen de besparingen in, hebben waargemaakt. Dus ook u had iets correcter kunnen zijn in uw betoog. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Van der Borght, ik wil eventjes reageren op enkele punten. U zei dat de conceptnota weinig concreet is, maar dat is evident, want het is een conceptnota. In een conceptnota worden alleen de grote lijnen uitgezet. In het decreet zullen we gedetailleerder werken en in de uitvoeringsbesluiten zullen we nog veel gedetailleerder werken. Dat is de normale gang van zaken.
U zei ook dat er geen cijfers en geen financiële onderbouw in zitten. Dat klopt, dat geef ik ook toe. Het is een bewuste keuze, ook al omdat u zelf de vraag stelde of de volgende Vlaamse Regering zich gebonden zal voelen door de beslissingen van deze regering en van dit parlement. Dat zal niet het geval zijn omdat een volgend parlement en een volgende regering altijd de vrijheid hebben om op een beslissing van hun voorgangers terug te komen. Daarom hebben we er ook bewust voor gekozen om er geen financiële onderbouw in op te nemen. We willen immers vermijden dat we ons verliezen in details. Ik meen dat het veel belangrijker is om de lijn uit te zetten en om nadien de invulling over te laten aan de volgende Vlaamse Regering, ongeacht wie daarin zetelt. We beginnen nu met een concreet plan, met een concreet decreet. Zij kunnen verder voor de invulling zorgen. Wij leggen de volgende Vlaamse Regering niets op.
We moeten niemand blaasjes wijsmaken, vandaar dat we ervoor gekozen hebben om een conceptnota te maken. Ik herhaal dat die nog tijdens deze legislatuur wordt omgezet in een decreet dat dan kan worden meegenomen naar de volgende regering indien daarvoor nog steeds politieke wil bestaat.
Wat betreft de thuiszorg en de gezinshulp hebt u terecht gezegd dat deze mensen in het weekend niet beschikbaar zijn. Dat komt door de huidige regels. Alles hangt natuurlijk samen. Als het decreet er komt, als het uitgevoerd wordt, zullen de regels wat betreft thuiszorg en gezinshulp ook moeten worden aangepast zodat de diensten ook tijdens het weekend kunnen worden geraadpleegd. Dat is evident. (Applaus van de heer Kris Van Dijck)
Ik hoor het mevrouw Stevens heel graag zeggen. Ik neem er met plezier akte van dat al die regels zullen worden gewijzigd, zodat de gezinshulp op een heel flexibele manier tijdens het weekend zal kunnen worden aangeleverd. Ik zal de wijziging van die regelingen met heel veel enthousiasme mee goedkeuren als die hier ooit ter stemming voorligt.
Mevrouw Stevens, ik ben blij dat u het zegt, het zijn inderdaad alleen grote lijnen. Niets bindt de volgende regering.
Mevrouw Jans, mevrouw Stevens, had de regering van in het begin het PGB-decreet, dat unaniem is goedgekeurd door het parlement, in 2001 uitgevoerd en niet gewacht tot 2008 om een heel miniem en schamel experimentje op te zetten, dan hadden we vandaag dit debat niet meer hoeven te voeren. (Applaus van mevrouw Marijke Dillen)
Mevrouw Van der Borght, voor alle duidelijkheid. Wie zal recht hebben op een basisforfait? Dat zijn uiteraard degenen die zijn erkend als een persoon met een beperking, maar die ook gerechtigd zijn op handicapspecifieke ondersteuning omdat er een vastgestelde ondersteuningsnood is.
We doen dat niet voor iemand die het niet nodig heeft. Dat zijn de regels die het VAPH nu hanteert.
Dat heb ik niet gezegd.
U zegt: er zijn er die het niet nodig hebben.
U gaat aan iedereen een basisondersteuning geven.
Aan de mensen die recht hebben op handicapspecifieke ondersteuning volgens de regels die nu gangbaar zijn.
Eerlijk gezegd, het verhaal over de aankondigingspolitiek fascineert mij. Het perspectiefplan werd omgezet in projecten, die kregen een timing en dat is allemaal in het lang en het breed uitgelegd in de commissie. Ik herinner me zelfs zeer goed dat u cynisch opmerkte: we gaan wel zien of de persoonsgebonden financiering op tijd in het parlement geraakt. U wist dus zeer goed dat het de bedoeling was om deze systeemwijziging in deze legislatuur nog door te voeren.
Het is nog straffer: er is een verzoekschrift ingediend dat deze schrijnende problematiek aankaartte. Daar was u ook bij. Dat is besproken. De regering heeft daar een antwoord op geformuleerd. Dat werd in de commissie gebracht en daarin staat ook formeel en letterlijk dat de commissie mag verwachten dat de regering op dit punt een initiatief zal nemen om daar een oplossing voor te vinden. Als u al onze initiatieven aankondigingspolitiek noemt, dan wordt het wel moeilijk. Moeten we dan niets meer doen?
Eerst is het: u hebt iets gezegd en niet uitgevoerd. Als we het dan uitvoeren, is het aankondigingspolitiek. Dat is niet geweldig consistent.
We gaan in deze legislatuur om en bij de 145 miljoen euro spenderen aan uitbreidingsbeleid in de sector personen met een beperking. Dat budget is vastgelegd. We houden dat vol ondanks de slechte economische omstandigheden en de financiële toestand van de overheid. Iedereen weet, dat is bij de start van de legislatuur gezegd, dat we er met dit budget niet zullen komen. Er zal in de komende jaren een nieuw groeipad moeten worden vastgelegd. Zoals mevrouw Stevens aanhaalde: tientallen jaren geleden financierde de overheid gewoon voorzieningen. Nu willen we omschakelen naar een vraaggestuurd systeem, daarvoor moeten we de hele sector reorganiseren. Met het plan dat voorligt, zal een hele grote stap in die richting worden gezet.
Het is niet juist dat we de mensen nog meer gaan duwen in de richting van vrienden- en familiehulp. Het is natuurlijk het tegendeel! Zonder die zorggarantie blijven de mensen die in aanmerking komen voor de ondersteuningsbijstand van het VAPH, op de wachtlijst staan totdat er in de prioritisering mogelijkheden zijn. Iedereen die nu recht heeft op handicapspecifieke steun, zal weten dat hij hoe dan ook ondersteund zal worden. Dat is een fenomenaal eresaluut en een waardering voor iedereen die in die omgeving mee de ondersteuning opneemt. De overheid zal zeggen: u staat er niet alleen voor; we weten dat u wellicht nog meer nodig hebt; we zullen blijven budgettaire inspanningen doen; weet dat we uw vraag niet onbeantwoord zullen laten.
Dit is een interessant debat. Misschien wordt u volgend jaar uitgenodigd voor een nieuwe Vlaamse Regering. Intussen zal het ontwerp van decreet hier worden goedgekeurd. U zult dan van mening zijn dat het systeem van de baan moet, dat we niet naar een basisforfait gaan voor iedereen die steungerechtigd is, en dat we niet naar een vraaggestuurd systeem gaan voor iedereen die meer zorg nodig heeft. U moet dat dan in de verkiezingsperiode maar heel uitdrukkelijk kenbaar maken aan al de mensen die dan hopen op een basisgarantie en de handicapspecifieke steun. U moet dat dan maar in alle klaarheid zeggen aan de kiezer. Ik zou deze wijziging in de toekenning van de budgetten inderdaad opnieuw met klem verdedigen omdat ik ervan overtuigd ben dat dat een belangrijke stap vooruit is.
Weet u wat het ook zal betekenen? Ik richt me nu heel specifiek tot de ouders van die kinderen, die hun schrijnende verhalen komen vertellen, een realiteit die we helaas onder ogen moeten zien. Een basis en garantie voor iedereen is nodig. Wie meer nodig heeft, kan rekenen op dat ondersteuningsplan. We kunnen de diensten met expertise daarbij betrekken.
Je moet er ook voor zorgen dat het flexibeler wordt, meer gecibleerd op de vraag. Je moet het ook vraaggestuurd maken. Als je een cash budget of een voucher krijgt als minderjarige, moet dat systeem je volgen, ook als je meerderjarig wordt en die breuk er niet meer zal zijn. Dan, mevrouw Van der Borght, gaat onze collectieve droom in vervulling. Dan zijn we waarschijnlijk korter bij een systeem gekomen waarin we ouders, die hun hele leven voor hun kinderen hebben gezorgd en die op een bepaald moment een beroep moeten doen op de ondersteuning omdat ze er niet meer geraken, de garantie kunnen geven dat dit systeem toelaat dat zij niet ongerust moeten zijn en dat de overheid in staat is om hun in dit systeem de steun te geven op het ogenblik dat het echt nodig is.
Minister, u hebt het over die tweede trap. U zegt dat wij de mensen niet zullen sensibiliseren opdat zij eerst een beroep moeten doen op hun naaste omgeving. In de conceptnota staat heel duidelijk: De tweede trap, eveneens persoonsvolgend, omvat het budget voor de niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning. En verder staat dat deze groep werd omschreven als: die groep van personen met een handicap, voor wie de afstand, de kloof tussen de mogelijkheden van het eigen draagvlak (zelfzorg, mantelzorg, sociaal netwerk, reguliere zorg) en de ondersteuningsnood als gevolg van de handicap niet (meer) te overbruggen valt en precair is of wordt en blijft wanneer er geen bijkomende of vervangende acties tot ondersteuning worden ondernomen. Dat is toch klaar?
In ons programma zal zeker nog staan dat het vraaggestuurd moet zijn. Maar vraaggestuurd wil in onze optiek zeggen dat je met elke persoon bekijkt wat zijn zorgnood is, wat zijn behoefte is en wat hij wil. En niet zoals het vandaag wordt verkondigd: iedereen zal een financieel budget krijgen. We weten nog niet hoe groot dat budget zal zijn. En dan zullen we wel zien hoe ver men daarmee geraakt. Dat is wat jullie vandaag zeggen.
Dat is een heel interessant politiek debat. Als het zo is dat de liberale partij van oordeel is dat je de handicapspecifieke ondersteuning moet toekennen zonder op een of andere manier rekening te houden met de sociale context, de realiteit waarin de betrokkene opgroeit, volwassen wordt en later leeft, dan is dat een heel belangrijk statement.
Wij zeggen het tegenovergestelde.
Dat heb ik toch niet gezegd? Minister, wees nu eens correct.
Minister Vandeurzen is aan het woord. U moet keurig luisteren en dan kunt u antwoorden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Een aantal sprekers, onder meer mevrouw Vogels en mevrouw Van der Borght, hebben veel twijfels bij het belang van dat netwerk. Zij zijn kritisch over de inschatting van het belang van het netwerk en de vermaatschappelijking van de zorg. Ik wil een voorbeeld geven van hoe dit vandaag in de praktijk gaat.
Vorige vrijdag was er in Limburg het Thuiszorgforum. Daar komen alle thuiszorgdiensten samen. Iedereen kan elkaar beter leren kennen. De Dienst Ondersteuningsplan Limburg (DOP), een belangrijke partner, stelde zichzelf voor en vertelde wat zijn functie is in het nieuwe landschap. Die man vertelde het verhaal van een gezin met een dochter met een handicap die het statuut had van politiek vluchteling. Zij wonen in een dorp, kennen geen kat, kennen niemand. De ondersteuningsplanner gaat naar dat gezin en gaat naar dat dorp. (Opmerkingen van mevrouw Vera Van der Borght)
Dit is de vermaatschappelijking van de zorg. Dit is inclusie. Dit is waar het perspectiefplan over gaat. De ondersteuningsplanner, die volgens u geen gehandicapte wil zien, gaat naar dat dorp. Hij brengt de bakker, de slager, de apotheker en de dokter samen. Die vier mensen samen zeggen dat zij zich wel willen inzetten voor dat gezin. Dat is zorg voor personen met een handicap. Dat is het netwerk maken als het er niet is. Die dochter had geen behoefte aan een opvang, die mensen hadden behoefte aan wat zekerheid. Zegt u dus alstublieft niet dat de organisatie voor personen met een handicap erop gericht is om niet met de mensen in contact te treden. Dit hele verhaal vertrekt vanuit de persoon met een handicap en zijn netwerk en zijn gezin. Als u spreekt met de mensen met een handicap, zullen velen u ervan overtuigen dat er een netwerk is waarin zij een tijd willen blijven zolang het goed gaat. Als het niet meer goed gaat, moet er zorggarantie zijn. Dit is hoe het in de praktijk gaat.
Wie gelooft die mensen nog? We hebben daarnet enkele schrijnende verhalen naar voren gebracht. Dat is de realiteit op dit ogenblik. Daar wordt echter op geen enkele manier rekening mee gehouden. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Vandaag staan we stil bij de regionale prioriteitencommissies, die op geen enkele wijze zorggaranties bieden aan de mensen die nu op dit ogenblik het water tot aan de lippen staat. Hoe geloofwaardig is het dan te zeggen dat het morgen allemaal beter wordt? Na de volgende verkiezingen wordt het allemaal beter. De mensen die vandaag het water tot aan de lippen staat, zijn daar niet mee geholpen.
Mevrouw Jans, ik heb er net voor gepleit die mensen door de Diensten Ondersteuningsplan te laten begeleiden en te laten helpen. U ziet dat niet zitten. Ik heb nochtans een alternatief. Al de dossiers die momenteel door de regionale prioriteitencommissies als zeer urgent moeten worden behandeld, zouden we beter door de Diensten Ondersteuningsplan laten afhandelen. Die diensten kunnen samen met de mensen een oplossing zoeken. Dat moet niet gebeuren door de regionale prioriteitencommissies, die over de hoofden van de mensen praten.
Al de rest is praat voor de vaak. Dat zijn beloftes die misschien in de loop van de volgende legislatuur zullen worden waargemaakt.
Voorzitter, soms wordt ons, doven, verweten dat we niet goed luisteren. Ik heb het gevoel dat hier soms ook niet goed naar elkaar wordt geluisterd. Mensen hoeven niet doof te zijn om elkaar niet te horen.
We ondergaan de toekomst niet. We maken de toekomst. Als N-VA-politica kan ik die opvatting volledig onderschrijven.
Naar aanleiding van de voorstelling van de nieuwe conceptnota Persoonsvolgende Financiering voor personen met een handicap heb ik in de pers en in mijn mailbox verschillende reacties gezien. Dit bewijst dat het thema echt leeft. De reacties waren afkomstig van mensen die professioneel of op vrijwillige basis in de sector actief zijn. Ze kwamen ook van mensen die zelf een handicap hebben en van ouders van kinderen en jongvolwassenen met een handicap.
Sommigen vinden deze conceptnota geen goed idee. Anderen vinden de inhoud niet concreet genoeg. Volgens nog anderen is de conceptnota weinig verregaand. Ik kan en wil niet ontkennen dat het huidig Vlaams beleid ten aanzien van personen met een handicap verre van ideaal is. Ik verwijs naar de woorden van mevrouw Vogels, die daarnet drie concrete personen ter sprake heeft gebracht. Er zijn wachtlijsten. De mensen die in de regionale prioriteitencommissies actief zijn, moeten wegens een gebrek aan mogelijkheden en aan middelen te vaak verscheurende keuzes maken. Op 16 mei 2013 is dan het bericht verschenen dat zes vertegenwoordigers van gebruikers uit onvrede met de ontoereikendheid van de middelen om alle zorgvragen te kunnen honoreren collectief uit de Oost-Vlaamse regionale prioriteitencommissie zijn gestapt.
Als samenleving moeten we een geloofwaardig en realistisch antwoord formuleren. Ik wil als politica de toekomst van het Vlaams beleid ten aanzien van personen met een handicap en de filosofie achter het idee van een persoonsvolgende financiering mee vormgeven. Het is de bedoeling personen met een handicap meer zelfbeschikking en autonomie te verlenen. De conceptnota vormt op dit vlak een nauwelijks te onderschatten belangrijke eerste stap. Ik wil echter ook benadrukken dat de conceptnota absoluut geen eindpunt kan vormen.
Ik wil hier ondubbelzinnig en duidelijk zijn. Wat mij betreft, kan er in dit nieuw Vlaams beleid absoluut geen sprake zijn van een afbouw van de huidige ondersteuning en van de voorzieningen voor personen met een handicap.
Integendeel, de huidige gespecialiseerde ondersteuning moeten we niet alleen verbeteren, maar ook uitbreiden om meer zorg en ondersteuning op maat mogelijk te maken. Daarbovenop moet er een basisondersteuning worden gerealiseerd waar alle personen met een handicap aanspraak op kunnen maken. Het is geen of-ofverhaal, maar een en-enverhaal.
Het is inderdaad absoluut nodig om naast het basisondersteuningsbudget ook te blijven inzetten op gespecialiseerde, handicapspecifieke ondersteuning. Want voor veel mensen zal de basisondersteuning inderdaad niet volstaan. Voor hen zal gespecialiseerde ondersteuning nodig blijven. Als er objectief gezien inderdaad nood is aan gespecialiseerde ondersteuning, moet dit worden aangeboden, zonder dat eerst de eigen familie en omgeving worden uitgeput. Er moet een evenwicht zijn tussen wat een familie het heeft geen belang of ze arm of rijk is, een sterk netwerk heeft of niet wil doen en de verplichting van de overheid om in te staan voor de professionele ondersteuning van personen met een handicap. Anders riskeren we dat de draagkracht van families en hun omgeving om de persoon met een handicap in hun midden te houden bij aanvang wordt aangetast, waardoor we nog verder van huis zijn. Met andere woorden, de basisondersteuning mag geen fuik zijn waar mensen met een handicap en een reële ondersteuningsnood en hun families in belanden en ter plaatse blijven trappelen tot ze erbij neervallen.
Wat de N-VA en mezelf over de streep heeft getrokken om deze conceptnota te steunen, is het volgende: de Vlaamse financiële ondersteuning voor personen met een handicap zal in de toekomst persoonsvolgend worden. Concreet betekent dit dat de geldstromen niet meer rechtstreeks naar de voorzieningen zullen gaan, maar dat iedere persoon met een handicap een soort rugzakje krijgt. Elk individu met een handicap zal met andere woorden in de toekomst zelf mee kunnen beslissen hoe en waaraan zijn budget zal worden besteed. Hij beslist ook op basis van eigen voorkeuren welke diensten of voorzieningen op welk moment de ondersteuning en/of zorg zullen leveren die hij nodig heeft.
Proeftuinen die momenteel lopen binnen een regelluw kader in de sector personen met een handicap, bewijzen dat ook het niet-handicapspecifieke aanbod mee kan worden gemobiliseerd, wat de mogelijkheden voor inclusie van personen met een handicap in onze samenleving alleen maar vergroot.
Collegas, mevrouw Dillen, de N-VA pleitte in haar verkiezingsprogramma van 2009 al voor de automatische toekenning van een persoonsgebonden budget door het VAPH aan personen met een handicap indien ze na zes maanden wachten nog geen plaats hadden gevonden in een residentiële voorziening of nog geen gepaste ondersteuning in natura hadden gekregen. Na de regionale verkiezingen van 2009 hebben we onderhandeld met onze huidige regeringspartners om dit principe om te zetten in concrete passages in het huidige Vlaams regeerakkoord, die aansloten bij onze vraag naar de toekenning van een persoonsgebonden budget.
De Vlaamse Regering heeft deze passages in het regeerakkoord nu omgezet in principes die dienen als stevige fundamenten voor de toekomst. De organisatie van ondersteuning en/of zorg aan personen met een handicap zullen vertrekken vanuit de noden en wensen van het individu en niet meer vanuit het aanbod van voorzieningen. Dit is voor de sector redelijk revolutionair, en daar ben ik bijzonder fier op.
Deze conceptnota is nog maar een aanzet. Het is nu zaak om deze principes in de toekomst verder te concretiseren, inhoudelijk en financieel. Zo wil de N-VA zorgvernieuwing, innovatie, vraagsturing en meer efficiëntie in de ondersteuning van personen met een handicap mogelijk maken, met respect voor de autonomie en de wensen van de persoon met een handicap en zijn familie, en zo mee werk maken van inclusie van personen met een handicap.
Natuurlijk is werk maken van inclusie niet alleen de verantwoordelijkheid van de minister van Welzijn, maar hij moet wel de aanzet geven. En hiermee gaat een sneeuwballetje aan het rollen dat op termijn ook andere sectoren zoals onderwijs, mobiliteit, vrije tijd, enzovoort zal meesleuren.
Als dit gelukt is, dan pas kan Vlaanderen zeggen dat het hiermee het VN-verdrag voor de rechten van personen met een handicap in de praktijk heeft omgezet. Dan pas zullen personen met een handicap meetellen als volwaardige burgers in dit land. Hiervoor doe ik aan politiek.
Tot slot, voorzitter, heb ik met betrekking tot de Oost-Vlaamse regionale prioriteitencommissie voor de minister nog enkele korte vragen. Minister, welke acties zult u ondernemen om de situatie recht te zetten? Welke gevolgen zal de niet-reglementaire samenstelling van de commissie hebben voor de geldigheid van de beslissingen die deze commissie vanaf heden zal nemen? Kunnen deze beslissingen worden aangevochten? Is dit een alleenstaand feit of zijn er vandaag nog commissies die niet meer reglementair zijn samengesteld?
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, collegas, de dienstverlening van de overheid wordt geplaagd door lange wachttijden, bij het gerecht, in de gehandicaptenzorg, voor sociale huurwoningen, voor scholenbouw, bij de adoptie van kinderen. Vraag en aanbod kunnen nochtans perfect op elkaar worden afgestemd door een correcte prijszetting, maar als de toegang tot bepaalde diensten niet mag afhangen van prijzen en daar zijn vaak hele goede redenen voor dan ontstaat er schaarste en moeten de schaarse diensten op een andere, weloverwogen manier verdeeld worden. Vaak moeten daarbij verscheurende keuzes worden gemaakt. Welke ouders krijgen een adoptiekind? Welke patiënt krijgt een nieuw orgaan? Welke gehandicapte krijgt dringende zorg? Het maken van die keuzes is een loodzware verantwoordelijkheid.
In de gehandicaptenzorg ligt die verantwoordelijkheid bij de regionale prioriteitencommissies of RPCs. Hun opdracht bestaat erin om enerzijds de schaarse diensten toe te wijzen aan die gehandicapten met de meest dringende zorg. Anderzijds moeten de commissieleden vaak honderden mensen afwijzen die ook dringende hulp nodig hebben. Dat besef is soms zwaar om dragen. Ik heb dan ook alle begrip voor de gewetensnood van de leden van de RPC Oost-Vlaanderen, gewetensnood die leidde tot het ontslag.
Collegas, Vlaanderen geeft jaarlijks 1,36 miljard euro aan gehandicaptenzorg. Daar staan 40.800 plaatsen tegenover met een gemiddeld kostenplaatje van 36.000 euro. Dat is veel geld, maar toch volstaat dit niet, want in de hele gehandicaptenzorg zijn er op dit moment nog 22.000 onbeantwoorde zorgvragen. 22.000 wachtenden, dat is onaanvaardbaar hoog! Al moet gezegd dat het aantal zorgvragen dat vorig jaar wel kon worden ingevuld, sterk is gestegen tot 11.000, zoals de minister al herhaaldelijk heeft gezegd en zoals ook te lezen viel in het jongste rapport van het VAPH.
Collegas, laten we ons in dit debat vooral bezighouden met het formuleren van oplossingen voor wachtlijsten in de gehandicaptenzorg. En als we dit debat constructief willen voeren, dan mogen we twee discussies, die over vraagsturing en die over budget, niet met elkaar mengen. Minister Vandeurzen kondigde aan dat elke Vlaming met een erkende handicap recht krijgt op een basisondersteuningsbudget waarmee hij of zij zelf zijn of haar zorg kan inkopen. Deze idee is volgens ons een fundamentele omslag in de manier van werken, waarbij vertrokken wordt vanuit de gehandicapten zelf. Deze aanpak wordt door mijn fractie onomwonden toegejuicht. Een basisuitkering zal een grote groep gehandicapten immers in staat stellen om zelf hun eigen leven in handen te nemen. Deze maatregel is dan ook bij uitstek een emancipatorische maatregel omdat niemand anders dan de gehandicapte zelf de beste keuze kan maken.
Elke insteek die de zelfstandigheid van gehandicapten versterkt, heeft onze principiële steun: van de Thomashuizen waarin gehandicapten samenwonen en samen zorg inkopen, tot de subsidiëring van blindengeleidehonden die blinde mensen in staat stelt om zelfstandig door het leven te gaan. Het uiteindelijke opzet is immers om door een doelgerichte ondersteuning de gehandicapte met of ondanks zijn handicap zo maximaal mogelijk aan het maatschappelijk leven te laten deelnemen en er zijn of haar steentje toe te laten bijdragen.
Met het basisondersteuningsbudget kunnen gehandicapten een beroep doen op hulp van hun mantelzorgers of op algemene zorgverleners uit de reguliere sociale diensten voor huisvesting en gezinshulp. En ja, er mag van dat systeem worden verwacht dat hierdoor de wachtlijsten zullen slinken omdat aan de ene kant minder gehandicapten een beroep zullen doen op traditionele gespecialiseerde voorzieningen, en aan de andere kant een vraaggestuurd systeem zal leiden tot nieuw, bijkomend en hopelijk, innovatief zorgaanbod. Het is dus ook een responsabiliserende maatregel zowel ten aanzien van de gehandicapten als ten aanzien van de zorgaanbieders. Als die laatsten worden geconfronteerd met die vraag, zullen zij ook nieuwe zorgdiensten aanbieden.
Vorige week heb ik het goed gehoord dat minister Vandeurzen en fractieleider Van Malderen zeiden dat een basisondersteuningsbudget niet betekent dat gehandicapten niet meer kunnen terugvallen op professionele en gespecialiseerde gehandicaptenzorg. Dat kan best zijn, maar dat neemt natuurlijk niet weg en dat is ook niet de bedoeling dat het basisondersteuningsbudget op zich geen pasklare oplossing biedt voor gespecialiseerde en dus dure zorgvragen, tenzij er bovenop het basisondersteuningsbudget bijkomende zorg of een bijkomende uitkering, een gespecialiseerde zorgtoelage wordt verleend, berekend op de reële kostprijs van de in te kopen zorg.
Ik lees echter in de conceptnota dat het basisondersteuningsbudget niet cumuleerbaar is met de gespecialiseerde hulp vanuit het Vlaams Agentschap en dat baart mij zorgen. Vraagsturing is immers ook aangewezen bij gespecialiseerde zorgvragen, en dat is alvast waar mijn fractie voor pleit: voor een glijdend systeem zonder schotten tussen trap 1 en 2. Een vraaggestuurd systeem lost ook de morele dilemmas binnen de RPCs op: de keuze ligt dan immers bij de gehandicapte zelf en niet langer bij de commissieleden.
Graag had ik dan ook van de Vlaamse Regering vernomen in hoeverre de bereidheid aanwezig is om bovenop het basisondersteuningsbudget, de gespecialiseerde zorg of een voldoende hoge gespecialiseerde zorgtoelage te garanderen aan zwaar zorgbehoevende gehandicapten. Of, met andere woorden, om de zorggarantie ook naar trap 2 uit te breiden volgens een glijdend systeem. Het blijft een heikel punt wanneer je van trap 1 naar trap 2 gaat.
Collegas, in een welvaartstaat zoals de onze zijn wachtlijsten voor de allerzwaksten volstrekt onaanvaardbaar. Ja, de graad van beschaving van een samenleving laat zich inderdaad meten aan de manier waarin de allerzwaksten worden opgevangen. Het is onze plicht om ervoor te zorgen dat elke mens, wat zijn beperkingen ook zijn, op een zo gelijkwaardig mogelijke manier aan de maatschappij kan deelnemen. Een dergelijke solidaire samenleving kost inderdaad geld, heel veel geld. Ik denk dat we best niet om de hete brij heen draaien. Ik heb nog geen cijfers genoemd, maar de schattingen die ik heb gezien en uit een eigen voorzichtige schatting, meen ik dat er nood is aan ongeveer 350 tot 650 miljoen euro extra om de 80.000 erkende Vlaamse gehandicapten bijkomend te ondersteunen. Die bijkomende financiële inspanning tussen 350 en 650 miljoen euro mag er ons echter niet van weerhouden om mensen met een handicap hun recht op een volwaardige maatschappelijke participatie te ontzeggen. Het totale budget moet dus fors omhoog, want het basisondersteuningsbudget mag geen aalmoes of miseriepremie zijn.
Om dit te realiseren, moeten er uiteraard keuzes worden gemaakt, ook als die keuzes resulteren in bijvoorbeeld het afschaffen van het derde VRT-net, het niet invoeren van een kindpremie, het afschaffen van een Vlaams Energiebedrijf of het niet betoelagen van een musical. Kiezen is nu eenmaal verliezen, maar als het gaat om fundamentele humane zaken ten koste van veel minder essentiële of zelfs volstrekt overbodige zaken, is die keuze, wat mij en mijn fractie betreft, snel gemaakt. Ik dank u.
Mijnheer Vereeck, u maakt een redenering waarin u zegt dat u de schotten tussen trap 1 en trap 2 weg wilt. Zonder in een ja-neestelling te antwoorden, wil ik u toch wijzen op de bewuste keuze om bij trap 1, omwille van het relatief beperkte bedrag, te kiezen voor een forfaitair bedrag en geen administratieve lasten te leggen qua rechtvaardiging bij de gehandicapte. Als je schotten wegneemt, weet dan wel dat er voor trap 2 bijvoorbeeld vandaag van wordt uitgegaan dat je minstens een ondersteuningsplan maakt. Als je de grootte van de bedragen ziet die in pers genoemd zijn, maar waarover wij geen uitspraak hebben gedaan, zijnde 300 tot 400 euro op maandbasis, is het dan verantwoord om, in het geval van een glijdend systeem, navenant ook administratieve overlast te creëren? Het woord overlast suggereert al mijn mening.
Dank u wel, collega, voor de reactie. Ik zou de vraag moeten terugkaatsen. Bepaalde elementen uit de conceptnota en het voorstel zijn ook nog niet helemaal uitgeklaard. U spreekt over een forfait, dat is een vast bedrag. Maar moet dat forfait voor elke gehandicapte, die dus niet toetreedt tot die zeer gespecialiseerde zorg, hetzelfde zijn? Dan stelt zich de vraag: mag het ook een, zij het dan beperkt, gedifferentieerd forfaitair systeem zijn? Dan moet je ook bepaalde criteria aanleggen en zal er een beperkte administratieve last zijn. Zolang dat niet is uitgeklaard, pleit ik inderdaad voor het glijdend systeem.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Geachte voorzitter, waarde collegas, minister, we debatteren en discussiëren vaak en uitvoerig over dit thema. Dat is terecht, niet enkel in het licht van de budgetten, maar ook als je kijkt naar de maatschappelijke relevantie en de vele betrokkenen, hun families, hun mantelzorgers en de vele mensen die werken in de sector.
Wat vandaag voorligt, is een volgende maar belangrijke stap in het beleid zoals dat al enkele jaren wordt uitgetekend. Een eerste stap was de resolutie op het einde van de vorige legislatuur, unaniem op één na aangenomen, waarin werd gevraagd naar vraagsturing, zorgvernieuwing en waarin werd gevraagd om in de volgende legislatuur, deze dus, structureel in te zetten op deze sector. Zo geschiedde. Het regeerakkoord volgde, de vraagsturing werd opgenomen en er staat duidelijk dat de ondersteuning in functie moet staan van de nood, de zorgzwaarte en de draagkracht van persoon met een handicap.
De klemtonen zijn op hun beurt vertaald in de beleidsnota Perspectief 2020 en het projectplan. Zo werden de krijtlijnen duidelijk: vraagsturing en zorggarantie voor de meest zorgbehoevenden. Nu ligt de conceptnota voor die het nieuwe decreet voorbereidt. De theorie wordt stilaan praktijk: een fundamentele systeemwijziging met een heel andere manier van financieren. Vanuit onze fractie CD&V verdedigen we dit met overtuiging, ook omdat we weten en erkennen dat er geen andere optie is.
Er werd de afgelopen jaren, tegen de stroom van de besparingen in, enorm veel geïnvesteerd in deze sector. De cijfers werden vandaag al een aantal keer genoemd, maar ik wil ze toch nog naar voren brengen: 145 miljoen euro voor extra nieuwe plaatsen, en dat bovenop een jaarlijkse dotatie van intussen meer dan 1,36 miljard euro.
En ondanks dit krijgen u en ik de berichten van mensen waar niet de juiste zorg kan worden geboden. En ook al droeg dit alles bij tot extra plaatsen en meer opgeloste zorgvragen, we komen er niet.
We moeten de middelen gerichter inzetten om een beter resultaat te verkrijgen. Van theorie dus naar praktijk: de persoon met een handicap met zijn netwerk centraal, die kan rekenen op een persoonsvolgende financiering.
En ja, dit kan op twee manieren. Dit kan met een basisbudget waarmee hijzelf zijn eigen leven kan organiseren, op zijn maat, in zijn gezin, voor en met zijn mantelzorger. Een basisbudget. Hiernaast blijft een uitermate belangrijke tweede trap: een cashbudget of de voucher voor de personen met een handicap die zwaardere en handicapspecifieke ondersteuning en zorg nodig hebben. In Perspectief 2020 wordt de zorggarantie nagestreefd voor deze groep. Dit blijft een belangrijk en vast uitgangspunt. De invoering van een basisondersteuningsbudget sluit dit niet uit, integendeel.
Is iedereen geholpen met een basisbudget? Neen. Is dit een oplossing voor zij die nu wachten op residentiële opvang en nu niets hebben? Neen. Maar men kan niet ontkennen dat er ook veel mensen wachten waar dit basisbudget wel een wereld van verschil maakt. Dit blijkt niet enkel uit de resultaten van het persoonsgebondenbudgetexperiment, maar ook uit gegevens van de wachtlijst.
De zorg voor de zwaarst zorgbehoevenden is en blijft cruciaal voor CD&V. Ik wil dit hier vandaag benadrukken. We blijven dan ook onverminderd investeren in infrastructuur en bijkomende capaciteit. Wat heb je aan een cashbudget of voucher als je nergens terechtkunt? Dit staat trouwens ook letterlijk en zeer duidelijk in de conceptnota op pagina 9.
Dé persoon met een handicap bestaat trouwens niet, en dat bemoeilijkt dit debat. Het gaat om een zeer grote en zeer diverse groep mensen, gaande van mensen met een fysieke beperking, tot mensen met een zeer complexe, meervoudige handicap die zware zorg vereist. De één heeft elk uur van de dag en de nacht zorg nodig; voor een ander, en ook zo zijn er velen, kan het maandelijkse basisbudget het verschil maken voor hemzelf én zijn mantelzorger. Hierdoor worden ook mantelzorgers ondersteund en ontlast, wat voor onze partij een belangrijk argument is.
En dit is de sterkte van wat voorligt: er kan meer op maat gewerkt worden in een inclusievere samenleving. Niet langer alles of niets. Dit is waarom ik en mijn partij dit zo verdedigen: vanuit de oprechte overtuiging dat de voorliggende maatregelen verbeteringen zullen inhouden voor vele personen met een handicap. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Jans, u bent natuurlijk heel overtuigd, maar ik wil toch nog even ingaan op wat de heer Vereeck daarnet zei over de piste van de twee trappen. Ik probeer altijd alles een beetje praktisch te bekijken.
Stel u volgende situatie voor: een persoon met een handicap kan dankzij de basisondersteuning een beetje thuiszorg betalen. Hij woont thuis, heeft een netwerk maar heeft ook nog dagbesteding nodig. Het kan niet de bedoeling zijn om personen met een handicap wat geld te geven om hen dan heel de dag thuis te laten zitten. In het kader van inclusie moeten die mensen op hun manier kunnen participeren aan de samenleving en arbeid verrichten. Er is dus een dagcentrum nodig.
Als ik de nota goed heb begrepen, dan zijn de twee niet te combineren. Als je gebruikmaakt van handicapspecifieke zorg, dan verlies je het basisondersteuningsbudget. Waarmee zijn we dan bezig? Ik vind dat zeer gevaarlijk want je stelt mensen voor de keuze: dagcentrum of basisondersteuningsbudget. Ik ben een grote voorstander van verder door te denken op het voorstel van de heer Vereeck. Waarom er in godsnaam twee trappen van maken? Ik denk dat het absoluut geen zin heeft. Waarom zou iemand die met het basisbudget een stuk van zijn zorg organiseert, dat niet kunnen combineren met handicapspecifieke zorg?
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, met enige schroom neem ik hier het woord, want dit is een thema dat ik niet volg.
Minister, straks zal mijn fractievoorzitter namens sp.a het woord nemen, maar ik wil u vragen hoe deze regelgeving van toepassing zal worden gemaakt op Brussel. Plant u overleg daarover met minister Grouwels, uw collega van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC)?
In mijn ogen zijn de basisondersteuning en de tweede trap een en-enverhaal. Voor mij zal die tweede trap financieel altijd meer zijn dan de basisondersteuning. Dat is evident.
Mevrouw Vogels, met die basisondersteuning kan men bovendien ook specifieke hulp inkopen. Niets belet dat. Daarom zal in het nieuwe systeem een deel van het aanbod dat nu in het VAPH zit, een deel van dat specifieke aanbod, naar het voorbeeld van de jeugdzorg vóór de VAPH-poort beschikbaar worden gesteld. Men zal niet meer eerst de hele procedure moeten doorlopen om daartoe toegang te hebben. Ik hoop dat dit een antwoord kan zijn op uw vraag.
Mevrouw Stevens heeft gelijk. Het gaat over de vraag in welke mate we het door de handicapspecifieke beleidsmaatregelen gefinancierde stuk ondersteuning rechtstreeks toegankelijk maken. Dat is ook de reden geweest waarom er bij de uitbreidingsronde van 2012 uitdrukkelijk is gezegd dat, naast datgene waartoe men zich had geëngageerd om vroegere beslissingen over de VIPA-buffer te honoreren, het nieuwe vrijkomende budget voor 20 procent zou moeten worden besteed aan de uitbreiding van capaciteit die rechtstreeks toegankelijk is, waarbij niet de hele procedure moet worden doorlopen. Het debat zal dus moeten worden gevoerd over de vraag in welke mate we een aantal delen van het handicapspecifieke, naast gezinszorg, naast tolken, naast dienstencheques enzovoort, ook in het systeem willen brengen, zodat men dat effectief ook met een forfait kan aankopen.
De vraag over Brussel is een heel interessante vraag. We hebben er expliciet voor gekozen om aan te haken voor de uitbetaling op de zorgverzekering, omdat we op die manier ook een aanknopingspunt hebben voor het beleid dat we in Brussel willen voeren als het gaat over die eerste trap. Ik verberg u echter niet dat we wat de tweede trap betreft een vraagstuk op te lossen hebben als we willen overgaan van een aanbodgefinancierd naar een vraaggefinancierd systeem, of dat nu gaat over de handicapspecifieke sector, de ouderenzorg of andere sectoren. Zodra dat moet worden gefinancierd door de gemeenschappen, is dat vraagstuk er immers. Dat is zeker een stuk van de institutionele hightech die we wat dat betreft zullen moeten ontwikkelen.
Ik heb echt geen antwoord op mijn vraag. Als die rechtstreeks toegankelijke hulp 300 of 400 euro bedraagt, dan kan men daar misschien anderhalf à twee uur thuisbegeleiding mee inkopen. Het is zeker niet genoeg om een week opvang in een dagcentrum te kopen. Men mag de mensen ook niet blij maken met een dode mus. Ik begrijp echt absoluut niet waarom, als iemand zijn ondersteuningsbudget gebruikt om zijn activiteiten van het dagelijkse leven te organiseren, die daar dan bovenop geen handicapspecifieke zorg zou mogen krijgen. Dat is een zeer pervers idee in heel het systeem: men laat mensen kiezen tussen het rechtstreeks toegankelijke en het niet rechtstreeks toegankelijke. Een inclusief beleid vraagt dat de beide samen mogelijk zijn. Ik blijf het voorstel van de heer Vereeck, die de gehandicaptensector met een frisse blik bekijkt, dus een zeer goed voorstel vinden.
Het is inderdaad zo dat we de mensen laten kiezen. Er is het basisbudget, waarmee steeds meer kan worden ingekocht. Dat is de poging, en de eerste besluiten daartoe zijn genomen. Als dat echter niet volstaat en men heeft echt behoefte aan handicapspecifieke zorg, zoals een week opvang in een dagcentrum, dan moet men toegang vragen tot die tweede trap, als het goed is qua zorggarantie en die toegang er ook is. Vaak zal het daar inderdaad gaan over veel ruimere budgetten en grotere bedragen dan het basisbudget. Wat dat betreft, deel ik het aanvoelen van mevrouw Stevens.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Eigenlijk is de vraag in één zin samen te vatten: kan een welvarende regio als Vlaanderen zich permitteren om mensen met een handicap de zorg die zij objectief nodig hebben te ontzeggen? Ik ken eerlijk gezegd niemand die op die vraag ja antwoordt. En toch is dat vandaag voor veel te veel mensen met een handicap en hun familie de dagelijkse realiteit. En ja, dat is in tegenspraak met het VN-verdrag dat we met zijn allen hebben geratificeerd. Als we consequent zijn met onszelf, dan is de vraag niet of maar wel hoe we dit tekort aan zorg wegwerken, met andere woorden hoe we zorggarantie realiseren voor iedereen die er nood aan heeft.
Daar is in dit parlement al veelvuldig over gedebatteerd. Ik ben me er ook van bewust dat dit niet het laatste debat zal zijn. Wellicht zijn daar ook in het verleden net iets te eenvoudige beloftes over gedaan. De frustratie en de wanhoop daarover bereiken ons allemaal. Net daarom pleit onze fractie voor een open, participatieve en systematische aanpak om te komen tot een structurele hervorming van deze sector.
Die hervorming is om twee redenen broodnodig. Er is de vraag van de capaciteit, de zorggarantie die we willen realiseren. Maar er is ook de vraag hoe we de zorg in de sector van mensen met een handicap organiseren. We hebben inderdaad nood aan zorgvernieuwing, een deel van het debat dat ik vandaag net iets te weinig aan bod heb horen komen. Er is in deze sector een traditie om heel gedegen te werken. Er wordt heel kwalitatief gewerkt door vele duizenden mensen, maar die sector kent zijn oorsprong in de jaren zeventig. Vandaag gelden in de maatschappij andere normen en inzichten. Het komt erop aan om deze sector zowel op het niveau van de voorzieningen als op het niveau van de administratie aan te passen aan deze nieuwe inzichten. Die twee factoren, capaciteit en zorgvernieuwing, werken ook op elkaar in. We zullen geen zorggarantie kunnen realiseren als we niet ook deze sector grondig herdenken.
Dat inzicht is ingeschreven in het regeerakkoord. Op basis van het regeerakkoord werd een perspectiefplan gemaakt. Op basis daarvan werd een veranderingsmanager aangeduid die in de commissie al in december 2011 heel gedetailleerd een stappenplan is komen toelichten. Bij elk van deze discussies heeft mijn partij gesteld dat we deze legislatuur werk willen maken van een nieuw decreet dat zorggarantie en zorgvernieuwing wettelijk verankert. Die steen in de rivier willen we toch echt verlegd hebben.
Deze conceptnota waar ook al heel veel over gesproken is, is de basis waarop dit decreet verder kan worden geschreven. Voor een aantal collegas die hardnekkig een aantal zaken niet hebben willen aanhoren, is het misschien wel goed om te verwijzen naar bladzijde 3. Bovenaan staan daar heel eenvoudigweg de drie elementen opgesomd die de basis vormen van deze conceptnota. Het gaat over elementen die niet los van elkaar kunnen worden gezien: persoonsvolgende financiering, basisondersteuning en een groeipad. Die drie elementen werken op elkaar in. Ik begin met het laatste.
Deze legislatuur zijn er belangrijke inspanningen gebeurd. Er zijn nooit meer zorgvragen beantwoord. Er is een groeipad geweest van 145 miljoen euro waarmee we 4500 extra mensen hebben kunnen helpen. Vandaag bereikt Vlaanderen ongeveer 40.800 mensen. Toch zien we dat het aantal zorgvragen stijgt. Er wachten nog altijd meer dan 22.000 mensen. We zijn er ons terdege van bewust dat er naast die 22.000 die gekend zijn nog vele duizenden anderen zijn die misschien ook met een zorgvraag zitten.
Het is al lang onze overtuiging dat het niet met 145 miljoen euro uitbreidingsbeleid is dat we de noodzakelijke veranderingen zullen realiseren. We zullen ook de 1,36 miljard euro van het VAPH anders moeten gaan besteden. En dus is er nood aan zorgvernieuwing. We moeten werk maken van vraagsturing, van zorg op maat.
We willen personen met een handicap heel duidelijk in de pilootstoel zetten. We gaan niet wachten tot 2020, zoals sommige collegas suggereren. In heel het stappenplan is bepaald dat vanaf 2015 iedere persoon met een handicap de keuze zal krijgen tussen een cashbudget waarmee hij of zij de markt op kan gaan, of een voucher voor zorg in natura. Dat in een decreet verankeren, is eigenlijk al een doorbraak op zich. Het is echt wel een revolutie in deze sector. Ik stel vast dat daar een heel breed draagvlak voor bestaat, wat ik alleen maar kan toejuichen.
Over basisondersteuning is, zowel hierbinnen als hierbuiten, blijkbaar veel meer te doen. We hebben vandaag heel veel kritische stemmen gehoord, maar er bereiken mij toch ook wel signalen van mensen die er volledig achter staan en daar wel een oplossing voor hun problemen in vinden. Ik wil, for the sake of the discussion, stilstaan bij een aantal kritische opmerkingen en verwijzen naar de antwoorden die ook in de conceptnota terug te vinden zijn.
Nee, het gaat hier niet om een aalmoes, zoals sommigen gezegd hebben. Het is wel degelijk de bedoeling dat men met dit budget zorg kan inkopen. Men heeft er echter wel bewust voor gekozen om dit regelluw te doen, net om niet in een buitenproportionele administratieve overlast terecht te komen. Men zegt soms dat dit dirigistisch is en dat dit het netwerk zou uitputten. Ik wil heel duidelijk stellen dat het model van concentrische cirkels, dat ook in die conceptnota staat, uitdrukkelijk niet normatief te interpreteren is. Met andere woorden, de keuzevrijheid van iedere mens met een handicap blijft vooropstaan. Het is integendeel onze bedoeling werk te maken van een flexibel systeem, dat ook combinaties mogelijk maakt, maar vooral ook flexibel kan ingrijpen op wijzigende situaties van de handicap van de persoon met een handicap zelf of wijzigende situaties in zijn omgeving.
We willen ook uitdrukkelijk pleiten voor een zorgmodel dat continu is. Heel veel van de opmerkingen die ons de laatste dagen hebben bereikt, komen van mensen van wie de kinderen vandaag als minderjarige naar een internaat of semi-internaat gaan en dus eigenlijk al in de zorg zitten. Op het moment dat we de persoonsvolgende financiering kunnen realiseren, plakt het budget ook aan die minderjarige die op een gegeven moment meerderjarig wordt en die vandaag samen met zijn ouders bang afwacht of er na het internaat, na de instelling voor minderjarigen, nog wel opvang zal zijn. Die angst zal wegvallen, want het budget is er. Door dit te veralgemenen, zullen we er ook voor zorgen dat de aanbieders veel meer vraaggestuurd zullen werken.
Ik wil nog eenmaal mijn pleidooi herhalen om, in het kader van de RPCs, die mee aan de basis liggen van dit debat, te pleiten voor transparantie en eenvoud, maar vooral ook voor uniformiteit en het versterken van de gebruikers. De minister heeft al gezegd dat men werk maakt van een evaluatie die ook in het projectplan werd aangekondigd. Ik wil er enkel aan toevoegen: probeer er alstublieft voor te zorgen dat het overleg binnen Oost-Vlaanderen zo snel mogelijk wordt hersteld, zodat ook daar de nodige toewijzingen kunnen gebeuren.
Collegas, is hiermee nu de kous af? Uit het betoog blijkt uitdrukkelijk dat dit niet het geval is. Churchill zei: This is not the end, it is not even the beginning of the end, but it might be the end of the beginning.
Politici wordt soms verweten aan dagjespolitiek te doen en geen langetermijnvisie te hebben. Als je het omgekeerde doet, heeft men het over het oplaten van ballonnen en luchtkastelen. Ik denk eerlijk gezegd dat we in dezen de juiste combinatie maken: op korte termijn dat was ook het engagement van deze legislatuur te voorzien in capaciteitsuitbreiding, in een groeipad, maar evengoed vandaag de noodzakelijke stappen zetten op legistiek gebied om de heel ingrijpende wijzigingen van morgen voor te bereiden. Het werk is niet af, maar ik denk dat we collectief de plicht hebben om die stappen te zetten. Wij zijn in elk geval bereid daaraan verder te werken.
Mijnheer Van Malderen, is er volgens u een groot verschil tussen het goedgekeurde PGB-decreet van 2001 en wat er nu voorligt?
Ja, mevrouw Van der Borght, ik zie toch een aantal verschillen. Ten eerste nam het PGB-decreet ook uitdrukkelijk het verhaal van individuele hulpmiddelen mee. Dat zit vandaag niet in de scope. Ten tweede heeft PGB en het hele experiment daarrond, ondanks zijn beperkte schaal en het feit dat we lang hebben moeten wachten we hebben lang moeten aandringen in de commissie , mede door de keuze van de mensen die in het experiment gestapt zijn, weinig geleerd over het aanbieden van zorg in natura.
Wil je een systeemomkering realiseren naar vraaggestuurde zorg, dan moet je ook de keuzevrijheid van mensen met een handicap om niet met een budget te werken, respecteren en moet je ervoor zorgen dat je ook een schaal hebt waarbij zorgondernemers, die zich dan ook zullen richten tot mensen die zorg in natura gekozen hebben, worden meegenomen in de systeemverandering. Daarin was niet voorzien in het PGB-decreet.
Dit zijn dus twee wezenlijke verschillen die volgens mij rechtvaardigen waarom we het hier hebben over een persoonsvolgende financiering met de keuzemogelijkheid tussen cash en zorg in natura.
Ik mag hieruit dus concluderen dat u afstand neemt van het PGB-decreet van 2001?
We hebben op basis van het perspectiefplan een conceptnota gemaakt met deze meerderheid waar iedereen elementen in heeft gestopt. U moet die niet zien als het afstand nemen van het decreet of het wijzigen ervan. De nota wijkt af van het PGB-decreet. Ik heb u de uitleg gegeven. Ik meen dat er terechte redenen zijn om te zeggen dat als we iedereen willen meenemen in de systeemwijziging en we echt heel de zorg vraaggestuurd willen maken, we ook in de mogelijkheid moeten voorzien dat mensen hun zorg in natura ontvangen. Ook.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, er waren in het debat eigenlijk twee grote elementen. Er is al heel wat heen en weer gezegd, en ik zal niet herhalen wat ik bij wijze van interventie al in het debat heb gebracht.
Er is de problematiek van de prioriteitencommissies. Wie weet hoe ze historisch tot stand zijn gekomen, kent natuurlijk heel goed de issues waarvoor men geplaatst was op het ogenblik dat men deze formule heeft uitgewerkt. Er is een tijd geweest, mevrouw Claes verwees er al naar, toen de voorziening, de dienst, zelf kon beslissen wie werd toegelaten, wie in de voorziening werd opgenomen voor de ondersteuning die vanuit de overheid naar het aanbod werd gefinancierd. Op een bepaald ogenblik is duidelijk geworden, en ook de gebruikers hebben dat heel duidelijk gemaakt, dat het systeem, aangezien we met een beperkte budgettaire marge moeten werken, niet echt een rechtvaardig systeem is.
Natuurlijk is de basis van wat dan de prioriteitencommissies zijn geworden, de wetenschap of de vaststelling dat we met budgetten zitten die op de ene of de andere manier, op welke hoogte u ze ook plaatst, beperkt zijn. Dat betekent dat er een keuze moet worden gemaakt, dat er prioriteiten moeten worden gelegd, dat er een regie moet worden gestoken in de manier waarop de budgetten worden toegekend.
Ik heb hier veel dingen gehoord die een mengeling maken tussen de wijze waarop de regie wordt georganiseerd en het in vraag stellen van het principe van een regie zelf. De waarheid gebiedt te zeggen en dat moeten we als politici ook doen dat zolang we een budgettaire context van beperkte middelen hebben, er in ieder geval op de ene of de andere manier een systeem moet zijn waardoor we prioriteiten trachten te leggen.
In een tijd dat dat een heel ontransparant gegeven was, via voorzieningen die individuele beslissingen konden nemen, hebben velen aangevoeld dat er naar een andere formule moest worden gestreefd. Men heeft toen ook getracht om na te gaan of dit soort prioritering met een wetenschappelijk heel geobjectiveerde onderbouw kon worden gemaakt, bijna zoals we de situatie in de computer zouden steken waarna we op een heel onthechte, wetenschappelijke manier tot heel duidelijke beslissingen zouden komen. Men heeft vastgesteld dat dat niet werkbaar is, dat dat situaties onrecht aandoet en dat er moest worden gezocht naar een andere manier van beslissen.
Die andere manier van beslissen is er een geweest met een regionale context: je moet het in een regio kunnen doen waar het aanbod tussen de regios om allerlei redenen toch nog historisch erg verschilt en je moet dat kunnen doen door een dialoog, door een situatie waarbij drie groepen rond de tafel zitten, namelijk de voorzieningen, de verwijzers en de vertegenwoordigers van de gebruikers.
Op een bepaald ogenblijk is de vraag gesteld: moet iedereen die zich daar meldt, beschikken over een ondersteuningsplan? De gebruikers en verenigingen hebben uitdrukkelijk gesteld dat de diensten die daarvoor in de steigers zijn gezet, eventueel een ondersteuningsplan moeten opmaken maar zonder verplichting. Zo zijn de regionale prioriteitencommissies aan de slag gegaan.
Van meet af aan heeft het veranderingsmanagement heel duidelijk aangegeven dat de werking van die commissies op een bepaald moment moest worden geëvalueerd. Het is hier al tot in den treure herhaald: dat is geen gemakkelijke opdracht maar een hele moeilijke. Ik sluit me natuurlijk aan bij alle woorden van respect en begrip voor de prioriteitencommissie van Oost-Vlaanderen die haar opdracht niet meer aankon. We zijn er ons goed van bewust dat die mensen op een bijzonder manier verantwoordelijk zijn voor het nemen van beslissingen.
Collegas, in de politiek moeten we ons niet alleen bezighouden met zware en moeilijke problemen, we moeten er ook een oplossing voor zoeken, een alternatief, de beste beschikbare mogelijkheden. In de krant las ik enkele dagen geleden een commentaar: het is niet het meest ideale systeem, eigenlijk is het best moeilijk om die beslissingen te nemen, maar het is in de gegeven omstandigheden de enige weg naar een rechtvaardig of zo rechtvaardig mogelijk systeem van allocatie en handicapspecifieke ondersteuningsbudgetten.
Voor de evaluatie was afgesproken dat we met de voorzitters en de stakeholders zouden vergaderen. Dat is in de afgelopen maanden zeer intensief gebeurd. Het remediëringsplan of actieplan dat op basis van die evaluaties opgesteld is, werd heus niet in allerijl afgehandeld naar aanleiding van de laatste gebeurtenissen. Het afgesproken traject werd gevolgd. Er zullen verbeterpunten aan bod komen. We gaan de rapportagesystemen aan de prioriteitencommissie moeten aanpassen en verrijken. We zullen moeten zorgen voor meer interprovinciale afstemming. We zullen manieren moeten zoeken om de betrokkenen meer te betrekken bij de beoordeling van zijn/haar vraag. We zullen moeten nadenken over de communicatie van de beslissing en de rol van de contactpersonen daarin. Op dat vlak hebben we een aantal werkpunten. Zoals gezegd, het actieplan is geformaliseerd. We zullen aan de uitvoering ervan beginnen.
Als we vragen aan gebruikersverenigingen of ze het belangrijk vinden dat ze als vertegenwoordiger van de gebruiker aanwezig blijven in de besluitvorming, is hun antwoord positief. Dat is me herhaaldelijk gemeld. Dat bleek telkens weer in de gesprekken met de gebruikersplatformen. Ze vinden het absoluut belangrijk dat de stem van de gebruikers in de besluitvorming gehoord wordt. We moeten ook dit debat niet troebleren. Het gaat niet zozeer over de vraag of de individuele casus voldoende doordringt tot de leden van de commissie, ofschoon dat natuurlijk een belangrijk punt is, de vraag is: als we al die situaties op een rij zetten, is het dan mogelijk om daarin te prioritiseren? Dat is de inzet van de evaluatie en daar zullen we de volgende weken en maanden absoluut werk van maken.
Iedereen voelt aan dat het systeem hoe dan ook een wrang gevoel meebrengt. Daarom kunnen we het debat over een andere manier om die handicapspecifieke budgetten toe te kennen, niet uit de weg gaan. Die optie werd trouwens bij de start van deze regering gekozen. Het verbaast me echt dat gesuggereerd wordt dat dit allemaal pre-electoraal geïnspireerd is, dat het manoeuvres zijn. Telkens als iemand vroeg naar de voortgang in de realisatie van het perspectiefplan, is aangegeven dat de vraag naar de manier waarop we in de toekomst te werk zullen gaan, in deze legislatuur zal worden beantwoord.
Het is niet langer geleden dan toen ik namens de Vlaamse Regering het antwoord op het verzoekschrift van een aantal Vlamingen heb toegelicht dat ik opnieuw heb moeten verklaren dat de Vlaamse Regering in dat antwoord bevestigde met een voorstel inzake een persoonsvolgende financiering naar het Vlaams Parlement te zullen trekken. We zullen dat ook doen.
In de conceptnota wordt in dit verband een systeem uitgewerkt. Dat systeem tracht een aantal ambities te verzoenen. We trachten een systeem uit te werken dat budgettair beheersbaar blijft. Het is heel jammer, maar dit blijft voor politici een belangrijk onderdeel van de antwoorden die ze kunnen geven. Het moet budgettair beheersbaar zijn. Tegelijkertijd trachten we de mensen met een ondersteuningsvraag op een betere en flexibelere manier enige garantie te bieden. We willen in meer vraagsturing voorzien. De mensen moeten de wijze waarop het budget wordt besteed veel meer in handen hebben.
Dat is wat op tafel ligt. Ik kan een aantal uitspraken van vorige sprekers op de banken en op het spreekgestoelte enkel onderschrijven. Veel mensen stellen zich hierover allicht vragen. De heer Van Malderen, mevrouw Stevens en mevrouw Jans krijgen vragen van mensen die zich afvragen of heel het verhaal opnieuw zal beginnen als hun minderjarige zoon of dochter meerderjarig wordt. Het systeem volgt een persoonsvolgende logica en zal die breuk niet meer vertonen. Zo zijn er nog tal van andere vragen. Er zijn misschien zelfs vragen waar we momenteel nog niet eens aan hebben gedacht, maar waar we toch een antwoord op zullen moeten geven.
We voeren een debat over de conceptnota. Er worden adviezen verstrekt. Uiteindelijk zal dit alles in de vorm van een ontwerp van decreet aan het Vlaams Parlement worden voorgelegd. Tijdens dat debat zullen al die vragen moeten worden uitgeklaard. Op die manier kunnen we naar een betere toewijzing van de handicapspecifieke budgetten evolueren. Volgens mij wordt die overtuiging breed gedeeld. Op basis van de reacties die ik ontvang, meen ik dat te mogen stellen.
We praten hier waarschijnlijk niet over de beste der werelden. Dit betekent echter wel een ongelooflijke omwenteling in de wijze waarop we onze budgetten toekennen. Dit zal veel meer mensen in staat stellen op een basiszekerheid te kunnen rekenen. Als het erop aankomt, zullen ze bovendien een bredere of meer fundamentele handicapspecifieke steun ontvangen. Dit zal met een ondersteuningsplan gepaard gaan. We zullen in staat zijn die vragen op een betere manier te beantwoorden. Daar ben ik persoonlijk van overtuigd.
Het betreft hier fundamentele debatten. Het is de ambitie van deze Vlaamse Regering tijdens deze legislatuur een hele wijziging door te voeren. Het is aan de volgende Vlaamse Regering te beslissen op wijze dit budgettair traject zal worden voltooid en ingevuld.
Ik houd eraan iedereen te bedanken die aan de voorbereiding van de conceptnota heeft meegewerkt. De voorbereiding is intensief geweest. Er zijn me al schriftelijke vragen over de participatie gesteld. Op dat vlak kan ik iedereen geruststellen. De veranderingsmanager heeft heel wat consultaties georganiseerd. Ik hoop oprecht dat de werking van onze regionale prioriteitencommissies, ook in Oost-Vlaanderen, terug op de rails kan worden gezet. We voeren hierover gesprekken met de vertegenwoordigers van de gebruikers. Ik hoop tevens het Vlaams Parlement binnen afzienbare tijd te kunnen confronteren met een ontwerp van decreet waarin we deze fundamentele systeemwijziging ter goedkeuring voorleggen.(Applaus bij de meerderheid)
Ondanks de lange tijdsduur van dit debat ben ik nog niet overtuigd. Bepaalde zaken zijn ondertussen wel duidelijker geworden.
Wat de regionale prioriteitencommissies betreft, blijf ik erbij dat het onaanvaardbaar is dat zo over de hoofden van de mensen wordt beslist. Er wordt niet samen met de mensen een beslissing genomen.
Het plan van de minister wordt me in feite steeds onduidelijker. Ik denk dan onder meer aan de eerste en de tweede trap. Waarom is die eerste trap voor iedereen in feite even hoog? Tijdens de discussie ben ik aan de relatie met de integratietegemoetkoming beginnen te denken. Als ik het goed heb begrepen, komt die materie over naar de Vlaamse Gemeenschap. De inkomensvervangende tegemoetkoming blijft dan weer een federale bevoegdheid.
Wat is de relatie tussen die twee?
De tussenkomst van mijn collega van Open Vld vind ik een heel pervers trekje hebben. Je krijgt een basisondersteuning, maar als je specifieke opvang vraagt, ben je die kwijt. Ik snap niet hoe dit past in wat wij destijds een persoonsgebonden budget hebben genoemd. Daarin had je inderdaad het totaalbudget waarmee je niet-handicapspecifiek een deel van de zorg kon inkopen, een deel zorg in voorzieningen, en eventueel een deel via een persoonlijke assistentie kon organiseren. Dat wordt dus totaal uit elkaar getrokken. Ik vrees dat dit nogal perverse kantjes heeft.
Na dit debat ben ik helemaal niet overtuigd.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat wij deze namiddag een boeiend debat hadden. Maar ik blijf toch ook nog met een aantal fundamentele vragen zitten.
Voorzitter, u moet geen schrik hebben: ik zal ze niet herhalen. Ik zal het debat niet rekken. Ik stel ook vast dat de minister-president al heel veel geduld aan de dag heeft moeten leggen.
Minister, ik wil er alleen op aandringen dat wij zeer spoedig hierover een commissiezitting ten gronde organiseren. Wij moeten dat niet vlug-vlug op een uurtje doen. Wij moeten daarover ten gronde kunnen debatteren, om eens meer duidelijkheid te krijgen over de vragen die vandaag open blijven.
Voorzitter, ik wil namens mijn fractie een motie aankondigen.
Minister, ik kan het toch niet laten om u nog één heel korte, concrete vraag te stellen. Ik hoop dat ik daarop een kort, concreet antwoord kan krijgen.
Op bladzijde 27 van uw conceptnota staat: Concreet stellen we voor een forfaitair budget toe te kennen vanuit de Vlaamse zorgverzekering. Mijn vraag is heel duidelijk en kort: aan welk bedrag denkt u om vanuit de Vlaamse zorgverzekering te betalen? En met hoeveel denkt u dan dat de Vlaamse zorgverzekering aan de kant van de inkomsten moet stijgen? Wat zal, met andere woorden, in de toekomst het bedrag zijn dat de mensen zullen moeten betalen voor de Vlaamse zorgverzekering?
Ik denk aan veel, maar niet aan een concreet bedrag op dit moment. De afspraak is dat dit voorwerp zal uitmaken van het budgettaire traject dat de volgende regering moet vastleggen. Met alle respect, het is verkeerd om onmiddellijk de relatie te leggen met het feit dat dit een premieverhoging zou zijn. Het staat nergens geschreven dat de financiering er zal komen door een premieverhoging. Dat is natuurlijk best mogelijk. Ik heb hier ooit moeten antwoorden op vragen over scenarios van premieverhoging voor de zorgverzekering. Ik sluit niet uit dat dit debat wordt gevoerd. Als de volgende Vlaamse Regering na de nieuwe Financieringswet haar nieuwe tableau zal moeten maken van haar financiële politiek, zal ze waarschijnlijk ook over die premie spreken. Maar u weet dat deze premie op dit moment ongeveer als ik het uit het hoofd moet zeggen één derde van de reële uitgave van de zorgverzekering dekt en dat de rest van de algemene middelen komt. In die zin is het een open debat. Het moet gevoerd worden.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
Mevrouw Marijke Dillen, mevrouw Vera Jans en mevrouw Vera Van der Borght kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 17.45 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.