Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende toekenning van bepaalde bevoegdheden aan de provincies in de aangelegenheden, vermeld in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Van der Borght, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collegas, de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid besprak het ontwerp van decreet houdende toekenning van bepaalde bevoegdheden aan de provincies op 19 februari en 16 april 2013. Er was een hoorzitting op 27 maart 2013. Op deze hoorzitting kwamen sprekers namens de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) spreken. Voor het integrale verslag van die hoorzitting verwijs ik naar stuk 1865/2.
De minister gaf op 19 februari 2013 toelichting. De toekenning van bepaalde bevoegdheden op het vlak van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin aan de provincies past binnen de interne staatshervorming van de Vlaamse overheid, die de werking transparanter, effectiever en efficiënter moet maken, met de provincies als intermediair niveau tussen Vlaanderen en de lokale overheid. De provinciale bevoegdheden worden ingeperkt. Voor wat het welzijns- en gezondheidsbeleid betreft, resteren er vier bevoegdheden: het opstellen, actueel houden en ter beschikking stellen van de sociale kaart; het ondersteunen van de Vlaamse overheid, lokale besturen en particuliere welzijns- en zorgactoren inzake sociale planning; het stimuleren en ondersteunen van netwerken in de welzijns- en gezondheidssector; het voeren van een impulsbeleid overeenkomstig de bepalingen van de bestuursakkoorden.
De provincies kunnen daarnaast ook, zoals artikel 6 van het ontwerp van decreet aangeeft, hun betrokkenheid in de ondersteuning van acht initiatieven voortzetten. De lijst van deze initiatieven is terug te vinden als bijlage bij het ontwerp van decreet.
Dit alles betekent een sterke inperking van de provinciale bevoegdheden. De provincies kunnen niet langer structurele subsidies toekennen aan welzijns- en zorgorganisaties waaraan de Vlaamse overheid, in het kader van haar welzijns- en gezondheidsbevoegdheid, een subsidie toekent voor structurele werkings- of personeelskosten. Ook individuele steunverlening aan personen behoort niet langer tot hun bevoegdheid. De subsidies en de provinciale middelen die eraan vasthangen, worden overgenomen door de Vlaamse overheid op 1 januari 2014. Voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin gaat het dan over meer dan 12 miljoen euro. De middelen zullen echter naar dezelfde sectoren en organisaties terugvloeien aangezien de interne staatshervorming geen besparingsoperatie is.
Na de toelichting van de minister volgde op 16 april de algemene bespreking. Ikzelf heb me, namens Open Vld, terughoudend opgesteld en heb verwezen naar de kritische uiteenzetting van de heer Martens van de VVSG tijdens de hoorzitting. Er hadden meer inspanningen kunnen gebeuren. Zo blijven er overlappingen in de dienstverlening. De Vlaamse overheid beschikt zelf over alle nodige informatie voor het aanreiken van een sociale kaart. Idem voor de provinciale ondersteuning van de sociale planning. Het in kaart brengen van hiaten is door sommige decreten immers al toevertrouwd aan andere actoren.
Voor het ondersteunen en stimuleren van netwerken in de welzijns- en gezondheidssector was het beter om op voorhand het best geschikte mesoniveau te zoeken, provinciaal, regionaal of intersectoraal niveau. De meerwaarde van deze taakstelling voor de provincies is nu onduidelijk, behalve dat we riskeren een bijkomend overleg tot stand te brengen.
Vragen zijn er ook bij de verdere uitbating met Vlaamse middelen van de voorzieningen waarvoor de provincies verantwoordelijk blijven. Welke toekomst is er voor die voorzieningen weggelegd? De indruk ontstaat dat men de provincies toch maar iets heeft gegeven, wat afbreuk doet aan de efficiëntiedoelstelling. Ik bleef met vragen achter over de besteding van de middelen die nu naar Vlaanderen komen. Hoe zal dit precies in zijn werk gaan? Wat met de mensen die een provinciale tegemoetkoming genieten? Misschien kan een deel overgeheveld worden naar de gemeenten die de plaatselijke behoeften het best kennen. En wat met het personeel bij de provincies?
Mevrouw De Wachter stelt zich eveneens de vraag hoe het verder moet met de individuele tegemoetkomingen vanaf volgend jaar en of het decreet werd onderworpen aan de armoedetoets. Aangezien er 12 miljoen euro overkomt naar Vlaanderen, vraagt ze de minister of dit betekent dat de resterende 53 miljoen euro de provincies zetten thans 65 miljoen euro in voor de sectoren Gezondheid en Welzijn dient voor de resterende provinciale taken zoals in dit decreet vermeld. Ze vraagt of de operatie ook leidt naar administratieve vereenvoudiging en wat er met het personeel zal gebeuren.
Mevrouw Dillen stelt dat het decreet de provinciale actieradius niet zal inperken en betreurt dit. Haar fractie is voorstander van twee interveniërende overheden, de Vlaamse en de lokale. Ze verwijst ook naar de Raad van State die stelt dat de bevoegdheden van een provincie in een decreet moeten worden geregeld en niet in een bestuursakkoord tussen provincies en de Vlaamse overheid, zoals bepaald in het voorliggend ontwerp van decreet. Ze vraagt waarom de Vlaamse Regering geen gevolg heeft gegeven aan dat advies. Ze sluit zich ook aan bij de vragen over de toekomst van de financiële middelen ten belope van 65 miljoen euro. En waarom wordt het provinciale infrastructuurpatrimonium niet overgeheveld, zoals in de bijzondere jeugdzorg? Zij besluit met de conclusie dat de doelstelling om de bestuurlijke klemtoon te leggen bij gemeenten en Vlaamse overheid niet wordt gehaald.
Mevrouw Stevens maakt duidelijk dat haar fractie voorstander is van de afschaffing van de provincies, die ze overbodig acht. Zij legt eveneens de klemtoon op de steden en gemeenten enerzijds en de Vlaamse overheid anderzijds en verwijst naar de belangrijke stappen van minister Bourgeois in die richting. Ze stelt dat de provincies enkel nog niet-grondgebonden aangelegenheden kunnen uitoefenen en dit voor zover die hen per decreet worden toegekend. Dit ontwerp is daarom volgens haar een belangrijke stap in de goede richting, namelijk de uiteindelijke afschaffing. In reactie op de kritiek van de VVSG stelt ze dat de provincies niet langer instaan voor de basisfinanciering in de welzijnssector, maar enkel nog een impulsbeleid kunnen voeren en dit in samenwerking met Vlaanderen zodat projecten kunnen evolueren tot Vlaams beleid. Ze vraagt of het klopt dat de provinciale dotatie voor het COS in Antwerpen wegvalt, waardoor men overweegt een diagnostisch team af te schaffen. Zal Vlaanderen die dotatie overnemen?
Mevrouw Jans stelt dat het een evenwichtig decreet is, gelet op het feit dat sommigen geen afslanking zijn terwijl anderen vragen stellen over verdwijnende subsidies. Er is volgens haar een duidelijke beperking van de provinciale taken. Het impulsbeleid blijft voor haar fractie evenwel een belangrijke mogelijkheid. Het ontwerp van decreet past binnen het kader van het regeerakkoord en het is aan het provinciale niveau om het beleid uit te tekenen binnen dit nieuwe kader.
Minister Vandeurzen gaat in zijn repliek in op de aangehaalde vragen en opmerkingen. Hij stelt dat voor het ontwerp van decreet een draagvlak moest worden gevonden en dat eerdere discussies over kerntaken niet altijd concrete resultaten opleverden. Nu wordt wel degelijk een restrictief kader opgelegd aan de provincies. Hij bevestigt dat zij 12 miljoen euro niet langer uitgeven. Met de provincies wordt overlegd over wat binnen dit nieuwe kader kan worden gecontinueerd op provinciaal niveau dan wel Vlaams niveau en wat moet worden afgebouwd met als legistieke basis een bestuursakkoord. De middelen voor wat door Vlaanderen wordt voortgezet, worden afgehouden van het Provinciefonds en gaan naar reguliere financiering, bijvoorbeeld de extra financiering voor gezinszorg. De middelen worden collectief verzameld en zo efficiënt mogelijk verdeeld over alle provincies en komen boven op wat Vlaanderen al besteedt.
Innoverende impulssubsidies kunnen alleen in sectoren waarover in het bestuursakkoord afspraken zijn gemaakt, wat moet vermijden dat allerhande projecten zomaar kunnen worden opgestart. Intersectorale samenwerking moet worden gestimuleerd en de minister stelt dat de provincies daarin een sterke bondgenoot kunnen zijn. Idem voor de sociale planning. Wat het mesoniveau betreft, verwijst de minister naar het grote schaalverschil tussen lokale besturen en zegt hij dat het niet gaat over het tekenen van nieuwe kaarten, maar om het integreren van de bestaande. De provincies zijn volgens de minister ook al enige tijd bezig met het voorbereiden van een correct sociaal traject voor de betrokken personeelsleden.
Wat de lijst met initiatieven die de provincies mogen blijven oprichten of beheren betreft, stelt de minister dat de Vlaamse Regering het daarover eens is en dat het niet betekent dat ze dit allemaal ook moeten betalen want veel wordt al gefinancierd met reguliere middelen. Het centrum voor ontwikkelingsstoornissen (COS) valt onder het Gouverneur Kinsbergencentrum Wilrijk en wordt gefinancierd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), daar verandert niets aan. De provincie kiest ervoor om het te handhaven als een instelling die zij zelf beheert. Vragen over de overdracht van het patrimonium zijn in dit beleidsdomein niet aan de orde, gezien zij beperkt zijn tot de deelname aan rechtspersonen die eigenaar zijn van onroerend goed.
De minister stelt ook dat het ontwerp van decreet wel degelijk is aangepast aan het advies van de Raad van State en dat er in het uiteindelijke concept voor een decretale basis wordt gezorgd voor de bevoegdheden van de provincies. Voor een impulsbeleid is er een decretale basis in artikel 5. Het is aan de provincies en de Vlaamse overheid om te komen tot een overeenkomst over de themas waarvoor een impulsbeleid kan worden gevoerd via een bestuursakkoord. Mevrouw Dillen benadrukt het daarmee niet eens te zijn. De minister bevestigt verder dat individuele ondersteuning door de provincies op lange termijn verdwijnt, al kan zij nog uitdovend gecontinueerd worden voor zover overeengekomen binnen het impulsbeleid. De termijn van drie jaar voor projecten in het kader van impulsbeleid wordt gebruikt in de ontwerpen van bestuursovereenkomst waarover met de provincies wordt onderhandeld. De financiële problemen die Antwerpen signaleert bij het Gouverneur Kinsbergencentrum, zouden volgens de minister te wijten kunnen zijn aan een bezorgdheid over de financiële toestand. Zoals reeds gesteld, is er onder andere financiering vanuit VAPH voor het COS, maar ook vanuit VDAB voor het centrum voor diagnostiek. Na de artikelsgewijze bespreking wordt het decreet met acht stemmen tegen vijf aangenomen.
Vraagt nog iemand het woord?
Mevrouw Dillen. U hebt een zeer uitgebreid verslag gekregen. Ik zou dus willen vragen om niet te herhalen wat door de verslaggever al naar voren is gebracht. Ik zeg het maar ter overweging, want u mag natuurlijk zeggen wat u wilt.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, ik ga het standpunt van mijn fractie weergeven.
De doelstelling van de interne staatshervorming was minder bestuurlijke drukte, zoals het regeerakkoord dit mooi uitdrukt. De bevoegdheidsversnippering over de verschillende bestuurslagen zou worden aangepakt en beleidsmatig wordt het grootste gewicht gelegd bij enerzijds de gemeente en anderzijds de Vlaamse overheid. Het bestuursniveau dat in het oog van de storm terechtkwam; was zoals gewoonlijk de provincie. Zij zou enkel nog bevoegdheden hebben op het vlak van niet-persoonsgebonden aangelegenheden. Daar waar ze vroeger een open taakstelling had, zou die decretaal bepaald worden.
Tijdens de hoorzitting vatte Luc Martens het mooi samen: Eigenlijk is er niet zoveel veranderd. Ik zou zeggen: 1-0 voor de provincies.
De N-VA heeft zich in de commissievergadering getroost met de gedachte dat dit een eerste stap was naar de afschaffing van de provincies. De kracht van verandering doet het goed als slogan, maar de N-VA heeft bij dezen geleerd dat tussen droom en daad veel praktische bezwaren liggen, in dit geval de provincies.
Conclusie: het doel is niet bereikt, integendeel. De VVSG wees ons erop dat waar het de bedoeling was de bestuursdrukte te laten afnemen, die eerder dreigt toe te nemen. Immers, naast gemeente, provincie en Vlaamse overheid zien we de regios steeds meer als tussenniveau. Het doel is dus niet bereikt, integendeel!
Bij wie moest het zwaartepunt van het beleid gaan liggen? Bij de lokale overheden en de Vlaamse overheid. Wat is het resultaat van de interne staatshervorming voor persoonsgebonden materies? Ofschoon de lokale overheid het dichtst bij zijn burgers staat en het best in staat is de noden van de mensen in te schatten, zullen alle bevoegdheden en alle daaraan verbonden middelen overgedragen worden naar de Vlaamse overheid. Vlaanderen kan zijn keizer-kostermentaliteit niet laten. Wat we zelf doen, doen we beter is blijkbaar niet alleen het motto ten aanzien van de federale overheid, het is ook intern het motto om alle bevoegdheden bij zich te houden op gemeenschapsniveau.
Als we kijken naar de decretaal verankerde taken, dan kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat provincies wat pro-formabevoegdheden hebben gekregen zoals het opstellen van de sociale kaart en het detecteren van lacunes. Minister, misschien hadden we eens moeten kijken naar wat uw agentschappen en al die bij decreet opgerichte organisaties zoals lokale loketten kinderopvang, de toekomstige woonzorgnetwerken enzovoort zoal doen. Er wordt heel veel dubbel werk verricht. We hadden daar misschien eens grote kuis in kunnen houden.
Het is niet echt de bedoeling dat provincies nog voorzieningen uitbaten, maar voor een aantal mag het nog. En om de pil te vergulden, kan een provincie in afspraak met de Vlaamse overheid een impulsbeleid voeren. Laat mij toe dat ik mijn hart vasthoud. We weten hoe dat dikwijls gaat. Na een jaar, soms twee jaar vaak zeer nuttig werk, is het geld op en niemand heeft gedacht aan de periode na de projectfase. Provincies zullen een impulsbeleid voeren en Vlaanderen zal niet in staat zijn die projecten structureel te financieren. Als we tien jaar verder zijn, zal de provincie doodleuk opnieuw beheerder en/of financier zijn van een pak vernieuwende voorzieningen.
Het enige waar provincies volgens mij een betekenisvolle rol hadden kunnen spelen, was in het overleg dat zo welig tiert in de welzijns- en gezondheidssector. Waarom werd niet onderzocht of de provincie niet het geschikte niveau was om dat te organiseren? We hadden die gelegenheid te baat kunnen nemen om eens grondig te saneren in de vele dure, soms ook zinloze en geldverslindende overlegmomenten die de welzijns- en gezondheidssector rijk is. Provincies hebben de nodige lokalen, ze kunnen zelfs overleg organiseren op regionaal vlak. We hadden ongetwijfeld een serieuze besparing kunnen doen. Zelfs die unieke gelegenheid hebben we laten passeren.
Provincies hebben in de afgelopen jaren heel wat subsidies voor burgers ontworpen, subsidies voor zaken waar de Vlaamse overheid in gebreke bleef en de gemeenten onvoldoende middelen voor hadden. Die subsidiebevoegdheid valt nu weg. Vlaanderen zal ze niet overnemen. Gemeenten zullen er misschien toch wel een paar overnemen en voor de rest zal het OCMW wellicht geconfronteerd worden met de noden. Conclusie: de burger, en in welzijn is dat de zorgbehoevende burger, is het enige slachtoffer van dit ontwerp van decreet.
Dat is meteen de bittere conclusie. De interne staatshervorming is een exclusieve Vlaamse bevoegdheid, een bevoegdheid waar de coördinerende minister lid is van de partij van de verandering. Maar hier zie ik vooral hoe er met dit ontwerp van decreet veel kansen op verandering gemist worden. Onze fractie zal dit ontwerp van decreet dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, onze fractie is geen voorstander van dit ontwerp van decreet. Wij zijn voorstander van het afschaffen van de provincies, want de provincies zijn voor ons een overbodig niveau. Dat is geen nieuw standpunt, mijnheer Van Rompuy, dat is het standpunt dat mijn partij zowel hier als hiernaast al talrijke malen heeft verdedigd. Wij zijn er voorstander van om het aantal interveniërende overheden te beperken tot twee: enerzijds de steden en gemeenten, anderzijds het Vlaamse niveau.
Alhoewel mijn partij verder wil gaan en de provinciale schaal ter discussie stelt, konden we nog enigszins begrip tonen voor de provinciale activiteiten op het vlak van grondgebonden bevoegdheden. Denken we aan ruimtelijke ordening, waterbeheersing, sociaal-economisch streekbeleid enzovoort, zaken dus waar de provincie een eigen streekgebonden beleid kan ontwikkelen. Bij niet-grondgebonden aangelegenheden ligt dit zeker anders.
Dit ontwerp van decreet zal de provinciale actieradius niet inperken, zoals mevrouw Van der Borght al zei, wat nochtans de bedoeling was. Dit blijkt uit de tekst van het ontwerp van decreet. Artikel 56 is ter zake duidelijk en stelt dat het niet de bedoeling is om de provinciale welzijns- en gezondheidsbevoegdheden te beperken.
Het Provinciedecreet bepaalt dat de provincies hun welzijns- en gezondheidsbevoegdheden kunnen blijven uitvoeren, mits daartoe in een decretale basis wordt voorzien. Dit is wat vandaag voorligt. Dit ontwerp van decreet bepaalt dat de provincies en de Vlaamse overheid daarover afspraken moeten maken in een bestuursakkoord.
Ik wil het nog eens herhalen, de minister heeft het tegengesproken, maar de Raad van State is in zijn advies zeer duidelijk. De Raad van State zegt dat de bevoegdheden van een provincie in een decreet moeten worden geregeld, niet in een bestuursakkoord. U hebt aan het voorontwerp van decreet niets gewijzigd. Wat de financiering betreft, hoop ik dat er voldoende zekerheden blijven dat in de sectoren Gezondheid en Welzijn de financiering behouden blijft.
Sta me toe, minister, ik doe dat niet vaak, om een concrete vraag vanuit Antwerpen te formuleren. Mijn bezorgdheid blijft gaan naar de toekomst van het Gouverneur Kinsbergencentrum. In de commissie werden er hier reeds vragen over gesteld, dat kwam al aan bod in het verslag, maar in uw antwoord bleef u vrij algemeen en komen er geen voldoende waarborgen. We kregen geen bevestiging dat u het Gouverneur Kinsbergencentrum zekerheid zult bieden in de toekomst. U stelde dat de provincie bezorgd is over de financiële toestand. Ik denk dat ze daar redenen voor hebben. Het centrum bestaat reeds sinds 1989 en heeft zijn bestaansreden meer dan voldoende bewezen.
Wat het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen betreft, zegt u dat het wordt gefinancierd door het VAPH en dat daaraan niets zal veranderen. Zult u erover waken dat er voldoende financiering blijft bestaan in de toekomst?
Over het Oriëntatiecentrum, het centrum voor diagnostiek en advies gericht op jongeren en volwassenen met een beperking, zegt u dat het vandaag wordt erkend en gefinancierd door de VDAB. Ik denk dat dit niet klopt. Er is trouwens geen band met de VDAB. Zal erover worden gewaakt dat de werking kan worden voortgezet?
Het is mijns inziens de Gespecialiseerde Arbeidsonderzoeksdienst Antwerpen die door VDAB wordt gesubsidieerd. Deze dienst voert gespecialiseerd arbeidsonderzoek uit, en biedt loopbaanbegeleiding aan gericht op werkzoekenden en werkenden met een beperking. Ik denk dat u zich op dat punt in de commissie hebt vergist. Hebt u hierover reeds overleg gehad met uw collega bevoegd voor de VDAB om in de toekomst zekerheid te bieden?
Wat Modem betreft, dat u terecht omschrijft als een mooi voorbeeld van hulpmiddelenbeleid aan de hand van communicatietechnologie, antwoordt u dat er wordt gepraat. Er werd mij ingefluisterd dat u een mondelinge belofte hebt gedaan om Modem vanaf dit jaar te subsidiëren. Kunt u dit bevestigen?
U kondigt aan dat de Vlaamse overheid in de toekomst moet overeenkomen met het Gouverneur Kinsbergencentrum, dat onder de verantwoordelijkheid van de provincie valt. Maar dit alles geeft vandaag geen zekerheid naar de toekomst.
Collegas, ik ben zo vrij u erop te wijzen dat de Commissie Welzijn en Gezondheid van de provincie Antwerpen na onze commissievergadering unaniem haar bezorgdheid geuit heeft en de hoop uitgedrukt heeft dat het Vlaams Parlement erover zal waken dat de toekomst niet in het gedrang komt. Samen met de bekommernis om vanuit het Vlaamse niveau de werking te behouden, was er een pleidooi voor voldoende financiering door Vlaanderen door alle partijen hier in dit halfrond vertegenwoordigd. Ik hoop dan ook dat vandaag en in de toekomst alle partijen die in Antwerpen de verdediging op zich namen, dit hier in het Vlaams Parlement even consequent zullen doen en de nodige waarborgen bieden.
Dames en heren van de meerderheid, u moet consequent initiatieven ontwikkelen die overeenstemmen met het Vlaamse regeerakkoord, dat duidelijk stelt dat de klemtoon bij de gemeenten aan de ene kant en bij Vlaanderen aan de andere kant moet liggen, en dat ook bepaalt dat het aantal interveniërende overheden per beleidssector tot maximaal twee wordt gereduceerd. Met dit ontwerp van decreet gebeurt dat niet.
Ik wil me hierbij specifiek tot de dames en heren van de N-VA richten: collegas, van u had ik toch wel wat meer rechtlijnigheid verwacht. Mevrouw Van der Borght insinueerde het al: laat de kracht van de verandering spreken. Tot in de commissie toe beweerde u, bij monde van mevrouw Stevens, een voorstander te zijn van de afschaffing van de provincies. Dat staat letterlijk in het verslag, en de verslaggever heeft dat daarnet nogmaals beklemtoond. Ik heb uw verkiezingsprogramma er nog eens op nagekeken: daarin kondigt u een sterke afslanking van het provinciale bestuursniveau aan. Wat hier vandaag voorligt, is iets totaal anders. Mevrouw Stevens, het is absoluut geen afslanking van het provinciale bestuursniveau, en het is zeker geen eerste stap in de richting van de afschaffing van de provincies. Aan de kiezers beloftes doen om stemmen te ronselen, maar het tegenovergestelde doen als men eenmaal aan de macht is, dat is kiezersbedrog, en dat is absoluut onaanvaardbaar.
De heer Diependaele heeft het woord.
We zijn inderdaad voor de afschaffing van de provincie als bestuursniveau. Dat laatste moet u er wel aan toevoegen. We staan daar niet alleen in: ook het Vlaams Belang en als ik me niet vergis ook Open Vld heeft plannen in die richting. Het is inderdaad zo dat we met de partners in de regering stappen hebben kunnen zetten in die richting, maar dat dit nog niet is verwezenlijkt. Ik geef dat heel grif toe.
Ik wil iets zeggen aan de twee partijen die ons verwijten dat we dat niet volledig hebben binnengehaald. Aan het Vlaams Belang wil ik zeggen dat die partij nog in geen enkele zin een stap in die richting heeft gezet, en ook Open Vld heeft de jongste tien à vijftien jaar wel eens bestuursverantwoordelijkheid genomen en heeft ook geen enkele stap in die richting kunnen zetten. Als u het mij dus vraagt, dan hebben wij het toch wel beter gedaan dan die twee partijen. (Applaus bij de N-VA)
De enige stap in de goede richting die u hebt gezet, is in uw verkiezingsprogramma beloven het provinciale niveau af te schaffen en door mevrouw Stevens in de commissie laten bevestigen dat u een voorstander bent van de afschaffing van de provincies, en dat is het. Met dit ontwerp van decreet zet u geen stap in de goede richting. Integendeel, u versterkt wat welzijnsaangelegenheden betreft de provinciale actieradius. Wees alstublieft consequent en zeg dat. Van mij mag u een voorstander zijn van de provincies: ik heb daar geen probleem mee. Nu zegt u echter a op één plaats en b op een andere. Hier kunt u het verschil maken: wees dan ook consequent.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik raad mevrouw Dillen en mevrouw Van der Borght toch aan het hele pakket van de interne staatshervorming, heel het pakket met betrekking tot het afslanken van de taken van de provinciebesturen eens grondig te bekijken.
Vroeger was er sprake van een volledig open taakstelling voor de provinciebesturen. Zij mochten doen wat ze wilden. Ze konden kiezen waarop ze zich zouden toespitsen. In de praktijk leidde dat tot heel wat verwarring en onduidelijkheid. We hebben nu de belangrijke stap gezet naar een gesloten taakstelling, duidelijk grondgebonden. Wat de persoonsgebonden materie betreft, is er ook een duidelijk kader gemaakt. Wat kunnen de provincies nu niet meer? Ze kunnen geen structurele subsidies meer geven aan instellingen in de welzijns- of zorgsector. Ze kunnen niet meer aan steunverlening aan personen doen. Dat zijn heel belangrijke stappen: er wordt duidelijk afgebakend wat Vlaanderen doet en wat de provincie niet meer doet. Wel zal de provincie nog een taak hebben in het welzijnsbeleid, en dat steunen we, als het gaat over het spelen van een duidelijke ondersteunende rol voor alle actoren op het terrein, en dat via de sociale kaart, via de sociale planning, via netwerkvorming. Dat is een meerwaarde voor heel de sector. Ik vind het dus ongehoord dat u nu verklaart dat we geen enkele stap vooruit zetten. Dat is totaal incorrect.
Maar daarop aansluitend, zal ik niet meer herhalen wat onze fractie bij de bespreking van het ontwerp van decreet gezegd heeft, ik wil alleen maar nogmaals bevestigen wat daarin werd gezegd, namelijk dat we dit ontwerp van decreet zeker ondersteunen. Ik wil trouwens de verslaggever bedanken voor haar volledige verslag. We zullen het ontwerp van decreet volmondig mee goedkeuren.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, ik wil reageren op wat de heer Diependaele ons zopas verweet. Hij zit niet in onze commissie en hij komt niet vaak naar onze commissie. Ik verwijt hem dat niet, maar er werd een conceptnota ingediend door onze fractieleider, de heer van Rouveroij, waarin wij gesteld hebben dat we het politieke niveau van de provincies ook willen laten verdwijnen. We hebben de nota voorgelegd in de commissie, maar ze werd weggestemd.
Mijnheer Diependaele, wat u zegt, klopt niet. U had ermee kunnen instemmen. Indien u had willen uitvoeren wat in uw programma staat en wat u aan uw kiezers hebt beloofd, dan had u voor de concpetnota van onze fractievoorzitter gestemd. (Applaus bij Open Vld en het Vlaams Belang)
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, om de collegas te informeren, wil ik hun nog meegeven dat ook Groen een voorstel van decreet heeft ingediend om de provincies te vervangen door regionale structuren die dichter aansluiten bij de leefwereld van mensen en die al een voorafname zijn van de resultaten van de regioscreening die de minister aankondigt. Als u denkt dat er geen groot draagvlak is om na te denken over een meer efficiënte bestuurlijke indeling van Vlaanderen, over een meer efficiënte taakverdeling inzake welzijnsbeleid, dan hebt u het verkeerd voor. Ik laat u dit gewoon weten ter informatie.
De heer Diependaele heeft het woord.
Het is goed om te horen dat we met zoveel zijn die dezelfde overtuiging delen.
Mijnheer De Meulemeester, hoeveel stappen hebt u kunnen zetten op het moment dat u zelf in de Vlaamse Regering zat? Geen enkele. (Applaus bij de N-VA)
Het is nu natuurlijk gemakkelijk om dat te zeggen. U zit nu in de meerderheid, mijnheer Diependaele. U kunt nu beslissen in de Vlaamse Regering, u hebt de macht om dat te doen. U hebt ministers in de Vlaamse Regering en u doet het nu ook niet.
We gaan nu niet in op het kerntakendebat; het gaat nu over het ontwerp van decreet.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, ik geef u gewoon een paar punctuele zaken zonder daarbij in de verleiding te komen om het debat over de taken van de provincie te heropenen, maar toch met enige herinnering aan de tijden toen we grote gesprekken gevoerd hebben over het kerntakendebat en waarvan toch slechts een heel beperkt resultaat op het terrein werd waargemaakt. Dit is natuurlijk een vergelijk. Het zal wel degelijk zijn impact hebben.
Ik vind persoonlijk dat de taken die de provincies overhouden wat Welzijn betreft, helemaal passen in wat in het welzijns- en zorgbeleid in de volgende jaren echt aan de orde zal zijn. Het gaat om de planning, de lacunes en het bevorderen van de intersectorale samenwerking. Eigenlijk vind ik het een grote opportuniteit dat we een bestuursniveau hebben dat zich op deze zaken kan toespitsen. Het zijn wat ons betreft geweldig belangrijke evoluties die moeten worden ondersteund de volgende jaren.
Inzake het impulsbeleid kan ik mevrouw Van der Borght niet echt goed volgen. De reden waarom we zeggen dat we nog initiatief kunnen nemen, maar binnen datgene wat met de Vlaamse overheid is afgesproken als zijnde de materie van het impulsbeleid, is juist om te vermijden dat men in alle richtingen projecten blijft organiseren waarvan de langetermijnperspectieven heel bedenkelijk zijn. Aangezien het moet passen in datgene wat als beleid op het punt staat te ontwikkelen, heb je in ieder geval de garantie dat je daar niet als Vlaamse overheid op een aantal momenten voor de verantwoordelijke keuze staat tussen overnemen of niet, maar dat je weet dat wat er ontwikkeld wordt, past.
Ik geef u een concreet voorbeeld. Het is heel duidelijk dat in de provincie Vlaams-Brabant, waar een probleem is van de duurte van de grondprijzen, het voeren van een impulsbeleid om welzijnsvoorzieningen de kans te geven om initiatief te nemen, een heel belangrijke aanvulling is. Ik kan u verzekeren dat ik begrijp van de beleidsverantwoordelijke uit de provincie Vlaams-Brabant, dat ze dit echt wel als een belangrijke opportuniteit zien.
Ten slotte iets over het Gouverneur Kinsbergencentrum, om geen babylonische spraakverwarring te hebben. We hebben uiteraard met de bevoegde gedeputeerde heel recent nog gesprekken gevoerd. Het is de wens van de provincie om de exploitatie en het medebeheer van dit centrum in de handen van de provincie te houden.
Dat maakt uiteraard ook dat de financiële verantwoordelijkheid de verantwoordelijkheid is van de lokale inrichtende macht. Maar zoals het altijd moet, zijn er onderdelen van het centrum die gewoon vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) of vanuit andere bronnen regulier worden gefinancierd door de Vlaamse overheid. Dat is als een onderwijsinstelling die door een provinciaal niveau wordt ingericht: die krijgt natuurlijk zijn financiering voor de onderwijstaken vanuit Onderwijs zoals alle anderen.
Het is juist dat wat Modem betreft, ik persoonlijk erg gecharmeerd ben door de manier waarop zij het gebruik van communicatiehulpmiddelen als expertise hebben verworven, maar ook daar moet je de financiering uiteraard op een correcte manier doen. Het kan dus helemaal niet dat er daar op basis van mondelinge beloftes allerlei engagementen ontstaan. We hebben al een aantal keer met Modem gesprekken gevoerd, precies omdat ik denk dat de expertise belangrijk is, maar we zullen in de volgende maanden en jaren zien op welke manier de samenwerking kan worden georganiseerd. Als we daar tot oplossingen zouden komen moeten die uiteraard op een correcte manier tot stand komen.
Ten slotte nog iets over de macro-evolutie. Er gaat inderdaad een pak geld weg bij de provincies via een afhouding op het Provinciefonds, en het komt terecht in de welzijns- en zorgmiddelen die vanuit Vlaanderen ter beschikking worden gesteld. Dat is een complexe operatie, die zorgvuldig moet gebeuren en die niet lineair kan zijn. Er zijn nu eenmaal enorme verschillen tussen provincies en wij moeten dit integreren in het Vlaams beleid en op een uniformere manier. Het is dus geen broekzak-vestzakoperatie, het is meer proberen ervoor zorgen dat de middelen opnieuw goed in de sector terechtkomen, en dat in goed overleg met de betrokkenen. Er zijn een aantal situaties waarbij je ad hoc een aantal zaken moet voortzetten, maar altijd op basis van een duidelijke en correcte reglementaire basis vanuit de Vlaamse overheid.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1865/1)
De artikelen 1 tot en met 7 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.