Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het Brusselse lokaal overlegplatform (LOP) maakte bekend dat er een week na de vrije inschrijvingen al te weinig plaatsen zijn voor de eerste kleuterklasjes in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Midden februari kregen 652 ouders van dergelijke kleuters, kinderen geboren in 2010, het bericht dat er geen plaats meer was in de door hen gekozen scholen.
Omdat de vrije inschrijvingen nog lopen, is het nu nog te vroeg om te bepalen hoeveel plaatsen er precies te weinig zijn. Het is zinvol te weten dat dat getal vorig jaar 701 was. 701 kleutertjes werden ongunstig geordend. Daarvan verdwenen er nadien 318 spoorloos uit de databank. In het kader van oordeelkundig inschatten en bijsturen van capaciteit zijn dat toch wel belangrijke cijfers.
Het LOP lanceerde de interessante oproep dat beide gemeenschappen zich met dit probleem zouden moeten bezighouden. Daar staan we volledig achter. Als je een capaciteitsprobleem in kaart wil brengen, onderzoeken en bijsturen, dan heb je om te beginnen overleg en inzicht nodig.
Het is vanzelfsprekend dat de Task Force Brussels Onderwijs, daarvoor het ideale forum is. We weten allen dat die niet actief is omdat de Franse Gemeenschap weigert om hier actief in te participeren. Laat ons eerst even naar de Nederlandstalige zijde kijken. Het is belangrijk om ook daar de zaken in kaart te brengen. Minister, hebt u een zicht op eventuele tekorten op dit moment wat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel betreft?
Minister Smet heeft het woord.
Er zijn in Brussel twee onderwijsaanbieders, de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap. We hebben geen totaalzicht. U hebt zelf aangegeven hoe dat komt. De Vlaamse Gemeenschap heeft haar verantwoordelijkheden in het verleden opgenomen. We hebben dus honderden extra plaatsen bij gecreëerd. Ik heb geen nieuwe cijfers van het LOP. Ik heb dat ook in de krant gelezen. De laatste cijfers die we hebben, dateren van midden februari. Ik heb die al aan de commissie meegedeeld. Die procedure loopt nog. We zullen die binnenkort krijgen. Wat mij vooral interesseert in die cijfers, is het aantal Nederlandstalige kinderen of kinderen van wie een of twee van de ouders thuis Nederlands spreken, die geen plaats zouden hebben in het Nederlandstalige onderwijs. Dat kan natuurlijk niet.
We hebben de regelgeving aangepast, zodat Nederlandstaligen voorrang krijgen. We zullen na deze inschrijvingsperiode in september een grondige evaluatie doen om na te gaan of we al of niet moeten ingrijpen om te verzekeren dat Nederlandstalige kinderen in Brussel een plaats hebben in het Nederlandstalige onderwijs.
Ten tweede heb ik ook nieuws. Ik heb vandaag met de nieuwe minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, Rudi Vervoort, gebeld. U weet dat hij twee dagen geleden heeft gezegd dat hij een initiatief wou nemen om kinderen in Brussel meertalig te maken en met de Vlaamse en Franse Gemeenschap rond de tafel te gaan zitten. Hij gaat dat initiatief nemen en ook een ruimer initiatief rond de capaciteits- en inschrijvingsproblematiek. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zal dus wat we eigenlijk hadden afgesproken de coördinatierol op zich nemen en de nieuwe minister-president zal eerstdaags mevrouw Simonet, mij en hemzelf rond de tafel zal brengen om gegevens uit te wisselen en gezamenlijk afspraken te maken. Dat lijkt me in dit dossier de enige manier om tot een goede aanpak te komen. Er is dus hoop op beterschap voor de uitwisseling van gegevens en voor samenwerking.
Minister, ik dank u voor de bijkomende toelichting. Vooral dat laatste is belangrijk want dat betekent eindelijk een doorbraak.
De Vlaamse Gemeenschap heeft deze legislatuur in Brussel reeds bijkomende inspanningen gedaan. In totaal is er reeds voor 30 miljoen euro extra vrijgemaakt, waaronder voor 2013 nog 6 miljoen euro extra. Wij vragen niet om nog extra geld maar wij vragen wel om eindelijk de Task Force Brussel Onderwijs bij elkaar te brengen zodat die de problemen kan detecteren. Ik vermoed heel wat in- en uitstroom van Brussel naar de Vlaamse Rand en omgekeerd, maar ook zijstroom naar het Franstalig onderwijs. Het zou dus nuttig zijn om de cijfers exact te kennen zodat de capaciteitsproblemen kunnen worden ingeschat.
Minister, ik ben blij dat de doorbraak er is gekomen. Ik neem aan dat we het er in de commissie nog over kunnen hebben.
De heer Van Dijck heeft het woord.
We zijn weer toe aan de bijna wekelijkse vraag over het capaciteitstekort in het onderwijs en de bijhorende inschrijvingsproblemen die jaar na jaar blijven bestaan. Vandaag gaat het over het Nederlandstalig kleuteronderwijs in Brussel, waar honderden kinderen uit de boot dreigen te vallen. Wat me net als de minister in de eerste plaats interesseert, is of het inderdaad gaat om Nederlandstalige kinderen. Als dat zo is, zijn we natuurlijk helemaal terug bij af. Als Nederlandstaligen niet meer terecht kunnen in hun eigen onderwijs, waar zijn we dan mee bezig?
Minister, ik meende uit uw antwoord op te maken dat u daarover nog geen gegevens hebt. Als het inderdaad zo zou zijn dat Nederlandstalige kinderen geen plaats vinden, dan vraag ik toch dat u initiatieven neemt. Ik zou u kunnen vragen welke initiatieven u zult nemen om ervoor te zorgen dat elk Nederlandstalig kind in Brussel een plaats in het Brussels Nederlandstalig onderwijs heeft.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Het is inderdaad een vraag die vaak terugkomt en dan krijgen we de loodgietersoplossing: hier en daar repareren en altijd even afwachten om na te gaan waar er tekorten zijn. Dit brengt de vrije onderwijskeuze in het gedrang. Maar de Brusselse ouders hebben een en ander om wakker van te liggen. De investeringen in de kinderopvang zijn ondermaats: 28 plaatsen dit jaar. Minister, u doet uw best voor onderwijs, maar ook daar is het iedere keer wachten en bang afwachten om te weten of er plaats zal zijn voor de kleuters.
Mijnheer Segers, ik vind uw betoog een beetje bedroevend, want u vraagt vooral of de taskforce haar werk zal doen. Ik heb begrepen dat er goede contacten zijn met de heer Vervoort en ik ben daar zeer blij om, maar de enige echte taskforce die er is voor de kinderen, zijn de gemeenschappen die hun verantwoordelijkheid nemen: de minister van Onderwijs van de Vlaamse Regering en de minister van Onderwijs van de Franse Gemeenschapsregering. Het gedoe over de taskforce en het besluit dat er geen extra geld nodig is: sorry, maar dat is echt een heel foute analyse. Ik weet niet waar de N-VA heen wil. Een vraag komen stellen over plaatsen voor kinderen in onze scholen, maar zeggen dat er geen geld voor nodig is: ik begrijp u echt niet.
Ik heb de indruk dat mevrouw Brusseel vooral boos is op de heer Segers. Ik ga er niet op in.
Mevrouw Brusseel, de Vlaamse Gemeenschap neemt samen met de Vlaamse Gemeenschapscommissie wel degelijk haar verantwoordelijkheid op. We hebben al heel wat extra plaatsen in Brussel gecreëerd.
Het is ook niet altijd evident, want engagementen die worden aangegaan door ons, moeten ook op het terrein worden gerealiseerd en dan draagt het Brusselse Gewest er wel in bij. Ik deel de mening van de heer Segers. Het is heel belangrijk dat we in Brussel onder coördinatie van het Brusselse Gewest, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Commission Communautaire Française (COCOF) erbij, de neuzen in dezelfde richting zetten, gegevens uitwisselen en afspraken maken. De heer Vervoort heeft me vandaag gezegd dat hij een dergelijk initiatief zal nemen. Hij zal dat doen en dan zullen we een stap vooruit zetten. Dat is wat mij interesseert. Wij van de Vlaamse Gemeenschap hebben onze verantwoordelijkheid genomen.
Ik ben het er absoluut mee eens dat in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Nederlandstalige kinderen in de ruime zin van het woord een plaats moeten hebben. Daarom hebben wij de voorrangsregel voor Nederlandstaligen van 55 procent ingevoerd. Het Grondwettelijk Hof heeft ons gelijk gegeven. Daarom hebben we beslist dat de verklaring op eer vervangen wordt door een geobjectiveerd document. Dat was allemaal niet evident. Dat kon de afgelopen jaren niet worden gerealiseerd, maar is nu wel gebeurd.
Ik ken nog een oplossing ik zal ze niet noemen waardoor we nog extra kunnen garanderen waarom de Nederlandstalige ouders toch een plaats kunnen hebben, maar dat ligt binnen de verantwoordelijkheid van het lokaal overlegplatform (LOP). U weet dat wij het LOP een grote autonomie hebben gegeven, aan de lokale gemeenschap, om dat inschrijvingsbeleid gestalte te geven en ervoor te zorgen dat het afgestemd is op de noden van de ouders. Ik zal met die mensen rond de tafel gaan zitten op basis van een evaluatie die we samen met de VGC zullen doen, om in september tot een oplossing te komen.
Minister, ik dank u voor deze toelichting en ik dank ook de collegas voor hun inbreng. Het zou onze hoofdstad onwaardig zijn dat je kinderen moet weigeren, en in deze concrete context dan nog eens Nederlandstalige kinderen, al dan niet in het Nederlandstalig onderwijs. Dat zullen de evaluaties uitmaken.
Mevrouw Brusseel, wat de loodgieterproblematiek betreft, snap ik u helemaal niet, hoor, want dit is nu juist wat wij niet willen. Namelijk redeneren dat als er een tekort is van die hoeveelheid, dat er dan moet worden bijgebouwd voor die hoeveelheid. Er moet precies worden onderzocht wat er aan de hand is. Dat is nu per toeval de rol van, inderdaad, die taskforce Onderwijs Brussel. Voor degenen die dan toch graag Brusselse instellingen al dan niet overleg zien plegen met elkaar en met anderen: dit is een schoolvoorbeeld van waar Brussel over zijn eigen thematiek, namelijk Nederlandstalig en Franstalig onderwijs, moet overleggen. We stellen vast dat het drie jaar lang niet is gebeurd. Ik doe dus nogmaals een oproep aan de minister dat dit snel gebeurt.
De actuele vraag is afgehandeld.