Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Voorzitter, minister, na twee uur debat over kinderarmoede gaan we nu naadloos over op twee minuten over de jeugdwerkloosheid, ook een topprioriteit, zeker als we de toestand bekijken in Europa. In het zuiden gaan de cijfers boven 50 procent.
In Vlaanderen doen we het veel beter. Deze week nog zijn de cijfers uitgekomen, en we zitten op 15 procent. Toch wil ik de problematiek allesbehalve minimaliseren. De jeugdwerkloosheidscijfers dalen heel snel in tijden van economische heropleving en stijgen heel snel in tijden van economische crisis. In Vlaanderen gaat het meer specifiek over de werkloosheid bij de laaggeschoolden en de schoolverlaters, want we zien dat bijna de helft van die jongeren er langer dan een jaar over doen om aan een job te geraken.
Ik heb even gekeken naar de buurlanden. In Duitsland en in Nederland is het wat jeugdwerkloosheid betreft, nog beter gesteld dan in Vlaanderen, zelfs aanzienlijk beter. Nederland, met een toch wel gelijkaardige arbeidsmarkt als de onze, heeft een diepere economische crisis gekend dan wij, maar is er toch in geslaagd om de jeugdwerkloosheid met bijna een derde lager te krijgen: 9 procent in plaats van 15 procent in Vlaanderen.
Mijn vraag aan u is eigenlijk heel eenvoudig. Kunt u duiden wat het verschil verantwoordt van bijna een derde tussen Nederland en Vlaanderen, ook al heeft men het in de Nederlandse economie moeilijker dan in de onze?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik begrijp de cijfers die u citeert, want in het SERV-rapport is dat ook zo weergegeven. Maar als we cijfers vergelijken, moeten we natuurlijk de juiste cijfers vergelijken. De SERV heeft voor Vlaanderen de cijfers van de VDAB genomen en voor de buurlanden de cijfers van Eurostat.
Als men alle cijfers van Eurostat bekijkt en ik neem de slotcijfers van 2012 , dan staat Vlaanderen op 12,8 procent, en daarmee zijn we de op drie na laagste in jeugdwerkloosheid in geheel Europa. Duitsland staat eerste met 8,1 procent, Oostenrijk staat op 8,7 procent en Nederland op 9,5 procent. Ik wil toch ook een paar andere cijfers geven. Denemarken staat op 14,1 procent, Zweden op 23,6 procent, Frankrijk op 23,8 procent, de buren van Wallonië op 27,1 procent en Brussel op 36,4 procent.
Wil dat zeggen dat we niets moeten doen? Helemaal niet. Ik had begrepen dat u vooral vroeg of ik al eens over de muur wil kijken, of ik al eens naar Nederland en Duitsland wil kijken om na te gaan wat daar gebeurt. U zei dat de situatie vrij vergelijkbaar is. Ik denk echter dat de sociaal-economische maar ook de juridische omstandigheden in bijvoorbeeld Nederland en Duitsland fundamenteel verschillen met de onze.
Maar kunnen we er toch iets van leren? Als ik naar Duitsland kijk, dan is het duaal leren zeker iets dat we kunnen bekijken. We leren daar dat de jongeren die het moeilijker hebben, vooral kunnen leren op de werkvloer. Als ik naar Nederland kijk, dan is daar totaal verschillend al de traditie dat studenten er ook al wat kunnen werken terwijl ze studeren. Op die manier doen ze werkervaring op. Daarnaast hebben ze net als wij ongekwalificeerde uitstroom. Daarom voorzien zij in stages om te activeren, en informeren zij het onderwijs over de omstandigheden op de arbeidsmarkt.
Recent hebben wij nog een brochure uitgebracht over de uitstroom uit het onderwijs na één jaar. Die gehele brochure is opnieuw bekendgemaakt. Daarnaast hebben wij heel specifiek, heel duidelijk, heel zwaar ingezet op de WIJ-projecten, de werkinleving en instapstages en dergelijke. Ik heb dat al eens grondig uitgelegd in de commissie.
Als we over het muurtje kijken, en in de mate dat de situatie vergelijkbaar is, zijn wij de laatste weken en maanden echt wel in de juiste richting bezig met de keuzes die we hebben gemaakt.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De nieuwe projecten die gelanceerd worden, gaan we zeker op de voet volgen. Ik denk ook dat het een zeer juiste aanpak is. Ik wil er wel op wijzen dat, als we de cijfers van de SERV bekijken, we een zeer bijzondere vaststelling kunnen maken. Het aantal laaggeschoolde werklozen is namelijk fors gestegen, en tegelijkertijd is het aantal kandidaten voor vacatures voor laaggeschoolde functies gedaald. Er is dus een soort mismatch die blijft groeien op de arbeidsmarkt ook bij de laaggeschoolden waar we nog hard aan zullen moeten werken. Ik hoop dat de projecten toch enige resultaten zullen geven. We zullen het op de voet volgen, want de werkloosheid bij laaggeschoolde jongeren is een fenomeen dat aan het groeien is, en dat ook voor Vlaanderen, dat ook een zeer sterke vergroening kent, een zeer belangrijk thema zal blijven.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, sinds het begin van de legislatuur zijn we er al mee bezig om die cijfers onder controle te proberen houden en die jongeren die kansen te geven. Er zijn verschillende trajecten en projecten opgestart, afgevoerd en gewijzigd.
Leren op de werkvloer: u maakt daar zeer terecht de vergelijking met het buitenland. We zijn ook zelf recent met een aantal initiatieven gestart om de jongeren stagemogelijkheden te geven. Er zijn een aantal stageplaatsen die u aanbiedt, en er zijn een aantal stageplaatsen die federaal worden aangeboden. Hoe zit het nu juist met die stageplaatsen en die instapstages?
De minister-president heeft tijdens een commissie zijn persoonlijke garantie gegeven om ervoor te zorgen dat er in voldoende stageplaatsen wordt voorzien bij de Vlaamse overheid voor deze laaggeschoolde jongeren. Minister, hebt u hierover ondertussen al contact gehad met de minister-president? Of heeft hij al reactie gekregen op zijn brief om de directeurs aan te moedigen om die plaatsen aan te bieden?
Heel kort nog over Nederland
Neen, mevrouw Turan, u hebt uw vraag gesteld en uw punt gemaakt. (Opmerkingen van mevrouw Güler Turan)
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik wil de heer Van Rompuy ondersteunen in zijn bezorgdheid voor de werkloosheid. Daarnaast is het correct om dat even te plaatsen in de context, zo slecht doen we het niet al betekent dat absoluut niet dat we niet de nodige maatregelen moeten nemen.
In de commissie en hier hebben we het al verschillende keren gehad over het verschil tussen het activeringsbeleid en het passief beleid. Het passief beleid zit voornamelijk nog bij de federale overheid. De minister heeft erop gewezen dat we al zeer veel zaken doen in Vlaanderen voor dat activeringsbeleid, ook de SERV wijst daar trouwens op, net als de studie van Eurostat. Ik verwijs onder andere naar de loonkost. De minister-president zelf, met het pact voor het concurrentievermogen, levert daar inspanningen voor. We moeten zeker ook daar meenemen hoe we de werkloosheid in Vlaanderen moeten terugdringen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, collegas, uit het rapport van de SERV blijkt dat we op dit moment niet meer te maken hebben met een tijdelijke inzinking die je conjunctureel zou kunnen noemen, maar dat we met een ernstige groeivertraging zitten en die is structureel. Die structurele groeivertraging heeft uiteraard een impact op de arbeidsmarkt en op de jeugdwerkloosheid. De vraag is of het huidige beleid, dat vooral inzet op instrumenten om de conjuncturele dip te overbruggen, voldoende is om wat nu structureel blijkt te zijn, aan te pakken.
Ik verwijs naar het Europese niveau. We hebben het er in de commissie al over gehad. Op Europees niveau geldt een job guarantee scheme waarbij elke jongere binnen de vier maanden een opleiding, een stage of een job wordt gegarandeerd. Minister, wordt het niet tijd dat we dergelijke structurele maatregelen nemen, in plaats van de conjuncturele waarmee we nu bezig zijn?
Mijnheer Rzoska, u doet mij een plezier met die vraag. Niet 90 procent, maar vandaag al 93 procent van de jongeren die vandaag uit de school op de arbeidsmarkt komen, bereiken wij binnen de vier maanden. Dat is hoger dan wat Europa vraagt. We zijn al een hele tijd bezig met die structurele aanpak en dat heet het jeugdwerkplan. Het is spijtig dat u het niet weet, maar ik ben heel blij dat u die vraag stelt.
Uit de schoolverlatersenquête blijkt overigens dat 89 procent van de jongeren binnen het jaar dat ze van school komen, werkt vindt en 93 procent, als ik mij niet vergis, kan in dat jaar werkervaring opdoen. Ook daar scoren we goed. Uit de schoolverlatersenquête blijkt ook dat de structurele problemen zich bevinden bij de ongekwalificeerde uitstroom, ook in blijvende crisis, en daarop zetten we nu juist in. Hartelijk dank voor die vraag, het was een mooie voorzet.
Mevrouw Turan, een aantal stages wordt federaal aangeboden, zegt u, maar dat is niet juist. De instapstages worden Vlaams aangeboden via de VDAB. Het is afgeleid uit het voorstel van minister De Coninck, maar is helemaal ingepast in de Vlaamse aanpak. De stages worden gezocht door degenen die door de VDAB zijn aangeduid. Ik volg dat uiteraard op de voet. Dat is een heel belangrijk project. U weet dat ik er met 15 miljoen euro extra nog verder op zal inzetten, met een accent op de grootsteden, omdat ik ook wel besef dat daar de grootste problematiek aanwezig is.
Mijnheer Diependaele, u zei zelf al dat de verschillen er wel zijn. Als we kijken naar het buitenland, zijn er fundamentele verschillen. Mijnheer Van Rompuy, u zei net dat Nederland vergelijkbaar is. Ik wil de lagere loonkost niet noemen of het beperken van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd. Wat de jeugd betreft: weet u dat wij het enige land zijn in de OESO dat een wachtuitkering dat heet nu anders, maar u weet wel wat een wachtuitkering is geeft aan jongeren? Er is een fundamenteel verschil als we kijken naar andere landen. In Duitsland is er geen minimumloon en zijn er mini-jobs. Dat zijn fundamentele elementen, ik zeg niet dat we die moeten overnemen, maar als u wilt vergelijken, moet u alles meenemen.
Over de mismatch hebt u 100 procent gelijk. We zetten daarop ook fundamenteel in. U weet dat wij daar als eerste van Europa werken met heel de filosofie van competenties, met de VDAB en de SERV en de partners: we kijken niet enkel naar diplomas of een cv, maar vooral naar de competenties van mensen, om de aansluiting, de vraag en het aanbod te verbeteren. Het is niet meer zoals vroeger dat een jobaanbod gewoon wordt afgeprint en er wordt gekeken of het juiste diploma aanwezig is, nu gebeurt een begeleiding op maat die gericht is op wat iemand kent en kan en wat die daarmee kan doen in het bedrijfsleven.
Het is soms heel verrassend tot welke conclusies je kunt komen als je kijkt naar competenties en talenten en niet naar cvs en diplomas.
We beseffen de noodzaak om iets te doen rond jeugdwerkloosheid en zetten daar, samen met de sociale partners, al jaren op in. De laatste instrumenten zijn ingezet in januari en maart van dit jaar. De Vlaamse Regering trekt met de begrotingsaanpassing nog 5 miljoen euro extra uit. We beseffen dat we daar verder op moeten inzetten.
Ik denk dat er, ook op Vlaams niveau, nog een forse verbetering mogelijk is op het vlak van de mismatch. U maakt er een beetje een sport van om op sommige punten te verwijzen naar die bestuursniveaus waar uw partij geen deel van uitmaakt. Twee weken geleden heb ik uw collega, de heer Diependaele, aangemoedigd om zijn collegas in het federaal parlement ertoe te brengen enkele wetsvoorstellen in te dienen over de punten die u zonet noemt. Hij heeft mij twee weken geleden beloofd dat hij me zou mailen, maar ik heb nog altijd niets ontvangen. Ik vrees dan ook dat ze niet bestaan. Maar, minister, ik dank u voor uw welwillend antwoord. (Applaus bij CD&V en sp.a)
De actuele vraag is afgehandeld.