Verslag plenaire vergadering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Van den Bossche.
Deze vraag is gericht tot minister Smet. Minister Smet heeft me meegedeeld dat hij deze namiddag van 14 uur tot 16 uur had voorbehouden voor het Vlaams Parlement. Hij vraagt dat minister Van den Bossche in zijn plaats antwoordt. Ik stel dan ook voor dat het volgende Uitgebreid Bureau beslist dat de minister-president namens alle ministers komt antwoorden. Ik vind dat geen stijl, en dat heb ik ook meegedeeld aan de minister-president. Ik zal dat ook meedelen aan minister Smet. (Applaus bij Open Vld, het Vlaams Belang, de N-VA, LDD en Groen)
De ministers moeten de woensdagnamiddag voorbehouden voor dit Vlaams Parlement en voor niets anders. Ik ben daar heel kwaad over, maar ik hou me toch in. En ik ben wel blij dat minister Van den Bossche naast mij staat. Dat maakt iets goed.
De heer Segers heeft het woord.
Minister, collegas, vorige week vond in de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) het leerkrachtenparlement plaats. Er kwamen een aantal opmerkelijke zaken aan bod. Ik vind het nuttig om het daar in het kader van deze actuele discussie over te hebben. Ik neem aan dat een deel van deze vraag naar de commissie zal worden verwezen.
Collegas, uit een bevraging van het leerkrachtenparlement blijkt dat slechts drie van de aanwezige leerkrachten konden bevestigen dat men in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel de eindtermen zou halen. Los van de cijfers en van de wetenschappelijke vraag of dit nu wel de plaats was om dit te peilen en daar conclusies aan vast te knopen, vind ik dit toch een belangrijke vaststelling. Het buikgevoel zegt dat hier misschien toch wel iets aan de hand is. Daarom mijn vraag, minister, hoe reageert u op het feit dat in Brussel diplomas zouden worden uitgereikt aan mensen die de eindtermen niet behalen?
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Smet is van mening dat dit zeker moet worden uitgespit. De attestering en de uitreiking van diplomas behoort tot de autonomie van de delibererende klassenraad. De overheid mag vanzelfsprekend verwachten dat zon klassenraad voldoende professioneel is om geen attesten of diplomas uit te reiken aan leerlingen die de eindtermen niet of onvoldoende beheersen.
Het is ons ook opgevallen wat er is gezegd in dat leerkrachtenparlement. Om die reden zal minister Smet de verantwoordelijke voor het Brusselse onderwijs, de onderwijsverstrekkers, de inrichtende macht, de onderwijskoepels en het gemeenschapsonderwijs daarover bevragen. Wanneer uit die bevraging blijkt dat er kwaliteitsproblemen zijn, dan heeft de minister een aantal mogelijkheden om maatregelen te nemen. Hij zal ook niet aarzelen dat te doen. Hij stelt zelf voor om de kwestie verder op te volgen in de commissie Onderwijs. Indien u daar echter meer over wilt weten, zal ik trachten wat meer details te geven.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het leerkrachtenparlement had als belangrijke reden aangegeven dat de gebrekkige taalkennis aan de basis ligt van dit alles. Het gaat om een keten die vanuit het kleuteronderwijs en het basisonderwijs doorstroomt tot in het secundair onderwijs. In de commissie hebben we dat debat al een aantal keren gevoerd. De vraag is dan hoe we dat debat moeten aanpakken in een regio als Brussel. Ik verwijs ook naar de discussie over het immersieonderwijs en het meertalig onderwijs. Opvallend was dat het leerkrachtenparlement daar geen heil in zag. Ik zal de minister van Onderwijs daar in de bevoegde commissie nader over ondervragen. Eergisteren heeft hij in een debat over Brussel alvast een aantal denkpistes ontwikkeld.
In die context zouden we graag op het taalaspect blijven hameren. Dit staat los van het pedagogisch-didactisch aspect. Het Nederlandstalig onderwijs heeft immers ook een sociale functie. We staan hier regelmatig op de tribune om over Brussel te praten. We verwijzen dan naar de armoedecijfers, naar de werkloosheid, naar de scholingsgraad, naar de uitstroom zonder diploma en dergelijke. Volgens mij is ook dit opnieuw een signaal vanuit Brussel om hier alle aandacht aan te besteden.
De heer Delva heeft het woord.
Voorzitter, de actuele vraag van de heer Segers is zeer terecht. Ik heb trouwens zelf een vraag om uitleg over dit onderwerp ingediend.
Het is eigenlijk heel eenvoudig. Indien de beweringen van de leerkrachten niet kloppen, worden de eindtermen wel gehaald en is er eigenlijk geen probleem. Indien de beweringen van de leerkrachten wel kloppen en de eindtermen niet worden gehaald, zitten we met een fundamenteel probleem. Er is dan maar een oplossing. Er moet worden voorzien in meer middelen, meer ondersteuning en meer omkadering.
Natuurlijk zijn Brusselse kinderen niet minder intelligent dan andere kinderen. Veel heeft met een andere achtergrond en met een sociaal-economische achterstand te maken. Wij zijn het onszelf verplicht hierin te investeren. Het zal een van beide opties zijn. In beide gevallen hebben we zelf de hefboom in handen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, eerst en vooral wordt nog maar eens bewezen dat een te grote instroom van anderstaligen in ons onderwijs tot een dramatische kwaliteitsdaling leidt. Het lijkt wel alsof hier op vrij grote schaal wordt geprobeerd de boel te bedriegen. De eindtermen worden massaal niet gehaald. De taalachterstand wordt nauwelijks opgehaald. De leerlingen mogen echter wel overgaan. Zittenblijven is een taboe. Uiteindelijk is hier niemand mee geholpen. Dit geldt in de eerste plaats voor de leerlingen zelf.
De gevolgen zullen niet uitblijven. We zitten al met het groot probleem van de ongekwalificeerde uitstroom in Vlaanderen en zeker in Brussel. Misschien hebben we in Brussel binnenkort ook het probleem van de gekwalificeerde uitstroom. Iedereen zal, waarschijnlijk terecht, veronderstellen dat een diploma van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel geen fluit meer waard is.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even op de woorden van de heer Van Dijck reageren. Zijn stelling is wetenschappelijk niet gefundeerd. Een verstandiger en minder stigmatiserend discours zou helemaal anders klinken.
Minister, verwijzingen naar de autonomie van de klassenraad lijken me hier absoluut niet aan de orde. Die discussie zullen we in de commissie moeten voeren. Scholen die vaststellen dat een groot aantal leerlingen de eindtermen niet halen, zoals de leerkrachten hebben aangehaald, mogen eigenlijk geen diplomas uitreiken. Zo eenvoudig is het. De Vlaamse Regering moet in dit verband niet naar de klassenraden verwijzen.
We moeten, zoals de heer Delva al heeft opgemerkt, de oorzaak van de problemen aanpakken en onderkennen. We moeten onze verantwoordelijkheid nemen. Er moet een aangepast beleid komen voor scholen waarvan de meeste leerlingen een andere taal dan de onderwijstaal spreken. Er moeten bijkomende middelen en plannen komen. We mogen niet eenvoudigweg stellen dat sommige kinderen daar niet thuishoren. Ik vraag me af wat het Vlaams Belang eigenlijk wil. Moeten kinderen in Brussel al dan niet nog Nederlands kennen? (Applaus van de heer Jean-Jacques De Gucht)
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, aangezien het hier om beweringen gaat, zal ik me ervoor hoeden nu al conclusies te trekken. Ik ben zeer verheugd dat de minister dit dossier ter harte wil nemen en wil uitspitten. Hij wil de betrokkenen bevragen. Op basis daarvan zullen we hierover in de commissie Onderwijs een fundamenteel debat kunnen voeren.
In de eerste plaats moeten we weten of de stelling klopt dat redelijk wat leerlingen in het Brusselse afstuderen met een diploma of een getuigschrift zonder de eindtermen te hebben gehaald. Dat moet eerst worden nagegaan. Uit een gesprek kan al veel blijken, maar de minister beschikt ook over andere mogelijkheden. Hij kan de Onderwijsinspectie om een rapport vragen. Er kunnen paralleltoetsen worden georganiseerd om na te gaan wat het peil in vergelijking met andere scholen is. De minister kan verschillende middelen aanwenden om na te gaan of er werkelijk een probleem is.
Als het probleem zich voordoet, kan men bijvoorbeeld pedagogische begeleidingsdiensten opdragen maatregelen te nemen. Ik geef enkele voorbeelden omdat ik betwist dat er maar één oplossing zou zijn, namelijk meer middelen. Wellicht kunnen er goede zaken gebeuren indien er meer middelen naar het onderwijs zouden gaan. Ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen. Maar dat het probleem daardoor zou zijn opgelost, is absoluut onwaar. De oplossing schuilt ook in de aanpak van het probleem. Als het klopt wat die leerkrachten hebben beweerd, dan is er een probleem. Ik betwist ook dat de klassenraad daar geen enkele verantwoordelijkheid in zou dragen, want zij zijn autonoom. Zij beslissen of er wel of niet een diploma of attest wordt uitgereikt. Vanzelfsprekend is het zo dat, indien in de overgrote meerderheid van de gevallen ten onrechte een diploma wordt uitgereikt, het probleem veel breder is dan dat. Dan moeten wij niet boos kijken naar de leerkrachten, maar moeten we de structurele oorzaken achterhalen en er een structurele oplossing voor zoeken. Vergeef mij indien ik zeg dat het minder simpel is dan gewoon meer geld naar Brussel te sturen.
Minister, ik dank u voor de toelichting. Het debat is inderdaad nog niet gesloten. Het is al een tijdje geleden geopend en er worden geregeld geanimeerde debatten over gevoerd. Met deze actuele vraag kunnen we het gesprek hieromtrent nog eens vernieuwen.
In de pers was er sprake van om dit probleem op te lossen door het invoeren van Brusselse eindtermen. Minister Smet is daar geen voorstander van. Dat is volgens mij de juiste aanpak.
Verder betreuren we het te moeten herhalen dat ook de samenwerking tussen het Nederlandstalige en Franstalige onderwijs in Brussel de nodige resultaten ter zake zou kunnen opleveren. Helaas wordt er door het Franstalig onderwijs nog altijd niet ingegaan op de vraag om toe te treden tot een Brusselse taskforce onderwijs. Dat aspect staat los van de vraag naar meer middelen waarover de collegas het reeds hadden. De overheden zouden samen aan tafel moeten zitten om die problematiek aan te pakken. Wat ons betreft, mag dat morgen gebeuren. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.