Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Jans, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, ministers, ik wil graag een kort verslag uitbrengen van de bespreking van dit ontwerp van decreet in de commissievergaderingen van 15 januari en 5 februari. Sedert 2006 vormt het Strategisch Plan Hulp- en Dienstverlening aan gedetineerden het kader waarbinnen partners van zes beleidsdomeinen van de Vlaamse Gemeenschap, zijnde Welzijn, Volksgezondheid, Onderwijs, Werk, Cultuur en Sport het beleid betreffende de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden kunnen uittekenen en verfijnen. Sinds 2002 is het plan gefaseerd geïmplementeerd en geoperationaliseerd in alle Vlaamse gevangenissen.
De samenwerkingsprincipes van dit plan worden nu, in uitvoering van het regeerakkoord, decretaal verankerd. Hierdoor wordt het recht van gedetineerden en hun sociale omgeving op hulp- en dienstverlening met het oog op een volwaardige re-integratie gewaarborgd.
Tijdens de commissiebespreking bleek dat alle partijen de algemene doelstellingen van dit ontwerp van decreet onderschrijven. Mevrouw Dillen van het Vlaams Belang kan zich vinden in de algemene ambitieuze doelstellingen van het ontwerp van decreet, maar formuleert toch enkele bedenkingen in verband met de afdwingbaarheid, de kostprijs, het doelgroepenbeleid en de samenwerking met de federale overheid. Verder stelt het Vlaams Belang zich vragen, gebaseerd op het advies van de strategische adviesraad (SAR), met name over de samenwerking met Justitie, het regelgevend kader, de nazorg en de aandacht voor de slachtoffers. Het grootste struikelblok voor mevrouw Dillen is het aspect juridische afdwingbaarheid dat zij meerdere malen, zowel in de algemene als in de artikelsgewijze bespreking in vraag stelde en onderwerp was van discussie met de minister.
De heer Gysbrechts van Open Vld stelde zich de vraag of er voldoende middelen zijn en of het huidige aanbod volstaat en vraagt aandacht voor de begeleiding van de geïnterneerden en de opvangcapaciteit voor deze specifieke doelgroep. Op zijn vraag werd een amendement voorgelegd bij artikel 4 met de vraag om de kans op hervallen te beperken nadrukkelijk in het ontwerp van decreet in te schrijven. Het Vlaams Belang had eenzelfde amendement voorbereid, maar trok dit in te voordele van het Open Vld-amendement, dat vervolgens eenparig werd aangenomen.
Mevrouw Vogels stelt zich hoofdzakelijk vragen bij de noodzaak, de timing en de aard van dit ontwerp van decreet, waarbij ze verwijst naar de staatshervorming en de mogelijke gevolgen hiervan. Ook zij stelt de vraag of er voldoende middelen voorhanden zijn en welke prioriteiten de minister naar voren zal schuiven bij eventuele schaarste aan middelen. Mevrouw Vogels informeert naar de samenwerking met Justitie, het aanbod in de gevangenis van Tilburg en de nazorg.
Mevrouw Stevens van de N-VA keurt dit ontwerp van decreet goed omdat het de bestaande principes en goede praktijken een decretale basis geeft. Ook de N-VA kan zich vinden in de uitgangspunten en de filosofie van het ontwerp van decreet en onderstreept het belang van samenwerking in dezen.
Mevrouw De Wachter van sp. a onderschrijft eveneens de doelstellingen van het ontwerp van decreet. Zij verwijst naar de doelgroep van de geïnterneerden en vraagt een oplossing voor de overbevolking.
Ikzelf ten slotte heb namens CD&V benadrukt dat dit een bijzonder zinvol ontwerp van decreet is. Het regelt de concrete organisatie, niet het aanbod zelf. Ook CD&V onderschrijft nadrukkelijk de achterliggende filosofie, zijnde de re-integratie van de gedetineerden in de samenleving. CD&V heeft zich aangesloten bij de reeds eerder gestelde vragen betreffende de samenwerking met de federale overheid, het aanbod voor de gevangenen in Tilburg en de mogelijke gevolgen van de staatshervorming voor dit ontwerp van decreet.
De commissie Welzijn heeft dit ontwerp van decreet goedgekeurd met tien stemmen bij twee onthoudingen, een van mevrouw Dillen van het Vlaams Belang en een van mevrouw Vogels van Groen, die zich wel kan vinden in de inhoud van het ontwerp van decreet, maar, zoals reeds gezegd, niet met de timing ervan.
Tot hier het verslag van de commissiebespreking.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, tijdens de commissiebesprekingen heb ik namens mijn fractie verschillende malen beklemtoond dat we de doelstellingen van dit ontwerp van decreet kunnen onderschrijven. Ze zijn, zoals de verslaggever, die ik trouwens ook wil bedanken voor het correcte verslag, al zei, heel ambitieus geformuleerd en ze verdienen inderdaad aandacht.
Dat is trouwens geen nieuw standpunt dat mijn fractie inneemt, het is ook het standpunt dat we reeds in 2004 hebben verdedigd naar aanleiding van de bespreking van de resolutie betreffende de begeleiding van (ex-)gedetineerden en hun omgeving. Ook die resolutie hebben we toen gesteund.
Het is inderdaad belangrijk om te werken aan de re-integratie van de gedetineerde na zijn vrijlating en vooral, want dat moet de hoofdbekommernis zijn, moeten we de kans op herval beperken, want dat is vanuit het oogpunt van de samenleving heel belangrijk. Hieraan dient te worden gewerkt tijdens het verblijf in de gevangenis. Waar dit aanvankelijk niet was bepaald in het ontwerp van decreet zelf de verslaggever wees er ook al op , is het positief dat de meerderheid een amendement van de oppositie heeft aangenomen. Dat maken wij niet vaak mee.
Om dit risico op herval te beperken, is een goede hulp- en dienstverlening tijdens het verblijf in de gevangenis belangrijk. Toch heeft mijn fractie ook een aantal fundamentele bedenkingen bij dit ontwerp van decreet. In de eerste plaats is dit het zoveelste ontwerp van kaderdecreet dat bijzonder vaag en algemeen geformuleerd is. We kunnen ons vragen stellen voor wat de afdwingbaarheid ervan betreft, nochtans is dat essentieel voor een decreet. Hoe vager decreten zijn, hoe kleiner de kans is op een concrete realisatie van de inhoud. De mooie principes zoals die worden verwoord in de toelichting, blijven in de tekst zelf veel te vrijblijvend, dat zal zeker leiden tot problemen bij de afdwingbaarheid.
Minister, u gaf naar aanleiding van de commissiebesprekingen toe dat het ontwerp van decreet de ambities van de decreetgever omschrijft. Maar, collegas, een decreet moet geen omschrijving van ambities zijn, het moet een instrument zijn waarmee, indien nodig, bepaalde mooie principes kunnen worden afgedwongen door degenen die er een beroep willen of moeten op doen, dat is nu eenmaal de essentie van wetgeving. Ik vrees dat het met dit ontwerp van decreet niet zal worden gerealiseerd.
De gedetineerde heeft recht op de hulp- en dienstverlening die in de samenleving aanwezig is. Ik kan dit principe bijtreden, maar zomaar stellen dat de gedetineerde recht heeft op alle hulp- en dienstverlening die in de samenleving aanwezig is, is te verregaand, want er zijn grenzen. Die grenzen kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van wachtlijsten in de hulp- en dienstverlening. Er dient zeker over te worden gewaakt dat er ook geen soort voorrangsbeleid ontstaat ten overstaan van de andere burgers in de samenleving die ook recht hebben op alle vormen en aspecten van hulp- en dienstverlening, maar die vaak moeten wachten tot ze aan de beurt zijn.
Het is ook de bedoeling om het aanbod af te stemmen op de noden en behoeften van de gedetineerde, maar beseft deze Vlaamse Regering wel dat de doelgroep van de gedetineerden een heel gevarieerde groep is met verschillende subgroepen die elk hun eigen noden en behoeften kunnen hebben?
Ik geef u enkele cijfers. In 2010 leefden er in onze gevangenissen meer dan 130 nationaliteiten. Slechts de helft van de gevangenen heeft de Belgische nationaliteit, en binnen deze groep is er een belangrijk aandeel dat tot Belg werd genaturaliseerd. Daarnaast zijn er ook heel grote verschillen tussen de verschillende gevangenissen. Hiervan werd geen analyse gemaakt.
Minister, hoe gaat u dan de hulp- en dienstverlening concreet afstemmen op de specifieke behoeften en noden van elke gedetineerde? Deze vraag blijft onbeantwoord.
Het is belangrijk dat er samenwerking komt tussen de verschillende Vlaamse diensten enerzijds en tussen de Vlaamse diensten en Justitie anderzijds. Dat is een noodzaak. Hoe gaat u dit realiseren? Hebt u garanties voor de medewerking van Justitie? Zonder duidelijke afspraken blijft dit een lege doos.
Ook de inbreng van andere bevoegdheidsdomeinen binnen de Vlaamse Regering zal noodzakelijk zijn. In de toelichting wordt bijvoorbeeld verwezen naar Cultuur, Onderwijs, Sport, Tewerkstelling, Welzijn en Volksgezondheid die zich zouden hebben geëngageerd, maar ik verneem toch graag duidelijk wat die engagementen zijn. Daarop hebben we geen antwoord gekregen.
Er moet aandacht komen voor de omgeving van de gedetineerde. In het decreet zelf en dat betreur ik zijn er geen directe verwijzingen naar de naastbestaanden van de gedetineerden. Terecht kunnen we in het advies van de Strategische Adviesraad voor het Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid (SARWGG) lezen dat zonder specifieke verankering in de doelstellingen en opdrachten de kans groot is dat de hulp- en dienstverlening aan de directe sociale omgeving van gedetineerden geen voorrang zal krijgen. Dat is nochtans belangrijk om heel uiteenlopende redenen. Ik geef er twee. We beseffen allemaal dat het verblijf in de gevangenis voor de directe omgeving denk aan familie en vrienden grote gevolgen heeft op verschillende gebieden. Denken we heel in het bijzonder aan de kinderen. Wanneer de kinderen klein zijn, is de situatie vaak heel verwarrend voor hen. Wanneer de kinderen ouder zijn, komt daarnaast de factor stress en beschaamdheid.
Ook de informele sociale netwerken zijn bijzonder belangrijk, zeker wanneer het gaat over de kans op een succesvolle re-integratie in de samenleving na ontslag. En dit moet toch een van onze hoofdbekommernissen zijn. Het is dan ook zeer belangrijk om vanuit onze bevoegdheid meer aandacht te hebben voor het welzijn en de ondersteuning van de naastbestaanden. In het bijzonder had ik graag meer concrete aandacht voor de kinderen gezien. In de praktijk laat dit vaak te wensen over. Dit decreet zal op het terrein ook geen verbetering brengen.
Meer aandacht voor slachtofferhulp mis ik ook. Zeker in geval van een zware traumatische ervaring moeten de slachtoffers worden voorbereid op de vrijlating. Ik zeg niet dat dat vandaag niet gebeurt dat is hoofdzakelijk een federale materie , maar het zou nuttig zijn om hieraan in dit decreet meer aandacht te besteden. Per slot van rekening moet het slachtoffer nog altijd de prioriteit krijgen.
Met het budget staat of valt veel bij het realiseren van decreten. De doelstellingen zijn zeer ambitieus, maar de vraag is: hebt u voldoende budgettaire ruimte om dit decreet daadwerkelijk in de praktijk te realiseren? Zijn er voldoende middelen voor de volledige uitvoering? Zo neen, welke prioriteiten binnen de geformuleerde doelstellingen zullen er worden gelegd wanneer de budgettaire ruimte beperkt is? Ook daarover is er nog steeds geen duidelijkheid.
Is dit decreet een prioriteit voor de Vlaamse Regering? Als er op dit ogenblik in Vlaanderen dan toch voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om bijkomende beleidsinitiatieven te nemen, kunnen we ons afvragen of we hieraan prioriteit moeten geven. Binnen uw beleidsdomein zijn er voor andere grote dossiers niet voldoende middelen aanwezig. Ik verwijs naar de kindpremie, maximumfactuur, wachtlijsten, armoedeproblematiek enzovoort. En dan zwijg ik nog over de andere bevoegdheidsdomeinen van deze Vlaamse Regering. Deze vraag moeten we dan ook durven te stellen: is dit decreet, gezien de huidige financiële en economische situatie en de budgettaire krapte, wel de hoofdprioriteit waar de Vlaming op zit te wachten?
Een decreet, waar veel werk in gestopt is in de commissie en dat vandaag hier ter bespreking voorligt, mag geen dode letter blijven. Dat kan alleen als er een bepaald budget tegenover staat, en dat zal niet het geval zijn. Onze fractie zal zich dan ook onthouden bij de stemming. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Voorzitter, collegas, minister, wij hebben de bespreking over dit decreet met betrekking tot de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden al gehad in de commissie. Vanuit mijn fractie wil ik toch nog een aantal klemtonen benadrukken die voor ons essentieel zijn in dit dossier.
Er bestaan inderdaad al heel wat principes en acties rond de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden, maar met dit ontwerp van decreet krijgen we toch een structurele verankering. Dit ontwerp van decreet is daarom een zeer belangrijke stap voor de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden.
De achterliggende beleidsvisie is dat men moet werken aan de re-integratie en de resocialisatie van gedetineerden na hun vrijlating. Het is de verantwoordelijkheid van eenieder van ons om dit te bewerkstelligen. De samenwerking met het federale niveau is hierbij uiteraard essentieel.
Voor de optimale uitvoering zou er onder meer een oplossing moeten worden gevonden voor de overbevolking in de gevangenissen. Dat is federale materie. Het beleid dient dan ook voldoende financiële en personele middelen in te zetten. Op Vlaamse niveau kunnen wij heel wat maatregelen treffen voor de hulp- en dienstverlening. Maar het zal van beide zijden moeten komen.
Het zou uiteraard beter zijn als de geïnterneerden, met of zonder psychische of mentale handicap, niet in de gevangenissen terechtkomen. Voor hen is net een juiste begeleiding heel belangrijk. Men dient echter te beseffen dat de realiteit op dit moment vaak anders is.
Het is ook erg belangrijk dat de begeleiding kan worden voortgezet na het einde van de gevangenisstraf. Collegas verwezen al naar de na- en naastbestaanden. Maar het is toch ook heel belangrijk dat heel wat aandacht uitgaat naar de gedetineerde zelf, niet alleen op het moment van de detentie maar vooral ook nadien. Houden we ook rekening met wat tijdens de detentie is gebeurd qua hulp- en dienstverlening? Daarom is het van cruciaal belang dat de informatie die door de diverse begeleiders wordt verzameld, ook wordt benut door de actoren die zich inspannen voor de re-integratie en resocialisatie van de ex-gedetineerden in de maatschappij.
Minister, mijn fractie zal dit ontwerp van decreet mee ondersteunen. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, beste collegas, ik sluit mij graag volmondig aan bij mevrouw De Wachter. Zeker geïnterneerden horen absoluut niet thuis in de gevangenissen. Helaas is dat nog altijd de realiteit in België. Ik hoop echt dat deze schandalige problematiek zo snel mogelijk een oplossing krijgt op het federale niveau, en wel door het bouwen van forensische psychiatrische centra in Gent en hopelijk zeer binnenkort ook in Antwerpen.
Mijn fractie zal dit ontwerp van decreet met betrekking tot de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden goedkeuren. Daarmee wordt het Vlaams regeerakkoord uitgevoerd. De Vlaamse Gemeenschap is sedert de staatshervorming van 1980 bevoegd voor hulp en bijstand aan gedetineerden. Met dit ontwerp van decreet verankert de Vlaamse Regering de principes in een regelgevend kader.
Zoals iedereen weet, zijn voor de gevangenissen verschillende beleidsniveaus bevoegd. Daarom is het goed dat artikel 7 de nodige aandacht besteedt aan de samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus. Vermoedelijk zal Justitie immers nog een hele tijd een federale materie blijven.
Een van de uitgangspunten van de Vlaamse Regering is dat de hulp en bijstand aan gedetineerden kwaliteitsvol en integraal moet zijn. Dit ontwerp van decreet probeert dat verder te concretiseren. Artikel 5 omschrijft bijvoorbeeld dat de Vlaamse Regering binnen het jaar na haar eedaflegging een strategisch plan moet ontwikkelen en voorleggen aan het Vlaams Parlement. Ook het samenstellen van een beleidsteam per gevangenis is een positieve evolutie, want zo zal elke gevangenis eigen klemtonen kunnen leggen. Elke gevangenis is immers een samenleving op zich.
Een beleidsteam kan ook de brug slaan tussen de gevangenisdirectie en de Vlaamse overheid. Het kan helpen bij het implementeren van het strategisch plan van de Vlaamse overheid en het kan advies geven aan de Vlaamse overheid. Van die wisselwerking kunnen beide partijen sterker worden. Dit ontwerp van decreet is niets nieuws. Vlaanderen staat immers sinds jaar en dag in voor de hulp en bijstand aan gedetineerden, en dat zal ook zo blijven. Dankzij dit ontwerp van decreet krijgen de principes en de goede praktijken een decretale basis. Daarom zal de N-VA dit ontwerp van decreet goedkeuren. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, wij zullen ons bij de stemming over het ontwerp van decreet onthouden. Dit ontwerp van decreet wordt gemaakt omdat dat in het regeerakkoord staat, maar daar staat zoveel in. Dat wordt niet allemaal uitgevoerd. Dit ontwerp van decreet werd gemaakt omdat er een evaluatierapport geweest is van het Strategisch Plan Hulp- en Dienstverlening aan gedetineerden. Een van de aanbevelingen was de decretale verankering, maar dat heeft geen zin als er niet ook een samenwerkingsakkoord wordt onderhandeld met de Federale Regering. Dat was ook een van de aanbevelingen in de evaluatie: een nieuw samenwerkingsakkoord met Justitie. Dat is nogal logisch. Vlaanderen werkt hier binnen de structuur en letterlijk binnen de muren van de gevangenis. Dat is een federale bevoegdheid.
Waarom is het eigenlijk contraproductief om een decretale verankering te doen van een plan dat werkt en waar ik absoluut voorstander van ben? Ik ben een beetje de geestelijke moeder van dit plan, dat in 2002 geboren werd. Het werkt ook zonder decreet. Ik vrees dat de decretale verankering een beetje contraproductief gaat werken omdat we het woord van deze namiddag volop in een transitie zitten. Als gevolg van de zesde staatshervorming worden bepaalde justitiële bevoegdheden overgedragen. Collegas hebben het hier al gezegd: de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden mag niet stoppen na het verblijf in de gevangenis. We moeten ook rekening houden met de naastbestaanden. We moeten vooral ook rekening houden met de periode na de gevangenisstraf.
Bovendien leven we in een periode waarin het uitvoeren van de straf in volle evolutie is, ik zou bijna zeggen transitie. Denken we maar aan het toenemend aantal veroordeelden dat zijn straf uitzit met een enkelband. Het begeleiden van mensen die in voorlopige vrijheid zijn of die met een enkelband hun straf uitzitten, is een taak van de justitiehuizen en -assistenten. Die laatsten zijn momenteel nog federaal, maar ze komen na de zesde staatshervorming over naar Vlaanderen.
Het lijkt me toch logisch dat wij een decreet zouden maken en over een samenwerkingsakkoord zouden onderhandelen met de federale overheid rekening houdend met dat nieuwe gegeven, dat positief is, omdat Vlaanderen meer instrumenten zal hebben om betere hulp- en dienstverlening aan gedetineerden te realiseren.
Collegas, ik vind dit ontwerp van decreet het zoveelste kaderdecreet in Welzijn dat niet meteen op het terrein een meerwaarde realiseert. Het laat veel vragen over. Hoe gaat u het financieren? Het heeft geen meerwaarde, maar dreigt eerder een hypotheek te leggen op nieuwe samenwerkingsakkoorden waarover in de toekomst zal moeten worden onderhandeld, na de overheveling van de justitiehuizen en justitieassistenten, bij de uitbreiding van de bevoegdheden van Vlaanderen in het kader van de strategische hulp- en dienstverlening aan gedetineerden.
Collegas, ik ben natuurlijk niet tegen dit plan. Ik heb het zelf voor een stukje gemaakt, maar ik vind het absoluut niet wijs om het nu decretaal te verankeren. Dat heeft geen meerwaarde en hypothekeert de werking in de nabije toekomst. Ik dank u. (Applaus van mevrouw Marijke Dillen)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik dank de collegas voor hun opmerkingen. Wie er niet van overtuigd is dat dit een belangrijk ontwerp van decreet is, zal ik op dit moment niet overtuigen, neem ik aan.
Ik deel de mening van de voorstanders. Het is een ontwerp van decreet dat in belangrijke mate een bestaande goede praktijk van werken consolideert en een juridische basis geeft. Het is ook de basis waarop een samenwerkingsakkoord kan worden afgesloten, waarover inderdaad moet worden onderhandeld met de federale overheid. Het zal ons toelaten om de gegevens te delen en de beleidscyclus van een strategisch plan op te maken binnen het jaar na de start van de nieuwe regering, om dat allemaal te betonneren.
Ik denk dat ik toch mag spreken voor veel mensen die zich in die sector heel sterk engageren: er wordt belang gehecht aan het feit dat het parlement dat kader vastlegt en daarmee de contouren van ons beleid in de gevangenissen een wettelijke basis geeft.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 1846/3)
De artikelen 1 tot en met 17 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.