Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, we hebben het in dit halfrond niet vaak over de sociale economie. Ten onrechte, want met 17.000 werknemers in zowel de beschutte als de sociale werkplaatsen is dit in onze regio een economische sector van formaat.
Minister Van den Bossche en de Vlaamse Regering werken aan een nieuw kaderdecreet, dat deze sector een nieuwe toekomst moet bieden. Ik vat het samen: dit decreet komt erop neer dat we een fusie zullen maken van beschutte en sociale werkplaatsen en dat we elke werknemer, in functie van zijn afstand tot de arbeidsmarkt, een ondersteuning, een rugzakje zullen aanbieden.
Dit decreet werd voorgelegd aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Het goede nieuws is dat de SERV deze ontwikkeling toejuicht. Hij zegt dat het nieuwe decreet een goede zaak is. De doelstellingen zijn duidelijk maar, zegt de SERV, je kunt dit decreet maar echt uitvoeren wanneer het sluitstuk, de individuele indicering van de afstand tot de arbeidsmarkt en een ondersteuningsapparaat voor individuele mensen, in orde is en dat is vandaag niet het geval, zegt de SERV. Minister, dat zijn uw bevoegdheden, en mijn vraag is dan ook heel eenvoudig: wat gaat u doen om een antwoord te bieden op deze vragen van de SERV?
Minister Muyters heeft het woord.
U mag het mij natuurlijk niet kwalijk nemen, maar het advies van de SERV is maandag binnengekomen. Ik zal het in eerste instantie met minister Van den Bossche bespreken. Maar ik zal toch een aantal van uw vragen beantwoorden.
Ik heb in de commissie al een vraag om uitleg van u over het individuele pakket beantwoord. Ik wil bekijken hoe, binnen het budgettaire kader, de bestaande instrumenten ik denk aan de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) en aan de 50+-premie elementen kunnen zijn die kunnen worden opengesteld, zodat ze ook kunnen worden gebruikt als doorstroom. Ik denk daarbij ook aan ervaring opdoen op de werkvloer. Wat er buiten het budgettaire kader kan gebeuren, moeten we bespreken in de Vlaamse Regering, bij een begrotingscontrole of begrotingsopmaak. Het kaderdecreet van minister Van den Bossche zou ingaan in 2014. Ik heb hier de mogelijkheid om samen met de sociale partners te bekijken hoe die openstelling van de bestaande instrumenten moet gebeuren.
Over de individuele screening stelt de SERV in zijn advies dat we moeten gaan naar een gefaseerde aanpak. Ik ben het daar helemaal mee eens. Als we denken dat we morgen met de VDAB elk individu individueel zullen kunnen screenen binnen het bestaande budget, dan is dat onmogelijk. Er moet een gefaseerde aanpak mogelijk zijn, waarbij je een vrij algemene screening kunt doen maar toch een goede indicatie kunt geven. Daar ben ik van overtuigd. Samen met minister Van den Bossche zal ik hierover tegen 2014 een voorstel voorleggen.
De staatshervorming is hierin een belangrijk punt. We zullen daar niet op wachten. Ik doe voort met de screening en met het openstellen. Maar bij die staatshervorming zal een belangrijk onderdeel, het doelgroepenbeleid, naar Vlaanderen komen. Dat geeft ons extra mogelijkheden ten aanzien van deze groep van mensen.
Ik wil als reactie nog drie punten naar voren brengen.
Ten eerste, de minister heeft terecht gesteld dat het de ambitie van minister Van den Bossche en van de Vlaamse Regering is de decreetgevende activiteit in 2013 af te ronden. Het decreet moet tegen 2014 klaar zijn. Dat betekent dat de minister nog wat tijd heeft. De tijd tikt echter voort.
De SERV is zeer duidelijk. Zonder het individueel gedeelte is er eigenlijk geen sprake van een goed decreet met betrekking tot het collectief gedeelte. Wat dit collectief gedeelte betreft, regelt het decreet alles vanaf vijf werknemers. We moeten ook voor kleine entiteiten en voor individuele gevallen een oplossing vinden.
Ten tweede, de minister heeft naar de VOP verwezen. Dit instrument is zeer goed voor mensen met een handicap. Hij heeft ook naar de 50-plussers verwezen. Het publiek van de sociale werkplaatsen valt hier echter grotendeels buiten. We beschikken momenteel niet over een instrument om de individuele begeleiding of ondersteuning van mensen met een psychosociale problematiek te financieren. Dit lijkt me bijzonder problematisch.
Ten derde, indien we de VDAB een indicering laten uitvoeren, zal dit centen kosten. We hebben het in dit halfrond al herhaaldelijk over de draagkracht van de VDAB binnen het huidig financieel kader gehad. Hoe schat de minister dit in? Welke invloed heeft dit op de werking van de VDAB?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, het verbaast me enigszins dat de heer Van Malderen zich hier tot minister Muyters en niet tot minister Van den Bossche richt. Tenslotte houdt zij in verband met dit decreet de pen vast.
De heer Van Malderen heeft terecht gesteld dat de SERV met betrekking tot dit ontwerp van decreet over bijna heel de lijn negatief is. Het gaat dan niet enkel om het hier aangehaalde punt, het duidelijk ontbrekend individueel gedeelte met betrekking tot het maatwerk. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van de minister van Werk en de minister van Sociale Economie. Daarnaast is het aspect van de doorstroming veel te slecht omschreven. Er is te veel onduidelijkheid en er is in veel te weinig middelen voorzien. Dat is een tweede ernstig punt van kritiek dat de SERV naar voren heeft gebracht. Een derde punt van de kritiek van de SERV betreft de werkondersteuningspakketten. Er zijn op dat vlak heel wat onbekenden.
Als we naar het ontwerp van decreet kijken, merken we dat de SERV over heel de lijn zware kritiek heeft geuit. Volgens de heer Van Malderen is het dringend tijd. We zijn al bijna twee jaar met dit ontwerp van decreet bezig. Indien we er uiteindelijk willen komen, moeten we dringend vooruitgang boeken.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Voorzitter, het advies is niet helemaal negatief. Er is hier daarnet al over de individuele screening en de individuele begeleiding gesproken. Dat zal vanaf vijf doelgroepwerknemers mogelijk zijn. Het lijkt ons logisch dat er een ondergrens is. Die mensen vragen om begeleiding op de werkvloer zodra ze doorstromen. De doorstroming is zeer belangrijk. Daar moeten we aan werken. Dat kan echter niet altijd voor iedereen. Die ondergrens houdt verband met de begeleiding, die kwalitatief moet blijven. Zodra er vijf mensen zijn, kunnen vijf mensen worden begeleid. De VDAB zal zijn rol met betrekking tot de screening ten volle moeten spelen.
Ik vertrouw ten volle op de minister. De VDAB bevindt zich echter in een continue staat van hervorming. De VDAB zal zich altijd moeten bijstellen en aanpassen aan de maatschappelijke noden. Ik vermoed dat dit wel in orde zal komen. Het is belangrijk dat dit ontwerp van decreet sterke bruggen tussen de sociale economie en de private economie legt.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, het advies van de SERV is toch vrij kritisch. Het bevat op verschillende plaatsen elementen met betrekking tot het ontwerp van decreet die ernstig moeten worden bekeken. Op dat vlak heeft mevrouw Peeters gelijk.
De heer Van Malderen heeft deze vraag nu aan minister Muyters gesteld. Ik heb al eerder een gelijkaardige vraag aan minister Van den Bossche gesteld. Indien er geen individuele screening zou komen, zal het decreet uiteindelijk dode letter blijven.
Ik heb vernomen dat de VDAB om bijkomende financiële middelen vraagt om de individuele screening en de evaluatie rond te krijgen. Volgens de minister moet alles echter budgettair neutraal blijven. Dat staat trouwens ook in de memorie van toelichting. In mijn ogen komt dat niet overeen. Ofwel zullen de individuele screening en de evaluatie niet mogelijk blijken en blijft het ontwerp van decreet betreffende het maatwerk dode letter, ofwel wordt hier prioriteit aan gegeven en kan dit voor de sociale economie belangrijk ontwerp van decreet op deze manier mogelijk worden.
Ofwel zal er geen individuele screening en evaluatie mogelijk zijn en blijft het Maatwerkdecreet dode letter, ofwel wordt hieraan prioriteit gegeven, zodat dit voor de sociale economie belangrijke decreet mogelijk wordt.
Ik zal beginnen met de screening. De SERV zegt dat er kan worden gewerkt met een gefaseerde aanpak. Ik geloof er niet in dat je ineens het maximum moet hebben met een individuele screening van alles en nog wat. Die gefaseerde aanpak moet mogelijk zijn met de huidige middelen. Op het moment dat er een staatshervorming is en een doelgroepenbeleid, kunnen we uitzoeken wat daarmee moet gebeuren. Elk individu screenen kost veel geld, terwijl de maatregelen nodig om dat individu te begeleiden, lager liggen. We moeten tot een goed evenwicht komen. De filosofie is dat we een gefaseerd systeem moeten hebben, met een efficiënte screening als essentie.
Voor personen met een psychosociaal probleem zijn er geen extra middelen in mijn budget, noch in dat van minister Van den Bossche. Als we voor die groep een extra moeten uittrekken, zullen we begrotingsmatige maatregelen moeten treffen en andere zaken schrappen. Die keuze moeten we binnen de Vlaamse Regering maken. Vandaag is daar geen budget voor.
Ik lees in de begeleidende brief van het advies van de SERV aan minister Van den Bossche en mezelf dat de SERV vragende partij is voor een hervorming van het landschap van de sociale economie. De SERV onderschrijft de centrale doelstelling van het voorliggend decreet en somt die op. De SERV staat achter een vereenvoudiging van het landschap en de creatie van een transparant kader. Dan zegt de SERV dat er nog heel wat te doen is inzake uitvoeringsbesluiten. Ik dacht dat ook jullie vragende partij waren om eerst een decreet te maken en daarna uitvoeringsbesluiten. In essentie zegt de SERV dat het decreet spoort met zijn inzichten, maar dat hij nog vragen heeft bij wat erna komt in uitvoeringsbesluiten. Bij die vragen wil de SERV worden betrokken.
Het inschakelen van bestaande instrumenten in het individuele pakket zal ik met de SERV overleggen.
Minister, ik deel de analyse die u maakt over het advies van de SERV. Het gaat al te ver te zeggen dat de SERV over heel de lijn negatief zou zijn. Men somt een aantal pijnpunten op die aanleiding zijn geweest om deze vragen te stellen.
17.000 mensen die in een historisch gegroeide context aan de slag zijn, dat gebeurt niet van de ene dag op de andere. Een belangrijke voorwaarde daarbij is vertrouwen. De SERV spreekt in zijn advies de appreciatie uit voor het feit dat hij tot nu toe betrokken is geweest. Dat heeft bijgedragen aan het vertrouwen vandaag. Laten we dat vertrouwen alstublieft niet beschamen, laten we ervoor zorgen dat we dat vertrouwen verder kunnen uitbouwen en de uitvoeringsbesluiten daarop baseren.
Minister, we zullen u ongetwijfeld nog ondervragen over de concrete uitvoering, en over de noodzakelijke voorwaarden die we hier net hebben aangestipt: individuele begeleiding en een duidelijke indicering door de VDAB.
De actuele vraag is afgehandeld.