Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Verfaillie heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, er bestaat een grote maatschappelijke consensus over de stelling dat we langer zullen moeten werken om onze pensioenen betaalbaar te houden. De federale overheid en de Vlaamse overheid hebben die mogelijkheid al gecreëerd. Nu heeft een specifieke gemeente, namelijk de stad Genk, de kat de bel aangebonden. Een ambtenaar wil op vrijwillige basis na zijn 65e jaar blijven voortwerken. Hij krijgt daar dan natuurlijk een vergoeding voor.
Het stadsbestuur heeft contact opgenomen met de Vlaamse overheid en met de federale overheid. Beide overheden spelen de bal blijkbaar naar elkaar door. De federale overheid stelt dat de Vlaamse overheid haar regelgeving moet aanpassen. De Vlaamse overheid stelt dat de federale overheid haar regelgeving moet aanpassen.
Minister, belangrijk is echter dat er een oplossing komt, dat die mogelijkheid wordt gecreëerd voor gemeentelijke ambtenaren die na hun 65e willen doorwerken. U kent immers net zo goed als ik de financiële situatie van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO). Hier zijn heel wat lokale mandatarissen aanwezig. Wij staan in voor de betaling van de pensioenen van onze eigen ambtenaren. Ondertussen hebben we ook de tweede pensioenpijler voor de contractuelen in het leven geroepen, om het systeem op termijn betaalbaar te houden. De pensioenbijdragen zijn de afgelopen jaren al gestegen en de volgende jaren zijn er nog stijgingen in het verschiet. We moeten dus alles in het werk stellen om ambtenaren zo lang mogelijk aan het werk te houden, indien ze dat willen op vrijwillige basis na hun 65e jaar.
Bent u op de hoogte van de concrete situatie van de stad Genk? Welke stappen zult u zetten om gemeentelijke ambtenaren na hun 65e de mogelijkheid te bieden om te blijven werken?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Verfaillie, er is een bevoegdheidsdiscussie. Daarom heb ik artikel 158 van de nieuwe Gemeentewet bij me. Het eerste lid van dit artikel luidt als volgt: De gemeenteambtenaren worden op pensioen gesteld op de leeftijd bepaald bij de algemene reglementen, met dien verstande dat deze leeftijd ten minste zestig en ten hoogste vijfenzestig jaar moet bedragen.
Dat is een federale bepaling van de nieuwe Gemeentewet, die niet in onze decreten is geïntegreerd. De studiedienst van de federale pensioendienst voor de openbare besturen heeft in eerste instantie gezegd dat, gelet op deze bepaling, 65 jaar de maximumleeftijd is. In tweede instantie heeft de studiedienst gesteld dat daarover kan worden gediscussieerd. Ofwel gaat het over een pensioenregeling. Dan is het federaal en dan geldt 65 jaar, gelet op deze bepaling en de bijzondere wet tot hervorming der instellingen (BWHI), die deze bevoegdheid voorbehoudt voor de federale overheid. Ofwel is het een rechtspositieregeling.
Ik sluit me aan bij die tweede stelling: het is een rechtspositieregeling, ondanks de libellering van dit artikel. Ik voel me ook gesterkt door het advies van de Raad van State naar aanleiding van de wijziging van het decreet goedgekeurd op 19 december 2012 met betrekking tot het academisch personeel en het onderwijzend personeel. De Raad van State heeft geoordeeld dat die decreetswijziging kon. Ik sluit me aan bij deze interpretatie dat het onze bevoegdheid is. Ik heb dus het voornemen om de rechtspositieregeling algemeen voor de lokale besturen te wijzigen, naar eenzelfde regeling als de regeling die nu geldt voor onze Vlaamse ambtenaren. Dit zou jaar per jaar verlengbaar zijn, en eigenlijk van onbepaalde duur.
Ik zie nu ook dat gemeentebesturen initiatieven nemen. Ik ben van plan om hun mijn voornemen mee te delen. Dat voornemen zal echter maanden in beslag nemen. Dit kon vorig jaar niet meer worden geregeld, omdat we op het einde van de rit waren van de wijziging. De heer Keulen weet dat die wijzigingen aan die rechtspositieregelingen acht à negen maanden in beslag nemen. Ik zal de besturen zeggen dat dit mijn bedoeling is, mochten ze nu al willen wijzigen, zodat ze zich eventueel toch kunnen conformeren, zodat we een uniforme regeling hebben.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik meen dat u ter zake een goed initiatief zult nemen, zodat werknemers na 65 jaar op vrijwillige basis kunnen blijven werken. Voor die concrete situatie en die specifieke ambtenaar lijkt er me echter al een mogelijkheid te bestaan om te blijven werken, enigszins als voorafname op de toekomstige regeling die u wilt uitwerken.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, het is inderdaad een ambtenaar uit mijn thuisstad Genk geweest die het debat opnieuw op de agenda heeft gezet. Minister, ik meen dat hij nog niet veel duidelijkheid heeft gekregen met uw eerste antwoord.
Ik sluit me dus aan bij de bijkomende vraag van de heer Verfaillie: wat kan er op korte termijn gebeuren voor die ambtenaren die op vrijwillige basis langer willen werken? We hebben immers nu één voorbeeld gehad, maar er zullen in andere steden en gemeenten in Vlaanderen ongetwijfeld nog personen zijn die ook langer zouden willen werken. Als we werknemers in de privésector bijna gaan verplichten om langer te werken, dan lijkt het alleen maar de logica zelve dat we voor ambtenaren minstens de mogelijkheid creëren om hetzelfde te doen.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Via de media hebben we vernomen dat in een bepaalde stad een bepaalde persoon de toelating heeft gekregen om langer dan 65 jaar te werken, met goedkeuring van het college en met gedoogsteun van de hogere overheid. Minister, Open Vld is er voorstander van dat lokale ambtenaren ouder dan 65 kunnen blijven werken. Betekent het feit dat bepaalde personeelsleden van een stad langer mogen werken dan 65, dat dit voortaan voor alle steden en gemeenten mogelijk is? Wat met de rechtszekerheid? Dat is belangrijk voor wie dit nu aanvraagt. Een andere vraag is of de gewerkte jaren na 65 jaar ook meetellen in de pensioenberekening. Het is belangrijk dat er een decretaal kader wordt geschapen om duidelijkheid te brengen in deze toestand.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Ik ben een 65-plusser, dus ik heb een natuurlijke expertise in deze zaken. Minister, het onderscheid dat u schetst tussen pensioenregeling en rechtspositieregeling is voor Vlaanderen een redding geweest om het werken na 65 jaar mogelijk te maken, ook in het onderwijs. Juridisch is dat dus correct. Toch blijft het een anomalie in ons federaal bestel dat men juridisch op die twee vlakken moet werken. Of men langer dan de leeftijd van 65 gaat werken, moet worden beslist op basis van de wil van de ambtenaar zelf. Vraag is dus of hij nog goesting heeft. Daarnaast moet het bestuur afwegen of langer werken dan 65 nog een meerwaarde is. Verdient die ambtenaar nog zijn wedde wanneer hij langer dan 65 werkt? Of nemen we de kost van het pensioneren en de kost van het inkomen? Wanneer we die kost kunnen afwentelen naar een andere instantie, wordt die beslissing voor een deel vervalst. Daarom moet er dringend voor worden gezorgd dat het pensioen en de pensioenfondsen van alle mensen die werken voor Vlaanderen, worden overgeheveld naar Vlaanderen, zodat het nogal artificiële onderscheid tussen pensioenregeling en rechtspositieregeling kan verdwijnen.
De heer Caron heeft het woord.
Men wil nu de mogelijkheid creëren om langer te werken dan 65. Ik sluit me daarbij aan. Is het dan de intentie dat daardoor een recht ontstaat in hoofde van de persoon die zoiets vraagt? Als iemand dat vraagt, moet hij dat dan kunnen doen of mag de gemeente dat weigeren? Ik wil niet negatief doen maar er kunnen ook mensen zijn die uitgebloeid zijn en voor wie er overgangsmaatregelen nodig zijn. Ik denk dan aan uitdoofbanen.
Mijnheer Bouckaert, het gaat inderdaad over een gesplitste bevoegdheid. De BWHI behoudt alle pensioenregelingen voor aan de federale overheid. Ik heb artikel 158, eerste lid, voorgelezen. Dat is heel expliciet. We moeten het onderscheid maken tussen pensioenregeling en rechtspositieregeling. Om een coherent beleid te voeren zou het inderdaad beter zijn indien wij voor onze ambtenaren en voor de lokale ambtenaren de volledige bevoegdheid zouden hebben. Maar we hebben die niet. We hebben dat wel ingevoerd voor de eigen ambtenaren. In eerste instantie hebben wij gezegd: om de zes maanden verlengbaar. Toen heeft de Federale Regering een verdere stap gezet: om het jaar en onbepaald. Wij hebben dan beslist om in die richting mee te gaan en dat is nu ook de regeling.
Bij ons is het zo dat de leidend ambtenaar voor zijn medewerkers en de regering voor de leidend ambtenaar de toestemming moet geven. Ook in Genk is dezelfde regeling uitgewerkt. Dat is een goede regeling. Wanneer de pensioenleeftijd 65 jaar is en men wil langer werken, dan is het logisch dat de aanstellende overheid die vraag beoordeelt. Dat is een normale manier van beslissen. Ik zal aan alle lokale besturen voorstellen om dat te doen indien ze dat in hun eigen rechtspositieregeling willen opnemen.
Kan ik dat op korte termijn doen? Neen, de procedure duurt acht tot negen maanden. Op het moment dat de discussie er gekomen is, zat ik in volle finalisering van de wijziging van de rechtspositieregeling, ik kon er dus niets meer aan toevoegen. Ik moet een nieuwe procedure opstarten. Ik heb daar opdracht voor gegeven. Die opdracht moet naar de Inspectie van Financiën (IF) en naar Financiën en Begroting en dan moet er een eerste goedkeuring komen van de regering. Daarna zijn er onderhandelingen met de vakbonden. Die zullen geen akkoord geven. Ze hebben bij Genk geen akkoord gegeven en ze hebben bij ons geen akkoord gegeven en dus komt er een procedure van onderhandeling. Als er geen wijziging komt, kan ik meteen naar de Raad van State. Als er wel een wijziging komt, dan moet ik eerst terug naar de regering. Na Raad van State een tweede goedkeuring en dan kunnen we finaliseren. U mag rekenen op acht tot negen maanden, daar kunnen we niet onderuit, dat is nu eenmaal de duur van de procedure.
Ik heb gezien dat er ondertussen initiatieven zijn. Voor de goede orde: ik zal er niet tegen optreden, maar het kan goed zijn dat ik een klacht krijg. Ik heb gezien dat de vakbond ter plekke protesteert, dat de vakbond niet akkoord gaat. Ik ben dus niet van plan om ertegen op te treden. Er is federale wetgeving die aangepast is, er is Vlaamse wetgeving die aangepast is. Het komt me voor dat ik een beslissing die gedragen wordt door het lokaal bestuur en die beantwoordt aan de regeling die wij genomen hebben en de federale overheid ook neemt, niet moet vernietigen.
Op heel korte termijn, als een bestuur zegt dat het dat wil doen, is er alleen de mogelijkheid om de lokale rechtspositieregeling aan te passen. Het zou beter zijn dat we eerst ons kader hebben, Vlaams, maar dat duurt dus nog even, maar ik kan me ook niet inbeelden dat alle gemeentebesturen daar onmiddellijk in de eerste maanden toe zullen overgaan.
De heer De Meulemeester stelde nog de bijkomende vraag of er nog pensioenrechten worden opgebouwd. Dat hangt af van de situatie van de betrokken persoon. Voor zover ik de pensioenregeling uit het hoofd ken, heb je als ambtenaar een volledig pensioen na een loopbaan van vijfenveertig zestigsten. Wie dit heeft bereikt en verder blijft werken, bouwt geen bijkomend pensioen op. De betrokkene krijgt natuurlijk wel verder een wedde en die stijgt mee. Iemand die nog niet aan een volledige loopbaan zit, kan mijns inziens wel nog bijkomende pensioenrechten opbouwen. Dit moet bekeken worden aan de hand van de concrete situatie. Ik geef dit antwoord een beetje voor de vuist weg, maar ik meen wel dat dit de regeling is.
Minister, ik dank u voor het uitvoerige antwoord. Als ik het even kort mag samenvatten, betekent dit ten eerste dat er op korte termijn een soort gedoogbeleid komt, dat het kan indien gemeenten of ambtenaren dit wensen en dat indien er klachten zijn, u niet zult optreden. Ten tweede betekent dit dat u de procedure hebt gestart om de rechtspositieregeling aan te passen zodat de lokale besturen die ook kunnen opnemen in hun eigen rechtspositieregeling. Klopt dat? (Opmerkingen van minister Geert Bourgeois)
Ik maak hieruit op dat het klopt.
De actuele vraag is afgehandeld.