Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Roegiers heeft het woord.
Minister, gisteren werd de campagne Kies Kleur tegen Pesten opnieuw gelanceerd. Dat lijkt geen moment te vroeg te komen. 30.000 tot 80.000 kinderen en jongeren worden geconfronteerd met pesten. Uit Europese cijfers blijkt dat 8,5 procent van de Belgische werknemers er zijn geen Vlaamse cijfers wordt geconfronteerd met pesten. Dat is meer dan het Europees gemiddelde van 5 procent. Professor Deboutte berekende dat ongeveer 30 procent van gepeste kinderen en jongeren psychische gevolgen meedragen naar hun volwassenheid.
Dat zijn hallucinante cijfers als u het mij vraagt. Pesten is niet beperkt tot de school, het gebeurt ook in de sportclub, in de jeugdvereniging, op de werkvloer en heel vaak en steeds meer ook in de beslotenheid thuis door het binnendringen via de nieuwe media.
Minister, het zijn cijfers die ons allen stil moeten laten staan. Het moet me van het hart, en dat is zeker geen verwijt aan u, maar we zijn altijd heel verontwaardigd als een pestgedrag naar boven komt dat dramatisch afloopt. Onze boosheid ebt even snel weer weg als ze is opgekomen. Daarom vraag ik heel nadrukkelijk: is het niet hoog tijd dat we een coherent beleid voor pesten proberen op poten te zetten, zodat we kunnen komen tot een beleid van de kleuterklas tot de werkvloer?
Ik vraag u om daar werk van te maken, minister, en ik geef u deze concrete suggestie mee: is het niet mogelijk om samen met minister Smet van Onderwijs en minister Muyters van Werk eventueel een rondetafelconferentie te organiseren om na te gaan hoe we dit fenomenale probleem kunnen aanpakken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Deze vraag om uitleg is ook een vraag naar de verantwoordelijkheid van volwassenen ten opzichte van jongeren, van leidinggevenden ten opzichte van werknemers. De vraag is hoe we dit gedrag zoveel mogelijk kunnen bestrijden. Dit is opnieuw naar aanleiding van een zeer dramatische situatie, waarbij een jongere die, geconfronteerd met pestgedrag, geen andere uitweg zag dan een heel trieste daad, namelijk zelfdoding.
Dat is bijzonder dramatisch. In zon situatie zijn er altijd twee elementen. Iemand wordt gepest, is het slachtoffer van pestgedrag. Aan de andere kant is er het gevoel bij de betrokkene dat er geen perspectief, geen hoop, geen piste, geen hulp en geen plaats is, waar hij daarover een gesprek kan voeren.
Op dit ogenblik wordt er in zeer verschillende beleidsdomeinen hard ingezet op dit thema, en zwaar geresponsabiliseerd om aan dit thema te werken. In het suicidepreventieplan dat in dit parlement zal worden besproken, wordt er expliciet aandacht aan gegeven als het over jongeren gaat. Er is de website NokNok, waar het pestfenomeen heel expliciet aan de orde is. En er is een heel belangrijk project: de inzet van de preventiecoaches die investeren in de mentale gezondheid in scholen, en die zowel op het individuele, het klasse- als het schoolniveau gaan voor een goed mentaal gezondheidsbeleid.
Dat zijn heel sterke projecten, die daar ook uitdrukkelijk op inzetten. Ik kan u alvast het volgende meedelen in verband met dat project van de preventiecoaches. We zijn nu aan het spreken met de centra voor leerlingenbegeleiding en de pedagogische begeleidingsdiensten om die competenties naar hen over te brengen, zodat we hopelijk eind 2013 die capaciteit aan preventiecoaches kunnen verschuiven naar een andere plaats waar men aandacht moet kunnen krijgen in verband met het zich goed in zijn vel voelen.
Minister Smet heeft een hele trits initiatieven om specifiek over dit thema bezig te zijn in het onderwijs. Ik neem trouwens aan dat u die beter kent dan ik ze kan citeren. Er zijn publicaties. Er is een website. Er is een week waarin aandacht wordt gegeven aan het thema, noem maar op. Hij heeft me een indrukwekkende nota met al die acties bezorgd. Ook minister Muyters is, denk ik, actief met dat thema bezig. Voor alle duidelijk: het welzijn op het werk is een federale bevoegdheid, maar ik merk dat minister Muyters toch ook een heleboel activiteiten ontwikkelt, in het kader van het diversiteitsbeleid, van non-discriminatieclausules en het beleid tegen grensoverschrijdend gedrag.
In alle eerlijkheid, mijn aanvoelen is dat er op tal van terreinen inderdaad aandacht wordt besteed aan dit probleem. Het lijkt me misschien beter in een eerste fase die nultolerantie ten opzichte van pestgedrag wat te expliciteren, door die dingen eens allemaal bij elkaar te brengen, zodat u kunt vaststellen dat er in de diverse beleidsdomeinen wel degelijk een verscherpte aandacht voor is. Misschien kan die synthese ook een moment zijn om iedereen weer wat te responsabiliseren om daarmee door te blijven gaan, zodat men de verhoogde druk blijft voelen om ter zake actief te zijn. Dat lijkt me eerlijk gezegd een verstandigere aanpak dan het opnieuw creëren van een groot moment. We moeten enigszins af van dat momentkarakter van initiatieven: dit moet een onderdeel zijn van een permanent, constant beleid in al die sectoren. Ik zal mijn collegas uitnodigen om dat allemaal eens goed bij elkaar te leggen en te bekijken of we daar dan algemene conclusies en prioriteiten uit kunnen afleiden, die we dan wel degelijk kunnen blijven volhouden in ons beleid.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, dat van een grote empathie ten aanzien van dit probleem getuigt. Ik ben u daar ook erkentelijk voor. U hebt terecht verwezen naar heel wat initiatieven genomen door uw collega-ministers in diverse beleidsdomeinen. Ik weet dat die bestaan. Alleen heb ik heel vaak het gevoel dat we soms te veel in een soort ad-hocbeleid blijven steken. Ik probeer er een lans voor te breken dat er een coherentie tussen die diverse beleidsdomeinen zou komen. Voor alle duidelijkheid, ik heb u me niet horen tegenspreken. We moeten ervoor zorgen dat die diverse, vaak heel goed bedoelde initiatieven naast elkaar worden gelegd en we een afstemming qua beleid krijgen. Ik noteer alleszins dat u samen met uw collegas wilt nagaan wat mogelijk is, en kijk daarnaar uit. U hebt gelijk als u stelt dat dit geen groot moment hoeft te zijn. Dat is ook niet echt datgene waarvoor ik pleit. Wel moeten we bekijken hoe we dit coherent kunnen doen. Ik ben ervan overtuigd dat we dit kunnen doen wars van de grenzen tussen meerderheid en oppositie. Dit is immers een probleem dat ons allen verbindt.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me daarbij aansluiten. Ik deel de bekommernis van de heer Roegiers. Dit is inderdaad een probleem dat de grenzen tussen meerderheid en oppositie overstijgt.
Minister, u weet dat ik deze problematiek ook in de commissie regelmatig mee opvolg. Dan heb ik het over de ruime problematiek. We moeten toch ook wel durven toe te geven dat het vooral naar aanleiding van een aantal zeer dramatische voorvallen is dat hierop de aandacht wordt gevestigd. Ik weet dat u en minister Smet initiatieven nemen, elk binnen zijn domein. Ik ga ervan uit dat dit ook zo is voor minister Muyters. Het is echter een feit dat die initiatieven vaak naast elkaar worden genomen. Daarom wil ik het pleidooi van de heer Roegiers om te komen tot een coherent, gecoördineerd beleid, mee ondersteunen.
Voorzitter, ik durf er dan ook toe oproepen om eens met een aantal commissies samen, zoals Werk, Welzijn en Onderwijs, grondig van gedachten te wisselen, om te bekijken hoe we dat gecoördineerd beleid kunnen versterken.
Mevrouw De knop heeft het woord.
Als lid van de commissie Onderwijs leg ik natuurlijk graag de focus op de rol en het belang van scholen en leerkrachten in dit dossier. Ik hoor de minister dan ook heel graag zeggen dat hij dit ernstig probleem wil aanpakken samen met de verantwoordelijke ministers. Ik verwijs naar een aantal eerdere vragen van mij en ook naar uiteenzettingen van professor Adriaenssens, waarin hij duidelijk stelt dat er een antipestplan of antipestbeleid nodig is op school en dat dit plan te vaak ontbreekt en niet structureel aanwezig is. De minister van Onderwijs is hier nu niet aanwezig, maar ik zou graag aan de minister van Welzijn vragen om dit luik zeker mee te nemen voor zijn aanpak van een goed antipestbeleid. Want kinderen en jongeren worden doorgaans op school met dit probleem geconfronteerd.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, ieder slachtoffer die littekens van pestgedrag levenslang met zich meedraagt, is een slachtoffer te veel. De Vlaamse overheid heeft al veel initiatieven genomen. Zo is in het basisonderwijs het lespakket Stop cyberpesten een zeer goede ondersteuning voor de leerkrachten en voor de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs).
Cyberpesten is meestal een ander verhaal. Het kan om het even waar gebeuren, en er is geen contact meer nodig tussen dader en slachtoffer. Daarom vraag ik u om het preventiebeleid inzake pestgedrag verder uit te werken en beter uit te bouwen.
Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Minister, pesten mogen we niet tolereren, maar het is een utopie om te denken dat we dat volledig kunnen uitbannen. We kunnen maatregelen en initiatieven nemen om ervoor te zorgen dat het pestgedrag vermindert en dat het sneller ontdekt en bestraft wordt, op allerlei plaatsen: in de sportsector, op een werkvloer, op school enzovoort. Er is inderdaad een nood om de verschillende initiatieven samen te brengen vanuit de verschillende domeinen om betere transparantie te bereiken. Nu maakt het deel uit van verschillende plannen, van verschillende beleidsdomeinen, en ik denk dat het nodig is om samen met de bevoegde ministers rond de tafel te zitten. Dit probleem verdient immers al onze aandacht.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Een initiatief dat er kan toe leiden dat alles wat bestaat en gebeurt gebundeld wordt, is het beste. Dan kunnen we daar horizontale conclusies en beleidsopties uit afleiden, en dan kunnen we het probleem onder de aandacht houden en de inspanningen op het terrein bestendigen en structureren. Dit geeft ook de mogelijkheid aan de collegas om in de diverse commissies daarover het debat te voeren. Ik zal alleszins mijn collegas uitnodigen om na te gaan hoe we een geïntegreerd beeld kunnen scheppen. Wij zijn het er immers allemaal over eens dat in deze problematiek nultolerantie op zijn plaats is. We moeten daar met de beschikbare maar beperkte middelen op inzetten.
Ik dank de minister voor de conclusies die de minister in dit minidebat heeft gemaakt, en ik dank de collegas voor de steun in deze strijd.
De actuele vraag is afgehandeld.