Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, vorig jaar hebben we in dit parlement een voorstel van resolutie goedgekeurd over een sensibiliserend en ondersteunend beleid inzake eetstoornissen. Terecht, want het is een belangrijke problematiek. Volgens de cijfers zou niet minder dan 3,7 procent van de vrouwen aan een eetstoornis lijden.
Het is belangrijk om daar iets tegen te doen, omdat de kans op overlijden bij iemand die lijdt aan een eetstoornis twaalf keer groter is dan bij een gezond iemand. In die resolutie hebben we een aantal acties gevraagd aan de Vlaamse Regering op diverse terreinen. Ik heb intussen ook al opvolgingsvragen gesteld over deze resolutie. Belangrijk daarin is een positieve benadering. We moeten meer aandacht hebben voor een gezonde levensstijl, welbevinden enzovoort, in plaats van ons alleen te richten op het probleem.
Intussen is er een beheersovereenkomst met de vzw Eetexpert, wordt er gewerkt aan een consensustekst, zijn er draaiboeken voor groepen van professionelen enzovoort. Onlangs werden we echter opnieuw opgeschrikt door een aantal cijfers in de pers. Daarin ging het over steeds jongere kinderen die lijden aan een eetstoornis, meer bepaald anorexia. Een ziekenhuis in Antwerpen had het zelfs over patiënten van 8 jaar en over een grote toename van het aantal patiënten tussen 8 en 11 jaar. Dat is alarmerend, minister. Kunt u meer duidelijkheid geven over de uitvoering van de resolutie, en meer bepaald wat de uitbreiding van het vooral ambulante zorgaanbod betreft, en dan specifiek voor die doelgroep van heel jonge kinderen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het zorgaanbod voor jongeren en kinderen is de laatste jaren in onze centra geestelijke gezondheidszorg (cggs) enorm uitgebreid. Ook in 2011 zijn meer dan vijftien voltijdse equivalenten toegevoegd aan de capaciteit om het aanbod te organiseren. Onder dat aanbod valt ook de problematiek van eetstoornissen. De laatste jaren is er systematisch geïnvesteerd in de uitbreiding van het ambulante aanbod. Ook in 2006 was er een uitbreiding met twaalf voltijdse equivalenten, en in 2008 met nog eens tien.
Met de vzw Eetexpert is een overeenkomst afgesloten. Het gaat om een partnerorganisatie die belast is met het verhogen van de competenties in de hulpverlening en met de uitbreiding van het hulpaanbod. Dat betekent dat de informatie consulteerbaar is, dat er zorgtrajecten worden ontwikkeld, dat er een kennisbank op punt is gesteld, dat er een verwijslijst is opgemaakt.
Specifiek voor jongeren is een aantal initiatieven genomen. Er is een stappenplan opgesteld door de vzw Eetexpert, gericht op medewerkers van de centra voor leerlingenbegeleiding, huisartsen, diëtisten enzovoort. De bedoeling is om vanuit een soort van vroegdetectie goed te kunnen doorverwijzen.
Zeer recent is er in Gent ook een vorming voor diëtisten op punt gesteld over deze problematiek. De nadruk ligt op kindvriendelijke consultaties, specifiek gericht op deze problematiek. Op 16 juni vindt er een nieuwe sessie plaats voor psychologen, psychiaters, leden van de cgg-teams over de problematiek van de analyse van eetgedrag bij kinderen.
Het hulpaanbod voor jongeren is uitgebreid en de expertise wordt ontwikkeld. Onlangs zijn nog een aantal initiatieven genomen voor diëtisten, en nu ook voor de mensen uit de geestelijke gezondheidszorg, om over dit thema de competentie te verhogen en om het aantal hulpverleners dat daar op een goede manier mee kan omgaan, te verhogen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is goed en noodzakelijk dat het aanbod wordt uitgebreid. Ik hoop dat dit ook in de toekomst verder zal gebeuren. Ik heb nog een bijkomende vraag in het kader van de resolutie. Daarin gaat het ook over afspraken over het mediabeleid. Hoe communiceren we over deze problematiek? Het blijkt immers dat een bepaalde manier van communiceren net het omgekeerde effect heeft. Zijn daar al stappen in gezet?
De heer Tack heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik merk uit uw antwoord dat u deze problematiek ter harte neemt. Misschien komt het allemaal niet zo veel voor, maar voor de mensen die ermee te maken hebben, is het soms een bijzondere lijdensweg.
Ik hoor in uw antwoord vooral tenzij ik iets gemist heb initiatieven die in werking kunnen treden zodra bij iemand een probleem gesignaleerd is. Zijn er ook initiatieven of ideeën die bij u opborrelen, om de problematiek te voorkomen, om te bekijken hoe het komt dat kinderen in de problemen terechtkomen, hoe die kunnen worden vermeden, hoe ze ontstaan, hoe men ermee kan omgaan zodat minder kinderen ermee te maken zouden krijgen?
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, ik ga ervan uit dat de persberichten de basis vormden voor de actuele vraag van mevrouw Schryvers, hoewel ze het voornamelijk heeft over de opvolging van de resolutie. De persberichten gingen inderdaad over de problematiek die nu wordt vastgesteld bij de jonge kinderen.
Minister, ik zou u een raad willen meegeven. U hebt inderdaad een aantal beheersovereenkomsten afgesloten, maar ook andere partners van het middenveld reiken u de hand. Zo is er vandaag een persmededeling verschenen van de Liberale Mutualiteit, die zich daar nu op toespitst, die er heel specifiek de aandacht op richt en die ook het belang onderschrijft van het voorbeeld dat ouders geven aan jonge kinderen. Als ouders geen tijd nemen om een gezond ontbijt te nemen, dan zullen hun kinderen dat ook niet leren. Ik denk dus dat het een bijkomend aspect kan zijn om mensen die hier vrijwillig rond werken, uit te nodigen om te bekijken of er samen niet nog meer kan worden gedaan.
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Minister, de eetstoornissen komen inderdaad bij steeds jongere kinderen voor. Als ik goed lees wat de eetstoornissenexpert zegt, zegt hij ook dat de Vlaamse overheid mee verantwoordelijk zou kunnen zijn voor wat zich nu voordoet. Het gaat over de boodschap. Als men de boodschap geeft over overgewicht, dan kan dat negatieve gevolgen hebben bij degenen die al vatbaar zijn voor eetstoornissen.
Binnen het actieplan voeding en beweging zeggen we dat we erover zullen waken dat de boodschappen evenwichtig zijn en adequaat worden gebracht. Is dat zo? Brengen we de boodschappen op die manier? Heeft men voldoende middelen om vroeg te detecteren en vroeg te interveniëren?
Hetzelfde geldt voor anorexia. We zien dat er heel wat wachtlijsten zijn. Wat hebben we om iets aan die wachtlijsten te doen?
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, u weet dat dit thema ook mijn stokpaardje is. Ik deel de bezorgdheid van mevrouw Schryvers met betrekking tot de leeftijdsverschuivingen binnen de groep anorexia. Ik hoop dat de resolutie die we vorig jaar hebben goedgekeurd, ook in de praktijk zal worden uitgevoerd met nog meer informerende, ondersteunende en doorverwijzende functies.
Ik citeer een klein stukje uit een krantenartikel: Hoe jonger de leeftijd, hoe groter de problemen op latere leeftijd. 20 procent raakt er nooit vanaf. Ofwel sterven ze, ofwel komen ze chronisch in de psychiatrie terecht. Ik vind het heel belangrijk om de kinderen met die problemen te helpen op jonge leeftijd.
Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Minister, u weet dat er een kamerbrede consensus over deze problematiek bestaat. We moeten ons erop focussen.
Er is nog meer nood aan preventie en sensibilisatie, die transversaal moet zijn. Het is niet alleen een opdracht voor u, maar ook voor de minister van Onderwijs en de minister van Sport.
Er is ook de rol van de media. De kinderen worden op steeds jongere leeftijd geconfronteerd met de rolmodellen, met de ideaalbeelden in de maatschappij.
U zegt dat het zorgaanbod uitgebreid is. Dat is waar, maar er zijn ook de wachtlijsten die blijven aangroeien. Het is een steeds weerkerend probleem. Ik vraag u dan ook met nadruk om daar werk van te maken.
Minister, wat kunt en zult u nog meer doen om die negatieve spiraal om te keren?
Collegas, ik zal niet elke keer herhalen dat je niet de perceptie moet creëren dat de Vlaamse overheid of het welzijns- of zorgbeleid in staat is om als een deus ex machina fundamentele maatschappelijke trends op te lossen. Dat is geen correcte voorstelling van zaken. We zijn ons allemaal bewust van het feit dat een aantal dingen in de samenleving ook onze verantwoordelijkheid uitdagen. Wij moeten hulp en welzijn en zorg organiseren. Maar wij moeten ook, zoals mevrouw Van der Borght stelt, een aantal zaken ondersteunen als het gaat over ouders die daarin een belangrijke rol moeten opnemen.
Mevrouw De Vits, wij moeten inderdaad geen negatieve boodschap brengen. Onze gezondheidsdoelstelling voeding en beweging gaat uit van de promotie van meer bewegen en gezonde voeding. Dat is een positieve boodschap. We onderzoeken nu hoe we alle acties van dat actieplan kunnen samenbrengen in een communicatieve baseline. Uiteraard moeten we die niet culpabiliserend formuleren. Dat is geen verstandige aanpak.
Dat aanbod is uitgebreid. Dankzij Eetexpert vergroot de expertise in de geestelijke gezondheidszorg bij huisartsen. Zo kunnen zij op een goede manier op het probleem inspelen en een adequate behandeling opstarten. Om vroeg te kunnen detecteren worden er vormingssessies georganiseerd bij de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs). Men richt zich tot diegenen die wellicht vroegtijdig, als ze een vorming hebben gekregen, de signalen juist kunnen capteren. Ik ben zeer blij dat ik van u mag vernemen dat het middenveld daarin een rol speelt. Het is juist dat we met de mutualiteiten overeenkomsten hebben afgesloten waarbij zij zich engageren om mee te werken aan de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. Het is dus heel logisch en positief dat mutualiteiten keuzes maken en acties opzetten die inderdaad heel erg thuishoren in de gezondheidsdoelstelling voeding en beweging. Dat beantwoordt dus zeker aan onze verwachting.
De mediavraag moet ik checken. Wij hebben natuurlijk aan het agentschap gevraagd om die resolutie op te volgen. Ik heb u een aantal gegevens gegeven in functie van de vraag hoe het op dit ogenblik met de opvolging staat. Wat de vraag naar de contacten met de media betreft: het is een beetje een bekend scenario. We zouden heel graag hebben dat de media met betrekking tot onze bezorgdheden op een welbepaalde manier zouden communiceren. Dat lukt soms en soms niet helemaal. Ik zal vragen dat ze u wat betreft punctueel laten weten welke initiatieven daaromtrent werden genomen.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad belangrijk om op verschillende domeinen te werken: gezonde voedings- en leefgewoonten, een positieve benadering, welbevinden, kennisopbouw, detectie en voldoende zorg. Ik ben tevreden dat er op al die terreinen werk wordt verzet.
De actuele vraag is afgehandeld.