Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, gisteren heeft het katholiek onderwijs zijn voorstel gelanceerd met betrekking tot de hervorming van het secundair onderwijs. Ze hebben daarover ook een mooie brochure uitgebracht, waarin iedereen kan lezen wat hun visie is op die hervorming. Daar is een grondige voorbereiding aan voorafgegaan. Dat hebben ze gisteren aan iedereen duidelijk gemaakt. Ze hebben eigenlijk het secundair onderwijs ten gronde geanalyseerd. Ze hebben mooie cijfers getoond, en daaruit hebben ze toch wel belangrijke conclusies getrokken.
Minister, u zegt dat u volledig op de lijn zit van het voorstel van het katholiek onderwijs, maar als we kijken naar de visietekst die u een hele poos geleden de wereld hebt ingestuurd, zien we wel een aantal verschillen. De belangrijke vraag die nu dus voorligt, is: hoe zult u omgaan met de voorstellen van het katholiek onderwijs met betrekking tot de hervorming van het secundair onderwijs? Die voorstellen geven zowel voor de eerste, tweede als derde graad een heel duidelijke richting aan, leggen de link naar het basisonderwijs en verwijzen ook duidelijk naar het hoger onderwijs.
Er komen in de nota ook een aantal andere elementen naar voren die nieuw zijn. Het is belangrijk om die mee in ogenschouw te nemen, wetende dat heel wat leerlingen in Vlaanderen school lopen in het katholiek onderwijs. Hoe zult u omgaan met de visie van het katholiek onderwijs?
Minister Smet heeft het woord.
Mevrouw Helsen, wij hebben een eerste oriëntatienota op tafel gelegd. We hebben toen heel duidelijk gezegd dat het een discussiepunt was, dat we de dingen scherp zouden stellen en dat we met alle partners in en buiten onderwijs zouden discussiëren, wat we ook gedaan hebben. Veel partners hebben hun voorstellen op tafel gelegd: de arbeidsmarktsectoren, die daar absoluut voorstander van zijn, maar ook de Guimardstraat, het GO! (onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap), de vakbonden, de culturele sector, noem maar op.
De bedoeling van die oriëntatienota was om die verder te verfijnen. Dat is ook waarom we dit proces hebben opgestart en niet meteen met een standpunt van de regering zijn gekomen. We wilden mensen de kans geven om na te denken. De afgelopen maanden, mevrouw Helsen, hebben mijn medewerkers en ik verder onderhandeld achter de schermen, niet in de spotlights, ook met de Guimardstraat.
Ik was dus helemaal niet verbaasd over het standpunt, dat ik overigens al kende voordat ze het op de studiedag bekendmaakten. Het ligt grotendeels in de lijn van wat wij willen. Natuurlijk zijn er kleinere verschillen, nuanceverschillen, verdere uitwerkingen. Maar die hadden wij de afgelopen maanden al mentaal met hen en met andere partijen gemaakt, omdat het net de bedoeling was om verder te verfijnen.
Ik heb dan ook een beetje onbegrip over wat ik vandaag in sommige kranten lees, die conflictziek zijn en op zoek gaan naar het conflict en naar waar de verschillen zitten. Welnu, er is geen conflict, mijnheer Bouckaert. U moet maar eens aan tekstexegese doen, dan zult u dat zien. Over de essentiële punten zijn we het eens. Er worden verfijningen aangebracht, er zijn verschuivingen. Wat betreft het voorbeeld over arbeidsmarktgericht en doorstromingsgericht, klopt het dat dat in de initiële nota te scherp geformuleerd stond. We hadden een week nadien overigens al aangegeven dat we daar verder over moesten nadenken.
Voor mij is het werkstuk van de Guimardstraat een heel belangrijk werkstuk. We zullen met onze nota, die ook bijna af is, naar de regering gaan. We zullen u op relatief korte termijn de conceptnota kunnen voorstellen. Dan zult u kunnen zien waar de verschillen al of niet zitten. Ik zie in elk geval geen onoverbrugbare verschillen.
Minister, u zegt heel duidelijk dat u veel belang hecht aan de visie van het katholiek onderwijs. Dat is belangrijk, want zij zijn ook een grote speler op het veld. U zegt ook dat er een aantal nuanceverschillen blijven. In de visie die u zelf al gegeven hebt met betrekking tot bijvoorbeeld de scholengemeenschappen, merk ik wel nog verschillen. Voor het katholiek onderwijs blijft de scholengemeenschap een heel belangrijk ordeningscriterium. U zegt nu dat dat voor u ook zo is. Tot vandaag was dat voor mij niet zo duidelijk, omdat u ook spreekt over scholenassociaties, wat een totaal andere schaal is.
Zij doen ook duidelijke uitspraken over de Vlaamse kwalificatiestructuur. Zij vragen nadrukkelijk om dat ten gronde te herzien. Wat betreft de visie op het decreet Leren en Werken, stel ik in deze nota vast dat zij er een andere mening op nahouden dan wat wij hier vorige legislatuur hebben goedgekeurd. Bent u ook bereid om dergelijke dingen opnieuw te bekijken?
De heer Bouckaert heeft het woord.
School maak je samen: ik heb het de minister vanmorgen zo mooi horen zeggen in een conferentie waar hij via de video kon spreken.
We zitten toch een beetje met een rare situatie, minister. U zegt dat de voorstellen vanuit het katholiek onderwijs nuanceverschillen vertonen met wat u voorstelt. Ik neem aan dat u het in die richting duwt om de tegenstelling wat te verdoezelen, maar het zijn geen nuanceverschillen.
Ik geef een paar voorbeelden. U stelt in uw nota twee grote richtingen voor, doorstromingsrichtingen arbeidsgericht, maar zij werken met vier richtingen en zetten in op continuïteit. Er zijn de zes belangstellingsgebieden die u in het tweede jaar wilt invoeren, zij willen daar niet van weten. Dat is toch geen nuanceverschil. De regeling van het schakelblok, drie jaar, verwerpen zij. Ze laten het aan een school over in welke mate gedifferentieerd wordt of niet, dat zijn heel belangrijke verschillen.
Ik heb daar niets tegen, gelukkig dat er verschillen zijn, maar we zitten nu toch een beetje met een rare situatie waarbij de voornaamste speler in het onderwijs zijn nek uitsteekt en de regering er nu eventueel in conflict mee zal komen.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister, het is een interessante bijdrage van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), maar u blijft stil en dat vind ik vreemd. U doet het waarschijnlijk om het proces te beschermen, dat begrijp ik, maar het is toch niet omdat u in een onderhandelingsproces zit, dat u geen enkele mening mag hebben.
Wij vinden het belangrijk dat er een uitstel van studiekeuze tot 14 jaar komt, zowel op het vlak van het studiegebied als van het studieniveau. Het VSKO gaat daar voor een stuk in mee, maar niet helemaal. Als het gaat over abstractieniveaus leggen ze toch een aantal nuances waarvan we zouden kunnen zeggen dat ze het klassieke systeem van aso-tso-bso bijna behouden. Het is een belangrijk gegeven dat ze op dat punt niet meegaan.
Voor ons is het belangrijk dat leerlingen na de eerste graad nog alle kanten uit kunnen, zowel wat betreft studiedomein als studierichting, zoals in de nota-Monard werd beschreven. Ik zou graag weten in welke richting u gaat.
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een bijkomende vraag over de timing. Ik lees in het dossier van het VSKO: Het is helemaal niet vanzelfsprekend om het huidig onderwijslandschap op korte termijn te herverkavelen. Ik heb ook ergens in de pers gelezen dat u spreekt van een uitvoering die twaalf jaar kan duren, maar tegelijkertijd zegt u dat er een decreet moet zijn tegen 2014. Hoe zal de uitvoering concreet in zijn werk gaan? Wat bedoelt u met de uitvoering die gespreid wordt over twaalf jaar?
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, u weet ondertussen dat de hervormingen van het secundair onderwijs voor alle organisaties, maar ook voor alle mensen, rond een mening draaien. Iedereen heeft er zo zijn gedacht over. Niemand kan tegen een hervorming zijn, maar er moeten een aantal cruciale en fundamentele zaken worden ingevuld. De knelpunten zijn bekend, maar hoe zullen we er een antwoord op geven? Ik denk onder meer aan de afstemming van het hoger onderwijs op de arbeidsmarkt en de studiekeuzebegeleiding. Ik lees in de tekst die vandaag in de krant staat, dat de beschotten tussen aso, tso en bso zouden moeten worden weggenomen. De vraag is natuurlijk nog maar of indien men dat doet, de maatschappelijke waarderingen voor de specifieke richtingen aso, tso en bso ook weg zijn. Ik denk dat er maatschappelijk nog wel wat meer aan de hand is.
Geert Noels heeft gereageerd. Ik weet niet of u zijn reactie op de tekst in de krant al hebt gezien. Hij zegt: Onderwijs is een van de belangrijkste hoekstenen van onze toekomstige welvaart, maar er is de afgelopen twintig jaar te veel gemorreld. Hervormingen zijn nuttig en nodig, maar eenheidsworst en middelmatigheid is geen toekomstvisie. Ik denk dat we hier eens ernstig over mogen nadenken.
Nogmaals, ik wou met de hervorming van het secundair onderwijs secuur te werk gaan. De afgelopen twintig à dertig jaar is het secundair onderwijs niet hervormd. Men heeft pogingen gedaan, maar die zijn mislukt. Fundamentele structuurhervormingen hebben niet plaatsgevonden in ons secundair onderwijs. Er is een momentum om dat te doen. Ik wil daarbij secuur te werk gaan.
Ik wou vertrekken van een oriëntatienota. Bij de voorstelling daarvan heb ik heel duidelijk om ieders mening gevraagd. De nota was niet mijn definitieve standpunt. Ik wou een breed maatschappelijk debat met de ouders, de leerlingen, de onderwijsverstrekkers, de scholen, de culturele wereld, het hoger onderwijs en de arbeidsmarkt. Velen van hen hebben eraan deelgenomen. We hebben nu alle reacties. We hebben de afgelopen maanden ook achter de schermen niet in de spotlights met die mensen gepraat omdat we die hervorming zo belangrijk vinden.
De volgende stap is een conceptnota die door de regering zal worden goedgekeurd. Het is de bedoeling om dat voor de zomer te doen. Dan krijgt het maatschappelijk middenveld opnieuw de kans tot eind dit jaar, begin volgend jaar, om zijn opmerkingen te geven. Dan moeten we eind dit jaar, begin volgend jaar in de regering definitief onze visie rond de hervorming afkloppen. Ik hoop dat we dat ook over meerderheid en oppositie heen kunnen doen. Ik hoop dat omdat dit een belangrijke hervorming is. Dan zullen we proberen een ontwerp van decreet schrijven, zoals het regeerakkoord mij dat vraagt, in 2013. U weet dat ons regeerakkoord zegt dat we voor het einde van de legislatuur een ontwerpdecreet moeten hebben.
Ik heb de heimelijke maar uitgesproken ambitie om het ontwerp van decreet ook goed te keuren. Het zal een basisdecreet worden. Het zal niet alles regelen. Bovendien, als we deze hervorming willen doen lukken, zullen we dat goed moeten voorbereiden, met de leerkrachten en met de scholen, want dit zal heel veel implicaties hebben op het onderwijslandschap, meer dan sommigen onder u denken. Daar hebben wij nu wel zicht op. Er lopen parallel met onder andere het loopbaandebat gesprekken met alle partijen. Ik heb kunnen vaststellen dat er de afgelopen twee jaar een enorme evolutie heeft plaatsgevonden in het denken van vele partijen. Ik heb vastgesteld hoe standpunten kunnen veranderen. Dat is voor mij heel positief.
Ik zal het nog eens duidelijk herhalen: ik wil niet dat deze hervorming tot eenheidsworst leidt. Ik wil dat alle scholen in Vlaanderen sterke scholen worden, dat we de zwakke kinderen sterker maken, maar dat we ook de sterke kinderen sterker maken. Ik wil dat iedereen erop vooruitgaat: zwakke én sterke kinderen én de samenleving. Voor mij is er geen sprake van om via de hervorming de lat lager te leggen. Ik wil dat de sterke kinderen extra geprikkeld worden. Ik ga ervan uit dat een samenleving excellente mensen nodig heeft. Het is de bedoeling mensen te doen schitteren, ook sterke mensen. De hervorming mag niet ten koste van hen gaan. We moeten wel iedereen meenemen. Dat is de bedoeling.
Inderdaad, ook mijn denken is geëvolueerd in het afgelopen jaar, net zoals bij velen in het onderwijsveld. Daar is toch niets verkeerds mee? Ik heb het niet over u, mevrouw Vanderpoorten, ik weet dat u er ook zo over denkt, maar sommigen zijn conflictziek. Ze zoeken altijd het conflict op. Ja, dat is zo, mijnheer Bouckaert, en u bent er zo een. Sommige journalisten hebben dat ook. Men wil absoluut de meningsverschillen zien. Sommigen zoeken altijd waar het verschil in visie zit tussen het VSKO en de minister. Stop daar mee! In een samenleving en een democratie moet er debat bestaan! Als we samen het onderwijs willen maken, dan moeten we praten. Dat betekent dat mensen van mening kunnen veranderen. Daar moeten we ruimte voor geven, anders werken we met ezels. Ik wil niet met ezels werken. Ik hoop trouwens dat ons onderwijs daarop inzet en kinderen sterk maakt.
Laat ons het debat nu afronden. We hebben iets meer tijd nodig dan initieel gepland, maar we gaan niet experimenteren met kinderen. We moeten eerst goed overleggen. We veranderen niet om te veranderen. Dat zijn we op dit moment aan het doen. Voorzitter, ik vind het standpunt van het VSKO zeer waardevol. Nogmaals, het bevatte voor mij geen verrassingen. Als er al verschillen zouden zijn, zijn die overbrugbaar en zullen we er wel uitgeraken. Dat is mijn innige overtuiging. Ik wil iedereen: het VSKO, het Gemeenschapsonderwijs, het officieel onderwijs, de arbeidsmarkt, de culturele wereld, de rectoren en de directeurs van hogescholen danken voor het debat van de afgelopen maanden.
Minister, u zegt dat u zelf ook bent geëvolueerd in uw visie op de hervorming van het secundair onderwijs. Het is een belangrijke boodschap voor het onderwijsveld dat u zegt open te staan voor wat het veld zelf denkt. Ik ben bereid om daar in heel sterke mate rekening mee te houden.
U geeft zelf aan dat de hervorming van het secundair onderwijs geen gemakkelijke opdracht is en dat dit niet kan zonder draagvlak. Het katholiek onderwijs heeft nu een visie uitgebracht. U weet dat daar een heel grote groep van mensen uit het veld, die dat mee willen dragen, achter staan. U hebt dat nodig om die hervorming te kunnen waarmaken. Het is dus belangrijk dat u daar rekening mee houdt. Ze hebben dat weloverwogen uitgewerkt met het doel om het kind centraal te stellen, om de sterke punten van ons onderwijs te behouden en om de verbeterpunten aan te pakken. Wat ze hebben gedaan, is zeer goed. Ik hoop dat u er in heel sterke mate rekening mee houdt.
De actuele vraag is afgehandeld.