Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, de inspecteurs-adviseurs van de verschillende erkende godsdiensten en niet-confessionele zedenleer hebben een tekst goedgekeurd waarin wordt gepleit voor een actieve samenwerking. Daarbij wordt ook gepleit voor een echte levensbeschouwelijke dialoog.
Precies een week geleden werd een gelijkaardig voorstel van mijn fractie, dat ook ondertekend was door de collegas van Groen, door de meerderheidspartijen en het Vlaams Belang weggestemd. U, minister, hebt bij het begin van deze legislatuur gezegd dat u dat verder wou ondersteunen. Nu de verschillende erkende godsdiensten en niet-confessionele zedenleer dat initiatief genomen hebben, op welke manier gaat u dat als minister van Onderwijs verder ondersteunen?
Minister Smet heeft het woord.
Wij hebben het al ondersteund. De inspecteurs zijn uiteraard onafhankelijk en kunnen dat doen, maar wij hebben laten weten dat we geen problemen hebben met een dergelijk initiatief.
We hebben ook aan AKOV, het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, gevraagd om met de inspecteurs samen te zitten en tegen het einde van het jaar te bekijken in welke mate we die tekst al of niet moeten verankeren. We zullen de resultaten van dat gesprek afwachten.
Ten derde hebben we in ons regeerakkoord opgenomen dat het mogelijk moet zijn om naast levensbeschouwelijke vakken ook een soort vak aan te bieden waarin de verschillende godsdiensten of levensbeschouwingen worden onderricht. Als het Gemeenschapsonderwijs beslist om zoiets uit te werken, zal dat onze steun krijgen.
Wij hebben altijd heel duidelijk gezegd dat wij ondersteunen en faciliteren, maar dat het initiatief vanuit de onderwijsverstrekkers of de godsdiensten zelf moet komen. U merkt dat dat ook gebeurt. We zijn daar blij mee. We ondersteunen dat dan ook op de manier waarop we dat moeten doen.
Minister, ik heb begrepen dat u wilt kijken naar de verankering van die tekst. Dat vind ik heel positief. Volgens het advies van de Raad van State is het overigens mogelijk dat u daar verder in gaat. Als u vanuit de overheid vindt dat u om bepaalde redenen moet ingrijpen, kan dat ook, als het billijk is. Ik kijk met veel interesse naar de verdere vorderingen in dit dossier.
Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, ik heb in de commissie al een antwoord gegeven op uw vraag. Wij steunen het initiatief op zich volledig, maar uw voorstel was voor ons veel te weinig en te summier. In de laatste twee jaar van het secundair onderwijs één uur per week levensbeschouwelijke vakken geven, dat was voor ons niet voldoende.
We hebben toen ook gevraagd dat er een initiatief zou komen. Ik juich toe dat het een initiatief is van de inspecteurs-adviseurs, dat wij volledig kunnen ondersteunen. Ik betuig in dezen ook mijn volledige steun aan de minister. Ik hoop dat het een echte dialoog is, om samen te kunnen leven in deze multiculturele samenleving en meer begrip voor elkaars religies te kunnen opbrengen.
Minister, ik vraag u om dit initiatief volledig te steunen en te volgen. Ik vraag u om het ook structureel in te bouwen, want dat is eigenlijk ons probleem.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Vorige week hebben we het in de commissie uitgebreid over het voorstel van de heer De Gucht gehad. Ik heb er toen al op gewezen dat de inspecteurs-adviseurs een charter hebben ondertekend en bezig waren met een gemeenschappelijke module, elk vertrekkend vanuit hun eigen identiteit. Ik heb begrepen dat dat nu tot stand gekomen is. Ze zijn daar blijkbaar nogal enthousiast over. Terecht waarschijnlijk.
Ik heb het antwoord van de minister gehoord, we kunnen dat ondersteunen. Het ligt in de lijn van het regeerakkoord.
Er staat in dat artikel dat ik gelezen heb: Alle leerkrachten van levensbeschouwelijke vakken worden geacht de tekst na te leven. Doen ze dat niet, dan worden ze op de vingers getikt.
Ik zou een van onze bekommernissen willen meegeven. Het zou goed zijn als de leerkrachten niet alleen verantwoording moeten afleggen aan de inrichters van hun eigen levensbeschouwing, maar dat dat wordt opengetrokken. Hoe dat gefaciliteerd gaat worden, minister, zal aan u liggen.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Ik keur ook het initiatief goed. Ik heb het voorstel van decreet van de heer De Gucht vorige week gesteund.
Wat ik in deze zaak betreur, is dat het sturende vermogen van het Vlaams Parlement wat opzij wordt geschoven. Het was een goed voorstel van decreet. De meerderheid had misschien bezwaren, maar amendementen zijn altijd mogelijk. Het debat zou dan naar hier gekomen zijn. Dan zou de verankering nu misschien al een feit geweest zijn.
Nu moeten we echter zitten wachten tot er een initiatief komt van het veld, dat dan constateren en dan eventueel tot een verankering overgaan. Ik vind dat eigenlijk geen goede werkwijze, minister. Ik hoop dat er nu snel werk van wordt gemaakt, zodat we hier het debat kunnen voeren.
De heer Kennes heeft het woord.
We hebben de afgelopen weken en maanden een goed debat kunnen voeren rond deze materie. De meerderheidsfracties hebben verdedigd dat de Grondwet een aantal zaken voorbehoudt voor de zeven aanbieders van het levensbeschouwelijk onderricht en dat die een grote autonomie hebben. Ons standpunt was: ten gronde gaan we akkoord met de indieners van het voorstel van decreet rond de pluralisering van de samenleving, de nood aan dialoog en de zoektocht naar authenticiteit. Al die zaken zijn belangrijk. We hadden gesteld dat dit moest komen van de aanbieders van dat levensbeschouwelijke onderricht zelf. Zij hadden in een schriftelijk advies meegedeeld dat ze daarmee bezig waren.
Ik stel met de collegas vast dat dit het juiste instrument is, dat we blij mogen zijn dat het nu komt. De zorg die in het parlement kamerbreed werd gedragen, zal nu via de geëigende manier invulling krijgen. Ik verheug mij daarover.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, ik geloof niet zo in dit initiatief. Het is gedoemd om zijn doel voorbij te schieten. Het vertrekt vanuit de foute vooronderstelling dat alle levensbeschouwingen gelijkwaardig zouden zijn. Quod non.
Er is namelijk geen probleem met de openheid in de lessen zedenleer of katholieke godsdienst ten aanzien van andere levensbeschouwingen. Maar dat probleem is er overduidelijk wel in de islamlessen. Dat wordt met deze maatregel niet opgelost, ook al zouden de islamleraars zich formeel aan de gemaakte afspraken houden. Controle op de lesinhoud blijft immers zeer moeilijk. Voor ons kan de enige oplossing er alleen maar in bestaan de erkenning van de islam in te trekken en bijgevolg de lessen islam in ons onderwijs te schrappen. (Applaus)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik wil niet zo veel meer toevoegen. Anders dan de heer Bouckaert zie ik wel de kracht van het parlement in dezen. Ik durf toch wel zeggen dat we er met het decreet mee voor hebben gezorgd dat de hele zaak versneld op de agenda is gekomen en dat men ook van onderuit een stukje sneller is beginnen denken hoe we dat kunnen oplossen.
Ik ben zeer blij met de ontwikkeling en ik vind het een goede zaak dat het initiatief zoals het er nu ligt, inderdaad gedragen is van onderuit. Ik denk ook dat die wettelijke verankering zeker zal moeten volgen. Ik hoop dat u dat verder zult meenemen bij de hervorming van het secundair onderwijs want de discussie is daar echt op zijn plaats. Verder vind ik het een zeer goede ontwikkeling.
De heer Van Dijck heeft dringend lessen in de islamgodsdienst nodig. Ik denk dat hij niet goed weet wat die godsdienst allemaal inhoudt. Mijnheer Van Dijck, het is jammer dat u in uw schoolcarrière daar niet mee bent geconfronteerd, dat had misschien tot betere resultaten kunnen leiden. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Dat gezegd zijnde, hebben we van bij het aantreden van deze regering gezegd dat we dat stimuleren en mogelijk willen maken. We hebben dat ook in ons regeerakkoord opgenomen, we hebben dat in de beleidsbrief opgenomen en we hebben daarover gesproken in de commissie. U zult zich misschien herinneren dat daarover anderhalf jaar geleden een vrij grote studiedag heeft plaatsgevonden, waar ikzelf en ook de inspecteurs op aanwezig waren. Daar hebben we ook heel duidelijk die steun gegeven. Het is uiteraard goed dat een brede meerderheid in dit parlement dat draagt.
Voorzitter, ik heb niet veel meer toe te voegen. Het ligt in het verlengde van wat we wilden. Het is goed dat dit ontstaat. Ik wil nog even onderstrepen dat dit in vele scholen, ook in katholieke scholen, vandaag reeds gebeurt. Die openheid mag men niet vergeten. Ik ben ook naar een katholieke school geweest. Zelfs toen ik nog een kleine jongen was, wat al enige tijd geleden is, was die openheid er ook al in de godsdienstlessen. Het is niet overal zo, maar er is toch een hele evolutie bezig, en dat is op zich een goede zaak.
We gaan aan AKOV vragen om te kijken of het nodig is om te verankeren. We hebben ook gevraagd hoe we dat verder moeten verankeren, en dat zullen we ook in overleg met de onderwijsverstrekkers doen. Dan hebben we een stap in de goede richting gezet.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk persoonlijk dat een wettelijke verankering heel belangrijk is. Zoals de heer Bouckaert heeft gezegd, hebben we daar deels een kans gemist.
Mevrouw Pehlivan, ik herhaal wat ik in de commissie heb gezegd: de redenering van iets niet goed te keuren omdat het niet ver genoeg gaat, is een redenering die op niets slaat. Mijn excuses daarvoor.
Minister, hartelijk dank voor uw antwoord. Ik kijk uit naar verdere stappen in verband met de verankering.
De actuele vraag is afgehandeld.