Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, Cruijff deed ooit deze gevleugelde uitspraak: Elk nadeel heb zn voordeel. Die uitspraak is ook in dezen van toepassing. Minister, blijkbaar is er een lichtpuntje: als gevolg van de zeer hoge brandstofprijzen maken vandaag meer mensen gebruik van de mogelijkheid tot carpoolen in het kader van het woon-werkverkeer.
Ik denk dat er in totaal ongeveer 45.000 personeelsleden onder de Vlaamse overheid ressorteren. In welke mate promoot Vlaanderen actief dat concept van het carpoolen in het kader van het woon-werkverkeer? De voordelen lijken me heel duidelijk: minder files, meer geld in de portemonnee, minder parkings die moeten worden aangelegd of gehuurd voor diezelfde personeelsleden. Wat doet u om dat concept populairder te maken bij het Vlaamse personeel?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Keulen, ik zal nogmaals mijn beleid ter zake belichten. Wij promoten het gebruik van het openbaar vervoer. Wij promoten het gebruik van het zachte vervoer. Daartoe betalen we voor onze medewerkers een gratis abonnement voor het openbaar vervoer. De overgrote meerderheid van onze medewerkers maakt daar ook gebruik van.
Wij promoten fietsvervoer: 15 cent per kilometer. Vanaf 2013 wordt dat 21 cent per kilometer. 5 procent van onze medewerkers komt met de fiets. Een op de vijf doet dat een of meerdere keren per jaar.
Wij promoten niet het woon-werkverkeer per auto. Wij betalen alleen een vergoeding voor wie met de auto naar zijn werk gaat als die medewerker kan aantonen dat zijn werkplaats ik spreek niet over de woonplaats niet of moeilijk bereikbaar is met het openbaar vervoer. Wie daarbij aan carpooling doet, krijgt daarbovenop ongeveer 16 cent. Nog eens, dit is geen promotie van het woon-werkverkeer per wagen. Integendeel, we doen dat maar in zeer beperkte omstandigheden.
Wij promoten ook telewerk. Een op de zeven van mijn medewerkers doet elke week aan telewerk, tot drie dagen per week.
Wij gaan niet mee in het pleidooi om de flexibiliteit in de arbeidsduur terug te schroeven. Dit is een zegen voor mijn medewerkers, zeker in de relatie arbeid en gezin. Heel veel medewerkers spreken af met hun partners over het brengen en terughalen van de kinderen. Wij werken met stamtijden en glijdende tijden. Ik ga zeker niet, in een poging om het carpoolen te promoten, zeggen dat we die arbeidstijden minder flexibel moeten maken. Ik herhaal het: het woon-werkverkeer per auto stimuleren wij niet.
De fietsvergoedingen kennen we ook in de gemeenten, net als het telewerk. Iedereen staat daarachter. Ik denk dat u daarvoor een kamerbrede steun krijgt deze dagen. Eergisteren stond daarover een interessant artikel over in de krant, over carpoolplaza, een van de organisaties die zich bezighoudt met het stimuleren en praktisch organiseren van carpoolen.
U hebt heel wat personeelsleden die vanuit de meer perifere provincies komen: West-Vlaanderen en Limburg. Die mensen, zeker uit Limburg, zijn vaak gedwongen om met de wagen te komen omdat je daar minder aanbod hebt aan openbaar vervoer. Dan zou het complementariteit creëren als je het woon-werkverkeer op basis van het carpoolen ook financieel zou ondersteunen.
Nog beter zou zijn wat Nederland al sinds jaar en dag doet, en dat is om meer gedeconcentreerd te gaan werken. In Nederland zijn heel wat centrale administraties ik denk aan telecom of aan pensioenen in de provinciesteden ondergebracht, verspreid over heel Nederland, waardoor overal een stuk overheidstewerkstelling wordt gecreëerd en op die manier de afstand naar overheidstewerkstelling voor iedereen redelijk wordt. Daarom verzoek ik om het carpoolen te stimuleren en financieel te ondersteunen in het kader van het woon-werkverkeer.
Mevrouw Smaers heeft het woord.
Voorzitter, ik ondersteun in eerste instantie de visie die de minister heeft op het vlak van mobiliteit van ambtenaren, die hij net heeft toegelicht. Aan de andere kant ondersteun ik ook de vraag van de heer Keulen. Voor ambtenaren die genoodzaakt zijn om met de wagen naar het werk te komen, zou het een hulp zijn in het kader van een duurzaam mobiliteitsbeleid dat Vlaanderen carpoolen ondersteunt en stimuleert. Ambtenaren zouden de mogelijkheid kunnen hebben om via de carpooldatabank van carpoolplaza elkaar te vinden om aan carpoolen te kunnen doen. Er zijn tal van initiatieven waar de Vlaamse overheid een voorbeeldrol in kan opnemen, net zoals heel wat lokale overheden. Ze kan haar ambtenaren die mogelijkheid geven aan carpoolen te doen, en zo duurzame mobiliteit stimuleren, ook voor degenen die gedwongen zijn om met de wagen te komen.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Voorzitter, het is gewenst om een debat te voeren over het carpoolbeleid. Daarom betreur ik het nogmaals, net zoals gisteren bij de vraag over de veiligheid van de tunnels, dat mijn vraag van 13 februari over het carpoolbeleid en de beleidsvisie van de regering aangaande het carpoolen, onontvankelijk werd verklaard. Vandaag kan naar aanleiding van een actuele vraag hier wel een debat over worden gevoerd. Het is niet leuk om telkens te moeten vaststellen dat een vraag onontvankelijk is en enkele weken later die vraag dan wel kan worden gesteld door een oud-minister. Maar goed, ik heb mijn punt gemaakt.
Ik ben absoluut voorstander van het carpoolen. Ik denk dat deze Vlaamse Regering wel inzet op carpoolen, maar blijkbaar is er nog een groot tekort aan infrastructuur. Verschillende carpoolparkings in Vlaanderen zijn dringend aan uitbreiding toe.
Ik richt me hier in het bijzonder tot minister Crevits. Carpooling behoort immers tot haar bevoegdheidsdomein. Het is belangrijk de veiligheid op de parkings te verhogen. Op die manier zouden ze nog meer voor carpooling kunnen worden gebruikt.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even repliceren op de opmerking van mevrouw Van den Eynde over vragen om uitleg die al dan niet onontvankelijk worden verklaard. We hebben de discussie over de carpoolparkings in de commissie al meermaals gevoerd. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief hebben we de visie van de minister besproken. We kunnen de discussie niet heropenen telkens er een nieuw element bijkomt. Die discussie is immers al vaak gevoerd.
Wat het carpoolbeleid van de Vlaamse overheid betreft, wil ik de suggestie van mevrouw Smaers ondersteunen. We moeten er alles aan doen om het overheidspersoneel te motiveren gebruik te maken van de carpooldatabank. Daar is nog een taak voor de minister weggelegd. Hij moet dit bij de ambtenaren bekendmaken. Op die manier kan hij een duurzame mobiliteit stimuleren.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, ik ben geen verkeersdeskundige. Ik hoef dat ook niet te zijn om te zien dat Vlaanderen niet enkel vol rijdt met lege bussen, maar ook met lege autos. De verkeersoverlast moet gedeeltelijk door middel van carpooling worden weggewerkt. De heer Keulen heeft dan ook perfect gelijk wanneer hij deze actuele vraag stelt.
Mevrouw Van den Eynde richt zich echter tot minister Crevits. Ik heb een tijdje in Los Angeles verbleven. Daar is op de snelweg een rijstrook volledig voor carpoolers voorbehouden. Dit betekent dat zij, in tegenstelling tot de mensen die de wagen alleen gebruiken, heel vlot kunnen rijden. Enkel door de carpoolers een sterke incentive te geven, zullen we dit gebruik bij de Vlaamse weggebruikers zien verbreiden. Ik ben het er dan ook mee eens dat de sleutel bij minister Crevits ligt. Minister Bourgeois mag natuurlijk zijn best doen. De sleutel voor de stimulering van carpooling ligt echter bij de reglementering met betrekking tot onze verkeersinfrastructuur.
Ik laat het uiteraard aan minister Crevits over te gepasten tijde een antwoord te geven met betrekking tot de suggesties die haar beleid betreffen. De aanleg van parkings of de reservatie van rijstroken vallen niet onder mijn bevoegdheden. Ik ga daar niet op in.
Ik wil enkel opmerken dat we ons beleid niet zullen veranderen. We voeren een succesvol beleid. Onze medewerkers maken voor het woon-werkverkeer in grote mate gebruik van het openbaar vervoer.
Ik heb er geen probleem mee dat bepaalde mensen recht hebben op een tegemoetkoming om met de wagen te komen. Het gaat niet om veel mensen. Het criterium is immers niet de woonplaats. Het maakt niet uit of iemand in Limburg, de Westhoek of Halle woont. De vraag is of de werkplaats met het openbaar vervoer bereikbaar is. Het is mogelijk dat iemand s nachts moet werken. Het is mogelijk dat er geen openbaar vervoer is of dat een werkplaats moeilijk te bereiken is. In die gevallen komt de werknemer in aanmerking voor een vergoeding. Indien ze medereizigers naar de werkplaats meenemen, krijgen ze ook een bijkomende vergoeding van ongeveer 16 eurocent.
Het gaat niet om veel mensen. Het kunnen er trouwens niet veel zijn. De reden is eenvoudig. We stellen veel mensen in Brussel te werk. Ik schat dat 90 procent of meer van de mensen die naar Brussel komen dat met de trein, de bus of de tram doen. Indien we decentraliseren, gebruiken we hiervoor onze Vlaamse administratieve centra (VACs). De VACs zijn per definitie rond de stations gecentraliseerd. In Brugge en in Gent liggen ze als het ware in het station. In Leuven is dat eigenlijk ook het geval. De mensen komen massaal met het openbaar vervoer.
Ik heb er geen probleem mee de mensen die toch met de wagen komen op de carpoolmogelijkheden te wijzen. Dit kan enkel sensibiliserend werken. We kunnen enkel hopen dat een aantal mensen hier gebruik van zullen maken.
In de schriftelijke vraagstelling die ik heb ontvangen, suggereert de heer Keulen de arbeidstijd minder flexibel in te richten. Ik zal dat niet doen. Het gaat hier om een verworven recht. We werken met stamtijden en glijdende werkuren. Dit draagt bij tot de kwaliteit van het werken bij de Vlaamse overheid en de goede verhouding tussen arbeid en gezin. We zullen dat niet doen. De mensen die samen willen rijden, moeten dit zelf op hun arbeidstijden afstemmen.
Minister, u mag de reistijd van sommige collegas toch niet onderschatten. Zelf woon ik in Lanaken. Dat betekent eerst een rit van drie kwartier naar Hasselt en dan minstens een uur op de trein. Dat is een verplaatsing van bijna twee uur, zogezegd met het openbaar vervoer.
Als u er toch van overtuigd bent dat het over een kleine restgroep gaat, waarom kan het dan niet worden bekeken? Ik proef toch enige sympathie, en ik zeg het heel neutraal om er geen meerderheid-oppositiespel van te maken, bij de dames Smaers en Lies Jans. Ik weet intussen dat u het carpoolen in het kader van dienstreizen wel financieel ondersteunt, dat kan wel.
In afwachting van het ideale moeten we inderdaad streven naar het haalbare, en promotie voeren voor initiatieven zoals carpoolplaza en andere organisaties die én het carpoolen promoten én het praktisch helpen organiseren. Laat die kans alleszins niet liggen.
De actuele vraag is afgehandeld.
Mevrouw Van den Eynde, ik zal u persoonlijk het antwoord bezorgen op uw vraag waarom uw actuele vraag is afgewezen. Dat krijgt u trouwens altijd.