Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de aanpassing van het beleid inzake knelpuntberoepen
Verslag
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is interessant om vast te stellen dat we altijd in hetzelfde kringetje blijven draaien. De VDAB zegt dat van alle vacatures die binnenkomen, 50 procent voor knelpuntberoepen zijn. Als we verder kijken, stellen we vast dat van de totale massa er 22 procent overblijft die niet binnen de 90 dagen ingevuld raakt. Erger nog, er is zelfs 11 procent dat men niet binnen de 180 dagen ingevuld krijgt.
Als ik dan zie wat er allemaal gebeurd is en niet gebeurd is, is dit toch al een eerste vrij dramatische vaststelling in het licht van de werkloosheidscijfers, niet alleen in Vlaanderen maar ook in Wallonië en in Brussel. Dan rijst de vraag: hoe gaan we dit oplossen? Enerzijds is er de vraag van de markt. Ondanks het artikel en de titel ervan, werd er wel gesteld dat de knelpuntvacatures afnemen, maar als je verder grasduint in de cijfers, zie je dat de verhouding vandaag bijna één op vier is. Het was één op vijf. Nu zitten we aan meer dan 22 procent. Dat betekent dat bijna één op de vier vacatures zeer moeilijk ingevuld raakt.
Dat is de realiteit. Die vaststelling doen we al een tijdje. De huidige maatregelen zijn blijkbaar niet efficiënt genoeg, want we blijven in Vlaanderen met hetzelfde probleem zitten dat we de mensen onvoldoende aan het werk krijgen, in tegenstelling tot het aanbod.
U schudt neen, minister. Ik heb hier de studie bij mij liggen. Ik zie dat er zelfs 1,5 procent niet wordt ingevuld. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
U zegt slechts. Het is toch wel schrijnend dat in een land als Spanje, dat in moeilijkheden zit, één op twee jongeren werkloos is en de werkloosheidsuitkering in Spanje niet onbeperkt is in de tijd zoals in België. Minister, wat gaat u daaraan doen, wetende dat de werkloosheidscijfers zijn wat ze zijn en dat de markt nog altijd schreeuwt om mensen die jobs kunnen invullen van knelpuntvacatures?
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister, het knelpuntkarakter van de arbeidsmarkt wordt dikwijls sterk benadrukt, maar dat gebeurt dikwijls op een ongenuanceerde manier. De heer Sabbe vergelijkt heel graag het aantal vacatures, vooral van de knelpuntberoepen, met het aantal werkzoekenden, om daarna dwangmaatregelen te eisen ten aanzien van die werkzoekenden.
Het VDAB-rapport toont wel een ander beeld. Inderdaad, de helft van de vacatures zijn vacatures voor knelpuntberoepen. Dat is nog iets anders dan knelpuntvacatures. Als je het rapport goed leest, zie je dat een op vijf vacatures knelpuntvacatures zijn. Dat is wel een heel stuk minder dan die 50 procent. Daarom vraag ik me af of we ons beleid u doet al heel wat niet moeten aanpassen, en of we niet selectiever moeten omgaan met die lijst van knelpuntberoepen. Moeten we ons niet richten op die beroepen waar er echt heel veel knelpuntvacatures in zijn? Moeten we ook niet inzetten op de factor arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden? Dat ligt dan bij de werkgevers. Dat is een zeer belangrijke factor om van een beroep een knelpuntberoep te maken en om knelpuntvacatures te laten ontstaan.
We zetten heel sterk in op opleiding in de hoop dat er dan doorstroom komt. Dat is natuurlijk wel belangrijk. Maar moeten we ook niet meer de doorstroom zelf gaan organiseren en nog meer inspanningen doen ten aanzien van bijvoorbeeld werkplekleren?
Minister, gaat u het beleid enigszins aanpassen?
Minister Muyters heeft het woord.
Neen, ik ga mijn beleid niet aanpassen, uiteraard niet. Ik vind de visie die in de teksten staat, zeer goed. U haalt terecht aan dat er een verschil is tussen een vacature in een knelpuntberoep, 50 procent, of een knelpuntvacature, 22 procent. 1,5 procent wordt niet ingevuld. Dat is een dalende trend. Het is zo goed als in 2006. Maar de derde en belangrijkste conclusie is: we mogen ervan uitgaan dat de krapte op de arbeidsmarkt in de toekomst verder zal toenemen. Daarin ondersteun ik de vragen die zijn gesteld.
De grote vraag die u zich stelt, is of ik mijn beleid moet aanpassen. Ik dacht dat jullie in de commissie Werk waar jullie heel vaak aanwezig zijn, maar niet altijd want dat kan ook niet en dat begrijp ik heel goed gehoord hebben dat ik vanaf de eerste dag in 2009 een beleid voer om vraag en aanbod sterker op elkaar te doen aansluiten. De cijfers die jullie beiden citeren, zijn nota bene van 2010, maar dat wist u uiteraard. Vraag en aanbod bij knelpuntvacatures beter op elkaar laten aansluiten, doen we al vanaf 2009.
Er is het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP), een curatieve regeling die voor 12.395 bijkomende opleidingen in knelpuntberoepen heeft gezorgd. In veel gevallen zullen die geleid hebben naar het invullen van een knelpuntvacature.
Voor alternatieven van de jobkorting en het loopbaanakkoord zet ik volop in op een nieuwe filosofie rond arbeidsmarkt. Voor de werkgever betekent dit dat jobs die men nodig heeft en vooral talenten en competenties die men in een bedrijf nodig heeft, juist ingevuld worden. Voor de werknemer betekent dit dat de talenten en de competenties die de mensen hebben, juist ingezet worden. Bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) gebeurt dit via Mijn loopbaan en via Competent dat samen met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is opgezet. Er zijn, bijvoorbeeld in het loopbaanakkoord, hierrond ook concrete maatregelen opgenomen. Die loopbaanbegeleiding is nodig voor werkgevers, om hun businessplan te vertalen in talenten en competenties, maar ook voor werknemers om tot een persoonlijk ontwikkelingsplan te komen. Er zijn concrete maatregelen voor werkgevers om 50-plussers met een premie te kunnen aanwerven, in functie tot de afstand van die werknemer tot de arbeidsmarkt.
Mijnheer Watteeuw, u spreekt over niet meer werkervaring. Het gaat vooral om meer werkervaring. Zowel bij de jobkortingalternatieven als bij het loopbaanakkoord is volop ingezet op bijkomende individuele beroepsopleiding (IBO), op werkervaring voor mensen die langdurig werkloos zijn.
Al die maatregelen zijn dus genomen. Geeft dit anders kijken naar cijfers aanleiding tot een wijziging van het beleid? Voor mij blijft het antwoord neen. Waarom niet? Omdat we, als er zoveel vacatures voor knelpuntberoepen zijn, het ingezette beleid op basis van competenties en talenten, op basis van maatwerk en op basis van meer opleiding, verder zetten. Ik denk dat we hiermee op de juiste weg zijn. Ik had begrepen, zelfs van u beiden, dat u die visie die in de commissie is uiteengezet de laatste keer nog met Karel Van Eetvelt als voorzitter van de SERV ook door u werd onderschreven. U kunt dit natuurlijk weerleggen, als ik mij vergis.
Minister, het is niet dat we uw visie niet onderschrijven, maar we zien het niet in de praktijk. Dat is spijtig. N-VA predikt buiten het evangelie en iedereen gelooft het, maar in de praktijk gebeurt er niets. Er zijn 43.000 50-plussers die niet aan het werk zijn. Heel het activeringsbeleid van 45- tot 55-plussers gaat over 3000 mensen. Een kleine 40.000 mensen wordt dus gewoon ongemoeid gelaten. Ik heb het u al verschillende keren gezegd. De nieuwe instroom laat men ongemoeid. Dit kan niet op zon arbeidsmarkt.
Weet u wat het betekent voor een bedrijf om 180 dagen te moeten zoeken om 11 procent van de vacatures in te vullen? In dit land werken we maar 222 dagen per jaar. Het betekent dat men bijna een werkjaar lang nodig heeft om 11 procent van de vacatures in te vullen. Het is tijd dat we wakker worden.
Ik zal u in de commissie ook interpelleren over de aanmoedigingspremie voor niet-werken. U geeft nu meer dan 50 miljoen euro uit en een paar jaar geleden was dat 30 miljoen euro. U blijft ook met de N-VA mensen steunen en geld geven om niet te werken. Dit kan niet. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister, u zet gewoon te breed in. U hebt goede instrumenten, maar u zet te breed in. De lijst van knelpuntberoepen is veel te breed. Ik zal een voorbeeld geven over de opleidingen die heel belangrijk zijn in het beleid van de VDAB. De doelstelling is om 65 procent en het wordt 70 procent van de mensen te laten doorstromen na een opleiding.
Natuurlijk, als slechts 20 procent van de vacatures knelpuntvacatures zijn en als je een zeer brede lijst van knelpuntberoepen hebt waarbij de situatie eigenlijk beter is, is het op zich niet zo moeilijk om die 65 à 70 procent te halen. We moeten dus echt inzetten op die knelpuntberoepen waar er echt een probleem is en vooral op die knelpuntberoepen die essentieel zijn voor de samenleving en de economie.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik wil de vraag opentrekken naar alle vacatures. Ik verwijs naar een artikel dat gisteren in de krant is verschenen, over het feit dat op het industrieterrein van Plassendale, nabij Oostende, honderd vacatures niet ingevuld raken. Dat lijkt mij heel raar, omdat er in Oostende een werkloosheidsgraad is van 11 procent. Toch raken die vacatures niet ingevuld en vinden de bedrijven geen personeel. Nochtans gaat het hier over zowel laag- als hooggeschoolden.
Ik verwijs ook naar uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, waaruit bleek dat er 962 extreem langdurig werklozen zijn. Dat zijn mensen die meer dan 20 jaar werkloos zijn. Ik weet dat u samen met Fons Leroy van de VDAB al heel wat initiatieven genomen hebt, maar ik wil u toch vragen om nog een versnelling hoger te schakelen, om nog beter en efficiënter te kunnen inzetten om die vacatures zo snel mogelijk te kunnen invullen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Het is inderdaad nodig dat we een versnelling hoger schakelen. U wees er zelf al op, minister, dat de krapte op de arbeidsmarkt blijft toenemen en dat het moeilijk blijft om de vacatures in te vullen. Ik wil even verwijzen naar een actualiteitsmotie die wij namens onze fractie hebben ingediend in de plenaire vergadering van 5 oktober 2011. Daarin stelden we u specifiek de vraag om dringend werk te maken van een meerjarenactieplan voor de knelpuntenberoepen, met de invoering van een gedifferentieerd streefcijfer per groep van knelpuntenberoepen. Ik wil dat hierbij herhalen. Enerzijds focussen we opnieuw op de streefcijfers. Anderzijds wil ik u opnieuw vragen om dringend werk te maken van een aantal initiatieven om de bestaande arbeidsmarktreserve aan te spreken, opdat we de krapte op de arbeidsmarkt kunnen verkleinen.
Mevrouw Peeters, ik stel voor dat u ook de nodige vragen stelt aan de bevoegde ministers in de Federale Regering. Ook mevrouw Fournier kan dat doen. U weet welke bevoegdheden wij hebben met betrekking tot het activeringsbeleid. Een stok achter de deur hebben om werklozen ertoe aan te zetten om jobs te aanvaarden, moet op federaal niveau gebeuren.
Ik heb gezien dat er een aantal initiatieven zijn. De norm van vijfentwintig kilometer is bijvoorbeeld zestig kilometer geworden. Maar er zullen er wellicht nog betere genomen kunnen worden. Ik werk binnen de bevoegdheden die ik heb, en die zijn beperkt. Ik doe dat op een maximale manier. Ieder van u die bijkomende suggesties heeft binnen mijn bevoegdheidsdomein, is altijd welkom, zowel hier als in de commissie.
Mijnheer Sabbe, ik ben heel blij dat u mijn visie goed vindt. Ik heb mijn visie ook vertaald, maar u denkt dat we dat ook onmiddellijk in de cijfers kunnen zien. We doen dat samen met de sociale partners. Ik weet dat u niet veel respect hebt voor de sociale partners en dat u caos niet zo belangrijk vindt. (Opmerkingen van de heer Ivan Sabbe en van de heer Lode Vereeck)
Dat is geen persoonlijk feit, mijnheer Sabbe. De minister is aan het antwoorden. Als u een show wilt komen opvoeren, moet u dat ergens anders doen. Minister Muyters antwoordt, u kunt straks repliceren.
Mijnheer Vereeck, ik zag dat u de heer Sabbe van alles probeerde in te fluisteren. Blijkbaar was dat nodig. (Opmerkingen)
Ik wou gewoon uitleggen dat wij actie hebben ondernomen. (Opmerkingen van de heer Lode Vereeck)
Mijnheer Vereeck, alstublieft, minister Muyters heeft het woord, u niet. (Opmerkingen)
In elk geval, we hebben maatregelen genomen, en u weet dat. We hebben ze toegelicht in de commissie samen met de voorzitter van de SERV. De premie komt er vanaf 1 januari 2013. De activering tot 58 jaar gebeurt vanaf 1 juni 2012.
Het doet me echt plezier dat u zegt dat de visie juist zit. De vertaling is gebeurd. De resultaten zullen volgen. Zo werkt het. Een maatregel heeft niet morgen onmiddellijk effecten. U zit in het bedrijfsleven. U weet dat u binnen uw bedrijf mensen ook niet van de ene op de andere dag een opleiding kunt geven, waarmee u in uw bedrijf meteen de knelpunten opvult.
Dit is een langetermijnvisie, die we koppelen aan kortetermijnacties. Op die manier zoeken we een oplossing, al een hele tijd. Maar elk voorstel dat bijkomend effect kan hebben, zal ik met veel plezier in de commissie met u bespreken.
Voilà, mijnheer Sabbe, nu krijgt u de slotopmerking.
Minister, ik vind het een beetje laag dat u zegt dat ik caos niet respecteer. Ik ben 27 jaar ondernemer en ik heb in die 27 jaar nog nooit een bedrijfsstaking gehad. Dat zal zijn omdat ik akkoorden dus wel respecteer. Maar misschien steek ik in een onderhandeling mijn nek verder uit dan u, om een resultaat te bereiken. Dat is misschien een verschil. Als u zegt dat ik caos niet respecteer, mag u de sociale partners daar eens naar vragen, niet de minste in dit land. Ze zullen u bevestigen dat ik die respecteer, maar dat ik effectief aan de onderhandelingstafel een harde noot ben om te kraken. Daar ben ik ook fier op, want zo kom je tot resultaten.
Het is jammer dat we in het Vlaams Parlement de gelegenheid niet te baat hebben genomen om de heer Schröder uit te nodigen, die gisteren hier in Brussel is komen spreken. Uw collega sp.a-minister De Coninck was daar ook. Hij heeft duidelijk gezegd dat we mensen moeten helpen enkel en alleen op voorwaarde dat ze er alles aan doen om in het arbeidsproces te zijn ingeschakeld en zo hun kost te verdienen. Enkel dan is de overheid verantwoordelijk om de mensen te steunen. Dat zijn de woorden van de man die aan de basis ligt van het tweede wirtschaftswunder en van de grote Duitse locomotief die nu op volle toeren draait. Laat ons als klein Vlaams volk eens leren naar het positieve voorbeeld te kijken en niet te benchmarken met Wallonië en andere regios die aan de staart van onze maatschappij en van Europa bengelen. Ik dank u voor uw aandacht.
Minister, u vraagt suggesties. Ik doe er, op basis van de cijfers en het rapport van de VDAB, maar het eerste dat u meteen doet is die suggesties afwijzen. De cijfers van de VDAB zouden u ertoe moeten aanzetten na te denken of u goed bezig bent.
Ik denk dat we selectiever moeten omgaan met die knelpuntberoepen en dat we meer moeten inzetten op het leren op de werkplek. We hebben vroeger al vastgesteld dat te weinig bedrijven een echt competentiebeleid hebben of zelfs een opleidingsaanbod. Het is niet zo dat de werkzoekende na een opleiding noodzakelijk klaar is voor een job. Het is levenslang leren, en daarop moeten we inzetten. U zult een lichte aanpassing moeten doen aan uw beleid. U moet dat durven.
De actuele vragen zijn afgehandeld.