Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot aanvulling van de agenda
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Joris Van Hauthem bij motie van orde een voorstel gedaan tot aanvulling van de agenda met de motie van de heer Joris Van Hauthem betreffende een belangenconflict.
Collegas, artikel 18 van het reglement bepaalt dat de voorzitter oordeelt over de ontvankelijkheid van de zaken die bij het parlement aanhangig worden gemaakt, tenzij dat anders is bepaald. Ik verwijs onder andere naar artikel 61 inzake voorstellen van decreet.
Uiteraard heb ik intern aan de juridische dienst een advies gevraagd over deze materie. Ik zal u dat voorlezen. De bedoeling is om de motie onontvankelijk te verklaren. Waarom?
De Grondwet bepaalt dat de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie hun respectieve bevoegdheden moeten uitoefenen met inachtneming van de federale loyauteit (art. 143, §1 Gw.). De federale en deelstatelijke wetgevers en regeringen worden geacht binnen de uitoefening van hun bevoegdheden elkaars respectieve belangen te respecteren.
De Grondwet heeft aan de Senaat de bevoegdheid toegekend om bij wege van gemotiveerd advies uitspraak te doen over de belangenconflicten tussen de vergaderingen die wetgevend optreden bij wege van wet, decreet of de in artikel 134 bedoelde regel (art. 143, §2 Gw.). De Grondwet viseert alleen de belangenconflicten tussen vergaderingen die wetgevend optreden (bij wet, decreet of ordonnantie). Tegen initiatieven van vergaderingen die grondwetgevend optreden, kunnen geen belangenconflicten worden ingeroepen. Dit blijkt overigens ook uit de wettelijke regeling die in uitvoering van art. 143 Gw. de behandeling van belangenconflicten regelt. Art. 32. § 1bis, eerste lid Gew. W. 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen somt de federale wetgevende initiatieven op waartegen een deelstaatparlement een belangenconflict kan inroepen (d.w.z. de schorsing van de wetgevende procedure kan vragen): een wetsontwerp, een wetsvoorstel of een amendement op deze ontwerpen of voorstellen. Voorstellen van herziening van de Grondwet kunnen niet het voorwerp zijn van een belangenconflict.
Deze interpretatie vindt bevestiging in de rechtsleer: Voorstellen van verklaring tot herziening van de Grondwet en voorstellen van herziening van de Grondwet blijven buiten het toepassingsgebied van de belangenconflictenregeling. Die voorstellen kunnen immers niet worden gelijkgesteld met voorstellen of ontwerpen van wet. (G. VAN DER BIESEN, De voorkoming en regeling van belangenconflicten tussen wetgevende vergaderingen, in ( ) Parlementair recht. Commentaar en teksten, ( ). Enigszins vergelijkbaar is de houding van de Raad van State ten aanzien van zijn adviesbevoegdheid inzake voorstellen tot herziening van de Grondwet. De Raad van State acht zich daartoe niet bevoegd op grond van de overweging dat dergelijke voorstellen niet kunnen worden gelijkgeschakeld met ontwerpen en voorstellen van wet in de zin van art. 2 Gecoörd. W.RvS ( ).
Tot slot: de juridische dienst heeft weet van één precedent waarbij in het Vlaams Parlement een motie van belangenconflict werd ingediend die betrekking had op een voorstel tot herziening van de Grondwet ( ). Ik verwijs daarvoor naar de Handelingen van de plenaire vergadering van 11 juni 1997. Dat werd als volgt behandeld ik zie toch een verschil in stijl bij voorzitters. De voorzitter zegt: Door de heren Van Nieuwenhuysen en Van Hauthem werd een motie ingediend inzake een belangenconflict, waarvoor de heer Van Hauthem gisteren bij ordemotie om de spoedbehandeling verzocht. Ik heb hierover grondwetspecialisten geraadpleegd. Daaruit blijkt dat de motie onontvankelijk is. Voor de duidelijkheid, ik citeer uit 1997.
Er is dus één precedent wat dat betreft, en ik stel aan de vergadering voor om deze motie betreffende een belangenconflict onontvankelijk te verklaren.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, u verwijst ten eerste naar artikel 18 van het Reglement, waar de voorzitter kan oordelen over de ontvankelijkheid van zaken die bij het parlement aanhangig worden gemaakt, tenzij dat anders is bepaald. Dat haalt u in.
Ten tweede verwijst u naar artikel 61 van het Reglement, waar u voorstellen van decreet onontvankelijk kunt verklaren, maar waar u na betekening van die ontvankelijkheid eventueel het Uitgebreid Bureau kunt raadplegen, en nadien kunt u de plenaire vergadering consulteren, indien de indiener dat wil. In het hoofdstuk van het Reglement over een motie betreffende een belangenconflict staat er niets over al of niet ontvankelijkheid.
Dus het gaat hier over een interpretatie van het reglement. Wie moet dan over de ontvankelijkheid of onontvankelijkheid oordelen? Ik denk dat dat de plenaire vergadering moet zijn. Indien dat zo is, voorzitter, en indien u het daarmee eens bent, zou ik een schorsing van de vergadering willen vragen, en vragen dat men de motie zelf aan de leden bezorgt zonder dat dat een precedent is op de ontvankelijkheid , plus het advies van de juridische dienst. Want over het advies van de juridische dienst heb ik wel een en ander te vertellen.
Maar ik vraag dus een schorsing van de vergadering. Ik vraag dat iedereen de tekst krijgt, zowel van de motie als van het advies van de juridische dienst, zodat we hier met kennis van zaken over de ontvankelijkheid het gaat alleen over de ontvankelijkheid voorlopig zouden kunnen oordelen.
Mijnheer Van Hauthem, met alle respect, maar ik heb gezegd als voorzitter. U zegt: Ik kan. U verwijst naar artikel 18 dat zegt: U kunt de ontvankelijkheid ( ). Nee, in artikel 18 van het Reglement staat heel duidelijk: De voorzitter oordeelt over de ontvankelijkheid van de zaken. Het is dus niet van kunnen, nee, ik oordeel erover. In dit geval oordeel ik dat dit onontvankelijk is. Ik stel dus voor aan het parlement ( ) (Opmerkingen van de heer Johan Deckmyn)
Mijnheer Deckmyn, als u graag het woord wilt hebben, dan krijgt u het woord, maar het woord dictator vind ik totaal misplaatst. Ik stel voor dat u dat woord nu intrekt. Ik hoef me door u niet te laten vertellen dat ik een dictator ben.
Goed, dan leg ik de stemming over de al of niet ontvankelijkheid voor. Als ik een dictator ben, dan zal ik me als een dictator gedragen. (Rumoer)
Voorzitter, dat zijn mijn woorden niet. Ik heb een voorstel gedaan. Voorzitter, als u wilt luisteren. Een schorsing is van rechtswege. Ik vraag hoe dan ook een schorsing. Als u nadien weigert de tekst van de motie betreffende het belangenconflict en het advies van de juridische dienst van dit huis rond te delen, dan is dat uw eigen verantwoordelijkheid. Maar dan behoud ik me het recht voor om hier straks het woord te nemen.
Voorzitter, u stelt dat u over de ontvankelijkheid oordeelt. Dat klopt niet. Door dit aan het Vlaams Parlement voor te leggen, hebt u die bevoegdheid in feite al afgelegd. Als u dat doet en daar ben ik u dankbaar voor , dan mogen we daar op zijn minst over debatteren. Hoe dan ook vraag ik van rechtswege een schorsing van de vergadering.
Mijnheer Van Hauthem, hoe lang wenst u te schorsen?
Een kwartier.
Oké, dan schorsen we een kwartier.