Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het onderzoek van de KU Leuven naar de gevolgen van zittenblijven
Verslag
Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de problematiek van zittenblijven is niet van vandaag. We hebben het er al verschillende keren over gehad in het parlement en in de commissie. U hebt op een schriftelijke vraag van mij geantwoord dat u een onderzoek zou laten doen. Dat is er inmiddels, in het voorjaar 2012. Ik vermoed dat het onderzoek dat nu naar buiten gekomen is, in uw opdracht is gemaakt.
Het onderzoek is nog maar heel recent en we hebben het nog niet volledig kunnen lezen, maar in de pers zijn al een aantal conclusies ervan naar buiten gekomen. Een van de conclusies is dat de schoolresultaten bij zittenblijven op lange termijn niet verbeteren, zoals men aanvankelijk dacht, uitgezonderd in het bisjaar, waar de schoolresultaten wel verbeteren.
Een tweede conclusie is dat het aantal zittenblijvers in het Vlaams onderwijs hoog is. In het lager onderwijs is dat 2,33 procent, in het secundair onderwijs is dat 5,36 procent. Daardoor heeft 27 procent van de leerlingen in het tweede jaar secundair onderwijs een of meerdere jaren schoolachterstand.
De beslissing om kinderen in het secundair onderwijs een jaar te laten zittenblijven, is de volledige bevoegdheid van de scholen zelf. De ouders hebben daar weinig impact op.
Minister, welke beleidsaanbevelingen zult u formuleren? Acht u ze wenselijk en haalbaar? Hoe gaat u de scholen en de ouders, die ook betrokken partij zijn, op de hoogte brengen van de aanbevelingen die u gaat formuleren?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Zittenblijven is geen goede zaak. Dat blijkt niet alleen uit het meest recente onderzoek, minister, maar ook uit tal van andere internationale onderzoeken. Verschillende lidstaten van de Europese Unie laten de leerlingen nooit zittenblijven, zeker niet in de lagere school.
Zoals mevrouw Pehlivan daarnet duidelijk aangaf, zijn er behoorlijk wat leerlingen die een jaartje moeten overdoen.
Dat gebeurt in die mate dat een op drie leerlingen bij de aanvang van het middelbaar onderwijs al een of meerdere jaren achterstand heeft opgelopen. Dat is bijzonder veel. Dat heeft een grote impact op de motivatie, het leren zelf, het sociaal gedrag en het welbevinden op school. Dat zorgt niet voor winst, noch op cognitief vlak, noch op sociaal vlak, integendeel. De winst die zij in de lagere school kunnen maken, wordt enkele jaren later kwijtgespeeld, en wordt soms zelfs in een achterstand omgezet. Dat doet de vraag rijzen of zittenblijven niet beter gewoon wordt afgeschaft, en dan zeker in het lager onderwijs. Afschaffen kan natuurlijk niet zomaar. Er moeten remedies worden aangereikt. Een tijdje gelden stelde ik u een schriftelijke vraag over schoolse achterstand en leerachterstand. Wij stellen vast dat veel kinderen leerachterstand niet snel wegwerken, vandaar dat het beter is te remediëren dan zittenblijven toe te staan.
Wat wilt u ondernemen? Bent u van plan om de adviezen vervat in de studies ter harte te nemen?
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik heb in de commissie aangekondigd dat ik een rapport heb besteld, en dat het één jaar zou duren vooraleer het er zou zijn. Vier of vijf dagen gelden is mij dat rapport overhandigd. Ik heb het al eens snel doorgenomen. Ik heb ook de commentaren van de administratie gekregen. Ik heb mijn medewerkers gevraagd om dat rapport kritisch maar constructief te bekijken. Ik heb ook gevraagd om op basis van het rapport een ontwerp van actieplan voor te stellen. Dat zou dan eventueel tot het treffen van beleidsmaatregelen kunnen leiden.
Ik vind het een beetje voorbarig om een rapport dat ik nog niet grondig heb kunnen doornemen, nu al van allerlei commentaren te voorzien. U weet dat wij zelf dat rapport hebben gevraagd: een rapport op basis van bestaande onderzoekingen, beschikbare data en een vergelijking met de toestand in Zweden. Er worden daarin aanbevelingen geformuleerd inzake teamwerking in scholen, het ondersteunen van zwakke leerlingen en het problematiseren van het zittenblijven in de scholen. Het blijkt immers dat zittenblijven in de Vlaamse schoolcultuur als positief wordt ervaren, dat blijkt duidelijk uit het rapport, en een van de beleidsaanbevelingen is dan het zittenblijven bij leraren en directies als een probleem aan te kaarten.
Ik heb dus gevraagd om dat rapport heel praktisch te bekijken: hoe kunnen wij die aanbevelingen vertalen in een concreet beleid? Wij hebben de administratie gevraagd een voorstel te formuleren.
Een aantal gedane aanbevelingen zullen wij integreren in de hervorming van het secundair onderwijs. Dat is evident. Een en ander kan ook worden geïntegreerd in de dringende maatregelen die wij moeten nemen voor kinderen met een beperking. Dat kan ook in de schoolloopbaanbegeleiding. Ook bij de behandeling van de grotere dossiers zullen wij met de aanbevelingen rekening houden. Voor de concrete, kleinere stappen die door de scholen, de schoolgemeenschappen, de koepels en eventueel het departement of de agentschappen moeten worden gezet, wacht ik op het ontwerp van actieplan. Zoals ik dat altijd doe, zal ik dat document aan het parlement overmaken. Ik ben ervan overtuigd dat wij dan in de commissie daarover een grondiger debat kunnen voeren.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat u een actieplan aankondigt. Dat betekent dat wij concreet zullen kunnen ingaan op de aanbevelingen van de onderzoekers. Ik wil toch benadrukken dat een hoog percentage zittenblijvers uit kansarme buurten komt. In het onderzoek wordt niet gepeild naar het welbevinden van de kinderen, maar uit andere onderzoekingen blijkt dat niet de scholen maar de kinderen zelf zittenblijven als zeer negatief ervaren. Zittenblijvers worden gepest.
Het heeft dus eerder een negatief dan een positief effect op hun schoolresultaten. Er moet een alternatief worden geformuleerd. Daarop kunnen we dieper en gedetailleerder ingaan in de commissie Onderwijs. We moeten ook rekening houden met diversiteit en differentiatie in het onderwijs. De hervormingen van het lager onderwijs en het secundair onderwijs kunnen daarbij helpen.
Minister, dank u voor uw antwoord. Er komt een actieplan.
Nee nee, ik heb gezegd dat ik dat zal bekijken.
Ik hoop dat er een actieplan komt. Als u daarover spreekt, doet u ons daar een beetje naar verlangen. De problematiek is intussen ook duidelijk voor u. Als zittenblijven weinig of geen positieve effecten heeft, hoop ik dat u uw verantwoordelijkheid neemt. Zoals mevrouw Pehlivan zegt, zijn er andere problemen die ervoor zorgen dat kinderen leerachterstand hebben. Die moeten doeltreffend worden aangepakt.
Je ziet in het secundair onderwijs ook vaak dat een leerling het jaar opnieuw moet doen, niet omdat men denkt dat dat die leerling gelukkiger zal maken, maar eerder als straf, omdat die zijn best niet doet. Ik pleit ervoor dat men andere methodes zoekt om leerlingen te motiveren in plaats van het zittenblijven, dat op de koop toe demotiverend werkt. De kers op de taart is, minister: als u het zittenblijven kunt elimineren, spaart u geweldig veel centen uit.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, zittenblijven in het lager onderwijs of een C-attest in het secundair onderwijs is altijd een jammerlijke zaak. Dat is voor niemand prettig. We zijn er allemaal van overtuigd dat dat zo veel mogelijk moet worden vermeden. Ik ben er ook van overtuigd dat onze leerkrachten ernaar streven om zo veel mogelijk leerlingen te laten overgaan.
Uit het onderzoek blijkt ook dat in Zweden kinderen niet worden vergeleken met een norm, maar met een evolutie. In ons schoolsysteem, als die evolutie op een bepaald moment niet voldoet, laten leerkrachten leerlingen een jaar opnieuw doen, omdat ze ervan overtuigd zijn dat die de capaciteiten heeft om die leerstof te verwerken.
Ik lees ook in het artikel dat we al gekregen hebben, de studie nog niet dat een van de redenen taalachterstand zou zijn. Daardoor zouden leerlingen leerstof niet kunnen verwerken, wat ze wel zouden kunnen als die taalachterstand er niet zou zijn. Minister, dat is een suggestie om die taalachterstand te screenen, op te volgen en te remediëren. Mevrouw Pehlivan heeft er ook naar verwezen. Er moet zeker ook aandacht worden besteed aan de ouders en aan hun verantwoordelijkheid in de schoolloopbaan van hun kinderen.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, in de aanpak wil ik vragen om niet zozeer te kijken naar het secundair onderwijs. Het is belangrijk dat we dat meenemen in de hervorming van het secundair onderwijs, maar de problematiek rijst al in grote mate in het lager onderwijs. Zelfs daar formuleren wij eindtermen die bereikt moeten zijn aan het einde van de lagere school. De mensen hebben zes jaar om met het kind te werken om die eindtermen zo maximaal mogelijk te behalen. Het is dus zeer verwonderlijk dat er nogal veel wordt gekozen voor het opnieuw laten doen van een volledig jaar, terwijl het niet verplicht is om in een jaarklassensysteem te werken. We stellen vast dat het heel moeilijk is om daarvan af te wijken binnen het basisonderwijs.
De moeilijke discussie is: waar grijpen wij als overheid in en waar niet? Het gaat vaak over methodieken. Moeten we de vrijheid van onderwijs daarin niet respecteren? Ik wil vragen om daarover te waken en het onderwijsveld voldoende ruimte te geven, ook bij de dringende maatregelen. We kunnen wel formuleren wat wij verwachten, maar niet hoe dat moet worden aangepakt.
Mevrouw Helsen, u maakt twee terechte opmerkingen. Het begint inderdaad in het basisonderwijs. Het klopt dat die eindtermen op het einde bereikt moeten worden. Het klopt ook dat het probleem vooral daar zit. Het kan ook later komen, hoewel het dan anders is, met de attesten die gegeven kunnen worden. U maakt een terecht punt dat we daarop moeten letten.
Ten tweede gaat het inderdaad over een methodiek. Dat is een keuze die tot de vrijheid van onderwijs behoort. Het is voor de overheid niet gemakkelijk om bijvoorbeeld een verbod op zittenblijven in te stellen.
De oefening die mevrouw Brusseel doet, waarbij het ook geld zou kunnen opbrengen, kan wel een theoretische oefening zijn, maar de onderzoekers zeggen net dat je, om het te voorkomen, veel meer aan individuele begeleiding van leerlingen moet doen, wat natuurlijk ook weer geld kost. U moet dus een beetje opletten met zulke rudimentaire berekeningen, mevrouw Brusseel.
Ik ben het eens met de opmerkingen ten gronde. Het gaat om de vrijheid van onderwijs. Ik heb aan de administratie gevraagd of er uit die beleidsaanbevelingen acties kunnen komen en zo ja welke, tot wie we die moeten richten en wat de rol van de overheid daarin is. Ik ben me daar dus heel goed van bewust. We zullen dat sowieso samen met de onderwijsverstrekkers moeten opnemen. We kunnen het debat voortzetten in de commissie. Dan kunnen we ook het eventuele actieplan aanpassen.
Minister, ik ben het eens met wat mevrouw Helsen zegt en met uw reactie daarop, maar wij kunnen vanuit de Vlaamse overheid toch niet toekijken hoe scholen bepaalde problemen pedagogisch aanpakken, als er wetenschappelijk onderzoek is dat zegt dat zittenblijven geen enkel positief aspect en zelfs een negatieve invloed heeft op de schoolresultaten. Wij kunnen hier niet het pedagogische project van de scholen opmaken, maar we kunnen wel een duidelijk signaal geven aan de scholen en de onderwijsverstrekkers dat wetenschappelijk onderzoek dat heeft aangetoond.
Het is onze verantwoordelijkheid dat zo weinig mogelijk kinderen blijven zitten. Dat betekent niet dat de lat lager moet worden gelegd, maar er kan wel op een andere manier worden gewerkt. Ik kijk uit naar uw actieplan.
Minister, ik ben het eens met mevrouw Pehlivan.
Wij hebben geen rudimentaire berekening gemaakt. Als we zien hoeveel zittenblijvers er in Vlaanderen zijn en wat het u als besparing zou kunnen opleveren, hebt u een heel mooi budget over. Als die individuele begeleiding van kinderen in de lagere school dan moet worden versterkt, weet ik niet of u daar wel zulke immense budgetten voor nodig hebt. U moet ook oog hebben voor de methodiek die eventueel wordt aangepast voor specifieke problemen. Het hoeft niet altijd meer centen te kosten. Dat zegt u zelf ook.
Laten we ook eens kijken naar de maatschappelijke kost van het zittenblijven. Er is een grote groep die zoveel schoolse achterstand oploopt dat ze de school verlaat zonder diploma. De maatschappelijke kost daarvan is immens. Daarom doe je een goede besparing als je investeert in elke leerling en het zittenblijven kunt elimineren.
De actuele vragen zijn afgehandeld.