Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, deze vraag doet u waarschijnlijk denken aan uw verleden als topambtenaar.
Zelf was ik en wellicht ik niet alleen geprikkeld door een fris, origineel voorstel van de top van de federale administratie. Die mensen stellen voor om de besparingen van de komende twee jaar in één jaar realiseren. Het gaat over een bedrag van 100 miljoen euro. In ruil vragen zij dat 25 miljoen euro wordt teruggegeven om de administratie te moderniseren, wat op zijn beurt zou leiden tot een jaarlijks weerkerende besparing van 15 miljoen euro.
Crisissen zijn uitdagingen. Het is een gevleugelde uitspraak van André Leysen. De federale topambtenaren beseffen in elk geval heel goed dat iedereen inspanningen moet leveren. Iedereen moet de broeksriem aanhalen. Dit geldt ook voor de administratie.
De minister staat zelf aan de vooravond van een grote besparingsoperatie. We zullen het er tijdens deze actuelevragenronde nog over hebben. We moeten meer dan 500 miljoen euro vinden.
De federale administratie, die ondertussen al meer besparingsrondes dan de Vlaamse administratie achter de rug heeft, heeft laten weten dat er nog wat rek op zit. Is de Vlaamse minister van Ambtenarenzaken bereid dit federaal denkspoor te volgen?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, ik hoef dat denkspoor niet te volgen. Ik behoor niet tot de mensen die vinden dat we, wat we zelf doen, beter doen. Vlaanderen is wel al heel lang een voorloper op het vlak van de autonomie en de responsabilisering van de leidende ambtenaren. Dat is al sinds 1996 het geval. In 2006 hebben we dat door middel van een heel groot delegatiebesluit versterkt. Onze leidende ambtenaren hebben autonomie met betrekking tot personeel, organogram, overheidsopdrachten, consultancy, communicatie en dergelijke.
Het heeft me verrast dat de federale overheid een gedeelte van het gerecupereerde geld zou willen gebruiken om het apparaat te moderniseren. Dit geld zou onder meer worden gebruikt om te voorzien in gemeenschappelijke servers en telefonie. Wij doen dat al jaren. Dit geldt ook voor Skype, wat in de pers ook als voorbeeld is aangehaald.
Indien de heer Keulen dan toch op verrassingen uit is, kan ik hem aangenaam verrassen met de prestaties van onze civil servants. We zijn daarmee evenwel niet naar de pers gestapt. We hebben beslist om recurrent grote besparingen door te voeren. De besparingen op het overheidsapparaat bedragen 7,5 procent. De besparingen op het personeel bedragen 4 procent. De besparingen op consultancy en communicatie bedragen 30 procent. Vanaf 2011 gaat het recurrent om 217 miljoen euro. We hebben besloten dat tegen 2014 nog eens 50 miljoen euro meer moet worden bespaard en dat het aantal koppen met 5 procent moet dalen.
Op 26 januari 2012 hebben onze ambtenaren ons laten weten dat een vijfde van de entiteiten van onze beleidsdomeinen die 5 procent al heeft bereikt. We hebben al 60 procent van de inkrimping van het aantal koppen kunnen doorvoeren. De ambtenaren zijn erin geslaagd de Vlaamse Regering, die met belangrijke budgettaire inspanningen wordt geconfronteerd, te verrassen. De ambtenaren kunnen in 2012 bovenop de besparingen een supplementaire bijdrage van 20 miljoen euro leveren. Dit loopt voor op het tijdspad. Die mensen hebben hun autonomie gebruikt en hebben veel verantwoordelijkheidszin aan de dag gelegd. Ze zijn hiermee niet naar de pers gestapt. Ze hebben ons dat op 26 januari 2012 laten weten. De Vlaamse Regering heeft dit aanvaard in grote dankbaarheid en met respect voor wat die mensen presteren.
Ik wil opnieuw even op de actualiteit inpikken. Ik heb vandaag in de krant gelezen dat drie op tien werkenden in de Belgische federatie voor de overheid werken. In onze buurlanden, ook beschaafde landen met een verzorgingsstaat, is dat duidelijk minder.
We moeten het met minder ambtenaren doen. Niet enkel omdat dit kan, maar ook om loonlasten uit te sparen. Het is nodig te besparen. Een andere reden is dat we op die manier de samenleving weer wat dynamiek kunnen verschaffen. Ik baseer me op mijn eigen ervaringen als burgemeester. De federale ambtenaren, die numeriek met minder zijn, laten de lokale functionaris meer met rust. Ze kunnen enkel de hoofdlijnen volgen. Dit zorgt voor een zekere dynamiek. De Vlaamse overheid heeft voor elk probleem en voor elk dossier een specifieke ambtenaar die de tijd en de ruimte heeft om alles tot en met op te volgen. Hierdoor worden we in een administratief-juridisch keurslijf gedrongen.
Er zullen inspanningen worden geleverd. Het is nog de vraag of alles ook zal worden uitgevoerd. Op dat vlak geef ik de minister het voordeel van de twijfel. We zullen dat op het einde van de legislatuur zien. Er is alleszins nog ruimte om het met minder ambtenaren te doen. Dit is niet enkel budgettair nodig. We kunnen op die manier ook wat ruimte bieden en niet alles door de bureaucratie laten verstikken.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, als we zelf mogen beslissen, besparen we meer en beter, zeggen de federale topambtenaren. Minister, zoals u zegt, is dat een uitgangspunt dat perfect aansluit bij beter bestuurlijk beleid. Het is een filosofie die in dat verlengde ligt, namelijk het responsabiliseren van de leidende ambtenaren.
Wat me ook opviel bij uw federale ambtsgenoot voor ambtenarenzaken is dat hij sprak over spectaculair, beter dan verhoopt en zelfs nooit gezien. Dan stel ik me de vraag of u het de moeite vindt om de details van wat federaal wordt voorgesteld, te bekijken en te zien of we daar eventueel een aantal best practices uit kunnen overnemen, niettegenstaande de inspanningen die Vlaanderen al heeft gedaan.
De heer Dehandschutter heeft het woord.
Voorzitter, het antwoord van de minister is duidelijk. Wat de federale topambtenaren hebben verklaard, heeft mij niet direct verrast. Ik heb het genoegen gehad enkele maanden geleden om de heer Van Massenhove persoonlijk aan het woord te horen. De ideeën die hij toen lanceerde, hebben blijkbaar ingang gekregen bij zijn collegas. Ik stel vast dat de Vlaamse Regering en deze Vlaams minister wat op federaal vlak nog wordt nagestreefd, al in de praktijk brengt: minder ambtenaren, efficiënter werken, beter betaald. Onze minister levert wat dat betreft voorbeeldwerk.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, vandaag wordt in De Standaard aangegeven dat het gemiddelde overheidsapparaat de voorbije jaren met 13 tot 14 procent is gestegen. Het is waar wat u zegt: het Vlaams ambtenarenapparaat is vrij modern. Wat mij het meest frappeert, is dat het gemeentelijke ambtenarenkorps ongeveer met een kwart is gestegen. We zijn met velen pleitbezorgers van het belang van het lokale bestuur en het lokale apparaat. Laat me echter ook eens zeggen dat het lokale niveau nog veel kan moderniseren en ook in omvang wat kan worden afgebouwd. Er kunnen meer taken bij komen, maar deze groei is toch ook niet houdbaar op termijn.
Mijnheer Keulen, wat betreft de vermindering van ons ambtenarenapparaat hebt u uiteraard een punt. We zijn daar ook mee bezig. Dit is de eerste Vlaamse Regering die er ook stelselmatig werk van maakt. We zitten op schema. We hebben de kredieten verminderd met 4 procent. We hebben gezegd dat dat zal leiden tot een vermindering van het personeelsbestand. Dat klopt ook, aangezien we op 1 januari 2012, vooraleer we de 5 procentnorm hebben ingevoerd en de supplementaire 50 miljoen, al van onze ambtenaren bericht krijgen dat zij al ongeveer 60 procent van die inspanning hebben gedaan en dat ze supplementair een bijdrage kunnen leveren aan de algemene middelen.
We moeten daar uiteraard mee doorgaan. Dit is een algemeen punt. Wat De Standaard uitbrengt, leeft in heel Europa. Je moet een sterke overheid hebben, maar dat betekent niet een grote overheid. Dat betekent een overheid die slagkrachtig is en die met niet al te veel mensen haar taken vervult. Ik denk dat we daar op dit ogenblik goed mee bezig zijn.
Mijnheer De Loor, u vraagt naar de best practices. Ik was niet verrast door wat ik las. Ik heb het interview met de heer Van Massenhove gehoord en ook wat de andere topambtenaren op tv hebben gezegd over wat men zal doen met die bijkomende besparingen. Ik begreep dat de federale overheid zegt dat ze 50 miljoen bespaart. De ambtenaren hebben gezegd dat ze daar 100 van gaan maken. Men doet er dus 50 bij en men neemt er 25 terug om het apparaat te moderniseren. Wat ik las over die modernisering, is wat wij doen in Vlaanderen. We hebben nu als laatste stap gezet dat we een gezamenlijk telefoniecontract aanbieden, ook aan de lokale besturen, mijnheer Caron, precies om te kunnen genieten van de schaalvoordelen.
Uiteraard zijn wij bereid, als dat pas geeft, om te luisteren en te leren van elkaar. Ik kan u zeggen, collega, dat wij de inspanning doen om ons apparaat te verkleinen, terwijl wij tegelijkertijd een inspanning leveren om de mensen langer aan het werk te houden. We voeren een leeftijdsbewust personeelsbeleid. We zeggen niet aan mensen op hun 60 jaar: u bent pensioengerechtigd, ga maar weg. We zitten nu gemiddeld aan 61,6 jaar pensioenleeftijd. In drie domeinen blijven mensen gemiddeld tot 63 jaar en langer werken. Dat zijn twee uitdagingen die tegelijk lopen.
Onze ambtenaren beslissen zelf over die zaken. Ze hebben een hele grote delegatie en we respecteren die ook. Hun kader is de wet, het decreet, het Vlaams personeelsstatuut en uiteraard de kredieten. Niettemin hebben zij die soepelheid gevonden.
Bij de lokale besturen zie je inderdaad een stijging in de loop van de jaren.
Ik weet niet of de grote overdracht van de politie naar de lokale besturen is meegerekend in de cijfers van De Standaard. Dat ging immers over heel wat mensen, meer dan 10.000, geloof ik. Die moeten daar natuurlijk uit worden gehaald, maar ook zonder die cijfers is er een grote stijging op lokaal vlak: wat dat betreft, hebt u een punt.
U weet dat wij de lokale autonomie respecteren. We nemen geen dwingende maatregelen. Al van bij mijn aantreden zeg ik dat ook de lokale besturen de tering naar de nering moeten zetten en efficiëntieoefeningen moeten doen. Wij faciliteren dat ook. U weet dat we de planlasten enorm reduceren. Die ambtenaar in elke gemeente die voor elk van onze beleidsdomeinen plannen moet schrijven en ook rapporten moet maken, die zal er niet meer zijn.
We gaan een heel grote synergie tussen gemeente en OCMW mogelijk maken, wat kan leiden tot een personeelsreductie. We zullen heel die tussenstructuur, die verrommeling tussen gemeente en provincie aanpakken. We zijn die aan het screenen. Dat moet ook leiden tot een reductie. Ik ben er echter ook van overtuigd dat de gemeenten op dat vlak hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik denk niet dat er in dit parlement een meerderheid zal zijn om de gemeenten bij de hand te nemen, om hen te dwingen zus en zo te handelen. Ze moeten dat automatisch doen. De tijd van onbeperkt uitgeven is voorbij. Ik reken op hun verantwoordelijkheid. Alleszins vermindert deze Vlaamse Regering heel sterk de planlast. Ze maakt het ook meer mogelijk om efficiënter en met minder mensen te werken, om samenwerking te organiseren met andere gemeenten en het OCMW.
Een slanke, fitte overheid lijkt me inderdaad het algemeen na te steven doel. Minister, ik zetel al lang in dit huis, al sinds 1995. Ik denk dat Luc Van den Bossche de recordhouder is als Vlaams minister van Ambtenarenzaken. Hij is dat tien of elf jaar geweest. Op het einde van deze legislatuur zult u die portefeuille negen jaar in handen hebben gehad, vier jaar in de vorige legislatuur en vijf jaar in deze legislatuur, als u die volledig uitdoet. U zult daarop worden beoordeeld. U zult zowel op het aantal Vlaamse ambtenaren als op de efficiëntie en de toegevoegde waarde worden beoordeeld, en heel wat sectoren in de Vlaamse samenleving, of het nu over de lokale besturen of het bedrijfsleven gaat, hebben toch wel grote vragen bij die Vlaamse administratie. Ze vinden dat er te veel ambtenaren zijn, die elk detail kunnen volgen en zo deels de dynamiek uit de Vlaamse samenleving slaan. Ook dat moet u alleszins bewaken, naast het budgettaire aspect.
Het incident is gesloten.