Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Delva heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, de topman van het Waals agentschap voor export en investeringen (AWEX) stelde afgelopen weekend dat de samenwerking tussen de drie gewesten en de regionale agentschappen voor buitenlandse handel op het terrein in het buitenland goed verloopt, maar dat de samenwerking op het politieke vlak te wensen overlaat.
Hij schuift daarvoor de zwartepiet naar het Vlaams beleid door. Hij zegt dat Vlaanderen cavalier seul speelt en zo de bedrijven ook Vlaamse bedrijven die met het buitenland handel drijven schade toebrengt. Dat is een krasse uitspraak van een Waals topambtenaar.
In dat verband is het samenwerkingsakkoord tussen de drie regionale agentschappen, dat Vlaamse, Waalse en Brusselse bedrijven toestaat om een beroep te doen op het netwerk van de drie gewesten in het buitenland, van belang. Hij geeft een concreet voorbeeld over de subsidiëring van de Belgische kamers van koophandel in het buitenland. Normaal gezien worden die door het federale niveau en door de drie gewesten gesubsidieerd, maar Vlaanderen is slechts bereid om hen te subsidiëren indien zij acties ondernemen die enkel Vlaamse bedrijven ten goede komen, zo stelt hij.
Hoe evalueert u die krasse uitspraken? En wat nog belangrijker is: hoe evalueert u de samenwerking tussen de drie gewesten inzake buitenlandse handel? Ervaart u ook dat er de jongste tijd een groot probleem is ontstaan?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega's, met de steun van het Vlaams Parlement voeren wij een actieve economische diplomatie. Een: wij hebben vorig jaar in veertien zendingen twintig landen bezocht. Wij moeten daar onverkort mee doorgaan, en daarbij moeten niet enkel het economische, maar ook de academische en culturele aspecten, alsook andere facetten van Vlaanderen, aan bod komen.
Twee: wij doen zo veel mogelijk in samenspraak met de andere regios en agentschappen, en dat verloopt in de praktijk ook erg goed, afgezien van enkele uitzonderingen. Drie: ik betreur dat de topambtenaar van AWEX die uitspraken doet. Hij geeft twee voorbeelden. De eerste is onze missie naar Libië, die op vraag van de commissie Buitenlands Beleid en van Vlaamse bedrijven is georganiseerd. Het was een erg succesvolle missie, die een vervolg zal krijgen. Wij zullen daarvoor ook Brusselse en Waalse bedrijven meenemen, want in Libië vertegenwoordigen wij ook het Brusselse en het Waalse agentschap. De opmerkingen van hem waren onnodig en zelfs ongepast.
Een tweede probleem zijn de gemengde kamers van koophandel. Zij worden gesubsidieerd door de federale overheid en door de drie gewesten. In 2006 heeft de federale overheid daarvoor 500.000 euro uitgetrokken, wat goed is voor de helft van het totaal. Van de andere helft neemt Vlaanderen 62,2 procent voor zijn rekening.
We hebben in het kader van de subsidiëring een return on investment gevraagd aan de gemengde kamers van koophandel. We willen onze bijdrage laten honoreren. Dat is voor mij de evidentie zelf. Ik betreur dat dat wrevel opwekt. Als wij subsidies verschaffen, moet men daar voor Vlaanderen werken en projecten realiseren.
Als ik het goed begrijp, deelt u de mening van de topman van AWEX niet. Voor het gros van de dossiers verloopt de samenwerking eigenlijk goed. Ik hoop dat van harte, want het is absoluut in het voordeel van de Vlaamse bedrijven. Ze moeten een beroep kunnen blijven doen op het netwerk van de andere gewesten, ook in het buitenland. Dat komt hen alleen maar ten goede, dat spreekt voor zich.
Als blijkt dat er grondig een haar in de boter zit, moeten we misschien ook optreden op het politieke niveau om de zaken recht te zetten.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ik heb het artikel ook gelezen. Ik ben toch wel verrast door de weinig ambtelijke stijl van de woorden. Het is een zeer politiek artikel. Het taalgebruik is zeer arrogant en beledigend aan het adres van Vlaanderen. Er is blijkbaar heel wat meer aan de hand dan wat hier ter sprake komt. We hebben hier te maken met een ambtenaar die blijkbaar geen enkel probleem heeft met de ongrondwettelijke constructie Fédération Wallonie-Bruxelles. Dat mag eens gezegd worden. Het is een constructie die we intussen for granted nemen en die dat niet is.
De man in kwestie heeft ook geen enkel probleem met het optreden van de federale overheid op een terrein waar alleen de gewesten bevoegd zijn. Hij noemt Vlaanderen openlijk deloyaal. Hij zegt dat Vlaanderen die exclusieve bevoegdheid alleen maar mag uitvoeren in een soort samenwerkingscarcan met de andere gewesten, anders is het niet goed.
Minister-president, is dit de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste opinie van een ambtenaar? Is hij daarvoor terechtgewezen? Anders hebben we een probleem. Dan moeten we misschien uitkijken naar een andere partner dan Wallonië, en dan denk ik aan Nederland. We bereiden toch al gemeenschappelijke handelsmissies voor met Nederland? Misschien kunnen we een structurele samenwerking opbouwen met een partner die minder veeleisend en minder arrogant is.
Ik heb naar aanleiding van dat artikel contact opgenomen met Claire Tillikaerts, de tegenhanger van de ambtenaar die de boude uitspraken deed. Ik heb haar om tekst en uitleg gevraagd. Ze gaat de nodige informatie ophalen. Als er meer aan de hand is, zal ik de nodige acties ondernemen. Het kan niet dat er zulke opmerkingen worden gemaakt uit jaloersheid.
Vlaanderen is goed voor 82,5 procent van de export. We willen een belangrijke rol blijven spelen. Als we geld toevertrouwen aan de gemengde kamers van koophandel, stellen we onze voorwaarden. Dit wordt nog verder uitgeklaard. Ik neem aan dat het niet de envergure aanneemt die u vreest.
Ik deel de vraag van de heer Van Overmeire dat we verder werk blijven maken van samenwerking met andere partners, zoals Nederland. Dat is een zinvol idee.
Het incident is gesloten.