Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Dijck heeft het woord.
Gisteren konden we in de pers lezen dat het Gemeenschapsonderwijs van plan is om vanaf september 2014 de huidige regeling voor het aanbieden van levensbeschouwelijke vakken te vervangen door het aanbieden van één levensbeschouwend vak in de derde graad van het secundair onderwijs. Het is nog geen week geleden dat dit thema in dit parlement aan bod is gekomen in de commissie Onderwijs, met een hoorzitting over het voorstel van decreet van de heer De Gucht, dat een gelijkaardige regeling beoogt, maar dan voor alle netten. Ik heb die hoorzitting gevolgd en goed geluisterd. Zowat alle experten daar waren het erover eens dat er voor het officieel onderwijs misschien toch een grondwettelijk probleem zou kunnen zijn.
Het was frappant om te horen dat het misschien gemakkelijker is om zon vak in te voeren in het katholieke onderwijs dan in het officiële onderwijs, simpelweg omdat artikel 24 van de Grondwet zegt dat het officiële onderwijs in onderricht moet voorzien in de erkende godsdiensten en in niet-confessionele zedenleer tot het einde van de leerplicht. Dat is nogal een strikt artikel.
Minister, u hebt ook gezegd dat het voorstel van decreet, voor wat het officiële onderwijs betreft, op de Grondwet zal botsen. En dus is mijn voor de hand liggende vraag wat uw reactie is op dit, wat mij betreft voortvarende, initiatief van het Gemeenschapsonderwijs, vooral in het licht van de grondwettelijke toets ervan.
Minister Smet heeft het woord.
Ik ben een beetje verbaasd dat dit een actuele vraag geworden is. Het Gemeenschapsonderwijs heeft zijn standpunt bekendgemaakt dat het ook in de hoorzitting in de commissie Onderwijs zal vertellen. Het is ook een beetje merkwaardig in het nieuws terecht gekomen. Ik heb over het voorstel-De Gucht gezegd dat het onvoldragen is, maar wat onvoldragen is, kan natuurlijk altijd voldragen worden. Dat zullen we wel zien in de toekomst.
De Grondwet is inderdaad heel duidelijk. Het Gemeenschapsonderwijs is verplicht om lessen islam, lessen in de katholieke godsdienst, lessen in niet-confessionele zedenleer en lessen in andere erkende godsdiensten te geven, als ouders dat vragen.
Bovendien staat in ons regeerakkoord dat wij aan het Gemeenschapsonderwijs vragen om een keuzevak mogelijk te maken dat ouders kunnen kiezen, naast godsdienst en niet-confessionele zedenleer, en juist in de vergelijkende godsdienstwetenschappen, als je het zo wilt noemen, of in de verschillende godsdiensten. Er is overigens nog een groot verschil tussen onderricht in de godsdienst en onderricht over godsdienst.
We hebben dat dus gevraagd en hebben het Gemeenschapsonderwijs de vrijheid gegeven om dat te doen. Ik denk dan ook dat de verklaringen van het Gemeenschapsonderwijs veeleer in dat kader moeten worden gezien. Uiteraard zijn zij verplicht om de Grondwet na te leven.
Ik wil er tot slot nog op wijzen dat in de leerplannen godsdienst van het vrije onderwijs nu al wordt onderricht over de andere godsdiensten. Er is op dit moment met andere woorden al wel wat mogelijk. Het beste is mijns inziens dat de hoorzittingen in de commissie Onderwijs hun verdere verloop krijgen. We zullen zien of het onvoldragen voorstel voldragen kan worden. Dan zal de regering samen met de meerderheid zien wat we al of niet verder zullen doen.
Zo had ik het in de pers niet gelezen. Ik had gelezen dat het Gemeenschapsonderwijs ging voor een vervanging van de huidige regeling door een nieuw vak. En dat is, denk ik, grondwettelijk gewoon niet mogelijk.
Dat er vandaag al van alles mogelijk is, weet ik ook wel. Het is misschien net een reden om in het debat in te brengen dat de nieuwe regeling eigenlijk niet nodig is. Maar laat ons niet vooruitlopen op het debat. En dat is precies wat ik het Gemeenschapsonderwijs een beetje verwijt. We hebben het politiek-maatschappelijke debat aangevat, hier in dit parlement, naar aanleiding van het voorstel van de heer De Gucht, en nu neemt het Gemeenschapsonderwijs in feite de vlucht vooruit en communiceert in de pers al over wat men nog moet komen vertellen in het parlement. Een beetje respect voor de besluitvorming en voor het debat zou hier zou wel op zijn plaats zijn. Ik wil u vragen, minister, om dat op zijn minst eens over te maken aan het Gemeenschapsonderwijs.
De heer De Gucht heeft het woord.
De eerste hoorzitting die we gehad hebben, was positief. Er is een aanzet gegeven om de problematiek op een serene manier te bespreken. Binnenkort volgt een tweede hoorzitting, waar de verschillende netten aan bod komen. Ik hoop dat we daar op eenzelfde manier verder kunnen werken.
Ik betreur ook enigszins de voortvarendheid, niet alleen vanuit het GO!, maar ook soms vanuit het vrije net, waar men vooruitloopt op de hoorzitting. Ik hoop dat wij als parlement ons werk ten volle kunnen doen tijdens de hoorzitting en dat de verschillende standpunten op een goede manier bediscussieerd kunnen worden. Dat is ook de bedoeling van die hoorzitting.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Minister, hier is al veel gezegd. Ik kan mij aansluiten bij de vorige sprekers en bij wat u hebt gezegd. Ik heb ook dat artikel gelezen. Ik was verrast. Ik vroeg mij af of het Gemeenschapsonderwijs de vlucht vooruit neemt. Er zijn vragen in verband met de Grondwet, over welke leraars enzovoort. Ik verwijs ook naar de hoorzittingen. Een hebben we er al gehad, de andere komt nog. Voorzitter, u hebt het deze middag al gezegd: de hoorzittingen vormen een verdieping van het parlementair werk. Dit thema verdient die verdieping. De vraag waar we naartoe gaan met de levensbeschouwelijke vakken, ligt heel gevoelig bij sommigen. Bij anderen minder. Dat verdient een debat in het parlement.
In het artikel las ik ook dat men wil waken over kwaliteit en inhoud van het vak. Dat is uiteraard zo. Maar dat is voor elk vak in het onderwijs zo.
Ik stel voor dat we de hoorzitting afwachten en er een sereen debat over voeren.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, ik heb heel veel sympathie voor het Gemeenschapsonderwijs. Het doet in Vlaanderen heel goede zaken in het onderwijs, en dat is niet altijd het meest dankbare werk. Hier vind ik zijn beslissing toch compleet voortvarend. Er is een debat bezig in de parlementaire commissie. Dat debat wordt zeer sereen gevoerd. Wij proberen een aantal dingen te verzoenen: langs de ene kant dat het onderwijs waardegericht kan blijven en langs de andere kant dat de leerlingen worden opgevoed in openheid en tolerantie. Deze zorg wordt commissiewijd gedeeld. Ik druk dan ook mijn verwondering uit over het feit dat het Gemeenschapsonderwijs die discussie haar gang niet laat gaan en niet afwacht wat daarover wordt beslist in de commissie en in het Vlaams Parlement.
Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Voorzitter, het verbaast mij een beetje dat u die vraag hebt toegelaten. Als er in het Vlaams Parlement hoorzittingen zijn, gebeurt dat niet. We kunnen allemaal onze standpunten verklaren. En de collegas hebben dat ook gedaan. We hadden een hoorzitting en volgende week is er weer een. Ja, zo blijven we natuurlijk bezig. Wie is hier nu voortvarend? Ik heb respect voor het feit dat het Gemeenschapsonderwijs de discussie wil lanceren. Maar ik wil toch de discussie afwachten die zal volgen na de tweede hoorzitting.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik ben in elk geval blij dat het Gemeenschapsonderwijs de deur openzet naar een vak levensbeschouwing, zij het wat te voortvarend. Maar ik denk dat het vrije net op een gelijkaardige voortvarende manier in de pers de deur al heeft dichtgetrokken. Ook daar kunnen we dezelfde houding aannemen. We kunnen aan allebei het best voorstellen dat we de discussie afwachten. Ik denk niet dat de hoorzitting uitsluitsel zal brengen want het is een zeer complexe materie. Je kunt wel overtuigd zijn van een bepaalde opvatting of van de manier waarop je het zou willen geïmplementeerd zien, maar we zitten met de Grondwet en een aantal juridische kwesties waarmee we zeker rekening moeten houden.
Minister, ik begrijp niet waarom u het debat weert uit het debat over de hervorming van het secundair onderwijs. Als het debat over hoe we de levensbeschouwelijke vakken in het secundair onderwijs bekijken, ergens een plaats moet krijgen, dan wel daar. Waarom hebt u het daar geen plaats gegeven? Bent u van plan om het nog te doen?
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Voorzitter, de teneur van de eerste hoorzitting was dat het voorstel van de heer De Gucht zowel niet nodig is om juridische redenen als niet wenselijk om pedagogische redenen. Ik vond het dus ook vreemd dat men vanuit het Gemeenschapsonderwijs nu toch in die richting verder gaat. We moeten hen de volgende keer nog horen.
Het was mij, zoals de heer Van Dijck het zei, ook niet zo duidelijk. Spreken zij nu niet van een vervanging? Minister, u lijkt te zeggen dat het niet gaat om een vervanging maar om iets anders. Kunt u zeggen wat het voorstel dan wel inhoudt? Wat zal de impact zijn op de financiering van het Gemeenschapsonderwijs?
Ik heb begrepen dat de Raad van het Gemeenschapsonderwijs een standpunt heeft bepaald om tijdens de hoorzitting te uiten. Dat is er gebeurd. Dat is ook geen definitief standpunt, het is een referentiestandpunt dat kan evolueren.
Ik wil erop wijzen dat we in het regeerakkoord uitdrukkelijk hebben opgenomen dat we in de mogelijkheid willen voorzien om in het officieel onderwijs, naast de katholieke godsdienst, de islamgodsdienst, de andere erkende godsdiensten en zedenleer, in een keuzevak over de verschillende godsdiensten te voorzien. Dat staat ook in mijn beleidsnota. In dat kader kan het.
Ik vind het best wenselijk dat de hoorzittingen die plaatsvinden in de commissie Onderwijs, voortgaan. Dan kan ik samen met het parlement kijken wat we kunnen en niet kunnen doen en wat we decretaal al of niet willen doen. Ik denk dat mevrouw Meuleman gelijk heeft met haar opmerking. Als we daar iets aan zouden willen veranderen in het secundair onderwijs, dan moet je dat eigenlijk in het kader van het secundair onderwijs meenemen. Op dit moment hebben we daar nog niet veel tijd in gestoken omdat we de hoorzittingen van het parlement willen afwachten. Dan zullen we zien in welke mate we dat moeten doen. Ik denk in alle eerlijkheid dat er andere issues zijn die dringender en noodzakelijker zijn in het secundair onderwijs dan hoe je de godsdienst invult.
Ik wil er nogmaals op wijzen dat dat wel staat in de leerplannen van het vrij onderwijs. Ik moet het vrij onderwijs niet verdedigen maar het staat wel in zijn leerplannen. Zelfs toen ik nog een kleine jongen was en naar de broederschool in Sint-Niklaas ging, kreeg ik al in de godsdienstlessen les over de islam, het boeddhisme en al die dingen. Dat gebeurde toen al en het staat vandaag nog altijd in de leerplannen. Bovendien wil ik erop wijzen dat vandaag reeds in de vakoverschrijdende eindtermen ook in de mogelijkheid is voorzien om meerdere godsdiensten, levensbeschouwingen en culturele opvattingen aan bod te laten komen. Bijvoorbeeld in de eindtermen van het technisch secundair onderwijs wordt uitdrukkelijk opgenomen dat men daar aandacht aan moet besteden.
Vandaag kan er al veel. Ik vind het goed dat het debat gevoerd wordt. Ik denk ook dat in de samenleving mensen daarin geëvolueerd zijn in vergelijking met vroeger. Alleen moeten we zien in welke mate we dat al of niet decretaal willen verankeren. Is daar een behoefte aan? Is daar een wens naar? Dat moet blijken uit de hoorzittingen in de commissie.
De financiële kostprijs kan beperkt zijn. Alles hangt af van hoe je dat vak invult en welke vrijheid wij eventueel geven in het aantal uren.
Ik wil er ook op wijzen dat het debat ruimer gaat dan levensbeschouwing en godsdienst. U zult wel gemerkt hebben dat heel wat mensen, terecht, zeggen dat je in het onderwijs ook filosofie moet geven en de kinderen moet doen nadenken. Dat zou een vak op zich worden. Sommigen pleiten ervoor dat dat een deeltje van het vak godsdienst zou kunnen worden. Dat is weer een andere inbreng in het debat. Ook dat zal wellicht mee aan bod komen in het debat over hoe we de hervorming van het secundair onderwijs invullen. U zult misschien hebben gezien dat de ere-inspecteur-generaal Peter Michielsens een stuk heeft gepleegd waarin hij stelt dat het vak filosofie ook in het onderwijs belangrijk is.
Samengevat: laat ons het werk dat de commissieleden op dit moment aan het doen zijn, laten voortgaan. Het Gemeenschapsonderwijs heeft een voorlopig standpunt ingenomen dat het tijdens de hoorzitting wil verduidelijken. Maar er is uiteraard een grondwettelijk kader en bij mijn weten zijn die grondwettelijke artikelen niet in herziening gesteld en zal dat de komende weken of maanden ook niet gebeuren.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Als de soep niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend, zoals de minister zegt, dan heeft het GO! op zijn minst een eigenaardige manier van communiceren. Ik heb het gelezen als een beslissing, vandaar ook mijn vraag. Mevrouw Pehlivan, als het GO! zich permitteert om een voorschot te nemen op het debat en een dergelijke forse verklaring in de pers te doen, dan is het mijn verdomde recht en plicht om daarover hier een vraag te stellen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Pehlivan, de reden waarom de vraag werd aanvaard, is nogal duidelijk. Er is een persbericht uitgegeven door het Gemeenschapsonderwijs en er is op De Standaard Online een artikel verschenen over het afvoeren van de godsdienstles.
Als ik in de toekomst alle actuele vragen moet afwijzen die uit persberichten voortvloeien, zal ik veel werk hebben. Dat is de reden. Aangezien gisteren een persbericht is verschenen, vind ik dit een heel normale actuele vraag. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik weet dat bepaalde vragen om uitleg niet worden aanvaard als tegelijkertijd in de commissie bepaalde discussies worden gevoerd. Dat is mijn opmerking. Ik heb er geen probleem mee dat deze actuele vraag is gesteld. (Opmerkingen van de voorzitter en van minister Pascal Smet)
Het incident is gesloten.