Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over een nauwere samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen onder de naam de Lage Landen
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collegas, zoals elke morgen was ik ook deze morgen aan het surfen naar de websites van de verschillende kranten. Bij De Standaard Online viel mijn oog op een titel waaruit blijkt dat u er door de Franstaligen van wordt beschuldigd tegen 2020 het einde van België voor te bereiden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
U begrijpt dat mijn aandacht meteen getrokken werd. Ik was alleen een beetje teleurgesteld over het jaartal, want 2020, dat is nog negen jaar!
Bij nadere lezing zag ik dat het ging over de goedkeuring van een nota door de Vlaamse Regering die eigenlijk een concrete uitvoering is van de brainstormsessie die u hebt gehad met uw Nederlandse collega, Mark Rutte, op 4 juli van dit jaar. De vooropgestelde nauwere samenwerking met Nederland krijgt daarbij concreet gestalte.
Ik heb ook begrepen dat er naast die nota ondertussen een rapport is, een gemeenschappelijk werkstuk van het Steunpunt Buitenlands Beleid en de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Als ik het mij goed herinner, zou er ook een Vlaams-Nederlandse denkgroep toekomstverkenningen worden opgericht die op lange termijn tegen 2020, 2030, 2040 zou moeten nagaan of er soort stroomlijning, een soort gemeenschappelijk beleid tussen Nederland en Vlaanderen mogelijk is op het vlak van economie, urbanisatie, innovatie enzovoort.
Minister-president, dat is natuurlijk een prima initiatief. Nederland is onze prioritaire partner, en dat moeten we zo houden. We moeten er concreet gestalte aan geven, maar wat betekent dit allemaal in de praktijk? Hoe kunt u garanderen dat dit geen vrijblijvend initiatief is dat een soort sluimerend bestaan zal leiden waar we na de lancering nog maar weinig van zullen horen?
De heer Caluwé heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collegas, op 4 juli heeft de minister-president een ontmoeting gehad met Nederlands minister-president Rutte. Er werd al onmiddellijk gecommuniceerd dat er gezamenlijke handelsmissies zouden worden opgezet om het gezamenlijke deltagebied in de hele wereld te promoten.
Blijkbaar waren de plannen ruimer dan louter dit initiatief: het is ook de bedoeling om na te gaan hoe we een aantal zaken met een gedeelde toekomst verder kunnen uitwerken en hoe we samen in dezelfde richting kunnen gaan.
Minister-president, hoe ziet dat er concreet uit? Wat wordt er concreet opgezet? Wat zijn de precieze doelstellingen? Wanneer mogen we de eerste resultaten verwachten?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik ben dankbaar dat dit initiatief zeer positief wordt onthaald. Het is een initiatief dat inderdaad dateert van 4 juli. Ik had toen een ontmoeting met de minister-president van Nederland. Er zullen nog een aantal initiatieven worden geconcretiseerd. Let dus op wanneer u s morgens bepaalde kranten online leest, want het is niet het laatste wat u in dit kader zult lezen.
Er is heel duidelijk gesteld dat we een langetermijnvisie voor Nederland en Vlaanderen samen gaan ontwikkelen op basis van een studie Lage Landen 2020-2040. Vlaams-Nederlandse strategische economische samenwerking op middellange termijn die door onze beide administraties is voorbereid. Nederland heeft al een raad die toekomstscenarios uitwerkt wij hebben dat niet : de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid die rechtstreeks onder de minister-president actief is.
Ik heb geprobeerd om dat zeer pragmatisch en stap voor stap te realiseren. We gaan ten eerste geen nieuw instituut oprichten. We hebben een denkgroep Toekomstverkenning opgericht met een duidelijke opdracht en een tijdsperspectief. Als de resultaten goed zijn, zullen we nagaan of we verdere stappen kunnen zetten om een gemeenschappelijke raad op te richten. Dat is nu nog zeker niet het geval. In die denkgroep zitten vier mensen uit Vlaanderen en vier mensen uit Nederland. De vier namen van mensen uit Vlaanderen zijn vrijdag op de ministerraad vastgelegd. Het zijn mensen met een bepaalde achtergrond die een belangrijke inbreng kunnen doen. Als ik me niet vergis, zal de Nederlandse regering vrijdag op de ministerraad hierover ook een beslissing nemen.
Ik heb vorige vrijdag een aantal keren met minister-president Rutte gebeld. Hij heeft de tekst ook geavaleerd. Die acht mensen zullen een lijst vaststellen van ontwikkelingen die op lange termijn de samenleving in Vlaanderen en Nederland kunnen beïnvloeden. Voor een eerste denkoefening is dat kader meer economisch in de brede zin. Ze zullen ook de projecten kiezen die verder in de denkgroep zullen worden besproken. Er moet ook een actieplan voor de toekomst komen. Dat actieplan moet slaan op een gemeenschappelijk werkprogramma Vlaanderen-Nederland 2013-2014. Tegen medio 2012 wordt er een eerste voorlopig rapport ingeleverd. Tegen 2013 moet er een eindverslag komen.
Dit is allemaal opgelijst en goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het is ook positief beantwoord door de minister-president in Nederland. Deze week zal het ook in Nederland definitief zijn beslag krijgen.
Voorzitter, dit is een goede manier van werken. Over de handelsmissie zullen we ook kortelings kunnen rapporteren.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
Dit is een prima initiatief. U kunt het blijkbaar heel goed vinden met uw collega Rutte. Dat is een goede zaak. Persoonlijke chemie is heel belangrijk. Het is natuurlijk de vraag of zulke projecten op lange termijn kunnen standhouden, ook wanneer er andere regeringen en regeringsleiders komen. Zulke projecten zijn heel vaak afhankelijk van de persoon die ze trekken. Ik kan alleen maar hopen dat ook komende regeringen en regeringsleiders het belang van die samenwerking inzien.
Minister-president, ik denk ook dat het belangrijk is om dit huis, dit parlement, bij het initiatief te betrekken. Er is zeker een groot draagvlak om dit initiatief te schragen en om er mee over na te denken. Wij moeten hier niet de agenda van de commissie Buitenlands Beleid regelen, maar acht u het mogelijk dat u met dat rapport naar het Vlaams Parlement komt en dat we er, samen met de collegas, over van gedachten kunnen wisselen?
Minister-president, ik dank u ook voor uw antwoord. We moeten daar inderdaad in de commissie Buitenlands Beleid verder op doorgaan.
Ik heb nog een aanvullende vraag. Dit initiatief vertrekt vanuit het feit dat we met Nederland niet alleen een taal gemeenschappelijk hebben maar ook eigenschappen van een samenleving, zoals stedelijkheid, en problemen op het vlak van energie, milieu, economie en innovatie. Maar we delen dat ook met Nordrhein-Westfalen. Tijdens de voorbije jaren waren er ook vanuit Nordrhein-Westfalen initiatieven om een aantal zaken gemeenschappelijk te bekijken. Met de wijzigingen van de coalitie in Westfalen lijkt dit wat te zijn stilgevallen. Of heb ik het fout? Maar dit betekent toch dat de samenwerking tussen Nordrhein-Westfalen en Vlaanderen ook nog gelijkaardige initiatieven kan krijgen?
De heer Reekmans heeft het woord.
Minister-president, ik stelde u deze vraag al onmiddellijk na het zomerreces. Het overleg heeft plaatsgevonden in juli. Toen was uw antwoord nog vager dan vandaag. Vandaag heeft de verpakking toch al een naam en een werktitel. Het is een werkgroep. Nu ja: werkgroep, denkgroep, actiegroep, ventilatiegroep, stuurgroep. Indien er een Nobelprijs zou bestaan voor denkgroepen, dan had Vlaanderen, en zeker uw Vlaamse Regering, die al lang gewonnen. Alles wat we hier tegenwoordig gepresenteerd krijgen, zit wel in een of andere stuur- of denkgroep. Van de Lange Wapper tot samenwerking met Nederland: het komt wel ergens in een praatbarak terecht.
Minister-president, wij zijn niet tegen dit project. Laten we daarover duidelijk zijn. Maar een zoveelste werkgroep om die samenwerking te verbeteren, dat is toch een heel pover antwoord.
Minister-president, u hebt een UNIZO-verleden. Als twee bedrijven samenwerken en een nieuw product op de markt brengen, zullen ze toch eerst kijken om welk product het gaat en hoe ze het zullen verkopen. Jullie geven het eerst een naam. Collegas, oorspronkelijk was dit Pays-Bas, de Lage Landen. We moeten ons niet vergissen want Wallonië en Luxemburg zitten historisch mee in de Lage Landen.
De heer Penris heeft het woord.
Minister-president, u zult begrijpen dat ik ideologisch geen tegenstander kan zijn van dit mooi verpakte project. Ik hoop dat we cultureel en zelfs institutioneel sterker zullen kunnen samenwerken met de Noordelijke Nederlanden. Ik hoop en ik wens vooral dat dit praktische gevolgen heeft. Er zijn twee dossiers die ons in Vlaanderen na aan het hart liggen: de verdere Scheldeverdieping en de IJzeren Rijn. Ik hoop dat u in dat soort van praatbarakken ook in die dossiers resultaten kunt boeken.
Mijnheer Reekmans, wie toekomstperspectieven en scenarios ontwikkelt, moet spreken en mensen bij elkaar brengen om dat te doen. Dat kan het best in een denkgroep waar grote en belangrijke mensen elkaar ontmoeten. Ik weet niet hoe je dat anders kunt doen. De mensen die daar door ons en vanuit Nederland naartoe worden gestuurd en die ook in die Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, die daar al 35 jaar bestaat, al jaren actief zijn, gaan zeker niet naar een praatbarak. Uw opmerking over praatbarakken toont aan dat u zich toch eens moet verdiepen in hoe je toekomstscenarios ontwikkelt. Daar heb je denkgroepen voor nodig.
Ik heb u de timing en de samenstelling gegeven. Ze moeten nu aan het werk. Ik heb ook gezegd wanneer ze hun eindrapport moeten klaar hebben.
Met veel respect, maar uw opmerking slaat nergens op. Maar dat is niet de eerste keer en waarschijnlijk ook niet de laatste keer.
Wat Nordrhein-Westfalen betreft, hebt u gelijk dat het niet enkel met Nederland is, maar ook met die deelstaat in Duitsland, die ons na aan het hart ligt, ook op economisch vlak. In de loop van 2012 zullen initiatieven worden genomen in die richting.
Wat het parlement betreft, voorzitter, sta ik open voor een debat in de commissie. Ik verwijs naar de parlementen, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Sociaal-Economische Raad (SER) in Nederland. Er zijn heel wat mogelijkheden om met efficiëntie en synergie te komen tot goede beslissingen. Het is geen enkel probleem om dat ook in het parlement verder op te volgen en te bediscussiëren.
Mijnheer Penris, er zijn uiteraard nog andere dossiers. U noemt de verdieping van de Schelde en de IJzeren Rijn. Die moeten ook voortgang vinden. Door dit initiatief worden de andere discussies niet stopgezet, integendeel.
Minister-president, zolang ik in dit parlement al het Vlaamse buitenlands beleid volg, wordt Nederland onze prioritaire partner genoemd. Dat is een constante. Maar de vraag is telkens: wat betekent dat in de praktijk? Ik heb jarenlang moeten vaststellen dat het in de praktijk relatief weinig betekent. Dat had oorzaken. Soms was er in de Vlaamse Regering weinig ambitie om een echt Vlaams buitenlands beleid te voeren. Soms was de partner in het noorden niet geïnteresseerd. Ik stel tot mijn vreugde vast dat die bereidheid er nu wel is. Er worden nu misschien te voorzichtige, maar toch concrete kleine stappen gezet. De chemie tussen u en uw collega Rutte is er blijkbaar. Dat is een grote opportuniteit, die we moeten benutten. In dit parlement moeten we een zo groot mogelijk draagvlak zoeken om dit beleid te ondersteunen.
Ik geloof ook dat dit initiatief veel kans maakt. Het heeft een duidelijke timing en duidelijke doelstellingen. Als er kritiek wordt geuit dat er visies worden ontwikkeld en er wordt gewezen op de concrete projecten, wil ik erop wijzen dat we waarschijnlijk niet geraakt waren aan deze verdieping van de Westerschelde als er niet vooraf een gemeenschappelijke toekomstvisie op het Deltagebied was ontwikkeld. Juist daardoor hebben we Nederland kunnen overtuigen. Ik weet dat er achterhoedegevechten worden gevoerd, maar die verdieping is wel gerealiseerd doordat er een toekomstvisie was ontwikkeld. Dit initiatief biedt ook mogelijkheden om gezamenlijke projecten op te zetten.
Het incident is gesloten.