Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de bespreking van het voorstel van resolutie.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, collegas, de context is content, we lezen bijna elke dag in de krant dat er heel wat knelpuntvacatures zijn en twee beroepen springen eruit: de wetenschappers en de technici.
En, beste vrienden, we hebben wetenschappers nodig als we sterk geloven in een innovatieve kenniseconomie in Vlaanderen, want dan volstaat het niet dat we er voldoende investeringsmiddelen aan geven, maar dan is het ook absoluut noodzakelijk dat er voldoende mensen op topniveau, wetenschappers, zijn om gestalte te geven aan die innovatieve economie. Dit is een belangrijke groep.
Een tweede groot knelpuntberoep betreft de technici van alle niveaus. Als we Vlaanderen de volgende jaren verder economisch sterk willen maken, is het heel belangrijk om voldoende technici te hebben.
Vorige week hebben we nog in de krant kunnen lezen dat machinebouwer Geysen een premie van 1500 euro gaf aan zijn personeel als dat geschikte kandidaten vond om een technische vacature in te vullen. Dit is ook een bewijs van hoe we er op dat vlak voor staan in Vlaanderen. Het is absoluut noodzakelijk om het aantal wetenschappers en technici in onze scholen te stimuleren.
Wij hebben advies gevraagd aan onze twee strategische adviesraden, de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI). Deze twee strategische adviesraden hebben de voorbije maanden hun advies uitgebracht, ze zijn het ook komen voorstellen in onze gemengde commissie en op basis van deze adviezen hebben we dan over alle partijen heen een voorstel van resolutie gemaakt.
Voorzitter, ik zal het voorstel van resolutie heel kort voorstellen. De doelstelling is om het aantal afgestudeerden in wetenschap en techniek te verhogen. We vragen daar in eerste instantie een alomvattend actieplan voor. We constateren vandaag dat er al heel wat initiatieven genomen worden in Vlaanderen, maar ze zijn heel versnipperd: de provincies, de regionaal sociaal-economisch overlegcomités (RESOCs), verschillende sectorfederaties, van Agoria tot de chemische industrie, en ook de serviceclubs. Heel wat van die organisaties hebben heel fragmentarische initiatieven genomen om het aantal technici en het aantal wetenschappers in onze Vlaamse maatschappij en onze Vlaamse economie te verhogen.
Die acties verlopen echter niet gecoördineerd. We roepen dan ook op een alomvattend actieplan te maken, een interministerieel actieplan, waarbij zowel de minister van Werk als de ministers van Innovatie, Economie en Onderwijs worden betrokken. We onderstrepen ook dat men de ambitie moet hebben om kwantitatieve en meetbare doelstellingen te formuleren. Het wordt hoog tijd om ook op dit vlak heel ambitieus te zijn en geen vage perspectieven te geven. We moeten de moed hebben om die kwantitatieve en meetbare doelstellingen te formuleren. We moeten ook afbakenen in de tijd over hoeveel nieuwe, bijkomende technici en wetenschappers het gaat. We hopen de versnipperde initiatieven die er vandaag al zijn, te integreren en te bundelen in dit nieuwe actieplan, zodat we voldoende kritische massa krijgen.
In ons voorstel vragen we vervolgens een strategische aanpak. Dit moet immers niet alleen op een geïntegreerde manier verlopen, maar ook strategisch worden aangepakt. Een voorbeeld is de ketenaanpak, van de kleuterschool tot en met de humaniora en de hogescholen en universiteiten. Daarbij moeten de leerkrachten heel veel aandacht krijgen. Zij zijn een rolmodel voor kinderen en jonge mensen. We moeten voldoende ondersteuning geven om hen aan te moedigen wetenschap en techniek op een enthousiaste manier te brengen in de klas, zodat jongeren ook hiervoor interesse hebben. Het TOS21-project heeft dat al aangetoond.
We pleiten ook voor een regelmatige effectenmeting, voor een regelmatige audit. Ook moet wat kan worden verbeterd, daadwerkelijk worden verbeterd. Als we zien welke punten kunnen worden verbeterd, moeten we ter zake kunnen bijsturen.
Bij die strategische aanpak pleiten we ook voor een bijkomende projectfinanciering. Het lijkt me heel goed en noodzakelijk dat die scholen die op dit punt extra inspanningen doen, daarvoor ook worden beloond. Als scholen de moed hebben om kwantitatieve doelstellingen te formuleren en als na een duidelijke effectenmeting blijkt dat ze die ook halen, dan hebben ze recht op een bijkomende projectfinanciering, om hen te stimuleren. Misschien kunnen we daar ook een soort label aan koppelen, om die scholen te blijven stimuleren om hier werk van te maken.
Een volgend pakket maatregelen en suggesties in dit voorstel van resolutie beoogt het creëren van een lichte structuur, namelijk een platform, om ook de samenwerking tussen de overheid en de bedrijfswereld concreet te realiseren. Dat lijkt me heel belangrijk. We zijn even gaan kijken hoe men het in Nederland doet. Daar is men er de voorbije tien jaar in geslaagd het aantal technici en wetenschappers duidelijk te doen toenemen. Daar bestaat een duidelijk pact tussen industrie en onderwijs, tussen kennisinstellingen en bedrijfswereld. Ze zijn erin geslaagd om een echte kentering teweeg te brengen met betrekking tot het aantal afgestudeerden. Nederland heeft een lichte structuur gecreëerd, namelijk het Platform Bèta Techniek. Wij pleiten ervoor dat ook Vlaanderen een platform zou creëren, dat evenwichtig is samengesteld uit diverse actoren en stakeholders uit zowel de bedrijfs- als de onderwijswereld. Dat platform moet dan de coördinatietaak met betrekking tot dat strategisch plan op zich nemen, om het aantal wetenschappers en technici in Vlaanderen te doen toenemen. Ook moet het platform dat proces bewaken. Er moet daarbij een duidelijke rolverdeling zijn tussen de overheid en de bedrijfswereld, waarbij ook de overheid een aantal engagementen moet aangaan. Ze moet stimuleren en in voldoende middelen voorzien. Ook de bedrijfswereld moet een aantal engagementen aangaan. Zo gebeurt dat ook in Nederland: daar zijn de bedrijven duidelijk betrokken. Dan gaat het niet alleen over het ter beschikking stellen van financiële middelen, maar ook over mensen leveren om naar de scholen te gaan en samen met jongeren projecten uit te wisselen. Dat vraagt niet alleen geld, maar ook een enthousiaste medewerking van personeelsleden.
In het najaar willen we deze problemen in dit parlement nog eens toelichten om een engagement van de verschillende stakeholders te krijgen, en om de Vlaamse maatschappijen te sensibiliseren voor deze problematiek. We willen een staten-generaal organiseren om een stimuleringsplan voor meer wetenschappers en technici in Vlaanderen te creëren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Dit voorstel van resolutie is niet besproken in de commissie Onderwijs, noch in de commissie Economie. Het wordt onmiddellijk in de plenaire vergadering behandeld. Ik betreur dat en ik begrijp niet goed waar de hoogdringendheid plots vandaan komt. Al twintig jaar spreekt men over de afstemming van onderwijs op het bedrijfsleven, en nu moet het plots op de laatste dag in de plenaire vergadering worden behandeld.
Nochtans is dit voorstel van resolutie belangrijk genoeg om het eerst in de commissie te bespreken. We hebben daarvoor de kans gehad deze voormiddag of gisterenvoormiddag. Dan hadden we dat op een deftige manier kunnen bekijken.
Ik betreur ook dat we dit voorstel van resolutie pas gisterenmorgen hebben ontvangen. We hebben het op zeer korte tijd moeten bekijken. Over de inhoud zelf is er weinig discussie. Ook wij vinden dat er maatregelen moeten worden genomen om studenten meer naar richtingen te stuwen die met wetenschappen en techniek hebben te maken. Op de arbeidsmarkt heerst een structureel tekort aan exacte wetenschappers en technici.
Tot op heden is het stimuleringsbeleid voor wetenschap en techniek altijd te onsamenhangend geweest. Daardoor heeft het slagkracht gemist. Een nieuw beleid is dan ook noodzakelijk en dringend, maar niet zo dringend dat het de laatste dag nog snel moet worden besproken in de plenaire vergadering.
Het voorstel van resolutie op zich is een aanzet tot vernieuwing, maar mist toch een grote kans. Ten eerste vraagt u een interministerieel actieplan, en u vraagt dat die bevoegdheid zou worden gereduceerd tot één minister. Ik hoop dat N-VA en sp.a tegen dan al overeengekomen zijn of minister Lieten of minister Muyters die bevoegdheid zal krijgen. Tussen de regels van de krantenartikels merk ik al onenigheid hierover.
Ze zullen wel tijd hebben om dit te bespreken, want u vraagt dringende maatregelen, maar ondertussen vraagt u de oprichting van een Staten-Generaal. U weet hoe het zit met de Staten-Generaals die vergaderen en nog eens vergaderen, en ondertussen zijn we een jaar verder. We zullen zien hoe het zal verlopen.
Toch is er dringend nood aan maatregelen. Nu al verhuizen onze wetenschappers naar het buitenland, is er een vlucht van onze wetenschappelijke brains naar het buitenland.
Een tweede punt van kritiek is de projectfinanciering.
Mevrouw Van Steenberge, ik ben heel blij dat u in grote lijnen akkoord gaat met ons voorstel van resolutie. U vraagt vanwaar de hoogdringendheid komt, maar u geeft zelf het antwoord. U zegt dat het dringend nodig is, dat we geen tijd mogen verliezen.
Minister Smet neemt een initiatief om op 14 september een rondetafelconferentie te organiseren in het ViA-project. De tijd is rijp. We hebben hoorzittingen gehouden in de verenigde commissie. Het was dus nodig om dit nog voor het reces te stemmen. Zo winnen we vier maanden en kunnen we na het reces onmiddellijk aan de slag in dit parlement. Dan kan het parlement een duidelijke visie meegeven aan de regering, ook tijdens de begrotingsbesprekingen in de zomermaanden. Voor ons is dit een hoge prioriteit, we kunnen het niet uitstellen tot na de vakantie.
Ik begrijp het dan nog niet goed. Iedere legislatuur en ieder werkjaar worden hier wel vragen over gesteld. De allereerste vraag die dit werkjaar is gesteld, in oktober 2010, was van mij. Als het allemaal zo dringend was, is er toch wel zeer veel overleg nodig geweest om tot een voorstel van resolutie te komen. Ook de hoorzittingen dateren al van twee maanden geleden. Nu moet zon belangrijk item vlug besproken worden in de allerlaatste zitting, om twintig voor zeven. Iedereen is aan het wachten om op vakantie te vertrekken.
Ik geef argumenten aan waarom er dringende maatregelen moeten zijn, maar u mist een aantal kansen die ik in de commissie had kunnen meegeven en die u had kunnen opnemen in het voorstel van resolutie. Ik heb ook geen enkele kans om op voorhand gehoord te worden. Ik heb dus nu nog een aantal voorstellen die ik zal proberen uit te leggen. Ik heb twee puntjes, want ik had ook niet meer tijd om dit grondig voor te bereiden.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Van Steenberge, u verwijst naar de vragen die in de commissie gesteld zijn. U zult merken dat in het stuk ook uitdrukkelijk wordt verwezen naar de antwoorden die de ministers op die vragen hebben gegeven. De hoogdringendheid vindt zijn motivatie in die antwoorden. De regering is vandaag bezig en de administratie heeft een werkgroep. Als we die bekommernis delen, lijkt het me toch belangrijk dat dit parlement aan de regering en aan de administratie zijn bekommernissen meegeeft en zegt wat de inhoud is van het plan dat ze dienen uit te werken.
Als dit parlement, zoals wij vragen, een staten-generaal wil organiseren, dan lijkt het me logisch dat we dit vandaag goedkeuren en dat de diensten alle kansen krijgen om die staten-generaal grondig voor te bereiden.
Ik ben niet diegene die u zal tegenhouden, mijnheer Van Malderen. Absoluut niet. Ik vind ook dat het dringend is. Ik betreur alleen dat dit niet uitgebreid besproken is in de commissie. In de commissie zou het veel breder besproken geweest zijn dan op onze laatste werkdag, om twintig voor zeven.
Ik denk dat de projectfinanciering te vrijblijvend zal zijn. Ik vrees dat, als er geen structurele financiering zal komen, er geen vooruitgang zal worden geboekt. Zonder extra budgettaire inspanningen, vanuit Onderwijs maar ook vanuit de beleidsdomeinen Economie, Wetenschap en Innovatie, vrees ik dat de ambitieuze doelstellingen buiten bereik zullen blijven. Ik vraag me ook af welke budgetten er zullen worden gebruikt. U weet dat er budgettaire krapte is in de Vlaamse Regering. Waar gaat men dan de projectfinanciering halen?
Een laatste aanvulling is de rol van het onderwijs. De heer Van den Heuvel heeft gezegd dat we het onderwijs zeker moeten stimuleren en kansen geven en sturing geven om zeker een link te leggen met het bedrijfsleven. In dit voorstel van resolutie vind ik echt dat er te weinig is ingezet op de ontwikkeling van menselijk kapitaal. Ik verwijs naar een artikel in Trends over een colloquium in Antwerpen. Er werd gezegd dat er een alsmaar grotere kloof dreigt tussen de technologische vooruitgang en de manier waarop ons onderwijs daarmee omgaat. De interesse voor leerlingen om wetenschappen te volgen, is er, maar ze worden op een verkeerd pad gezet. Bovendien is het onderwijs niet mee met de huidige technologieën om leerlingen echt de stimulans te geven om verder te gaan in wetenschappen. Jongeren hebben van nature een sterke affiniteit met alles wat te maken heeft met nieuwe ICT-technologieën, maar het onderwijs volgt niet. Dat mis ik in het voorstel van resolutie.
Deze kloof zal ertoe leiden dat de potentie van onze maatschappij om een groei te hebben en jobs en welvaart te creëren, zal verminderd worden. Er is een studie gemaakt over de oorzaak van ontwikkelingsverschillen tussen regios in de graad van ontwikkeling. De voornaamste oorzaak daarvan is investeren in menselijk kapitaal.
Een stimuleringsbeleid moet sterk de nadruk leggen op competentieontwikkeling bij leraren dat hebt u ook gezegd en docenten, maar in het bijzonder bij lerarenopleiders. Dat mis ik in het voorstel van resolutie. Hoe kunnen leraren die competentiegerichtheid verwerven als de opleiders van die leraren daar niet toe aangezet worden? Leerlingen krijg je pas enthousiast door in te spelen op hun belangstellingssfeer. U verwijst in uw voorstel van resolutie op rolmodellen van leraren, vanuit de beroepswereld en vanuit de media. Er moet ook worden ingezet op de competentie van de leraren zelf. Dat moet via de lerarenopleidingen gebeuren.
Collegas, tot hier een paar inhoudelijke punten van kritiek op het voorstel van resolutie. Maar wees gerust. Bij het voorstel van resolutie over ondernemerszin, hoopte u op een unanieme goedkeuring. U hebt die unanieme goedkeuring ook gekregen, want u hebt ons kunnen overtuigen in de commissie. Zoals ik uit de krant heb mogen vernemen, hoopt u nu opnieuw op een unanieme goedkeuring. Onze fractie zal dit voorstel van resolutie goedkeuren, maar ik niet. Ik ga tegenstemmen. Ik heb daar een reden voor, niet inhoudelijk. Ik lees in de krant dat parlementslid Koen Van den Heuvel medestanders heeft gevonden in alle partijen, op het Vlaams Belang na, en dat al die partijen zijn voorstel van resolutie, dat vanmiddag wellicht unaniem goedgekeurd wordt, ondertekenden. Dat vind ik weinig fatsoenlijk. Het getuigt niet van fatsoen. Als u de indruk wekken dat alle partijen gevraagd zijn om dit goed te keuren, en dat iedereen het wil goedkeuren, behalve het Vlaams Belang, vind ik dat niet correct. Als u wilt dat we dit unaniem goedkeuren, maar mijn handtekening is niet goed genoeg, dan krijgt u mijn stem niet, want dan is mijn stem ook niet goed genoeg. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ook onze fractie zal dit voorstel van resolutie ten volle ondersteunen. We vinden inderdaad de inspiratie in de paradox die onze arbeidsmarkt vandaag kenmerkt: een massa openstaande vacatures aan de ene kant en nog altijd tienduizenden werkzoekenden aan de andere kant. De schaarste die deze arbeidsmarkt kenmerkt, zal de komende jaren alleen nog maar toenemen. De komende vijf jaar zal niet minder dan een op vijf van de werknemers in de technologische sector, deze sector verlaten. Als het ons menens is met de transitie naar een duurzame economie, als het ons menens is met het nieuwe industrieel beleid, als het ons menens is om Vlaanderen echt om te vormen tot een kennisgedreven regio, dan zullen we er ook voor moeten zorgen dat we de enige grondstof die we vandaag hebben, met name onze hersenen, beter gaan ontginnen. We hebben geen alternatief. De Vlaamse grijze massa zal de massa Vlaamse grijzen moeten gaan ondersteunen.
De sector heeft al bijzonder positief gereageerd. Het pact met het bedrijfsleven waarvan in dit voorstel van resolutie sprake is, lijkt me goed te zitten. Ook de regering heeft naar aanleiding van verschillende vragen reeds te kennen gegeven dat ze initiatieven neemt en zal nemen om aan deze problematiek iets te doen. Ik heb verwezen naar de werkgroep die tussen de administraties is opgericht. Er is een actieplan aangekondigd. Dit parlement vraagt expliciet om een staten-generaal te organiseren. Voorzitter, ik vraag u dat het Bureau zo snel mogelijk, nadat dit voorstel van resolutie is goedgekeurd, initiatief zou nemen om die staten-generaal te organiseren.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ook wij gaan dit initiatief steunen. We hebben het mee ingediend. We danken de heer Van den Heuvel omdat hij er werk van heeft gemaakt en de aanzet heeft gegeven.
Collegas, ook wij zullen dit voorstel van resolutie steunen. We hebben het mee ingediend. We danken de heer Van den Heuvel omdat hij er werk van heeft gemaakt en de aanzet heeft gegeven.
Er is op de arbeidsmarkt inderdaad een groot tekort aan wetenschappelijke en technische profielen op alle niveaus. Ik verwijs even naar een actie waarbij een aantal bedrijfsleiders onlangs voor een technische school in Genk hebben gekampeerd: niet om hun kinderen in te schrijven, maar om afstuderende technici aan te werven. Het ging om een ludieke actie, waarbij ze op een visuele manier de vinger op de wonde wilden leggen: er is een tekort aan wetenschappers en techniekers. Er is dus een betere afstemming nodig tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid. De heer Van Malderen zei al dat de sector erop heeft gereageerd. Het zal een tweerichtingsverkeer worden: het zal niet alleen van het onderwijs komen, maar ook van het bedrijfsleven. Ze moeten hier zeker over samenwerken.
Ik wil nog verwijzen naar een aantal accenten. Het actieplan dat de versnippering die er in het verleden was in kaart brengt en de verschillende initiatieven oplijst en integreert, is zeer goed. Het actieplan moet ook duidelijke, concrete en meetbare doelstellingen hebben.
De ketenaanpak is heel belangrijk. Er moet een leerlijn worden uitgezet van het basisonderwijs tot het hoger onderwijs, dus ook voor het secundair onderwijs. Mevrouw Van Steenberge verwees er al naar: jonge kinderen zijn heel vatbaar en hebben nog verwondering voor de wereld. Zij hebben echt interesse in de wereld en willen uitzoeken hoe die in elkaar zit. Uiteraard moeten leraren hierin worden ondersteund. Dat zal niet evident zijn. We moeten daar via bijscholing en de lerarenopleiding aan werken.
We moeten op zoek gaan naar bijkomende projectfinanciering. Die mag niet vrijblijvend zijn, er moeten duidelijke voorwaarden aan worden verbonden. Dat staat duidelijk in het voorstel van resolutie. De scholen verbinden zich er toe bepaalde doelstellingen te halen. Ook hier is de kwaliteitsbewaking in het onderwijs heel belangrijk.
Bij het onafhankelijke platform, dat tussentijdse evaluaties zal uitvoeren, moeten experts worden betrokken die de onderwijswereld goed kennen en contacten hebben met de bedrijfswereld.
De heer Van den Heuvel heeft het even gehad over het label van Wetenschap en Techniek. Er hoeft niet altijd een financiële beloning zijn. Ook een label kan belangrijk zijn voor een school die zich wil profileren als een school die inzet op exacte wetenschappen en techniek. Dat worden dan de scholen voor Wetenschappen en Techniek. De scholen zijn trots op zon label. Ik weet dat het slechts om een naam gaat, maar die kan wel leiden tot herwaardering van het tso. Dat is in dit verhaal ook belangrijk. Een naam is slechts een stap, maar een kleine stap kan leiden tot iets groots. Misschien is dat de eerste stap naar het herwaarderen van het tso.
Er moet op alle vlakken en breed worden gesensibiliseerd dat er nood is aan mensen met een technische en wetenschappelijke opleiding. Die sensibilisering moet beginnen bij de ouders, maar ook de jongeren zelf moeten zich daar bewust van worden. Voor hen is wetenschappen vaak iets abstracts. Ze hebben allemaal echter een iPhone en sommigen ook een iPad. Als ze dan beseffen dat de wetenschappen daar aan de basis van liggen, is dat niet meer abstract en zullen ze misschien wel geneigd zijn om in die richting verder te gaan. Redenen genoeg om dit voorstel van resolutie mee te steunen.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, waarde collegas, het is bijna met een diep schuldgevoel dat ik hier het woord neem. Ik ben een van de laatste obstakels die tussen u en de stranden in Zuid-Turkije of de bergen in Oostenrijk staat. (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
In blessuretijd, inderdaad. Dat sterkt mij ten zeerste.
Ik ga eerst in op uw opmerking, mevrouw Van Steenberge. U weet dat ik het niet fair vind dat u er niet bij mag zijn. Dit uitsluitend gedrag is niet het mijne.
Toch is het voorstel van resolutie niet uit de lucht komen vallen. Het parlement wordt niet gepakt met een verrassingsaanval. Er zijn verschillende vragen om uitleg geweest in de commissie Onderwijs en de commissie Economie. Er was het bezoek aan Eindhoven in De Ontdekfabriek, waar het project van het Nederlandse Platform Bèta Techniek is voorgesteld. We kunnen ook naar de mini-usine gaan, mijnheer Mahassine. Er was ook een zeer uitvoerige hoorzitting in de gemengde commissie Economie en Onderwijs. Het voorstel van resolutie is langzaam gegroeid en komt op tijd, geen dag te vroeg.
Indien er op het vlak van de studiekeuze van onze jongeren geen drastische ommekeer komt ten voordele van wetenschappelijke en technische richtingen, dan steven we af op een regelrechte economische ramp. Voor economische groei is er niet alleen ondernemerschap nodig daarmee is het ook al niet goed gesteld in Vlaanderen en kapitaal, maar ook gekwalificeerde en werkwillige werknemers.
Uit het ROSE-onderzoek (Relevance of Science Education), waarnaar in dit voorstel van resolutie uitvoerig wordt verwezen, blijkt dat jongeren niet meer kiezen voor richtingen die ze interessant of leuk vinden, maar voor richtingen die overeenstemmen met hun normen of waarden. Dat is wat omfloerst gezegd, maar als je het deconstrueert, betekent het dat voor vele jongeren een keuze voor een wetenschappelijk-technische, en dus arbeidsmarktgerichte richting waardeloos zou zijn of strijdig met hun normen. Bij de jongeren is blijkbaar een technofobe mentaliteit gaan overheersen. We moeten ons durven af te vragen wie deze nefaste mentaliteit in de hand heeft gewerkt. Ik zou daar meer over kunnen zeggen, maar ik ga niet voor de polemiek.
Op het jaarlijkse congres van de Society for Economic Dynamics, gisteren in Brussel, stelde Nobelprijswinnaar Christopher Pissarides dat de productiebanen uit Europa nagenoeg volledig zullen vertrekken. Dat is een pessimistische voorspelling. In de VS is het aandeel van de maaksector, waar de dingen nog gemaakt worden, van 30 naar 15 procent van de economische activiteit gezakt. In België van 15 naar 9 procent. Wat zal blijven groeien, zijn banen in de dienstensector en in de door de overheid gesubsidieerde quartaire sector.
Dat is uiterst zorgwekkend, want met econoom Geert Noels ben ik van oordeel dat een sterke maaksector in Vlaanderen uiterst noodzakelijk blijft. Als we alleen maar een diensteneconomie hebben, worden we voor industriële producten totaal afhankelijk van onze buurlanden, maar met onze tertiaire en quartaire sector worden onze buurlanden niet afhankelijk van ons. Het grote voordeel van vrijhandel is wederzijdse afhankelijkheid. We nemen een heel groot risico als we de maaksector verder uit Vlaanderen laten vertrekken.
Het gebrek aan personeel dat gekwalificeerd is om in de maaksector aan de slag te gaan, is niet de enige oorzaak van de daling in deze sector, maar wel een belangrijke factor en bovendien een factor die wij voor een stuk in de hand hebben en kunnen sturen. Dat heeft Nederland overtuigend bewezen met het Platform Bèta Techniek: een beleid dat sterke resultaten heeft opgeleverd, waarbij draconische stijgingen zijn opgetekend van leerlingen die kiezen voor wetenschappelijke en technische richtingen.
Ik heb het voorstel van resolutie graag ondertekend, omdat het niet vrijblijvend of wollig is, zoals we dikwijls meemaken in het Vlaams Parlement. Er worden duidelijke acties voorgesteld om het aantal wetenschappelijk-technisch afgestudeerden drastisch te doen toenemen. In het voorstel van resolutie wordt bijvoorbeeld gesteld dat alle relevante beleidsdomeinen moeten deelnemen, zodat de ene geen gas geeft terwijl de andere remt. We hebben de cijfers gekregen van de zo geroemde maximumfactuur. Wat blijkt? Daardoor zijn in de lagere scholen de bedrijfsbezoeken met 29 procent gedaald. Dat noem ik remmen langs de ene en gas geven langs de andere kant.
Er wordt uitgegaan van een leerlijn die gaat van kleuteronderwijs tot hoger onderwijs. Dat is de juiste aanpak. Er wordt met een stevige wortel gezwaaid door bijkomende projectfinanciering in het vooruitzicht te stellen voor scholen die een hogere uitstroom bereiken in wetenschappelijke en technische richtingen.
Mevrouw Van Steenberge, een structurele inbedding van die financiering ligt zeer moeilijk in ons onderwijslandschap. Indien men daarmee zou willen beginnen, zou de actie op de lange baan worden geschoven. Projectfinanciering is de beste oplossing op korte termijn gezien de complexiteit van ons onderwijslandschap.
Er wordt gehamerd op een pact met het bedrijfsleven. Ik wil hier wijzen op de positieve persmede deling van Agoria, de maaksectorfederatie bij uitstek, waarmee de Vlaamse overheid zal moeten samenwerken.
Als LDDer ga ik er prat op dat we al in februari 2010 een studiedag hebben gewijd aan de samenwerking tussen het bedrijfsleven en het onderwijs. Daarbij kwam het Duitse model uitvoerig ter sprake. Ook de bedrijfssector deed daar een duit in het zakje. Dat is een evolutie die we hier moeten bewerkstellingen. Misschien kan daar fiscaal een mouw aan gepast worden. Met de filosofie van Elio De Rupo zie ik dat echter nog niet zo snel gebeuren. We moeten evolueren naar dat Duitse model. Met de op stapel staande hervorming van het secundair onderwijs is er ook de kans om hierop in te spelen.
Het voorstel van resolutie op zich stemt mij hoopvol over de bereidheid van de Vlaamse politieke wereld om hier iets aan te doen. Mijn optimisme wordt echter sterk getemperd door het feit dat eerdere drastische voorstellen om hier iets aan te doen genadeloos werden neergesabeld puur omdat ze van de oppositie kwamen. Zo heeft LDD voorgesteld de Vlaamse Regering in de mogelijkheid te stellen om de studiepunten te verdubbelen voor universiteiten die de uitstroom van studenten Wetenschap en Techniek verhogen. Dat voorstel werd zonder enige commentaar weggestemd. Het lag nochtans volledig in deze lijn.
Ik hoop van de indieners die tot de meerderheid behoren dat zij voorstellen ter zake die van de oppositie komen niet zomaar wegwimpelen. Het gaat hier over de toekomst van werkend en producerend Vlaanderen, over de welvaart, dus het geluk van de toekomstige generaties. (Applaus)
De heer Watteeuw heeft het woord.
Ik dank de heer Van den Heuvel voor de aanzet die hij heeft gegeven voor dit voorstel van resolutie en voor het geduld dat hij heeft geoefend ten aanzien van de voorstellen en wijzigingen van de betrokken partijen.
Ik kan me grotendeels vinden in de redenering van de vorige sprekers en ondertekenaars van dit voorstel van resolutie. Ik wil er nog een belangrijk element aan toevoegen. Er wordt heel vaak gesteld dat de transitie naar een duurzame economie heel veel kansen biedt op jobs. Agoria meent dat die transitie kan zorgen voor vele tienduizenden jobs. Dat is heel goed nieuws. Men moet echter mensen vinden die een wetenschappelijke of technische opleiding hebben gevolgd. Die mensen hebben we absoluut nodig om die duurzamere economie mogelijk te maken. Ook in die zin hebben wij er alle belang bij om een inspanning te doen.
Het is belangrijk dat men kiest voor een leerlijn wetenschap en techniek die start vanuit het kleuteronderwijs tot en met het hoger onderwijs. Dat is de juiste aanpak.
Wat de financiering betreft, sluit ik me aan bij wat de heer Bouckaert zegt. Een structurele financiering is inderdaad niet zo evident in het onderwijs. Die projectfinanciering maakt dat het mogelijk wordt om hier de nodige impulsen te geven en er toch voor te zorgen dat dit betaalbaar blijft. Wij zullen dit voorstel van resolutie dan ook steunen.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Voorzitter, collega's, mevrouw Van Steenberge, een bijkomend argument voor de hoogdringendheid is dat minister Lieten vorige week, in haar antwoord op mijn vraag over de stand van zaken van het actieplan, heeft gezegd dat op 7 juli vandaag dus de interdepartementale werkgroep samenkomt. Ook volgende week komt daarover een werkgroep met bredere basis samen. Het is dus goed dat het Vlaams Parlement tijdig zijn selectie uit de adviezen van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) die wij erg waarderen maar die toch wel heel breed zijn maakt en aangeeft wat voor ons een prioriteit is.
U hebt zelf al onze prioriteit aangehaald. De relatie tussen leraar en leerling is de kern van ons onderwijs; elke verandering moet daar beginnen. De kern van ons voorstel van resolutie is dus dat wij in het basisonderwijs moeten beginnen. Daar begint alles. Wij moeten de onderwijzers en onderwijzeressen ondersteunen, zodat zij de nieuwe eindtermen techniek volgens de Techniek Op School-visie en ook het onderzoekend leren durven en willen implementeren. Wij moeten volop inzetten op lerarenopleidingen, nascholingen en vorming. In het secundair onderwijs willen wij, naar het Nederlandse voorbeeld, trachten te bekijken in welke mate een resultaatsgebonden financiering mogelijk is. Op die manier kunnen die scholen die nu al die veel leerlingen in de richtingen techniek en wetenschappen laten afstuderen, hun gediplomeerden onmiddellijk doorsturen naar de arbeidsmarkt, naar bedrijven met boeiende jobs. Als er daarvoor een goed platform is, met daarin voldoende onderwijsmensen, dan kan dit succes hebben.
Tot slot nog één kleine bedenking. Bij het laatste streepje in het beschikkend gedeelte zouden we zeggen dat we aan de Vlaamse Regering vragen om vanuit het Vlaams Parlement een staten-generaal te organiseren. Dat moet in de procedure geëvolueerd zijn. In de originele tekst stond er immers een apart streepje over wat het Vlaams Parlement nu zelf beslist, namelijk dat we ook hierover zelf een staten-generaal zullen organiseren.
Wij moeten de tekst dus anders lezen, mevrouw Poleyn. Dat is duidelijk.
Wij zullen dat voorleggen aan het Uitgebreid Bureau, en het Uitgebreid Bureau zal dan in alle wijsheid een beslissing nemen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.