Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het ontwerp van decreet.
Mevrouw De Knop, verslaggever, heeft het woord voor een mondeling verslag.
Voorzitter, minister, de Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie behandelde op 1, 15, 16 en 29 juni 2011 het ontwerp van decreet houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap nv Vlaams Energiebedrijf. Op 1 juni 2011 lichtte minister Lieten het ontwerp toe en besloot de commissie hoorzittingen te houden. Op 15 juni hoorde de commissie de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), Eandis en de Organisatie voor Duurzame Energie (ODE). Op 16 juni kwamen Fedesco, de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en NPG-energy aan het woord. Hiervan hebben we aparte schriftelijke verslagen uitgebracht
De algemene en artikelsgewijze bespreking en stemming vonden plaats op 29 juni. Door de procedure van het mondelinge verslag goed te keuren, maakte de commissie de plenaire behandeling nog voor het zomerreces mogelijk. De commissie stemde er uiteindelijk mee in, op voorwaarde dat dit de indiening van een reflectienota niet in de weg stond.
Tijdens haar toelichting heeft minister Lieten eraan herinnerd dat de Vlaamse Regering de oprichting van het Vlaams Energiebedrijf (VEB) eind 2010 in het ontwerp van programmadecreet betreffende de begroting 2011 heeft opgenomen. Wegens procedurele bezwaren van de Raad van State heeft de Vlaamse Regering het desbetreffend artikel ingetrokken en er een apart ontwerp van decreet van gemaakt. Als inhoudelijke inleiding overloopt minister Lieten de belangrijkste punten in de memorie van toelichting, die bij het ontwerp van decreet is gevoegd.
De heer Martens leidt uit de hoorzittingen de nood aan een energiebedrijf af. Het komt er nu op aan de relatief beperkte middelen gericht te besteden. Een ontwerp van machtigingsdecreet als het voorliggend ontwerp van decreet moet de doelstellingen wel zo ruim mogelijk definiëren.
Een energiebedrijf moet worden ingeschakeld om de Europese doelstellingen op het vlak van duurzame en decentrale productie en van energiebesparing te realiseren. Wat de energiebesparing betreft, heeft Vlaanderen volgens hem nog een hele weg af te leggen. Zeker wat de verwarming van gebouwen betreft, valt nog veel vooruitgang te boeken. Volgens de berekeningen van Eandis bedraagt het potentieel 30 procent.
De investeringen in duurzame en hernieuwbare energie zullen in Europa een hoge vlucht nemen. Het einddoel is een volledig CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050. Zelf moeten we ons totale aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in 2020 op 13 procent brengen. Specifiek voor elektriciteit betekent dit een aandeel van 20 procent aan groene energie.
Het komt er nu op aan onze technologie de nodige kansen te bieden. Een eerste vereiste is een stabiel investeringsklimaat, met een geschikt ondersteuningssysteem maar zonder oversubsidiëring. Een dergelijk mechanisme moet niet enkel de bestaande technologie helpen verspreiden, maar moet ook de zoektocht naar nieuwe en betere technologieën stimuleren.
We moeten meer investeren in innovatie, onderzoek en ontwikkeling. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), het Interuniversitair Micro-Elektronica Centrum (IMEC), de Universiteit Gent (UGent) en EnergyVille voeren al heel verdienstelijk onderzoek naar onder meer geothermie, fotovoltaïsche stroom en biotechnologie. Een vehikel om deze innovaties op de markt te brengen, ontbreekt echter. Zelfs voor de PMV en de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) vormt deze vermarkting momenteel een te groot risico. Een energiebedrijf zou deze leemte kunnen opvullen en zou bij succes Vlaamse wereldleiders kunnen helpen opstarten.
VITO, IMEC, UGent en EnergyVille voeren al heel verdienstelijk onderzoek naar onder andere geothermie, PV en biotechnologie, maar een vehikel om deze innovaties op de markt te brengen, ontbreekt. Zelfs voor de huidige PMV en LRM vormt deze vermarkting een te groot risico. Het energiebedrijf zou deze leemte kunnen opvullen en bij succes Vlaamse wereldleiders kunnen helpen opstarten.
Hoewel 200 miljoen euro in de energiewereld een relatief laag bedrag is, kan het heel nuttig worden indien er een hefboomeffect is. Door middel van bankleningen kan, boven op het eigen vermogen, ook vreemd vermogen beschikbaar worden gesteld. Hierdoor kan de investeringsruimte tot 1 miljard euro oplopen.
Een prioritaire doelstelling is zeker de energiebesparing in de Vlaamse overheidsgebouwen. De Federal Energy Services Company (Fedesco), Eandis en Infrax voeren soortgelijke acties in de gebouwen van de federale overheid en de lokale overheden. De Vlaamse scholen en rust- en verzorgingstehuizen komen zeker in aanmerking.
In zijn rol van Vlaamse Energy Services Company (ESCO) kan het Vlaams Energiebedrijf de regisseur van bestellingen bij de privésector zijn. Het bedrijf detecteert en inventariseert de energetische verbeterpunten, investeert waar nodig en plaatst zijn orders op de markt.
Ten slotte kan een energiebedrijf de bestaande Vlaamse participaties in duurzame energie, bijvoorbeeld de participaties van de PMV en de LRM, bundelen. Een bundeling zal tot meer voorspelbaarheid en evenwicht leiden. Dit voorkomt de hoge bijkomende kosten van de kleinere stroomproducenten, die hun eigen productiecapaciteit niet kunnen voorspellen en die niet-uitgevoerde leveringen aan klanten moeten vergoeden.
De heer Sanctorum merkt op dat de echte plannen van de meerderheid veeleer in De Standaard dan in het voorliggend ontwerp van decreet te lezen zijn. Hij stelt vast dat mevrouw Homans hierbij meer dan minister Lieten op het voorplan treedt.
De heer Sanctorum erkent de nood aan aanzienlijke inspanningen op het vlak van de energiebesparing in overheids- en privégebouwen. Kapitaalinjecties in innovatieve technologie zijn eveneens welkom.
Ook de heer Sanctorum prijst VITO om haar geothermisch onderzoek. De ontwikkeling hiervan zal echter miljarden kosten. Zelfs met het verwachte hefboomeffect is dit voor een energiebedrijf niet haalbaar. Een bedrag van 200 miljoen euro volstaat gewoonweg niet.
Het idee om groenestroomcertificaten van de netbeheerders over te nemen, staat niet in De Standaard. De heer Sanctorum gaat er dan ook van uit dat dat idee is afgevoerd. Blijkbaar wist de Vlaamse Regering zelf nog niet zo goed waar ze heen wilde toen ze dit ontwerp van decreet opstelde.
Dit ontwerp van decreet is bijzonder ruim en verzuimt keuzes te maken, waardoor het parlement ook geen inspraak krijgt in die keuzes. Of wordt het parlement ook betrokken bij de samenwerkingsovereenkomst en het uit te werken businessplan?
Ook de heer Decaluwe las het artikel in de Standaard, met de titel: Energiebedrijf schroeft ambities terug. Die analyse deelt het lid echter niet. De Vlaamse Regering schroeft haar ambities niet terug. Misschien heeft de N-VA dat wel moeten doen, gezien haar oorspronkelijke hoop om een grote Electrabelconcurrent op te richten.
Ten aanzien van de heer Sanctorum merkt de heer Decaluwe op dat een machtingsdecreet een ruim kaderdecreet moet zijn, dat niet erg in detail treedt. Dat heeft de ervaring van andere EVAs uitgewezen.
De hoorzittingen hebben volgens hem misverstanden uit de wereld geholpen. Zo blijkt een rol als ESCO niet in het vaarwater van de distributienetbeheerders te komen, aangezien de distributienetbeheerders die rol enkel voor hun aandeelhouders kunnen vervullen. De wet op de overheidsaanbestedingen maakt het onmogelijk dat ze ook het patrimonium van de Vlaamse overheid bedienen, aldus de heer Decaluwe.
Ook uit de kinderziekten van Fedesco vallen lessen te trekken, bijvoorbeeld dat men het eigen gebouwenbeheer direct bij een ESCO-initiatief moet betrekken. De heer Decaluwe suggereert alvast om de gebrekkige energie-efficiëntie van het VRT-gebouw aan te pakken.
Dat 200 miljoen euro in de energiesector geen enorm bedrag is, erkent de heer Decaluwe. Vandaar dat hij veel belang hecht aan de hefboomfunctie. De PMV heeft tijdens de hoorzitting verklaard dat ze in die mogelijkheid gelooft.
De PMV heeft er volgens hem op gewezen dat er een mogelijkheid is om binnen vijf tot acht jaar een belangrijke speler te worden op de hernieuwbare energiemarkt, zeker gezien de Europese ambities om de verplichtingen op dat vlak steeds te verstrakken. Zo wordt het misschien toch nog mogelijk om de megabedrijven met enige concurrentie op te zadelen.
Kortom, dit ontwerp van decreet is slechts een eerste stap, maar wel een noodzakelijke om een van de opvallendste elementen uit het regeerakkoord mogelijk te maken. Het parlement moet worden betrokken bij de samenwerkingsovereenkomst en het businessplan, wat nog niet betekent dat het die ook zelf moet goedkeuren. De hoorzittingen hebben de lichte twijfels van de CD&V-fractie weggenomen: ze zal het ontwerp van decreet dan ook met overtuiging goedkeuren.
De heer Vereeck stelt vast dat vooral De Standaard en De Tijd enig inzicht hebben verschaft in de opdracht van het energiebedrijf. Het lid vraagt zich af waarom het ontwerp van decreet geen reguleringsimpactanalyse (RIA) bevat, met antwoorden op vragen als: welk maatschappelijk probleem behoeft correctie , wat kan de overheid daaraan doen, welke zijn de opties en de meest kostenefficiënte aanpak, Een RIA had kunnen voorkomen dat nu nog steeds niet duidelijk is welk marktfalen de oprichting van een energiebedrijf zou verantwoorden.
Na twee jaar wachten komt de regering uiteindelijk met een heel vaag ontwerp van decreet. Met het oog op de ESR-neutraliteit (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) wil ze zelfs zo weinig mogelijk informatie prijsgeven. Waarom twee jaar wachten om uiteindelijk een onafhankelijk management carte blanche te geven?
Van de zes taken uit het ontwerp van decreet noemt de heer Vereeck er vier onrealistisch: groothandelaar worden, groenestroomcertificaten opkopen, leverancier worden en een kenniscentrum uitbouwen. Zo blijven nog maar twee functies over: ESCO en participatiemaatschappij. Maar de ESCO-opdracht zou impliceren dat deze ook consultancy-inkomsten genereert, die echter nooit hoog genoeg zullen zijn voor ESR-neutraliteit.
Bovendien is er het gevaar om bestaande initiatieven te verdringen. Zo vraagt de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) zich terecht af welke nichemarkt het Vlaams Energiebedrijf zou kunnen bespelen. De stelling dat Eandis alleen zijn eigen aandeelhouders mag adviseren, is absurd. Mocht dat kloppen, dan is het veel logischer het regelgevend kader omtrent Eandis aan te passen dan een energiebedrijf op te richten.
Wat de participaties betreft, klopt het dat een actiever beheer nut zou hebben, zeker voor kleine bedrijven. Maar De Tijd wijst op een probleem met het voorkooprecht op de participaties van PMV en LRM. Bovendien verklaart minister Lieten in haar eigen beleidsnota dat overdragende vennootschappen ook zelf ESR-neutraal moeten zijn. De Inspectie van Financiën beschouwt het nu al als een feit dat PMV ooit tot de consolidatiekring van de Vlaamse overheid zal behoren.
Ook in verband met de Europese mededingingsregels zijn problemen te verwachten. Als investeringspartner is een energiebedrijf bijgevolg niet geschikt. Wel ziet de heer Vereeck wat in een rol als regelgevingspartner, die de duurzame-energieproducent op weg helpt met de juiste regelgeving.
De meerderheid streeft naast een portefeuilleovername ook nieuwe investeringen na, maar waar valt op dat vlak een marktfalen te corrigeren? De zeven windmolenparken zullen op twintig jaar tijd samen 14 miljard euro ontvangen aan groenestroomcertificaten. De heer Vereeck vraagt zich af wat daar nog aan toegevoegd moet worden.
Nuttige doelen zouden wel zijn, volgens de heer Vereeck: een stabiel investeringsklimaat creëren, barrières op het vlak van ruimtelijke en andere regelgeving neerhalen en infrastructuur uitbouwen. Maar die taken komen volgens hem toe aan de regering, eerder dan aan een nieuw bedrijf. Ten slotte zijn er innovatieve pilootprojecten, die echter bestaand onderzoek van onder meer VITO dreigen te overlappen.
Als de regering zich de moeite had getroost om duidelijke doelstellingen af te bakenen, was vanzelf duidelijk geworden waarvoor het Vlaams Energiebedrijf moest dienen. Als bijvoorbeeld energiearmoede de eerste beleidsprioriteit zou zijn en de prijzen dus omlaag moeten, is maar één oplossing denkbaar: een eigen kerncentrale. Naar analogie met de oprichting van Telenet, kan de Vlaamse overheid een eigen kerncentrale exploiteren en daarbij lage tarieven hanteren, om er vervolgens op een geschikt moment uit te stappen. Voor LDD hoeft een dergelijke centrale niet per se, maar zeker gezien de mislukte liberalisering van de energiemarkt, is dit de enige logische manier om de energieprijzen te doen dalen.
Stel echter dat een duurzame en decentrale energieproductie de prioritaire doelstelling zou zijn, dan is het aangewezen om de productietechnieken aan de privésector over te laten, maar zelf te voorzien in opslagcapaciteit op basis van waterstof, die nodig is voor het gewenste besparingseffect van balancing. Nog een andere mogelijkheid bestaat erin het energiebedrijf te betrekken bij de uitbouw van de smart grids.
Over het hefboomeffect wil de heer Vereeck nog kwijt dat het alleszins niet uit het ESCO-onderdeel zal voortkomen. Geld dat daaraan wordt besteed, zal geen extra kapitaal genereren.
Tot slot vraagt de heer Vereeck of de meerderheid zelf niet liever wat meer tijd had gekregen om na te denken over de precieze einddoelen. Het zomerreces had die tijd kunnen bieden. Uit de commentaar van de Raad van State op I-Cleantech is bovendien gebleken dat een al te vaag machtigingsdecreet niet wenselijk is. De absolute minimumverwachting van LDD is dat het parlement betrokken wordt bij de samenwerkingsovereenkomst. (Applaus)
Mevrouw Homans, verslaggever, heeft het woord voor een mondeling verslag.
Dank u, mevrouw De Knop. Ik ga verder met de tweede helft van het verslag. Ik begin bij de opmerkingen van de heer Bothuyne, die een tegenstelling ziet tussen het pleidooi van de heer Vereeck voor totale marktconformiteit en diens voorstel om een eigen kerncentrale met lage tarieven op te richten. De heer Bothuyne beklemtoont dat de meerderheid wel degelijk goed heeft nagedacht over de prioriteiten. Twee daarvan staan voorop: duurzame energieproductie stimuleren en energie-efficiëntie realiseren in de Vlaamse overheidsgebouwen.
Participeren betekent volgens de heer Bothuyne nieuwe participaties aangaan met gebruik van de knowhow van de PMV en LRM. De focus moet op innovatieve technieken liggen, bijvoorbeeld geothermie en energieopslag. De rolverdeling kan erin bestaan dat VITO het wetenschappelijke onderzoek verricht, waarna het Vlaams Energiebedrijf de marktintroductie financiert. De goed onderbouwde visie van de meerderheid komt neer op de oprichting van een ESR-neutrale nichespeler op de energiemarkt, niet op een Vlaams Electrabel, besluit de heer Bothuyne.
Voor Open Vld, bij monde van mevrouw De Knop, hoefde deze versnelde parlementaire procedure helemaal niet, zeker niet na de lange stagnatie in het dossier. Open Vld vindt een dergelijk bedrijf bovendien ronduit overbodig.
De meerderheid verantwoordt de vage formulering van het ontwerp door te verwijzen naar het businessplan, maar de visie op de prioriteiten zou nu al moeten voorliggen. Sommige aanwezigen stelden zich vragen bij het feit dat het takenpakket zo ruim omschreven is. In de praktijk zal het Vlaams Energiebedrijf de concurrentie met de privésector moeten aangaan en zelfs moeten meedingen naar overheidsopdrachten, oordeelt mevrouw De Knop.
In het verhoopte hefboomeffect gelooft mevrouw De Knop niet, zeker niet gezien de erg diverse opdracht. Als de hoorzittingen één ding duidelijk hebben gemaakt, volgens mevrouw De Knop, dan is het wel dat 200 miljoen euro voor een energiebedrijf een verwaarloosbaar bedrag is. Participaties nemen de LRM en PMV nu al. Open Vld vraagt: waarom dan die rol niet versterken in plaats van een geheel nieuwe structuur op te richten?
Hoe transparant zal het bedrijf zijn? De samenwerkingsovereenkomst zal in de praktijk de parlementaire inspraak zo goed als afschaffen, oordeelt Open Vld zelfs.
De raad van bestuur krijgt nagenoeg carte blanche. Sporadisch naar het parlement komen, zal niet volstaan, er is een heel regelmatige en structurele consultatie van de commissie nodig, over zowel de samenwerkingsovereenkomst als de uitvoeringsbesluiten.
De uiteindelijke indruk blijft dat we hier met de zoveelste benoemingsmachine te maken hebben, oppert mevrouw De Knop. Ze kondigt een reflectienota aan. Haar fractie zal tegen het ontwerp van decreet stemmen.
Ikzelf stel dat de N-VA noch de Vlaamse Regering hun ambities hebben moeten terugschroeven. Van getalm was evenmin sprake: de afgelopen twee jaren stonden nu eenmaal in het teken van noodzakelijke besparingen.
Net als de heren Martens en Decaluwe acht ik een ruim takenpakket noodzakelijk om een teveel aan wijzigingsdecreten te voorkomen.
Op de opmerkingen van onder andere de heer Vereeck, antwoord ik dat energiearmoede bestrijden wel degelijk een prioriteit is van de Vlaamse Regering. Zo verwijs ik naar de grondige evaluatie van alle openbaredienstverplichtingen die eraan komt en wijs ik op de belangrijke voorbeeldfunctie die de overheid in het ESCO-verhaal zou kunnen vervullen.
De heer Penris kondigt een onthouding van het Vlaams Belang aan. Tegen een Vlaams Energiebedrijf is zijn fractie zeker niet gekant, meer nog, de oorspronkelijke N-VA-ambities hadden gerust meer uit de verf mogen komen, vindt de heer Penris. Vervolgens zegt hij dat een kerncentrale bouwen en het oligopolie op de energiemarkt doorbreken, heilzame doelstellingen zijn. Helaas is de portefeuille daarvoor veel te beperkt.
Ook een Vlaamse ESCO is een verantwoorde keuze, vindt de heer Penris, zeker gezien de energieverslindende gebouwen van bijvoorbeeld de VRT. Studiewerk is eveneens een nuttige opdracht. Vooral getijdencentrales verdienen aandacht.
Eén ding moeten we, koste wat het kost, vermijden, namelijk een tweede BAM, besluit de heer Penris. De commissievoorzitter verklaart de ambitie te hebben om die raad van bestuur tweemaal per jaar in de commissie verantwoording te vragen voor zijn beleid.
Minister Lieten benadrukt dat het energiebedrijf absoluut beantwoordt aan een reële behoefte, die al bij de totstandkoming van het Vlaams regeerakkoord bekend was. De Vlaamse energievoorziening moet immers dringend gestoeld worden op een hogere efficiëntie en meer hernieuwbare energie. De overwegingen zijn tegelijk ingegeven door milieubewustzijn, economische motieven en strategische doelen.
Om de 200 miljoen euro zo gericht mogelijk te kunnen investeren, moeten we onze beperkingen kennen en een maximale ESR-neutraliteit nastreven, vindt de minister. Dat kan perfect stroken met transparantie en politieke controle: het parlement zal ten volle de kans krijgen om de samenwerkingsovereenkomst te bespreken voor deze wordt ondertekend. Ook een regelmatige rapportage wil de minister graag aan de commissie garanderen.
De minister bevestigt de ESCO-functie en de verhoging van de innovatiesnelheid als prioriteiten die naadloos aansluiten bij de maatschappelijke uitgangspunten. Ze moeten zeker een vooraanstaande plaats krijgen in het businessplan en in de samenwerkingsovereenkomst.
Een symbolisch dossier wordt realiteit, besluit minister Lieten, die de commissie dankt voor haar zeer constructieve opstelling.
In de repliekenronde antwoordt de minister op enkele bijkomende opmerkingen en overwegingen. Op basis van het advies van de Raad van State heeft de regering in de ontwerpfase al toevoegingen aangebracht om het uiteindelijke ontwerp van decreet geheel conform te maken aan de Europese mededingingsregels. Het energiebedrijf zal die regels steeds strikt naleven. Het moet kartelvorming vermijden, zal geen reguleringsinstantie worden en geen diensten van algemeen economisch belang aanbieden. Waar nodig zal het bedrijf vooraf advies vragen aan Europa over bijvoorbeeld de ESR-neutraliteit van zijn plannen.
Voorzitter, het ontwerp van decreet werd in de commissie aangenomen met acht stemmen voor en één stem tegen bij vier onthoudingen. (Applaus)
De heer Decaluwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik wil de beide verslaggevers danken voor het vrij gedetailleerd verslag. We mogen ook alle commissieleden van harte danken omwille van de constructieve opstelling zodat we het ontwerp van decreet straks alsnog gestemd krijgen. We kijken met grote verwachtingen naar het businessplan, de samenwerkingsovereenkomst en de echte implementatie.
Ik wil ook de voorzitter van de commissie danken omdat het de voorbije weken bijzonder druk is geweest. Men heeft de nodige gaatjes gevonden om dit belangrijke ontwerp van decreet af te ronden.
Het is een van de eyecatchers ven het regeerakkoord. Het is een belangrijk element. Er is al veel over gediscussieerd.
In de commissie is al gezegd dat de plenaire vergadering de aangewezen plek is om over een aantal belangrijke vragen klaarheid te scheppen en nog wat uitleg te geven. Ik heb mijn uiteenzetting verdeeld aan de hand van vier vragen.
Een: is er een behoefte aan dit Vlaams Energiebedrijf? Heeft het nut en kan het voor het Vlaamse energielandschap voor een meerwaarde zorgen? Na de debatten in de commissie en zeker na de hoorzittingen luidt het antwoord ontegensprekelijk ja. De Vlaamse Regering heeft echt de ambitie om via het Vlaams Energiebedrijf in te spelen op een aantal nog niet bereikte niches van de energiemarkt. Want een blik op de 2020-doelstellingen leert ons dat wij nog een lange weg hebben te gaan inzake het gebruik van hernieuwbare energie vandaag halen we ongeveer 4 procent maar ook en vooral op het vlak van energie-efficiëntie.
De hoorzittingen hebben onze twijfels toch weggewerkt. De topprioriteit is de niche van de ESCO of de energiediensten in de gebouwen. Wij doen daar niet wat mogelijk is, en dat is een understatement. Wij moeten duidelijk inzetten op de Vlaamse overheidsgebouwen. Wij hebben op dat vlak een voorbeeldfunctie.
Ik herhaal wat ik in de commissie al zei: het grote voorbeeld hoe het niet moet, is een van onze eigen gebouwen. De VRT verbruikt 800.000 liter stookolie per jaar. Ik noemde het ooit de grootste radiator van het land. Misschien moet in de nieuwe beheersovereenkomst in dat verband een grote ambitieuze doelstelling worden opgenomen. We kunnen de gezinnen en bedrijven geen efficiëntiemaatregelen voor hun gebouwen opleggen zonder dat we zelf het goede voorbeeld geven.
De overheid kan in dit verhaal de rol vervullen van early adopter. ESCO in de privésfeer komt heel moeilijk van de grond. Ik stel dat vast. Door in samenwerking met de privéspelers op te treden als early adopter, geven we de sector een duwtje in de richting van de early majority, dus richting grote massa. Dat moet onze ambitie zijn.
In de hoorzittingen vernamen wij van Eandis dat er op het vlak van ESCO zeer goede praktijkvoorbeelden beschikbaar zijn. Zowel de distributienetbeheerders als Fedesco, de federale energiedienstverlener, kunnen ons op dat vlak veel leren. Zij waren er eerder dan Vlaanderen mee bezig. Zo leed Fedesco aan een paar kinderziekten, wat de eerste jaren leidde tot verlieslatende resultaten. Intussen werkt Fedesco break-even. Wij kunnen daaruit leren, om hopelijk een vliegende start te kunnen nemen. We kunnen heel veel leren uit de ervaringen van Eandis en Fedesco. Ik heb goed naar hen geluisterd: beide tonen zich bereid om samen te werken en hun kennis te delen met het Vlaams Energiebedrijf.
Voorts zullen we ook ESCO maximaal moeten stimuleren bij de privé-eigenaars van gebouwen. Niet alleen om besparingsredenen, maar ook omdat een energie-inefficiënt gebouw op termijn tot kapitaalvernietiging leidt. Niet voldoen aan energie-efficiëntie zal de waarde van een gebouw aanzienlijk doen dalen. Ik denk dat wij, naast die 200 miljoen, een tweede, belangrijke hefboom kunnen creëren. Een andere belangrijke niche is de milieuvriendelijke, gedecentraliseerde energieproductie en -innovatie. Die sector heeft de extra duw nodig waarvoor het Vlaams Energiebedrijf kan zorgen.
Ten eerste, door samen met de PMV en de LRM te participeren in nieuwe en bestaande projecten. De PMV zei dat we in vijf à zeven jaar tijd effectief een belangrijke Vlaamse speler kunnen creëren op de hernieuwbare energiemarkt die op de lange termijn misschien een tegenpool kan zijn van een aantal andere spelers. Dat was voor mij en ik vermoed ook voor de meeste commissieleden een verrijking.
Ten tweede, door het vermarkten van innovaties op het vlak van milieuvriendelijke technologieën. De heer Bothuyne zal daar straks waarschijnlijk wat meer over vertellen.
En ten derde, door het bundelen van vele kleinere duurzame en decentrale producenten. Die bundeling moet leiden tot grotere voorspelbaarheid, lagere balancingkosten en dus een betere prijsvorming. Dat zal natuurlijk niet hét grote verschil maken, maar in combinatie met wat minister Van den Bossche, bevoegd voor Energie, doet om efficiënter om te gaan met groenestroomcertificaten en acties rond REG (rationeel energieverbruik), kan dat misschien wel tot iets leiden. Veel kleintjes maken een grote. We mogen er niet van uitgaan dat het Vlaams Energiebedrijf op middellange termijn de energieprijs en de factuur zal doen dalen, want dat zal zeker niet gebeuren. We zullen die zo misschien echter beter kunnen kanaliseren, onder controle houden en beter kunnen inzetten op die energie-efficiëntie. Bundeling is trouwens een zeer geschikt en goedkoop instrument om op te treden tegen de falende marktwerking op vlak van elektriciteitsproductie. Decentrale duurzame productie groeit en is zowat het enige wat bij voorbaat niet in handen is van Electrabel.
Vraag twee luidt: zijn de taken in het decreet te ruim en daardoor te vaag? Volgens mij kunnen we hier duidelijk neen op antwoorden. Minister, die opmerkingen kwamen trouwens niet van de politici, maar van de Raad van State. Dat decreet is in feite een oprichtingsdecreet. Het behelst geen samenwerkingsovereenkomst, noch een businessplan waar concrete taken en doelstellingen zullen worden geformuleerd. We moeten wachten op de goedkeuring van het decreet om verdere stappen te ondernemen. Verder zal het Vlaams Energiebedrijf in de beginfase - mede gezien de beperkte middelen - moeten focussen op ESCO bij de overheid, participatie, bundeling en vermarkten van innovatie. Gaandeweg zullen er hopelijk meer taken bijkomen. Het is niet de bedoeling om dan telkens de discussie in het parlement te voeren. We zullen dat moeten aanpassen in een samenwerkingsovereenkomst of een businessplan. In ieder geval is dat de garantie voor een goed en breed kader op middellange termijn.
Minister, ik heb begrepen dat u bereid bent om die samenwerkingsovereenkomst en dat businessplan voor te leggen aan het parlement, zodat we echt weten waarover het gaat. De voorzitter heeft ook gevraagd om op regelmatige basis te rapporteren over de stand van zaken. Dat is volgens mij een goede aanpak en zal het draagvlak vergroten, in ieders belang.
Vraag drie luidt: is 200 miljoen euro wel genoeg om iets te betekenen in een energiemarkt van grote bedragen? Ik denk dat dat zeer zeker genoeg is. Ik denk echter dat we die 200 miljoen euro eerst wat moeten relativeren. Gaandeweg kan dat dan groeien. Vooreerst, collega's, wil ik duiden dat het - voor wat mijn partij betreft - nooit de bedoeling is geweest een grote concurrent van Electrabel op te richten, noch om nieuwe productie-installaties uit te bouwen, noch, collegas van LDD en Vlaams Belang, om kerncentrales te bouwen. Om het cijfer van 200 miljoen euro te relativeren in de energiesector geef ik mee dat je met dat bedrag niet eens de opkoopplicht van de PV-groenestroomcertificaten van de distributienetbeheerders kan overnemen. Die totale overheidssubsidie zou inmiddels 285 miljoen euro bedragen.
De bouw van een nieuwe centrale voor stoom- en gasturbine (STEG) van 1 gigawatt productie kost ongeveer 900 miljoen euro. Zelfs al kunnen we met leningen het kapitaal verhogen tot een investeringskapitaal van ongeveer 1 miljard euro, dan moeten we ons nog geen illusies maken. We zullen in de beginfase moeten focussen op een aantal prioriteiten zoals ESCO en het bundelen en vermarkten van innovatie. Minister, daar zit de grote meerwaarde. We denken dat het een effectieve hefboom kan zijn in de publiekprivate sfeer en dat die effectief veel kan betekenen.
Het zal ook een enorme uitdaging zijn om aan de private spelers een rendement te kunnen aanbieden. Elke investering zal bovendien ESR-neutraal moeten zijn en zal moeten worden afgetoetst aan Europa. Men zal dus stap voor stap moeten gaan. Maar ik heb er echt geloof in dat die 200 miljoen euro een ongelooflijke hefboom kan zijn.
De laatste vraag is of er met de komst van het Vlaams Energiebedrijf sprake is van concurrentie of een potentiële verdringing, zoals de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) stelt. Ik zeg neen. Integendeel, het Vlaams Energiebedrijf zal de private leveranciers nodig hebben voor de levering van goederen en diensten. Er was destijds een gelijkaardige discussie over Domus Flandria. Men zei dat de private sector in de plaats moesten komen van de bouwmaatschappijen, maar men vergat dat die bouwmaatschappijen ook een beroep moeten doen op private aannemers om te bouwen. Dit is een gelijkaardige kwestie. Door de samenwerking zullen voor de private spelers nieuwe kansen gecreëerd worden. Bovendien zal het Vlaams Energiebedrijf een springplank zijn voor de private spelers naar een ruimere markt.
Tot slot zal het Vlaams Energiebedrijf niet marktconcurrerend maar marktondersteunend optreden. Het zal het extra opstapje moeten bieden dat de sector nodig heeft om te kunnen groeien. Niet alleen de bouwmaatschappijen vormen een goed voorbeeld. Ook Eandis zelf moet samenwerken met private partners, aannemers, studiebureaus en banken om dat allemaal te realiseren.
Daarom, minister, voorzitter, collegas, willen wij dit initiatief ten volle steunen. Er wordt veel verwacht van de samenwerkingsovereenkomst en het businessplan. Ik hoop dat men erin slaagt om goede mensen aan te trekken, die het effectief zullen moeten doen op het terrein. Ik hoop dat het parlement daar straks volmondig ja op kan zeggen en dat we na de zomer de nodige verdere initiatieven kunnen nemen om dit koninginnenstuk van het regeerakkoord te realiseren. Het is misschien wat traag gestart, maar het is beter traag te starten om dan effectief op korte termijn met resultaten te kunnen komen. Wij hebben daar alle vertrouwen in. Ik wil ook nogmaals de oppositie en de commissievoorzitter danken, om dit belangrijke ontwerp van decreet in moeilijke omstandigheden toch op een vlotte manier tot hier te krijgen. Bedankt. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Penris heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, na zon uitmuntend verslag van de twee verslaggeefsters waarbij mag gezegd worden dat het onze secretaris, Wilfried Van Vinckenroye, is geweest die de pen heeft vastgehouden in bijzonder moeilijke en hectische omstandigheden kunnen we beknopt blijven. Mevrouw Homans heeft goed samengevat wat de stelling van mijn fractie in dit dossier is geweest. Ik bedank ook de heer Decaluwe voor het feit dat hij mij als voorzitter bedankte. Ik vond ook dat het mijn plicht was als voorzitter, maar ook als oppositielid, om dit initiatief de kansen te geven die het verdient.
Minister, mijn fractie gelooft in het nut en de noodzakelijkheid van een Vlaams Energiebedrijf. Zoals door mevrouw Homans aangegeven, lag ons ambitieniveau zelfs hoger dan het uwe en dat van uw meerderheid. We waren samen vertrokken, mevrouw Homans, met de hoop om van het Vlaams Energiebedrijf een speler te maken die het oligopolie in zowel de productie als de distributie zou kunnen doorbreken, zodanig dat de energieprijs gecorrigeerd zou kunnen worden. Want laat ons eerlijk zijn: wij Vlamingen en Vlaamse bedrijven betalen veel te veel, omdat we in een markt zitten die in wezen ongezond is. Het zou een taak van een Vlaams Energiebedrijf kunnen zijn geweest om dat oligopolie te doorbreken en die markt te corrigeren, door zelf te produceren of zelf te gaan distribueren.
Dat is niet de ambitie geweest van uw regering. Ik heb daar begrip voor omdat de budgettaire ruimte te beperkt was. Jammer, maar helaas. Het energiebedrijf zal dus een Vlaams ESCO worden. Kunnen we daarmee leven? Ja, omdat op het Vlaams niveau een ESCO nodig is. Op de lagere niveaus is er Eandis dat voor de lokale besturen dit werk uitvoert. Op het federale niveau is er Fedesco dat dit voor de federale instellingen uitvoert. In Vlaanderen was er een lacune. En er is werk aan de winkel, zoals de heer Decaluwe aangeeft. Het grote voorbeeld is de VRT, de grote radiator, waar nog veel aan kan worden verbeterd. Voorzitter, misschien kan dit huis ook eens worden doorgelicht.
Kunnen wij leven met een ESCO? Ja. Kunnen wij leven met een instelling die nieuwe technologieën vermarkt zoals geothermie? Ja. Kunnen wij leven met een instelling die op zoek gaat naar energiespitstechnologie? Ja. Ik geloof dat er op het vlak van het opwekken van energie via de getijdenstromen, zoals mevrouw Homans heeft aangegeven, nog een ander te onderzoeken en te commercialiseren is. Ja, ik geloof dus in die roeping van het Vlaams Energiebedrijf.
Is 200 miljoen euro voldoende? Allicht wel voor de beperkte taken die voorlopig zijn toegewezen.
Voorzitter, ik wil één ding vermijden. Ik wil niet dat het Vlaams Energiebedrijf eenzelfde verhaal wordt als BAM (Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel). Ik heb destijds, met veel enthousiasme, de oprichting van BAM mee goedgekeurd, maar ik heb samen met vele collegas na een aantal jaren moeten vaststellen dat BAM volledig ontspoorde, niet deed wat moest, slecht bestuurd werd en in de fout ging. Ik ben blij dat we dat vanuit het parlement zijn gaan opvolgen en dat we daarvoor de logistieke steun hebben mogen krijgen van het Rekenhof. Ik weet nu, sinds het interessante advies van de Raad van State op uw voorstel van decreet met betrekking tot het Rekenhof, dat we de steun van het Rekenhof in deze niet meer onmiddellijk zullen hebben. Daarvoor is allicht een grondwetswijziging nodig. Ik zal aan mijn collegas aan de overkant vragen om een grondwetswijziging in deze zin door te voeren, omdat ik erin geloof dat we zon belangrijke instelling nauwgezet moeten kunnen controleren met de nodige bijstand.
Minister, ik ben zeer blij dat u hebt toegestaan dat we zullen mogen controleren, dat u ons regelmatig zult rapporteren over wat het Vlaams Energiebedrijf doet. Dat is de ambitie van mezelf, maar ook van de unanieme commissie.
Het gaat goed met het Vlaams Energiebedrijf. We gaan niet tegenstemmen. We hadden van u meer ambitie verwacht. We gaan ons, zoals gezegd, onthouden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het Vlaams Energiebedrijf heeft in de commissie al heel wat stof doen opwaaien. Het verslag mag dan wel alomvattend geweest zijn, toch ga ik graag in op de kans om even in te zoomen op het standpunt van Open Vld.
Het stof dat het heeft doen opwaaien in de commissie en in dit halfrond, is niet onterecht. Het is pas twee jaar na het sluiten van het regeerakkoord dat het Vlaams Energiebedrijf vorm krijgt. Wat ons betreft, gebeurt dit via een onnodige stroomversnelling tijdens de voorbije maand.
De inkt van de hoorzitting is nog niet droog of de behandeling van het oprichtingsdecreet staat geprogrammeerd in de plenaire vergadering. Wij vinden dat bijzonder jammer, omdat er geen rekening wordt gehouden met de opmerkingen van de sector die tijdens die hoorzitting werden gemaakt. Ik heb blijkbaar een andere hoorzitting meegemaakt dan u, want wat mij betreft, zijn daar heel wat kritische opmerkingen gemaakt.
Het is duidelijk dat geen rekening wordt gehouden met de sector, want het oorspronkelijke kaderdecreet wordt aangehouden. Er is geen enkel amendement op ingediend. Open Vld betreurt die snelle behandeling. Dat is, naast de inhoudelijke kritiek die we hebben, ook de reden waarom mijn fractie ervoor gekozen heeft een reflectienota in te dienen. We hebben ons niet verzet tegen de spoedprocedure die is ingezet. We houden er wel een wrange nasmaak aan over. Bij een volgende gelegenheid zal ik daar twee keer over nadenken. Als we dit hadden kunnen laten overzomeren, dan waren wij en misschien ook uzelf wel tot andere inzichten gekomen.
Het Vlaams Energiebedrijf mag dan wel een van de hoofdvogels zijn van het regeerakkoord, het is voor mij alvast duidelijk dat het al heel wat van zijn pluimen heeft verloren. Er is ook weinig vlees aan het kippetje. In tegenstelling tot wat in artikel 4 van het oprichtingsdecreet als een ruim takenpakket kan worden omschreven, blijkt het in realiteit om een mager beestje te gaan.
Dat het Vlaams Energiebedrijf zijn taken of prioriteiten moet vernauwen, hebben we vernomen via de media, zoals mijn collega van Groen! terecht heeft opgemerkt. Het was een artikel in De Standaard dat ons duidelijk maakte wat de ambities zijn van het Vlaams Energiebedrijf, en dit nog vóór de bespreking in de commissie. Ik betreur dat we onze eigen instelling oneer aandoen door op die manier te werken.
Het Vlaams Energiebedrijf moet zich volgens dat bewuste artikel in eerste instantie concentreren op energiebesparende investeringen in Vlaamse overheidsgebouwen, schoolgebouwen of sociale woningen en daarnaast op innovatieve projecten over energieproductie en -besparing. Waarom vertaalt deze aangepaste missie en dit aangepaste doelstellingenkader zich niet in het ontwerp van decreet? De meerderheid hoopt misschien en dat heeft de heer Decaluwe hier zelf gezegd dat in een latere fase verdere stappen kunnen worden gezet. De vraag is dan of die beleidsmatig getoetst zullen kunnen worden aan de opportuniteiten.
Mijnheer Decaluwe, stemmen uw woorden overeen met uw echte gedachten? Immers, enkele uren na de stemming over het oprichtingsdecreet in de commissie was er al een ander geluid te horen uit CD&V-hoek. In een persmededeling van mijnheer Bothuyne stond duidelijk: Wat zou het VEB beter niet doen? Het VEB mag niet marktverstorend werken. Dit wil zeggen dat het VEB geen rol te spelen heeft in de leveranciers- en/of groothandelsmarkten van gas, noch elektriciteit. Het VEB mag niet als speler of facilitator op de markt van groenestroom- en warmtekrachtcertificaten werken. Deze ondersteuningsmechanismen zijn momenteel voorwerp van een grootscheepse beleidsevaluatie. De bijsturing die hieruit zal voortvloeien moet een ingreep via het VEB in de certificatenmechanismen onnodig maken.
Dit is een duidelijke contradictie met artikel 4 van het oprichtingsdecreet, waarin die taken duidelijk zijn gestipuleerd. Het gaat dan om het zelf of samen met anderen optreden als speler of facilitator in de markten van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten en het zelf of samen met anderen optreden als speler of facilitator in de leveranciersmarkten van elektriciteit of gas.
Als u, zoals blijkt uit uw persbericht, die mening bent toegedaan, waarom hebt u dan geen amendement ingediend om die taken uit het decreet te schrappen? Weet CD&V wat ze wil binnen deze meerderheid of raakt ze er op de een of andere manier onderling niet uit?
Collegas, het schouwspel dat we hier hebben moeten gadeslaan, en dat met een regering die behoorlijk bestuur predikt als zo goed als haar hoogste goed, vind ik teleurstellend en frustrerend. Het toont aan dat er met betrekking tot het Vlaams Energiebedrijf weinig overeenstemming is tussen de meerderheidspartijen. De polemiek over het Vlaams Energiebedrijf bewijst eens te meer dat elke protagonist mag opstaan en zijn eigen rol spelen, zolang de contouren maar breed genoeg worden gehouden en zolang er niemand op de tenen wordt getrapt. Op het einde van de rit is er dus een energiebedrijf opgericht dat niemand wil of dat weinigen willen en waarbij elke partner zijn invulling kan claimen. Collegas, ten koste van wat gaat dit allemaal? A stemmen en B zeggen, is dit deugdelijk besturen? Wij zijn vooral bezorgd over de gevolgen.
Het Vlaams Energiebedrijf heeft geen meerwaarde voor het Vlaamse energielandschap. Het takenpakket blijft te ruim en te vaag, wat hier vandaag ook wordt gezegd over wat het dan wel moet doen. Het blijft vrijblijvend, alles blijft mogelijk via het decreet. Wat wij in het bijzonder betreuren, is dat er geen voorafgaande behoefteanalyse is geweest.
Amper twee weken geleden moest de Vlaamse minister van Energie nog ruiterlijk toegeven dat de regeringen in dit land niet weten welke projecten waar op stapel staan, welke investeringen in nieuwe elektriciteitsproductie waar gepland zijn. De Staten-Generaal moet daar verandering in brengen. Dit toont mooi aan dat wij in Vlaanderen geen doordacht energiebeleid hebben. Volgens ons is het Vlaams Energiebedrijf de vlucht vooruit. Je moet eerst analyses maken en dan bekijken welk instrument daarvoor nodig is. Nu hebben we misschien een instrument ontwikkeld waarmee het misschien niet eens mogelijk is om de doelstellingen te halen die vandaag door de meerderheidsfracties worden gestipuleerd.
Een economische impactanalyse of een reguleringsimpactanalyse (RIA) zou heel nuttig en cruciaal zijn geweest vooraleer nieuwe wetgevende initiatieven af te kondigen, laat staan vooraleer een nieuw externe verzelfstandigd agentschap (EVA) op te richten.
Uiteraard is het voor het vaststellen van het takenpakket van het Vlaams Energiebedrijf onontbeerlijk voldoende zicht te hebben op de markten. Een reden te meer om aan te nemen dat het de meerderheid niet zozeer om de inhoud te doen is, maar misschien meer om het symbool van een eigen Vlaams flagship. Misschien is de voorzitter van de commissie Energie daarom zo blij met het initiatief. Het gaat meer om het etiket Vlaams dan om de lading.
Voor wat het Vlaams Energiebedrijf in een eerste fase moet doen, heb je volgens ons geen nieuw bedrijf nodig. Waarom de rol van de PMV en de LRM niet versterken? Deze structuren zijn al aanwezig, ze hebben hun expertise en ze hebben hun nut bewezen. De Vlaamse overheid gaat nu een nieuwe instantie in het leven roepen, en het zal uiteindelijk de raad van bestuur zijn die zal beslissen welke klemtonen er worden gelegd en op welke manier. De aansturing vanuit de overheid is beperkt. Er is weinig transparantie en er is zeker en vast weinig parlementaire controle mogelijk aangezien het energiebedrijf zal werken met een samenwerkingsovereenkomst met de regering. Minister, ik heb gehoord dat u zich engageert om het parlement hier nauw bij te betrekken, om de samenwerkingsovereenkomst aan het parlement voor te leggen en om regelmatig terug te koppelen. Het zou er nog aan mankeren. Het is enorm fijn dat u dat engagement opneemt, alleen heeft het parlement geen enkele garantie dat u dat ook zult doen. U bent misschien een minister die dat engagement heel duidelijk neemt, maar het Vlaams Energiebedrijf zal niet ophouden te bestaan als er in de toekomst een andere minister van Energie zal zijn. Wij hebben ons bij de oprichting van dat kaderdecreet weinig garanties gegeven om onze controle te vergroten.
Andere mensen hebben het al gezegd zij het op een andere manier aangezien ze vanuit de meerderheid spreken : het budget van 200 miljoen euro dat de Vlaamse Regering voor het Vlaams Energiebedrijf heeft uitgetrokken, is gezien het ruime takenpakket en de ambitieuze doelstellingen een druppel op een hete plaat.
Zelfs indien u dit beperkt tot de ESCO-activiteiten, menen we dat er een probleem is met betrekking tot de ESR-neutraliteit. Daarom stellen we voor dat u de middelen die u daarvoor uittrekt, zou aanwenden voor de bestaande initiatieven met het oog op het realiseren van energiebesparingen bij particulieren en bedrijven. Uiteraard moeten we daarbij oog hebben voor het behalen van de 20-20-20-doelstelling. We staan daar helemaal achter. Dat is voor ons echter een reden temeer om middelen te concentreren op die aspecten, namelijk 20 procent minder energieverbruik en 20 procent meer energie-efficiëntie, waarvoor stimulansen en impulsen noodzakelijker zijn. Zorg er anderzijds voor dat er een ruim kader en een goed investeringsklimaat is voor de productie van hernieuwbare energie, en dat zeker niet alleen binnen de eigen overheidsbedrijven. Zorg er zo voor dat de markt ten volle kan spelen. Probeer ernaar te streven dat de groenestroomsector zelfredzaam wordt, en dat alleszins door te stoppen met oversubsidiëring en in de plaats daarvan in te zetten op nieuwe initiatieven op het vlak van innovatie, onderzoek en de ontwikkeling van technologieën die toekomstpotentieel hebben, maar nog onvoldoende performant zijn qua rendement. Opnieuw is onze vraag: is er daarvoor een Vlaams Energiebedrijf nodig? Dat energiebedrijf, dat die taken zal uitvoeren, zal in de praktijk immers met privébedrijven moeten concurreren. Het zal moeten meedingen naar overheidsopdrachten. Voor ons is dat onaanvaardbaar.
Daarom kan Open Vld niet akkoord gaan met dit ontwerp van decreet. We zullen dan ook tegenstemmen. De Vlaamse Regering tracht de zoveelste raad van bestuur op te richten, en doet daarmee afstand van haar eigen regeervermogen. Mijn fractie heeft dan ook een reflectienota ingediend. We hopen daarmee een bijdrage te leveren tot de terugkeer van de rationaliteit in het energiedebat.
Mevrouw De Knop, ik wou u die hele tijd niet onderbreken, omdat ik het wel sympathiek vind dat u als enige van heel uw fractie hier nog aanwezig bent. We hebben de discussie gevoerd in de commissie. Ik zal die niet overdoen. U merkt echter op dat het de bedoeling van de Vlaamse Regering is om de zoveelste raad van bestuur op te richten en de postjes daar in te vullen. Sorry, ik meen in de commissie heel duidelijk te hebben gemaakt dat wij die traditie niet hebben, misschien in tegenstelling tot andere partijen, en dat het zeker niet de bedoeling is dat zo te doen. De minister heeft zich in de commissie ertoe verbonden om regelmatig te komen rapporteren. Natuurlijk moet de raad van bestuur ook aan de Vlaamse Regering rapporteren. Wij zullen dan wel in het parlement vernemen wat daar gebeurt. U kunt echter alleszins van mijn fractie aannemen en ik neem aan dat dit ook geldt voor de andere meerderheidsfracties dat het absoluut niet de bedoeling is om gewoon onze vriendjes te benoemen in die raad van bestuur. Misschien hebt u die traditie.
U stelt dat het parlement voldoende garanties heeft, dat de minister dat heeft beloofd. Als u dan toch wilt dat er regelmatig wordt teruggekoppeld naar het parlement, waarom voorziet u dan niet in die mogelijkheid in het ontwerp van kaderdecreet? Dat betreur ik. Wat u zegt over het oprichten van onnodige raden van bestuur en postjes, laat ik voor uw rekening. Uw partij is natuurlijk nog heel jong. We zullen in de gaten houden wat uw partij in de toekomst ter zake te bieden heeft.
We zijn er niet van overtuigd dat de oprichting van het Vlaams Energiebedrijf een meerwaarde zal betekenen voor de energiesector. We beamen dat de doelstellingen ervan uiteraard bijzonder mooi en lovenswaardig zijn. Ik zou niets liever willen dan dat het Vlaams Energiebedrijf al die doelstellingen kan waarmaken, maar noch ik noch mijn fractie meent dat we ze op deze manier zullen kunnen realiseren. We zullen dus tegen het ontwerp van decreet stemmen. We vragen de Vlaamse Regering om het beschikbare budget van 200 miljoen euro ter beschikking te stellen van bestaande initiatieven, met het oog op het behalen van energiebesparingen bij particulieren en bedrijven. Daarover horen we vandaag immers niet zoveel. Indien er geen gevolg kan worden gegeven aan dat verzoek, dan zouden we toch zeker en vast willen vragen dat alle initiatieven dus het ontwerp van decreet, de uitvoeringsbesluiten en de samenwerkingsakkoorden in het kader van het Vlaams Energiebedrijf voor advies zouden worden voorgelegd aan de Europese Commissie en het Vlaams Parlement.
Minister, ten slotte hadden we gehoopt dat de zomer u tot rede had kunnen brengen, maar het heeft jammer genoeg niet mogen zijn.
De heer Martens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, men lacht met mijn stropdas. Het moet van mijn huwelijk geleden zijn dat ik er een droeg, maar ik heb dit beloofd aan mevrouw Homans en de heer Sanctorum omdat ze mij die cadeau hebben gedaan voor bewezen diensten. Vriendschap in de politiek, het bestaat nog. (Gelach. Opmerkingen)
Mijnheer Martens, misschien kunt u specificeren wat die bewezen diensten waren. (Gelach)
Mevrouw Homans, in uw eigen belang ga ik daar niet over uitweiden. (Gelach) Ik wil u wel bedanken voor het prachtige verslag dat u hier hebt gegeven, samen met mevrouw De Knop, van de werkzaamheden en de bespreking van dit ontwerp van decreet in onze commissie. Dat bespaart me al heel wat tijd.
We vinden dit een heuglijke dag waarop dit oprichtingsdecreet van het Vlaams Energiebedrijf kan worden goedgekeurd. We hebben er grote verwachtingen over, maar we moeten ernaar kijken met een zekere bescheidenheid en met de nodige ambitie.
Ik zeg bescheidenheid, omdat we geen overspannen verwachtingen mogen creëren. Het is niet omdat we vandaag het VEB oprichten, dat morgen de energieprijzen zullen dalen of dat de fossiele brandstoffen zullen zijn ingeruild voor hernieuwbare energiebronnen. De 200 miljoen euro die is vrijgemaakt voor het VEB, is een aanzienlijk deel ongeveer een vijfde van de totale extrabudgettaire ruimte die de Vlaamse Regering deze legislatuur vrijmaakt.
Maar in vergelijking met de investeringsbudgetten waar de oligolopisten op de Europese energiemarkt mee spelen, is dit uiteraard een beperkt bedrag. In de zich consoliderende Europese energiemarkt was een bedrijf als Essent of Nuon al te klein en lieten ze zich overnemen door Vattenfall of Rheinisch-Westfälisches Elektrizitätswerk (RWE).
De ambitie om hier meteen een grote mastodont op te richten, die naast de Electrabels van deze wereld kan staan, is misschien een brug te ver. Willen we de dominantie van Electrabel doorbreken, dan zullen we dat in de eerste plaats via regelgeving moeten doen. Die moet worden gemaakt aan de overkant van de straat. Daar moet duidelijkheid worden gecreëerd op het vlak van de uitstap uit kernenergie. Daar moet men bijvoorbeeld dominante spelers verplichten een deel van hun productiecapaciteit te veilen, zodat nieuwkomers op de markt, in afwachting van de bouw van eigen centrales, ook kunnen beschikken over virtuele centrales.
Maar goed, dat debat moeten we hier niet voeren, dat moet bij de federale overheid gebeuren. Het doorbreken van die dominantie blijft voor onze partij wel van cruciaal belang. In de eerste plaats moet dit via regelgeving gebeuren.
Idem dito voor het creëren van markten voor groene en duurzame energie. Het regelgevend kader zal die in de eerste plaats moeten creëren. Vandaag is dat al gebeurd. De investeringen in hernieuwbare en duurzame energie nemen een heel hoge vlucht. In enkele jaren tijd is er een verdrievoudiging. Er is een heuse omwenteling bezig. Het regelgevend kader, onze certificatenmarkt enzovoort, worden momenteel onder de loep genomen in een globale evaluatie. Er is een groot onderhoud bezig van ons ondersteuningsmechanisme met de finaliteit dat die een stabiel investeringsklimaat moet blijven opleveren, evenwel zonder aan oversubsidiëring te doen.
Wat is dan wel de rol van het VEB? Welke ondersteunende en aanvullende rol kan het spelen? We denken dat die rol velerlei is. We denken aan de verschillende trappen van de trias energetica. Die zegt dat energie in de eerste plaats zo veel mogelijk bespaard moet worden. In de tweede plaats moet energie zo veel mogelijk op basis van hernieuwbare bronnen worden opgewekt. In de derde plaats moet de energieopwekking efficiënter gebeuren met minder energieverlies. In die verschillende trappen kan en moet het VEB voor ons een rol spelen.
Laat me beginnen bij de energiebesparing. Daar valt nog een hele weg af te leggen. We hebben daar zeer ambitieuze doelstellingen opgelegd gekregen van de Europese Unie in het kader van het Europees 2020-programma. Zo moeten we het energieverbruik en de CO2-uitstoot in Vlaanderen in de sectoren die niet gevat zijn door het Europese emissiehandelssysteem, met 15 procent terugdringen. Er is een voorstel van Europese richtlijn rond energie-efficiëntie, die ook specifieke normen, voorwaarden en maatregelen oplegt binnen de overheidsgebouwen. Minister, in die overheidsgebouwen moeten nog heel wat energieverliezen worden weggewerkt. Ze zijn zo lek als een zeef. Er wordt energie, en dus ook geld, langs ramen en deuren naar buiten gegooid. Dat moet worden aangepakt.
En hier zitten we met een missing link. Aan de ene kant hebben we voor de federale overheidsgebouwen Fedesco als instrument. Fedesco werkt op derde-partij-financieringsbasis, detecteert energieverliezen, inventariseert het besparingspotentieel en investeert in de besparingsmogelijkheden. Aan de andere kant hebben we de werkmaatschappijen van onze distributienetbeheerders, Eandis en Infrax, die dergelijke derde-partij-financieringssysteem aanbieden aan onze lokale besturen. De missing link zit bij het Vlaamse patrimonium. Voor het Vlaamse patrimonium en door de Vlaamse overheid gesubsidieerde gebouwen, schoolgebouwen, rust- en verzorgingstehuizen, bestaat er geen ESCO. We denken dat die ESCO wel degelijk op poten moet worden gezet, niet om concurrentie aan te doen aan het privé-initiatief, nee, om het privé-initiatief te stimuleren.
Vandaag blijven die investeringen uit omdat de beheerders van die gebouwen niet over de nodige knowhow beschikken om een energieboekhouding op te zetten, om lastenboeken op te maken om investeringen in de markt te zetten. Een ESCO kan die taken die regierol wel op zich nemen. De ESCO is een soort dirigent die maakt dat het orkest, de marktpartijen, aan het spelen geraken. Het is een soort vliegwiel om de markt van energiebesparende diensten en investeringen op gang te brengen.
Eerder dan een concurrent zou het een stimulans kunnen zijn voor het privé-initiatief. Dat bewijzen Eandis en Fedesco vandaag al. Eandis pakt alleen al in mijn stad vijftig schoolgebouwen aan met een investeringspakket van 18 miljoen euro aan energiebesparende maatregelen die terug worden verdiend op relatief korte termijn. Het zijn investeringen die zonder die rol van Eandis niet gebeurd zouden zijn. We denken dat ook de ESCO die in de schoot van het VEB kan worden opgericht, die taak voor het Vlaams patrimonium op zich kan nemen.
Tweede belangrijke rol die wij zien voor het VEB, is het bundelen van de bestaande participaties die de Vlaamse overheid via haar participatiemaatschappijen Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) en ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) vandaag al in de sector van de duurzame energie aanhoudt. Door het bundelen van die participaties is er meerwaarde uit te halen.
Vandaag zetten al die producenten kleine pakketjes stroom op de markt met relatief hoge onbalanskosten. Duurzame-energie- en groenestroomproductie heeft het kenmerk dat ze onvoorspelbaarder is dan de klassieke stroomproductie. Men moet relatief hoge onevenwichtskosten betalen als men niet de stroom levert die men heeft genomineerd, zoals dat heet, die men via intra day en pay ahead heeft aangekondigd. Als het minder hard waait of de zon schijnt minder hevig dan voorspeld, wordt men geconfronteerd met die onevenwichtskosten. Door de verschillende decentrale stroompakketjes te bundelen op één platform, kunnen die onevenwichten verder worden uitgevlakt, zeker als in die productportfolio ook nog stuurbare, regelbare productie-eenheden zoals warmte-krachtkoppelingsinstallaties worden opgenomen, is het mogelijk om die onevenwichtskosten zeer sterk te reduceren en de stroom met een grotere voorspelbaarheid en met minder onbalanskosten naar de markt te brengen.
Ook hier is er geen concurrentie voor het privé-initiatief, maar een meerwaarde die gecreëerd wordt voor alle private initiatieven op het vlak van duurzame groenestroomproductie die van zon platform gebruik willen maken.
Een belangrijke focus voor ons is het naar de markt brengen van nieuwe technologieën. Ik hoor hier verschillende fracties zeggen dat daar al vehikels voor bestaan, dat we een LRM hebben en een ParticipatieMaatschappij Vlaanderen hebben.
Collegas, het is wel zo dat PMV bijvoorbeeld een beetje terugschrikt van participaties in bedrijven waar een te groot risicoprofiel aan vast hangt. Nochtans verdienen ook die technologieën het de geothermie werd hier al genoemd om naar de markt gebracht te worden. Wat ons betreft kan het Vlaams Energiebedrijf daar een belangrijke rol in spelen.
We moeten natuurlijk focussen en, wat ons betreft, zijn dit de drie belangrijkste doelstellingen die het Vlaams Energiebedrijf in eerste instantie moet nastreven. We kunnen met één pijl niet meerdere doelen raken. Het investeringsbudget van 200 miljoen euro is beperkt, ook al rekenen we op een belangrijk hefboomeffect, ook al kan er op dat eigen vermogen in een belangrijke mate nog vreemd vermogen worden aangetrokken en ook al kan dat eigen vermogen nog aangesterkt worden door bundeling van bestaande participaties. Het is hoe dan ook een beperkt budget, laten we dus in eerste instantie focussen op de ESCO-werking, het bundelen van participaties en het naar de markt brengen van nieuwe technologieën.
Maar laten we het takenpakket ook niet daartoe beperken. Laten we via het decreet niet de andere doelstellingen schrappen, laat ons het takenpakket niet inperken of het Vlaams Energiebedrijf dichttimmeren, want dat zou een heel slechte zaak zijn. In onze ogen moet het op termijn ook mogelijk zijn dat mogen we alleszins niet uitsluiten dat na het bundelen van de participaties, na het creëren van het platform om het collectief vermarkten van verschillende kleine pakketjes groene of duurzame stroom, er bijvoorbeeld ook een rol wordt opgenomen als leverancier.
Ik maak graag de parallel met het bedrijf Indaver. Indaver in de afvalsector is destijds gegroeid vanuit de chemische industrie die een technologie wou ontwikkelen voor het verwerken van het eigen industrieel afval. De Vlaamse overheid heeft via de Vlaamse Milieuholding en samen met de privésector het bedrijf Indaver opgericht om de technologie te ontwikkelen waar de industrie op dat moment niet over beschikte. De technologie werd ontwikkeld en Indaver is uitgegroeid tot een bedrijf dat niet alleen het afval van de Vlaamse industrie heeft verwerkt, maar tot een bedrijf dat vandaag marktleider is voor de verwerking van industrieel afval binnen Europa. Het was niet de initiële doelstelling om marktleider te worden of om de Europese markt op te gaan, maar dat is wel gerealiseerd. Op het moment dat Indaver zijn vleugels uitsloeg, kon de Vlaamse overheid haar aandeel in dat bedrijf grotendeels te gelde maken door de verkoop aan een private partner, in dit geval DELTA.
Waarom zou het Vlaams Energiebedrijf zon weg niet kunnen opgaan? Het heeft de overheid geen geld gekost. Het heeft de gemeenschap heel veel geld opgebracht, want de meerwaarde die gerealiseerd is door de verkoop van de aandelen van de Vlaamse Milieumaatschappij in Indaver, is gigantisch. Daar is ook een nieuwe raad van bestuur opgericht, maar, laat ons duidelijk zijn, dat was niet de eerste bedoeling van de oprichting van Indaver. De bedoeling was de technologie te ontwikkelen die het Vlaamse bedrijfsleven nodig had. Indaver is nadien uitgegroeid tot een Europese marktleider.
We mogen dus ook niet te weinig ambitieus zijn. We mogen die ambitie op voorhand niet opgeven. Maar, beste collegas, het is ook hier belangrijk om eerst te kunnen stappen voordat men kan lopen. Laat ons eerst de eerste stappen zetten om nadien te bekijken welke opportuniteiten zich aanbieden om de technologie die we ontwikkelen en naar de markt brengen, ook buiten onze landsgrenzen uit te rollen.
Beste collegas, ik concludeer door te stellen dat onze fractie en onze minister met volle goesting werk zullen maken van dit Vlaams Energiebedrijf. Daar wordt soms aan getwijfeld, zoals ik in sommige krantenartikels mag lezen, maar wat ons betreft is het Vlaams Energiebedrijf inderdaad een van de mooiste parels aan de kroon van deze Vlaamse Regering.
Ik begrijp het ongeduld van sommigen die vinden dat ze hier twee jaar op hebben moeten wachten. Dit is echter een bewuste keuze van de Vlaamse Regering geweest. De Vlaamse Regering heeft ervoor gekozen gedurende de eerste twee jaren van de legislatuur de broeksriem aan te halen, wat kilos te verliezen en aan conditie te winnen. Dat was nodig om de laatste jaren van de legislatuur echt topprestaties te kunnen neerzetten. Wat ons betreft, zal het Vlaams Energiebedrijf een dergelijke topprestatie worden. We hebben er alle vertrouwen in dat de minister deze parel aan de kroon van de Vlaamse Regering in alle pracht zal laten schitteren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Homans heeft het woord.
Voorzitter, aangezien verschillende sprekers van de meerderheid en de oppositie hun oordeel hier en in de commissie al hebben geveld, zal ik proberen het kort te houden. We hebben onder leiding van de heer Penris heel wat debatten kunnen voeren. Er zijn heel wat hoorzittingen geweest. Ik wil hier nogmaals alle oppositiepartijen uitdrukkelijk danken voor de zeer constructieve houding die ze met betrekking tot dit dossier hebben aangenomen. Ik wil ook commissiesecretaris Van Vinckenroye danken. Hij heeft echt een tandje moeten bijsteken om dit allemaal nog in orde te krijgen en ervoor te zorgen dat we dit ontwerp van decreet vandaag kunnen bespreken en ter stemming kunnen voorleggen.
Ik hoor veel critici, vooral bij monde van mevrouw De Knop, verklaren dat we ondertussen al twee jaar verder zijn en dat het Vlaams Energiebedrijf er nu pas komt. De heer Martens heeft er al op gewezen dat de Vlaamse Regering de bedoeling had te besparen. We hebben dit echt als een noodzaak beschouwd. De Vlaamse Regering moet inzake besparingen het goede voorbeeld geven. We hebben de tering naar de nering gezet.
Nu, na twee jaar van een legislatuur die vijf jaar duurt, staat het Vlaams Energiebedrijf uitdrukkelijk op de agenda. Het ontwerp van decreet ligt zelfs al ter stemming voor. Toen we het Vlaams regeerakkoord opstelden, konden we ook niet onmiddellijk of na een paar maanden met een Vlaams Energiebedrijf komen. In dat geval hadden we de kritiek gekregen dat we er niet over hadden nagedacht. Het is natuurlijk het een of het ander. Volgens mij hebben we de vooropgestelde timing gevolgd. Het kon zeker niet sneller.
Een ander punt van kritiek houdt in dat het in het ontwerp van decreet opgesomd takenpakket nogal breed is. Ik ben het daar gedeeltelijk mee eens. Ik wil hier echter aan toevoegen dat het vrij lastig is. Indien we het niet zo breed mogelijk zouden opvatten, zouden we elke keer opnieuw naar het Vlaams Parlement moeten komen om decreetswijzigingen te laten goedkeuren. Dat lijkt me ook geen goede handelwijze.
Ik begrijp niet goed wat bepaalde partijen hier verklaren. Het zou vervelend zijn de zaak niet zo ruim op te vatten. In dat geval zouden we telkens opnieuw een debat in het Vlaams Parlement moeten voeren. Is dat dan onze taak niet? Mij lijkt het een goede zaak telkens opnieuw te bekijken of iets al dan niet nodig is. We moeten steeds zorgvuldige afwegingen maken.
In de toekomst zullen die afwegingen niet langer door het Vlaams Parlement worden gemaakt: de raad van bestuur zal hiervoor instaan. Indien het Vlaams Energiebedrijf een succes zou worden dat we met het door de heer Martens aangehaalde voorbeeld Indaver kunnen vergelijken, vraag ik me af waarom het Vlaams Parlement iets zou tegenhouden. Het zou wel wat meer tijd vergen. Mij lijkt het echter een goede zaak nieuwe regelgeving pas na enige reflectie in te voeren. In mijn ogen is het gevaarlijk dit zo ruim op te vatten.
Mevrouw De Knop, ik ben het daar niet mee eens. Dat is ook de reden waarom we in een andere partij zitten.
De minister heeft zich er in de commissie uitdrukkelijk toe geëngageerd elke verandering of significante wijziging te verantwoorden. De minister moet dit op regelmatige tijstippen in het Vlaams Parlement bespreken.
Ik wil hier nog aan toevoegen dat de meerderheidspartijen vandaag nog een voorstel van resolutie zullen indienen. We zullen het geduld van de oppositie niet nog meer op de proef stellen. We zullen niet trachten de oppositie ervan te overtuigen dat dit voorstel van resolutie vandaag nog met spoed moet worden behandeld. We gaan het wel vandaag indienen.
Dit voorstel van resolutie, dat door leden van de meerderheid is ondertekend, bevat een aantal vragen aan de Vlaamse Regering. Het Vlaams Parlement moet op regelmatige tijdstippen worden geïnformeerd. Dit hoort hier zeker bij.
Mevrouw De Knop, indien u als commissielid geïnteresseerd zou zijn, wil ik u gerust al de tekst van het voorstel van resolutie laten zien. U kunt uw stemgedrag misschien nog aanpassen aan het engagement dat de meerderheid in dit verband aangaat. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Het is niet de bedoeling hierover vandaag te stemmen. De oppositie is met betrekking tot de behandeling van dit dossier al heel meegaand geweest. Indien we het voorstel van resolutie bij hoogdringendheid op de agenda zouden plaatsen, zouden we het ook nog moeten bespreken. We moeten het lot niet tarten. We zullen het voorstel van resolutie vandaag ondertekend indienen. Aangezien we het niet zullen intrekken, zal er onmiddellijk na het zomerreces over kunnen worden gestemd.
Zoals de collegas van de meerderheid, de heer Decaluwe en de heer Martens, hebben gezegd, is het inderdaad erg nodig een aantal prioriteiten te stellen. De kritiek was dat het veel te breed, veel te vaag was. Men vroeg zich af wat ermee zou worden gedaan. Mevrouw De Knop, niet alleen in de krantenartikels, maar ook in de commissievergadering van vorige week werden toch wel een aantal prioriteiten vooropgesteld. De collegas hebben die al herhaald. Ook die prioriteiten worden nog eens heel duidelijk gestipuleerd in ons voorstel van resolutie, zodat niemand zich zorgen moet maken over de goede bedoelingen van deze meerderheid en deze regering.
Er is toch een element dat ik mis in de redenering van bepaalde partijen. Een ESCO-functie zou niet kunnen bijdragen tot het verlagen van de energiefactuur. U zou kunnen zeggen dat de ESCO-functie er in eerste instantie is voor die gebouwen die gerelateerd zijn aan de Vlaamse overheid. Dat klopt. Maar hebt u er een idee van wat momenteel de energiefactuur voor de Vlaamse overheid is? Ik durf daar geen getal op te plakken. Als we verkeerde getallen geven, worden we ook altijd direct geviseerd. Ik zal dat dan ook niet doen. Maar de energiefactuur van deze Vlaamse overheid is wel bijzonder hoog.
Als we met deze ESCO-functie via het Vlaams Energiebedrijf het goede voorbeeld kunnen geven, dat we ook kunnen besparen op onze energiefactuur, komen er Vlaamse middelen vrij om te investeren. U zegt dan dat geïnvesteerd zou moeten worden in het rationeel omgaan met energie, bijvoorbeeld bij particulieren of bij sociaal minderbedeelden. Daarover valt allemaal te praten. Maar door deze ESCO-functie is het natuurlijk wel een feit dat er echt wel bespaard zal kunnen worden op de energiefactuur. Ik zie absoluut niet in wat u daartegen kunt inbrengen.
Een andere prioritaire functie van het Vlaams Energiebedrijf, waarop de heer Martens nogal de nadruk heeft gelegd, is het bevorderen van milieuvriendelijke en decentrale energieproductie. Als we dat aanvankelijk willen doen via de participaties die nu al zijn aangegaan door PMV en LRM, dan is de kritiek dat de aandeelhouders van beide instanties ermee akkoord moeten gaan. We zijn ons daar volledig van bewust. Vandaar dat we ook met enige spoed dit ontwerp van decreet vandaag ter stemming voorleggen. Als het machtigingsdecreet tot de oprichting niet is goedgekeurd, kunnen we natuurlijk ook niet beginnen met het businessplan en de samenwerkingsovereenkomst. Geef dus aan ons, de Vlaamse meerderheid, de Vlaamse Regering, het krediet om met die aandeelhouders te praten en voor elk contract op zich na te gaan wat de mogelijkheden zijn en wat ze niet zijn.
Mevrouw De Knop, ik vind het ook bijzonder raar dat Open Vld eigenlijk gekant is tegen het feit dat de Vlaamse overheid via het Vlaamse Energiebedrijf gaat participeren, investeren in die kleine Vlaamse bedrijven die momenteel moeilijkheden hebben om van de grond te komen. De kleine bedrijfjes die bezig zijn met de hernieuwbare-energietechnologieën, die heel innoverend zijn, die misschien niet voldoende kapitaal krijgen, ook niet via een reguliere bank, komen niet van de grond. Ik begrijp niet dat Open Vld daar tegen kan zijn. Bovendien hebt u of uw collega in de commissie altijd geageerd tegen het feit dat we zo veel subsidies geven voor zonnepanelen, terwijl we wel al onze energie moeten invoeren vanuit China. Voilà, met dit Vlaams Energiebedrijf willen we de kleine producenten in hernieuwbare-energietechnologieën echt wel het nodige steuntje in de rug geven. Dat is absoluut nodig. Ik kan alleen maar met enige teleurstelling vaststellen dat de Open Vld-fractie het daar niet mee eens is.
Mevrouw Homans, onze kritiek bestaat er niet in dat u geen steun zou mogen verlenen aan bedrijven, wel integendeel. Alleen vragen we ons af of daarvoor nu absoluut dat Vlaams Energiebedrijf nodig is. Als u goed hebt geluisterd naar de kritiek die we geven, gaat het niet zozeer om een aantal doelstellingen. Op het einde van mijn betoog heb ik gezegd dat een aantal doelstellingen absoluut heel mooi zijn. Alleen denken we niet dat een Vlaams Energiebedrijf echt voor een meerwaarde kan zorgen. U zou er ook voor kunnen opteren om de bestaande participatiemaatschappijen te versterken. Ik wil dus heel duidelijk stellen dat het niet zo is dat Open Vld geen steun wil geven aan bepaalde sectoren die absoluut potentieel hebben. Alleen moet een investeringsklimaat worden gecreëerd voor iedereen. Ik herhaal dat het veeleer over het instrument gaat dan over de doelstelling.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Dat argument over het bundelen van kleine spelers is al enkele keren teruggekomen in de discussie. Ik heb ook contacten in die sector, ook bij enkele kleine bedrijven. Ik hoor daar vaak dat zij niet staan te wachten op het concept van het Vlaams Energiebedrijf om die kleine spelers te bundelen, maar dat ze tevreden zijn met de status van hun bedrijf of zonder de hulp van de Vlaams Energiebedrijf wensen te groeien. Is er een duidelijke nood bij die kleine spelers in de energiesector aan dat bundelen?
Dat is net het probleem, mijnheer Sanctorum. Uit de hoorzittingen is ook gebleken dat er veel onduidelijkheid is over de concrete plannen van de Vlaamse Regering. Daarom hebben wij met de meerderheid spoed willen zetten achter deze procedure, met nogmaals dank voor uw constructieve houding.
Nu moet de Vlaamse Regering met de betrokken partners via het businessplan en de samenwerkingsovereenkomst gaan onderhandelen. We zullen inderdaad wel stuiten op bepaalde spelers die het niet nodig vinden, maar dan hebben we tenminste duidelijkheid. Zolang we dit niet konden stemmen, hadden we die niet.
Mevrouw De Knop, Vlaanderen heeft een zeer goede reputatie voor innovatie. Als we nog een tandje kunnen bijsteken, moeten we dat absoluut doen. Het Vlaams Energiebedrijf is daarvoor een zeer goede motor.
Minister, ik dank u nogmaals voor uw engagement om de commissie op regelmatige tijdstippen te informeren. Ons voorstel van resolutie gaan we vandaag indienen en ondertekenen, zodat we het onmiddellijk na het reces kunnen stemmen. (Opmerkingen van de heer Jan Penris)
Op 22 september wordt het besproken, zegt de commissievoorzitter. Dat is al in orde. Ik zal u de tekst bezorgen, als u daarin bent geïnteresseerd.
Minister, ik neem aan dat we u die tekst ook al mogen overhandigen. U hebt in de commissie al gezegd dat u de onderhandelingen zult voeren, misschien de komende zomer, over het businessplan en de samenwerkingsovereenkomst. Wij hopen dat samen met u. Wij geven u alle krediet, zodat u het businessplan en de samenwerkingsovereenkomst op een goede manier kunt invullen voor Vlaanderen.
Deze middag komen, na de actuele vragen, nog de heren Vereeck en Sanctorum en vervolgens minister Lieten aan bod.