Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking (Voortzetting)
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, ik zal duidelijk zijn: ik vind het voorstel van resolutie van de meerderheid een goed voorstel. We zullen het dan ook steunen. Het is een goed voorstel omdat het een aantal mancos in de conceptnota van minister Bourgeois corrigeert. Dat kunnen we alleen maar toejuichen. Tijdens de hoorzitting zijn een aantal kritiekpunten geuit op de conceptnota: te weinig aandacht voor de landschappen, een onduidelijke taakverdeling tussen de overheidsniveaus, een gebrekkige relatie tussen het onroerend en roerend cultureel erfgoed. Ook was er de problematiek van de bindende en niet-bindende adviezen en de vraag hoe we daarmee moeten omgaan. Er was de nood aan een archeologisch instrumentarium. Er waren dus een aantal bedenkingen. Voorzitter, ook de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken (VLABEST) was scherp in zijn analyse van die conceptnota. De verdienste van het instrument van de conceptnota is echter dat die niet perfect hoeft te zijn, dat de gelegenheid bestaat om die te verbeteren. Het voorstel van resolutie is dan ook een verbetering ter zake.
Ik mis in de commissie ook daar steun ik de heer Van Mechelen het fundamentele inhoudelijke debat over zowel zijn nota als die van de minister. Ofwel moeten we dat verleggen naar de decreetgeving of die resolutie. In het proces van werken met groen- of witboeken is dat nog iets dat moet worden verfijnd.
Ik ben blij dat de meerderheid in dit voorstel van resolutie opnieuw het instrument van de stads- en dorpsgezichten opneemt. Er zijn waardevolle alternatieven. Zo heeft de Conventie van Firenze een concept bebouwde landschappen, urban landscapes. Dat is misschien een contextueel interessanter instrument. Het voorstel van resolutie heeft niet de bedoeling om de gedachten te versmallen, maar eerder om ze te verruimen. Ik ben blij dat het terugkomt. Er was toch heel wat kritiek op het wegnemen van een aantal instrumenten.
Voorzitter, ik wil verder nog onderstrepen hoe belangrijk de zorg voor onze monumenten, landschappen en archeologie is voor onze werkgelegenheid en economie. Het is een belangrijke bron van rijkdom en welvaart.
Ik wil nog iets vertellen over de archeologie dat de noodzaak van een betere regelgeving onderstreept. Het gedonder waar sommige burgemeesters zich schuldig aan maken wanneer er lang gegraven wordt op een van hun symbolische pleinen, is natuurlijk ook niet zonder oorzaak. Het heeft ook te maken met slechte procedures, trage afhandeling, onduidelijkheid over het vooronderzoek enzovoort. Collegas, de beide conceptnotas van de indieners hebben het over het snelle procedures, beter vooronderzoek en een solidariteitsfonds voor de archeologie. We moeten daar dringend werk van maken, net om de archeologie uit dat slechte daglicht te halen dat sommigen erover willen laten schijnen.
Ik wil nog een paar elementen aanhalen over het voorstel van resolutie zelf. De heer Vandaele of andere collegas moeten mij eens verduidelijken wat zij bedoelen met de Technische Adviescommissie voor Onroerend Erfgoed bij de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO). In de hoorzitting is er een discussie gevoerd over de plaats en de positie van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML), een weledele, hooggestelde, maar ook zeer deskundige commissie, die ons en de ministers gedurende decennia wijze raad heeft gegeven op het vlak van erfgoed. Voor sommigen is dat eerste adjectief er misschien te veel aan, maar daar gaat het niet om. De vraag is of er een dubbel instrumentarium komt voor onroerend erfgoed: enerzijds strategisch advies bij de SARO en anderzijds technisch advies voor beschermingen, declassering enzovoort bij een andere commissie. Is dat de bedoeling? Hoe verhouden die twee commissies zich tot elkaar?
Collegas, we moeten er in ieder geval over waken dat de advisering zeer goed wordt verzorgd, aangezien het een heel technische materie is. We mogen daar niet lichtzinnig mee omspringen. We zijn ook voorstander van de primauteit van de politiek, maar hier hebben we, wegens de complexiteit, deskundig advies nodig.
De problematiek van de inventaris van het waardevol bouwkundig erfgoed is het voorbije anderhalf jaar via een aantal kanalen onder druk komen te staan. Het voorstel van resolutie pleit voor een duidelijkere positionering. Ik ondersteun dat graag. We moeten de juridische gevolgen van die inventaris goed bekijken. We moeten de burger, de bedrijven, de handelaars en bewoners van de straat een instrumentarium kunnen geven om bij de opname van delen van hun pand, hun landschap, hun omgeving, in die inventaris een soort van tegensprekelijkheid aan te bieden. Er moet kunnen worden geargumenteerd waarom het al dan niet wenselijk is dat dit in een inventaris wordt opgenomen. Dat onderstreept volgens mij ook wat de heer Sauwens zei over de zoektocht naar een draagvlak. De tijd dat een monumentenbeschermer, een ambtenaar of een politicus autonoom bepaalde wat waardevol is en wat niet, is voorbij, net zoals de tijd van bindende adviezen. We moeten een ander instrumentarium hebben. De discussie met de bevolking kan het draagvlak alleen maar versterken. We moeten daar niet bang voor zijn.
Ik wil het verder nog even hebben over de rol van de lokale besturen. In het voorstel van resolutie gaat het ook over de erkenning van de gemeenten van onroerend erfgoed. Ik pleit voor een verdergaande regierol van de lokale besturen.
Ik zou graag hebben dat zij inzake sensibilisering een belangrijke, sturende rol krijgen. Zelfs bij keuzes inzake restauratie en onderhoud moeten zij effectieve zeggenschap krijgen. Met uitzondering van de monumentenwacht worden de provincies uit het verhaal weggehaald, in het kader van de interne staatshervorming. De lokale besturen moeten die rol krijgen, al moet dat misschien niet voor de grote monumenten met Vlaamse of internationale uitstraling. Het voorstel om de erkende gemeenten bevoegdheid te geven inzake machtigingen voor bijvoorbeeld de sloop of de aanpassing van een onroerenderfgoedgebouw is gedurfd, maar terecht. Zo wordt de gemeente ontvoogd op het vlak van monumentenzorg, zoals ze dat al is in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Dat moet gebeuren aan de hand van kwalitatieve criteria, zodat een kaalslag wordt vermeden, en volgens experts bestaat daar geen gevaar voor.
In het voorstel van resolutie mis ik een beetje de koppeling tussen ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed. Eerst was ik daar een beetje bevreesd voor, maar nu denk ik dat wij niet bang moeten zijn. Integendeel, het ruimtelijkeordeningsbeleid bevat veel instrumenten die voor het beleid inzake monumenten, landschappen en landschapscontexten het instrumentarium kunnen verbeteren. In de vorige legislatuur discussieerde ik daarover met de heer Van Mechelen. Ik beken dat hij op dat vlak gelijk had en nog altijd gelijk heeft. Wij mogen niet bang zijn voor de koppeling.
Wij mogen ook niet bang zijn voor een betere samenwerking met cultuur, want door onze staatkundige organisatie is cultuur een gemeenschapsbevoegdheid is en monumentenzorg een gewestmaterie is. In de hoofden worden daardoor twee verschillende paden bewandeld. In het verleden was ik chef van een kabinet waar beide bevoegdheden werden beheerd, en ik kan u verzekeren dat dit amper doenbaar is. Wij moeten dus alles zetten op een betere samenwerking met cultuur.
Het onderwijs moet een belangrijke rol vervullen, voor het creëren van een draagvlak en voor sensibilisering. Het erfgoed moet, zoals cultuureducatie, een volwaardige plaats in het onderwijs krijgen.
Ik rond af. Omdat ik bekommerd ben om de eigenaars en beheerders van monumenten en landschappen heb ik een klein amendement ingediend. Het is een toevoeging aan het voorstel van resolutie dat we zullen goedkeuren. Daarin vragen we dat het premiestelsel op basis van het nieuwe decreet voor hen niet nadeliger wordt. De geest van de conceptnota leert me dat dit niet de bedoeling is, maar het staat er niet expliciet in. Ik roep dus hoofdindiener Vandaele en de meerderheid op om mijn amendement in overweging te nemen. In uw voorstel van resolutie pleit u ervoor om het totaalbedrag voor erfgoedzorg te behouden. Ik dank u daarvoor, maar laten we dat bedrag niet versnipperen tot kleine bedragen. De Vlaamse subsidie dient om de meerkosten te compenseren die een eigenaar moet dragen om een monument te onderhouden en te restaureren. Als we delen weghalen bij de provincies en gemeenten en de subsidie afschaffen, dan mogen eigenaars en beheerders daar niet het slachtoffer van zijn. Dat beoog ik in mijn punt 21.
De heer Van Mechelen vraagt in zijn amendement een synoptische tabel waarin de vergelijking wordt gemaakt tussen de conceptnota en de bestaande regelgeving. Ik steun die vraag. Het is een heel ingewikkelde materie, en daarom hebben we die tabel nodig om een goede beslissing te kunnen nemen. Wij zullen dat amendement dus goedkeuren.
Voorzitter, collega's, ik wil even ingaan op een aantal opmerkingen. Ik ben het natuurlijk niet eens met de heer Wim Van Dijck dat er op geen enkele manier rekening is gehouden met de inbreng van de oppositie. Ik gaf een duidelijk voorbeeld: het voorstel van Open Vld om onder bepaalde voorwaarden de sloop van niet-waardevolle panden in beschermde stads- en dorpsgezichten mogelijk te maken, hebben we in de tekst geïntegreerd. We zijn zo correct geweest om ook te zeggen dat we dat idee bij Open Vld zijn gaan halen, al zijn in verschillende partijen stemmen in die zin al opgegaan.
Er is enkele keren gezegd dat het debat in de commissie over de conceptnota niet ten gronde is gevoerd. Als dat zo al zou zijn, dan wil ik toch benadrukken dat we daarover veel deskundigen hebben gehoord en daarover onder de commissieleden uitvoerig van gedachten is gewisseld. Alle aspecten die in de conceptnota aan bod komen, zijn dus op een of andere manier behandeld.
Mijnheer Caron, u pleit voor nog meer bevoegdheden voor de gemeenten. Dat is een eerbaar standpunt, maar we moeten die lokale besturen de tijd geven om zich voor te bereiden. Het kan niet van vandaag op morgen, toch zeker niet zonder het erfgoed schade te berokkenen. Ik weet dat dat in elk geval ook uw bedoeling niet is. Laat er wat tijd overheen gaan. Er kan nu een belangrijke stap worden gezet, als de regering ons voorstel van resolutie volgt en als dat allemaal lukt. Bij de ontvoogding op het gebied van ruimtelijke ordening was dat ook niet allemaal zo gemakkelijk. Ook hier zal het waarschijnlijk voor problemen zorgen. Laat de gemeenten de kans om zich voor te bereiden en te tonen dat ze het aankunnen, dan maak ik me sterk dat er in de toekomst verder kan worden gewerkt op dat stramien.
Ook wij pleiten uiteraard voor een afstemming van Onroerend Erfgoed en Ruimtelijke Ordening. We weten dat de administraties nu wel uit elkaar worden gehaald, maar we denken toch dat het mogelijk moet blijven dat die goed samenwerken.
Ik hoor u graag zeggen, mijnheer Caron, dat u educatie belangrijk vindt. Dat vindt iedereen, ook in de meerderheid.
U stelt een vraag over de adviescommissies. Er staat wat er staat: een technische adviescommissie onder de SARO. U hebt het over de KCML. Ik weet dat de KCML niet blij is met het vooruitzicht om eventueel geen rol meer te spelen. Ik weet ook dat de minister hiermee heel zorgvuldig zal omgaan, met als enige bedoeling dat die adviesverlening zo efficiënt en zo eenduidig mogelijk verloopt. Dat is de enige bezorgdheid.
Nog een laatste woord over uw amendement, mijnheer Caron. In het laatste punt van het voorstel van resolutie van de meerderheid staat inderdaad dat wij de regering vragen dat de totale pot, zeg maar, die vandaag beschikbaar is voor restauraties in het systeem van de koppelsubsidies, niet kleiner mag worden na de afschaffing van die subsidies. We hebben vernomen dat het aandeel van de provincies gerecupereerd zou worden door dat af te houden van het Provinciefonds en dat op Vlaams niveau te houden. De geest van ons punt in de resolutie is zeker dat wij die restauratiepremies op niveau willen houden.
Ik wil u geruststellen, maar echt zeggen, zoals u doet, dat er aan de percentages van vandaag niet mag worden geraakt, gaat misschien iets te ver. We moeten de regering toch een beetje ruimte geven. Hoewel ik een eind met u kan meegaan, denk ik niet dat het verstandig is om het zo dicht te timmeren dat de percentages allemaal zo moeten blijven. De geest van waar we naartoe willen, is bekend. We zullen er aandachtig op toezien dat de regering rekening houdt met onze wensen.
De heer Van Mechelen heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, begrijp ik de heer Caron wel. Als je ziet dat de Vlaamse Regering in de begroting 2011 de onderhoudspremies voor publieke gebouwen gewoon heeft afgeschaft, is enig wantrouwen meer dan ooit op zijn plaats.
Mijnheer Van Mechelen, de restauratiepremies zijn behoorlijk aangevuld de voorbije weken. Wij zeggen ook in ons voorstel van resolutie daarvoor hebben we mee naar u geluisterd, hoewel het bij de verschillende meerderheidspartijen toch ook een draagvlak heeft dat we dat onderhoud bijzonder belangrijk vinden. Iedereen die met erfgoed te maken heeft, ondersteunt dat.
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de stemming over het amendement en de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.