Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de bespreking van het voorstel van resolutie.
Mevrouw Brouwers, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, de Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed heeft twee conceptnotas over het onroerend erfgoed behandeld. De eerste conceptnota is op 15 juli 2010 door de heer Van Mechelen, voormalig minister bevoegd voor deze materie, ingediend. Ere wie ere toekomt: de heer Van Mechelen is de eerste Vlaamse volksvertegenwoordiger die in het Vlaams Parlement een groenboek, later tot conceptnota omgedoopt, heeft ingediend. Hierop heeft minister Bourgeois op 25 augustus 2010 een conceptnota van de Vlaamse Regering over het onroerend erfgoed ingediend. Over beide notas hebben onder meer de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed (SARO) en de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) een advies uitgebracht.
Het voordeel van het werken met conceptnotas mag duidelijk zijn. Deze werkwijze biedt het Vlaams Parlement de mogelijkheid zich, samen met de bredere samenleving, te bezinnen vooraleer decreetgevend op te treden.
Op 27 oktober 2010 hebben de indieners hun respectieve notas toegelicht. Op 8 december 2010 en op 12 en 26 januari 2011 zijn hierover hoorzittingen georganiseerd. Een uitvoerig verslag is te vinden in het parlementaire stuk 817/4 van het zittingsjaar 2009-2010. Ik verwijs naar dat verslag voor de uiteenzettingen die de SARO, de KCML, de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Forum voor Erfgoedverenigingen, Monumentenwacht Vlaanderen, het Vlaams Overleg van de Regionale Landschappen, de Boerenbond, de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB), de Beroepsvereniging van de Vastgoedsector, het Forum voor Vlaamse Archeologie en de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie tijdens de hoorzittingen hebben gegeven.
Op 4 mei 2011 heeft de commissie het voorstel van resolutie van de meerderheid behandeld. De heer Wienen zal over deze bespreking verslag uitbrengen. Zelf zal ik me op de bespreking van beide conceptnotas toespitsen. Ik zal me tot de grote lijnen beperken. Ik hoop dat ik de auteurs hiermee niet te veel oneer aandoe. Het gaat in beide gevallen immers om weldoordachte teksten van meer dan dertig paginas.
De eerste conceptnota is de Conceptnota voor nieuwe regelgeving over onroerend erfgoed van de heer Van Mechelen. De heer Van Mechelen stelt immers een behoefte aan een actualisering van de regelgeving inzake het onroerend erfgoed vast.
In zijn conceptnota gaat hij uit van een integrale benadering en van een definiëring van het onroerend erfgoed waarbij de intrinsieke erfgoedwaarden essentieel zijn. Naast de meer klassieke waarden, zoals de artistieke, architecturale en kunsthistorische waarde, wordt ook het nieuwe begrip aardkundige waarde geïntroduceerd.
Wat de inventaris betreft, pleit de indiener voor een publiek, geïntegreerde en gegeorefereerde en bijgevolg aan percelen gekoppelde inventaris. Die inventaris moet tevens aan de databank van het beschermd erfgoed en aan het vergunningenregister worden gekoppeld. Het is de bedoeling om, naast het bouwkundig erfgoed, ook het landschappelijk, archeologisch en aardkundig erfgoed hierin een plaats te bieden.
Wat de bescherming betreft, stelt de heer Van Mechelen voor met twee sporen te werken. Het eerste spoor bestaat uit de klassieke bescherming op basis van een beschermingsstatuut en met aandacht voor herevaluatie. Een beschermingsdossier vormt de basis voor het latere beheer. Om die reden wordt meer dan nu het geval is bepaalde informatie verplicht in het dossier opgenomen. Bovendien wordt de procedure aangepast en ingekort. Nieuw is de tijdelijke bescherming van drie maanden bij een acute bedreiging.
Het tweede spoor betreft de ankerplaatsen en de erfgoedlandschappen. Dit spoor wordt ruimer toegepast. Het is vooral bruikbaar voor grotere en complexere gehelen. De definitief aangeduide ankerplaatsen vormen de sectorale voorstellen bij de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan.
De heer Van Mechelen stelt voor het beheer op basis van een goedgekeurd beheerplan te laten uitvoeren. Dit beheerplan zou dan op termijn een voorwaarde voor de toekenning van een premie worden. Een beheerplan laat tevens toe met een globale machtiging te werken.
Verder moet onroerend erfgoed als onderdeel van het afwegingskader ervoor zorgen dat erfgoedkenmerken correct en op een evenwaardige manier worden meegenomen bij het opmaken van ruimtelijke plannen. Om ervoor te zorgen dat alle vergelijkbare dossiers op dezelfde manier worden beoordeeld, moeten er ook beoordelingsnotas worden opgemaakt. Om de doorlooptijd van dossiers te beperken, stelt de heer Van Mechelen voor een gestructureerd vooroverleg te introduceren conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Er gaat ook bijzondere aandacht naar de financiering van deze sector. Om een antwoord te bieden aan de nieuwe hedendaagse eigendoms- en beheersvormen, zoals onroerende leasing en DBFM (Design Build Finance Maintain), worden de begrippen eigenaar en beheerder beter gedefinieerd. Het werken met onderhouds- en restauratie-enveloppen wordt mogelijk gemaakt. In de nota-Van Mechelen worden alle premies ten laste genomen door de Vlaamse overheid. Naast de basisfinanciering worden extra financieringen gegeven aan eigenaars die geïnvesteerd hebben in het behoud van hun patrimonium. Ook wordt een bijsturing voorgesteld op het vlak van ontwerpkosten. Ten slotte is er ook nog de strategische ondersteuning voor omvangrijk of complex erfgoed, zoals de Parkabdij.
Een andere uitdaging blijft de implementatie van het Verdrag van Malta ter vrijwaring van archeologisch erfgoed via planologische maatregelen en met de financiële regeling voor het archeologisch traject. Er wordt onder andere voorgesteld een bijzonder en gesolidariseerd fonds op te richten, vergelijkbaar met BOFAS (het Bodemsaneringsfonds voor tankstations). Voor de ontwerpers en uitvoerders zijn expertise, professionalisering en erkenning van kwaliteit meer dan ooit essentieel. Ook kleine en vaak zeer gespecialiseerde bedrijven, vaak familiebedrijven, moeten werken kunnen uitvoeren. Archeologische opgravingen of onderzoek naar aardkundig erfgoed mogen enkel gebeuren door wetenschappelijk gevormde mensen. Verder wordt in de conceptnota aandacht gegeven aan toevalsvondsten, intergemeentelijke samenwerking, samenwerking met vrijwilligers en maatschappelijk middenveld, handhaving en een onroerend-erfgoedprijs. Een zeer zichtbaar voorstel is nog dat zeker voor het beschermd erfgoed het aanbrengen van een herkenningsteken verplicht zou moeten zijn.
Op het einde van zijn nota buigt de heer Van Mechelen zich nog over de KCML, die hij wil hervormen tot de Koninklijke Commissie voor Onroerend Erfgoed. Deze commissie blijft een soort van technische adviesraad, maar wordt aangepast in haar werking aan de nieuwe integrale benadering.
En dan kom ik tot de tweede conceptnota Onroerend Erfgoed, van de bevoegde minister Geert Bourgeois. Ook voor hem is een nieuw decreet inzake onroerend erfgoed nodig, en dit om diverse redenen. Het Verdrag van Malta in verband met archeologie moet nog meer geïntegreerd worden in de reglementering dan vandaag al het geval is. Voorts moet de organisch gegroeide wetgeving eindelijk onderling worden afgestemd. Een uniforme benadering, afstemming van handhaving en streven naar synergie moeten de regel zijn. Ook is er volgens deze nota behoefte aan een integrale benadering van onroerend erfgoed, waarbij alle vormen van onroerend erfgoed evenwaardig worden behandeld. En ook hier wordt het begrip onroerend erfgoed gedefinieerd.
Ook deze conceptnota inventariseert de knelpunten en uitdagingen, en formuleert voorstellen tot oplossing. Het document laat ruimte voor discussie en het aantal reacties toont het maatschappelijke belang aan van deze sector. Voor deze nota gaf naast de SARO en de KCML, ook VLABEST (Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken) een advies. In het algemeen wil de minister er met het ontwerp van decreet naar streven meer rechtszekerheid te brengen, onder meer met betrekking tot beschermingen. Er zal een limitatieve lijst worden opgemaakt van alles wat in een beschermingsbesluit is opgenomen. Daarnaast streeft het ontwerp van decreet ook naar zo veel mogelijk vereenvoudiging, bijvoorbeeld van adviezen, toelatingen, premies enzovoort.
De nota gaat uitgebreid in op de instrumenten en stimulansen voor onroerend erfgoed. Ik zal me beperken tot een aantal voorbeelden. Zo is het ook hier de bedoeling te komen tot een geïntegreerde en dynamische inventaris van de Landschapsatlas, de Centrale Archeologische Inventaris, de BeWAEr-zones (Bekend Waardevol Archeologisch Erfgoed) en de Inventaris Bouwkundig Erfgoed. Aan de basis voor het gebiedsgericht beleid wordt het instrument ankerplaatsen vervangen door erfgoedrichtplannen. Ook voor beschermingen is het streefdoel alles in één decreet op te nemen, met één beschermingsinstrument en een gelijkaardige procedure voor alle types erfgoed.
Het bestaande instrument stads- en dorpsgezichten wilde de minister omzetten in een aantal begrippen, waaronder de overgangszone. U zult straks merken dat het voorstel van resolutie nochtans pleit voor het behoud van het bekende instrument van de stads- en dorpsgezichten.
De bescherming zal verlopen via een eenvoudige procedure in twee fasen, maar met verkorte termijnen. De beschermingsbesluiten krijgen een bindend karakter. Over wijzigingen en opheffingen van bescherming moet de discussie worden gevoerd. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan er worden overgegaan tot verplaatsing.
De minister besteedt veel aandacht aan het zorgbeginsel en het actief behoudbeginsel, en die zullen worden verankerd in het decreet. Adviezen worden vanuit Erfgoed verleend bij ruimtelijke processen. Bij de bevoegdheden die tot de sfeer van Onroerend Erfgoed behoren, zullen voortaan toelatingen worden verleend, terwijl het voorheen om machtigingen ging.
Voor het beheer van het onroerend erfgoed wil de minister werken met erfgoedbeheersplannen en beheerscommissies. Er is tevens sprake van een preventief archeologisch beheer. Deze regeling houdt ook rekening met toevalsvondsten.
We weten dat er op het terrein ook vaak ongenoegen en protest leeft. Denk maar aan burgemeesters die fulmineren tegen de hoge kost van archeologische opgravingen. Het is dus duidelijk dat de publiekswerking veel aandacht behoeft en de uitbouw van educatieve en publieksgerichte projecten wordt dan ook gestimuleerd. Daarnaast wordt gestreefd naar een verbreding van het draagvlak, via een participatief beleid met een grote betrokkenheid van het middenveld.
De minister heeft ook plannen voor een Vlaamse National Trust. Wat de financiering en de financiële ondersteuning betreft, worden zoals aangekondigd de koppelsubsidies afgeschaft. Het fïnancieringstelsel wordt voorgesteld met een dubbele structuur. Ten eerste een sterk vereenvoudigd premiestelsel voor werkzaamheden: voor archeologie zal de premie geput worden uit een nieuw archeologisch solidariteitsfonds. Ten tweede een subsidiestelsel voor verenigingen en rechtspersonen, gestoeld op onder meer beheers- en samenwerkingsovereenkomsten.
De minister wil ook nagaan welke decretale verankering mogelijk zou zijn van verschillende vormen van alternatieve financiering. Bij de handhaving ten slotte ligt de klemtoon op de preventieve bestuurlijke handhaving. Er is ook remediërende bestuurlijke handhaving en ultiem ook gerechtelijke handhaving mogelijk.
Tot daar mijn verslag over de beide conceptnotas. Ik denk dat het interessant was om ook het parlement daarvan op de hoogte te brengen. (Applaus)
De heer Wienen heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik ben een beetje en stoemelings verslaggever geworden van het voorstel van resolutie omdat mevrouw Brouwers ook indienster was. Daarom zocht men een neutraal iemand, in zoverre ik dat kan zijn.
In de commissie Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed besprak men het voorstel van resolutie betreffende de conceptnota Onroerend Erfgoed op 4 mei. Namens de indieners gaf de heer Vandaele toelichting bij het voorliggende voorstel. Daarin worden twintig vragen aan de Vlaamse Regering gesteld. Een eerste vraag gaat over de houding die de ambtenaren moeten aannemen ten aanzien van erfgoedeigenaars en -gebruikers. Dat moet een oplossingsgerichte houding zijn. De indieners verwachten dan ook dat de Vlaamse Regering de lokale besturen behandelt als partners in het Vlaamse erfgoedbeleid.
Aan de erkenning van onroerend erfgoedgemeenten moeten duidelijke voorwaarden gekoppeld zijn, de erkenning moet ook omkeerbaar zijn en er moet een beroepsmogelijkheid zijn.
Aan de onroerenderfgoedgemeenten moeten de volgende taken worden toebedeeld: het verlenen van machtigingen met betrekking tot het beschermd erfgoed die vallen onder de lijst van werken die vrijgesteld zijn van stedenbouwkundige vergunningen en het uitvoeren van een onroerenderfgoedtoets.
Evenzeer wordt de Vlaamse Regering door de indieners verzocht voldoende draagvlak te zoeken voor het Onroerend-erfgoeddecreet en dient ze een technische adviescommissie voor het onroerend erfgoed op te richten. Verder wordt gevraagd te kiezen voor verschillende inventarissen die ook moeten worden ontsloten.
De indieners en de meerderheid zijn er ook voorstander van de doorlooptijd van de dossiers in te korten door na te gaan of een systeem van forfaitaire premies mogelijk is.
Wat de landschappen betreft, vraagt men dat de mogelijkheid onderzocht wordt om de individuele betekening te vervangen door een openbaar onderzoek en dat tussen de voorlopige en de definitieve bescherming de lokale besturen de mogelijkheid gegeven wordt om hoorzittingen te organiseren met de houders van de zakelijke rechten op de onroerende goederen waar de bescherming betrekking op heeft.
De heer Carl Decaluwe, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Er staat in het voorstel van resolutie ook een uitdrukkelijke vraag om de integratie van Onroerend Erfgoed in Ruimtelijke Ordening. Wat de archeologiekosten betreft, wordt gevraagd te onderzoeken of de Vlaamse overheid een bijdrage kan leveren. Men pleit in dezen voor een archeologiefonds. Verder moet ook voldoende financiering worden uitgetrokken voor het syntheseonderzoek. Tot slot vragen de indieners om bij de afschaffing van de koppelsubsidies het totale beschikbare bedrag voor de restauratie van onroerend erfgoed niet te verminderen.
De heer Van Mechelen, indiener van een van de conceptnotas, vindt dat de bespreking van de conceptnotas met dit voorstel van resolutie een eigenaardige wending neemt, omdat uit het voorstel zeker niet blijkt dat er twee conceptnotas zijn. Met betrekking tot de conceptnota van de minister werd onder meer gesteld dat de gemaakte keuzes onvoldoende werden verantwoord. Er werd vooral gewezen op de grote discrepantie in de aandacht voor enerzijds het bouwkundig erfgoed en de landschappen en anderzijds het archeologische luik. Uit de adviezen bleek wel, aldus de heer Van Mechelen, dat de keuzes in de conceptnota van zijn hand wel voldoende verantwoord waren. Hij betreurt dan ook dat zijn fractie niet werd betrokken bij het opstellen van voorliggend voorstel van resolutie.
De heer Van Mechelen wijst op een aantal onvolkomenheden in het voorstel van de meerderheid, onder andere het feit dat de band tussen Onroerend Erfgoed en Ruimtelijke Ordening zelf al is doorgeknipt, het feit dat door de afschaffing van de koppelsubsidies ook de provincies niet meer geneigd zullen zijn om evenveel in te zetten op hun erfgoedbeleid, waardoor de middelen dus wel zouden verminderen enzovoort.
De heer Van Mechelen dient dan ook een amendement in om de volledige tekst van het voorstel te wijzigen, met de vraag aan de Vlaamse Regering om een synoptische tabel te maken met de gelijkenissen en de verschillen van beide conceptnotas en de opmerkingen van de adviesraden en belangengroepen die tijdens de hoorzittingen zijn langsgekomen. Er moet ook een tabel zijn met de bepalingen van de geratificeerde verdragen die hun weerslag moeten vinden in het aangekondigde ontwerp van decreet.
Mevrouw Brouwers wijst erop dat er heel veel werk is gestopt in de conceptnotas, maar dat het het recht van de meerderheid is om een stemming te vragen door middel van een voorstel van resolutie. Voor haar is dit het geschikte moment om deze aanbevelingen te doen, omdat er ter zake een ontwerp van decreet in voorbereiding is.
Ze overloopt nog enkele punten waar de CD&V-fractie zeer tevreden over is in het voorstel van resolutie en hoopt dat een en ander, ook de nieuwigheden die in het voorstel van resolutie staan, zal leiden tot een groter draagvlak voor het onroerend erfgoed.
De heer Vandaele benadrukt dat het stemmen van het voorstel niet betekent dat er niet meer kan worden bijgeschaafd, maar dat het voor hem belangrijk is dat de regering op dit moment gevraagd wordt om rekening te houden met de grote lijnen van het voorstel van resolutie.
Mevrouw Van Volcem van haar kant hoopt dat eenzelfde voorstel van decreet dat zij heeft ingediend en dat ook op de agenda van de commissie staat, inzake de wijziging van het decreet op de bescherming van stads- en dorpsgezichten, door de meerderheid aanvaard zou worden, omdat daar in het voorstel van resolutie een aanzet toe wordt gegeven. De heer Martens zegt daarop dat het niet de bedoeling is om te gedifferentieerd te werk te gaan.
De heer Van Mechelen stelt tot slot dat met dit voorstel van resolutie niet tegemoet wordt gekomen aan de huidige verzuchtingen inzake onroerend erfgoed en stelt dat de twee conceptnotas een roemloos einde kennen en dat hij tegen het voorstel van resolutie zal stemmen.
Het amendement van de heer Van Mechelen, dat het volledige voorstel van resolutie zou vervangen, wordt verworpen met acht stemmen tegen vier. Het voorstel van resolutie zelf wordt aangenomen met acht stemmen tegen twee, bij twee onthoudingen. (Applaus)
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de verslaggevers, mevrouw Brouwers en de heer Wienen, voor hun verslag. Het klopt dat de heer Wienen puur toevallig in de commissie is binnengewandeld en we hem meteen aan het werk hebben gezet. Het zal hem leren. (Opmerkingen van de heer Wim Wienen. Gelach)
Ik zal uiteraard niet alle punten van ons voorstel van resolutie herhalen, enkel een paar belangrijke.
De meerderheid wil extra vertrouwen geven aan de gemeenten die, net zoals voor ruimtelijke ordening, ook voor erfgoed kunnen worden ontvoogd en erfgoedgemeenten kunnen worden, waardoor ze extra bevoegdheden kunnen krijgen. De Vlaamse overheid moet echter wel de mogelijkheid hebben om bij te sturen mocht dat nodig zijn. Aan de gemeenten zal worden gevraagd om een openbaar onderzoek te voeren wanneer er nieuwe panden worden toegevoegd aan de inventaris van waardevol erfgoed van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE). We stellen ook voor dat de regering zal onderzoeken of er voor die gebouwen op de VIOE-lijst extra financiële en/of fiscale stimulansen kunnen komen.
De meerderheid vraagt om prioritair in te zetten op het onderhoud van het onroerend erfgoed. We stellen ook voor om het instrument van beschermde stads- en dorpsgezichten te behouden, wat in de conceptnota aanvankelijk niet de bedoeling was. Het voorstel van onder meer Open Vld wordt geïntegreerd om de sloop van niet-waardevol erfgoed binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht onder voorwaarden mogelijk te maken.
Er wordt ook gevraagd om een inhaalbeweging te realiseren voor het aantal beschermingen, zowel thematisch als geografisch.
Op het vlak van de handhaving hopen we dat er een sterke pijler wordt uitgebouwd, zoals trouwens ook wordt aangegeven in de conceptnota.
We vragen dat de mogelijkheid wordt onderzocht om een archeologiefonds op te richten, gefinancierd uit bijdragen van de sector en zo mogelijk ook van de Vlaamse overheid. Op die manier kunnen archeologische kosten waarmee iemand wordt geconfronteerd, beter worden gespreid.
We vragen dat bij de afschaffing van de koppelsubsidies in elk geval het totale bedrag dat beschikbaar is voor restauratie van onroerend erfgoed, niet zou verminderen.
De heer Sauwens heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Brouwers, het is niet het statement van een bepaalde Vlaams-Brabantse burgemeester dat ons referentiepunt is om het monumentenbeleid van Vlaanderen te gaan toetsen. We stellen vast dat Vlaanderen wel goed is en dat in die zin de opinie van die burgemeester nogal selectief is om de Bondgenotenlaan en het Martelarenplein met goud te beleggen, maar dat er een groot probleem is als er archeologisch onderzoek moet gebeuren. Er wordt dan in allerhande columns gekankerd op Vlaanderen. We mogen daar niet in meegaan.
We vinden het belangrijk in dit voorstel van resolutie dat het Vlaams monumentenbeleid een tandje gaat bij steken. We moeten de bescherming nog opdrijven en zorgen dat er tijdig onderhoud kan gebeuren.
Het is heel belangrijk en hoog tijd dat we werken aan het draagvlak. In ons voorstel van resolutie zullen de gemeenten die het goed doen, het zelf kunnen doen en zijn ze niet meer afhankelijk van de lange, bureaucratische weg door de Vlaamse administratie. We vragen dat de ambtenaren niet meer boven de hoofden heen standpunten innemen en beslissen, maar een echt partnership met de gemeenten waarmaken. Ze moeten begeleiden, ondersteunen, communiceren veeleer dan alleen maar neen zeggen op een dossier waar lang aan gewerkt is. Bescherming en opname in de inventaris kan alleen maar nadat er gecommuniceerd is en nadat er aan de gemeenten en de eigenaars de kans is gegeven om hun bedenkingen te formuleren. Het mag niet als een stolp over je huisje vallen. Men moet zelf kunnen meedenken zodat er rond erfgoed positiever kan worden gedacht. Wij pleiten voor het solidariseren van de kosten van het archeologisch onderzoek. We willen dat ook met Vlaams geld ondersteunen.
Uit de uitvoerige verslaggeving daarnet is gebleken dat we een goede ronde hebben gemaakt en een soort actualisatie van het Vlaams erfgoedbeleid gedaan. Er moet heel wat worden bijgestuurd en vereenvoudigd. Ik dank ook de stellers van de notas, minister Bourgeois en de heer Van Mechelen, voor hun sterke, inhoudelijke bijdrage.
De volgende weken en maanden zullen we nog heel wat werk hebben, onder meer met het nieuwe ontwerp van decreet, om alle intenties uit dit voorstel van resolutie te kunnen waarmaken. Ik ben er echter van overtuigd dat we ons op deze manier, zoals het voorstel dat omschrijft, inschakelen in de internationale conventies met betrekking tot erfgoed en archeologie.
De heer Van Mechelen heeft het woord.
Voorzitter, op mijn beurt wil ik de twee verslaggevers van harte bedanken. Het verslag was zo uitgebreid dat onze uiteenzetting deels zonder voorwerp is. Met de twee conceptnotas hebben we een sterke inhoudelijke bijdrage kunnen leveren aan de herziening van de decreetgeving. Belangrijk is dat eenieder ervan overtuigd is dat dit absoluut noodzakelijk is. Op het einde is het wel wat fout gelopen. Na uitvoerige hoorzittingen hebben we een inhoudelijk debat gemist om te komen tot een vergelijking van de beide conceptnotas, met de op- en aanmerkingen die zijn gemaakt door de deelnemers aan de hoorzittingen, in het bijzonder de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed en de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, die inhoudelijk sterk werk hebben geleverd, waarvoor ook mijn dank.
Uiteindelijk bleek het voorstel van resolutie van de meerderheid hoogdringend te zijn, omdat het voorontwerp van decreet blijkbaar reeds het voorwerp uitmaakt van interkabinettenwerkgroepen. Ik neem daar akte van. In plaats van het debat te voeren vóór de werkzaamheden van de regering zullen we het debat voeren naar aanleiding van het ontwerp van decreet dat in het najaar wordt verwacht. Ik dank alle collegas voor de constructieve samenwerking bij de bespreking.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, het is blijkbaar mogelijk een parlementair middel aan te wenden om het parlement deels het initiatief te ontnemen. Dit voorstel van resolutie is daar een voorbeeld van. Met dit voorstel kaapt de meerderheid in feite een parlementaire discussie die in oktober vorig jaar was begonnen, op basis van twee conceptnotas. Het is hier vandaag gebleken dat het inderdaad ging over twee notas, maar wie het voorstel van resolutie leest, vindt nergens een spoor van de conceptnota van de heer Van Mechelen. Nochtans is die ook omstandig toegelicht in de commissie. Zelfs in het overwegend gedeelte was de nota-Van Mechelen geen vermelding waard. Ze is verwezen naar het verslag en is hier wel aangehaald, maar dat is blijkbaar de enige eer die de nota gegund is. Mij lijkt dat een gemiste kans om sterk inhoudelijk werk te leveren. Het is echter wel een illustratie van wat er met dit voorstel van resolutie aan de hand is: de meerderheid wil de regie eigenlijk volledig in handen hebben, en dus moet de discussie nu worden verschoven naar de kabinetten.
Uiteraard bevat dit voorstel van resolutie goede punten. Het zou er nog aan ontbreken. Dan denk ik aan de aanbeveling om prioritair in te zetten op een gedegen onderhoud en om een inhaalbeweging te realiseren met betrekking tot het aantal beschermingen. In veel opzichten blijft het voorstel echter vaag en moet het eigenlijk gewoon genoeg opties openhouden voor de minister, die naar ik heb begrepen bezig is met de eindredactie van het ontwerp van Erfgoeddecreet. We zullen dus de discussie ten gronde wel voeren op het ogenblik dat dat ontwerp van decreet wordt behandeld in het parlement.