Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collegas, deze morgen was er een heel debat in de media naar aanleiding van het rapport van de Nationale Bank, dat goed en slecht nieuws bracht. Langs de ene kant gaat het redelijk met onze economie, zeker in internationale context. Aan de andere kant maakt men zich heel grote zorgen over de oplopende inflatie die versnelde naarmate het jaareinde van 2010 kwam.
De Nationale Bank schuift een aantal factoren naar voren. Er zijn grote stijgingen genoteerd voor energie, voeding en geneesmiddelen. De energieprijzen zijn op een jaar tijd 17 procent duurder geworden. Die stijging is het dubbele van wat in het buitenland is waargenomen. Daar zit echt wel een probleem.
Een tweede vaststelling is dat men in het hele debat alleen maar naar de index kijkt en naar het effect op de loonkost, maar niet naar de producten die in de mand van de indexkorf zitten. Men kijkt naar het afgeleide effect, terwijl het nuttig kan zijn ook te kijken naar de mechanismen die ervoor zorgen dat in ons land bepaalde producten veel sneller in prijs stijgen dan in andere landen.
Voor energie zitten we met een groot en groeiend probleem. De loonkost per eenheid product is lichtjes gedaald, maar de energieprijs wordt volledig doorgerekend aan de industrie. Dat is nefast voor sectoren zoals de chemie, de non-ferro en de metaalverwerkende industrie. Daar neemt energie een veel groter aandeel in de kosten dan de lonen.
Minister-president, u kunt zeggen dat we dit probleem federaal moeten aankaarten. Dat zullen we ook doen, maar Vlaanderen heeft minstens flankerende bevoegdheden. De Nationale Bank wijst op de hoge energieconsumptie die we hebben, op meer privéautogebruik, op de achterstand inzake isolatie, en dus kunnen we stappen zetten naar meer energiezuinigheid, naar duurzame energie en naar toegang van nieuwe spelers. Wat kan het antwoord van Vlaanderen zijn? Hebben we een strategie om de hollende inflatie af te remmen? Welke maatregelen zult u nemen?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collegas, het is belangrijk dat de Vlaamse Regering zorg heeft voor de private consumptie. Ook de vorige Vlaamse Regering heeft dat gedaan. Het is belangrijk voor onze economie dat we goed in de gaten houden dat die private consumptie niet in gevaar komt. Die zorg neemt de Vlaamse Regering elke dag op zich.
Mijnheer Van Malderen, u verwijst naar de Nationale Bank. Het is juist dat de inflatie in België sterker is opgelopen dan in enkele ons omringende landen. Dat is een heel ernstig probleem omdat het onze concurrentiepositie bedreigt. We kunnen een industrieel beleid uitbouwen, we kunnen Vlaanderen in Actie voeren, maar als de inflatie en de concurrentiepositie van de lonen de andere landen voorbij holt, dan hebben we een probleem.
Het prijzenbeleid speelt zich voor een heel klein deel af op het Vlaamse niveau. Hopelijk komt het er nog van dat we die bevoegdheden krijgen, maar zowel de huurprijzen als de energietarieven zijn een federale bevoegdheid. U vraagt of we niet zelf wat kunnen doen met de bevoegdheden die we hebben. De ministers bevoegd voor Huisvesting en Energie maken daar met een aantal maatregelen werk van, goed wetende dat die bevoegdheden en de impact op de inflatie heel beperkt zijn.
Als minister Van den Bossche bijsturingen doet inzake de steun aan groene stroom, wat een belangrijke kostendrijver is voor de elektriciteitsprijs, dan heeft dat een afgeleid effect op de inflatie. Een ander voorbeeld is het aanbodbeleid inzake sociale huisvesting. Met de uitvoering van het decreet Grond- en Pandenbeleid is daar uitwerking aan gegeven, en dat moet normaal gezien een neerwaartse druk op de prijs hebben en de woningen betaalbaar houden.
We verhogen constant de efficiëntie van de Vlaamse overheid, samen met alle ministers. Ik ben de eerste om te zeggen dat het beperkte effecten zijn. Als u zou suggereren dat we de prijzen voor het openbaar vervoer moeten verlagen, dan is dat een ander debat. Dat is in de commissie al gevoerd. Voor mij is dat niet aan de orde.
Minister-president, u hebt enkele goede voorbeelden gegeven van maatregelen die de regering kan nemen. Het grootste deel van de verantwoordelijkheid is alsnog federaal. Uit de voorbeelden die u geeft, wordt duidelijk dat Vlaanderen belangrijk flankerend werk kan leveren. De resultaten zullen in de tijd gespreid zijn.
Ik zou willen dat die oefening eens gebeurt op het geheel van de Vlaamse Regering. U hebt verwezen naar de werkzaamheden van uw collega-minister Freya Van den Bossche, waar men bijgestuurd heeft en het investeringsklimaat heeft gerespecteerd. Dat is mijns inziens een goed voorbeeld. Kan er geen opdracht worden gegeven aan bijvoorbeeld de studiedienst van de Vlaamse Regering om een screening te maken van waar we effectief kunnen ingrijpen om met een specifiek oogpunt een strategie tegen die voorthollende inflatie te voeren?
De heer Vereeck heeft het woord.
Ik vind dit een heel interessante vraag, maar tegelijk ben ik verbaasd dat ze hier op tafel komt. De minister-president heeft de richting al aangegeven. De meeste maatregelen bij het beteugelen van de prijsevolutie, voornamelijk op het vlak van de lonen en de prijzen, zitten gewoon niet in dit parlement. De voorbeelden die de heer Van Malderen geeft, zijn al een beetje bij het haar getrokken, omdat het echt gaat om het verzachten, het mitigeren van de effecten voor bepaalde bevolkingsgroepen, die inderdaad wel eens extra getroffen kunnen worden. Maar in essentie kunt u die inflatie totaal niet verzachten of verminderen.
Fundamenteel gaat het nog veel verder. Inflatie is namelijk altijd een monetair fenomeen. Het gaat om geldontwaarding en de toevloed van de geldhoeveelheid in de economie die de inflatie bepaalt. En daar hebben wij, zelfs als België, nog veel minder over te zeggen. Ik vind dit dus een volstrekt overbodige vraag in dit parlement.
De heer Crombez heeft het woord.
Mijnheer Vereeck, dat inflatie een louter monetaire zaak is, klopt helemaal niet. Zowel qua vraag- als aanbodgestuurde inflatie denk ik dat we hier sober zijn in wat we zelf zouden kunnen doen. We hebben hier onlangs een discussie gehad over de concurrentiepositie. Toen werd de loonkost aangegeven als een element. Eigenlijk kun je, zeker ten aanzien van kmos en zelfstandigen, redelijk veel doen in het beleid, bijvoorbeeld met betrekking tot de productie van energie. Je kunt ervoor zorgen dat dat veel goedkoper wordt en dat de facturen naar beneden gaan. Zo zul je de vraag ook laten zakken. De vraagsturing zelf zorgt dan weer voor prijsevoluties.
Het is dus alsof er alleen directe effecten bestaan waar je invloed op hebt, maar met het globale beleid kun je enorm veel invloed hebben op de concurrentiepositie van die bedrijven zelf. Wat gebeurt er bij een bedrijf dat een te hoge energiefactuur betaalt en door de inflatie van de energie ook nog eens de loonkost ziet stijgen? Je kunt daarin ingrijpen door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat ze minder energie verbruiken. Dan heb je een verbetering van de concurrentiepositie. En dan daalt de vraag naar energie.
Ik ben een beetje verbaasd over uw reactie, mijnheer Vereeck. U doet alsof we nog veel minder kunnen doen dan de minister-president zegt. Ik denk net dat we nog veel meer kunnen doen.
Wij zullen verder doen wat wij binnen onze bevoegdheden kunnen doen, goed onderbouwd en beargumenteerd, in het bijzonder met de collegas Van den Bossche en andere collegas.
Wij kunnen inderdaad voldoende doen. We hebben de verantwoordelijkheid om te doen wat we kunnen, in afwachting van meer bevoegdheden die misschien naar hier komen. Het alternatief is een echte vicieuze cirkel, waarbij gepensioneerden en gezinnen die met een modaal inkomen moeten rondkomen, het gelag dreigen te betalen als de discussie de foute kant uitgaat.
Ik ben blij met het engagement van de minister-president om daar in Vlaanderen maximaal op in te zetten.
Het incident is gesloten.