Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de problemen van de Vlaamse kmo's
Actuele vraag over de druk op de Vlaamse kmo's ingevolge de crisis en de impact op de werkgelegenheid
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, collegas, minister-president, wij hebben het geluk gehad het voorbije jaar te kunnen afsluiten met een voorzichtig optimisme ten aanzien van de macro-economische evoluties in Vlaanderen. De stijging van de economische groei was iets groter dan verwacht en de werkgelegenheid nam opnieuw toe. Maar gisteren zijn we weer met de voeten op de grond beland toen de cijfers van UNIZO en Graydon werden bekendgemaakt.
Die cijfers hebben ons aangetoond dat de kmos en het kmo-beleid in Vlaanderen onze onverdeelde aandacht zouden moeten krijgen. Wij hebben het voorbije jaar heel wat gepraat over Opel en andere heel spijtige faillissementen, maar ook bij de kmos komen die veelvuldig voor. 20.000 van de 24.000 ontslagen bij faillissementen van vorig jaar vielen bij de kmos. Daaruit kunnen we afleiden dat we er wat meer aandacht voor zouden moeten hebben. Het is echter niet de verantwoordelijkheid van de overheid om alle kmos te redden. De 80.000 kmos die volgens UNIZO en Graydon zwaar ziek zijn, kunnen wij niet allemaal redden. Maar het is wel zo dat veel van die kmos intrinsiek gezond zijn en niet echt grote structurele problemen hebben. Zij hebben alleen tijdens de crisis een paar zware klappen gekregen die zij nu moeilijk te boven geraken. Zij kunnen nu moeilijk hun buffers opnieuw aanzuiveren. Op zich zijn zij niet ongezond.
De Vlaamse overheid heeft daarvoor enkele heel goede instrumenten. Tussenstap behandelt ongeveer duizend dossiers. Initieel waren die vooral gericht op gefailleerden en richtten ze zich ook op psychosociale steun voor mensen die een faillissement hebben doorgemaakt. Ook de armoede bij zelfstandigen werd aangepakt. Maar geleidelijk aan richtte Tussenstap zich ook op een preventiebeleid. Daarnaast is er het preventief bedrijfsbeleid van de Vlaamse overheid, dat onder het Agentschap Ondernemen valt. Dat zijn heel goede instrumenten, maar op basis van het feit dat er bij Tussenstap duizend dossiers zijn en bij preventief bedrijfsbeleid een zeventigtal, wil ik de concrete vraag stellen of die instrumenten voldoende bekend zijn en of de drempel voor kmos om er gebruik van te maken misschien te hoog is.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister-president, namens mijzelf en mijn fractie mijn beste wensen. Ik zie dat het goed gaat met u, u staat scherp. Uw hoogtestage heeft gezorgd voor wat bijkomende rode bloedlichaampjes, blijkbaar. Daarom wilden wij niet nalaten om u een vraag te stellen.
Minister-president, er wordt dikwijls gezegd dat Vlaanderen een regio is van ondernemers en van kmos. Laat mij toe daaraan te twijfelen. Ik zie dat het aantal ondernemingen dat wij hebben in vergelijking met het buitenland niet echt hoog is en dat het aantal starters vrij laag is. Ik verwijs naar de Total Early-Stage Entrepreneurial Activity (TEA) rate, die aangeeft dat Vlaanderen daarin niet echt goed scoort. Ik zie een fenomeen als armoede bij zelfstandigen. Daaruit kunnen wij niet afleiden dat wij een echte kmo-regio zijn.
Als er een rapport verschijnt zoals dat van UNIZO en Graydon, moeten wij dat ernstig nemen. Het is bovendien een kwalitatief zeer goed uitgewerkt rapport. Er staan een aantal zorgwekkende zaken in. Een aantal indicatoren voor de financiële en economische positie van onze kmos staan op negatief: productiviteit, netto rendabiliteit, netto bedrijfsresultaat. Al deze zaken evolueren in slechte zin. Als u weet dat kmos heel belangrijk zijn voor de modernisering, de transitie en daarin onder meer de vergroening van onze economie, en ook voor de werkgelegenheid, betekent dit dat we heel veel aandacht moeten hebben voor wat er gebeurt met deze kmos. Ik heb vroeger, tijdens de Opelsaga, gepleit voor een economie van de nabijheid, een économie de la proximité, zoals minister Estrozy in Frankrijk toepast. Kmos zijn daarin enorm belangrijk, zij zijn daarvoor de beste instrumenten. Wij moeten dus veel aandacht hebben voor de kmos.
Minister-president, als wij dit rapport ernstig nemen, moet ik u de vraag stellen wat u ermee zult doen en welke beleidsconclusies u eruit trekt.
De heer Crombez heeft het woord.
Minister-president, wij hebben elkaar dit jaar nog niet kunnen spreken. Het eerste rapport over economie is er een over de kmos. Het kmo-weefsel is wel bijzonder belangrijk voor Vlaanderen.
De cijfers in dat rapport zijn onrustwekkend. Ik herhaal niet de al genoemde cijfers. Er staat ook in dat men na de crisis van 2008-2009 in 2011 ze kijken ook al een beetje vooruit een verslechtering van de tendens verwacht. Dat is opvallend.
Er staat ook in dat het aantal bedrijven met indicatoren die tot een faillissement kunnen leiden, ook nog altijd aan het stijgen is. Wat zijn die indicatoren? De criteria werden al aangehaald, het gaat om solvabiliteit en zeker ook om liquiditeit, maar ook het aantal verwittigingen tot en met dagvaardingen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en het Fonds voor de beroepsziekten (FBZ) die naar de bedrijven worden gestuurd, blijken een goede indicator voor de ongezondheid van de bedrijven te zijn.
Wat erbij komt, is dat men de indruk krijgt, ook hier in dit parlement, dat de impact van de crisis op de tewerkstelling hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door de grote bedrijven. Wie het rapport leest, merkt echter dat de faillissementen bij de kmos een grotere impact hebben op de tewerkstelling. Er gaat de laatste jaren, sinds het begin van de crisis, veel meer tewerkstelling verloren in de kmos dan in de grote bedrijven.
Ik meen dat er heel concrete oplossingen mogelijk zijn, zeker inzake liquiditeit. Het werd al aangehaald dat er gezonde bedrijven zijn die ertussenuit gaan. De vraag is of er nog bijkomende maatregelen genomen kunnen worden, of er nog sterker kan worden ingegaan op het preventieve beleid van de bedrijven en of er eventueel moet worden bekeken welke bedrijven men daarmee aanspreekt. Het preventieve beleid is nu vooral gericht op ondernemingen met twintig tot honderd werknemers. Moeten we dat uitbreiden? Moeten we niet het maximale doen, wetende dat er volgens het rapport een nog slechtere tendens op komst is?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, terecht wordt er gezegd dat we niet alleen geconfronteerd werden met Opel en de toeleveranciers, maar dat ook heel wat kleine en grote ondernemingen het heel moeilijk hebben gehad in de crisis. Sommige hebben de crisis spijtig genoeg niet overleefd. Dit werd toen gezegd en nu wordt op basis van de studie nog eens aangetoond dat het niet alleen de grote ondernemingen waren die zwaar hebben afgezien, maar ook vele honderden of duizenden kleine en middelgrote ondernemingen.
De studie toont heel duidelijk aan hoe zwaar de sector van de kmos geleden heeft onder de crisis. Het onderzoek betreft de periode 2003-2009, maar, zoals de heer Crombez onderstreept, blikt men ook vooruit op 2010. Heel belangrijk is dat de studie heeft aangetoond dat de kmos ook klappen hebben gekregen in de crisisjaren.
Heel belangrijk zijn ook de prognoses die worden gemaakt voor 2010 en de tendenzen die men probeert te onderscheiden. De heer Crombez merkt terecht op dat de rentabiliteit en de productiviteit het zwaar te verduren kregen. De solvabiliteit zit volgens de studie redelijk goed. Het risicoprofiel op Belgisch niveau zal stijgen van 16,7 procent in 2009 tot 17,6 procent in 2010.
Ik vind het heel belangrijk dat de studie er is. Mijn eerste vraag aan UNIZO was wat de conclusie is die ze er zelf uit trekt. Het eerste wat men mij heeft gezegd, is om ook eens naar de kmo-barometer te kijken. Sinds september heeft die zich positief ontwikkeld, met een kleine knik in december van vorig jaar. Het signaal van UNIZO is duidelijk: de kosten moeten onder controle gehouden worden. Het gaat onder meer over de loonkosten en dat heeft dan weer te maken met het interprofessioneel overleg dat plaatsvindt.
Ten tweede zegt UNIZO ook iets over de maatregelen die werden getroffen, de waarborgmaatregelen, overbruggingskredieten en ook het preventief bedrijfsbeleid. De heer Crombez stelt trouwens terecht de vraag of we niet moeten nadenken over een uitbreiding en over bijkomende stappen.
De conclusie van UNIZO zelf luidt dat het rapport aantoont hoe erg de kmos geleden hebben onder de crisis en stelt dat de waakzaamheid even groot moet zijn voor deze sector, ook al komt die minder aan bod in de media dan bepaalde grote bedrijven. UNIZO concludeert ook dat de kostenevolutie heel belangrijk is en dat de maatregelen die we hebben getroffen of die nog in de pijplijn zitten, zoals de Winwinlening, en in het bijzonder het preventief bedrijfsbeleid, verdere beslissingen en aanpassingen vergen.
Uitdrukkelijk op de vraag of ik als minister van Economie op basis van deze studie op vraag van UNIZO bijkomende maatregelen moet treffen, is het antwoord neen. Dat wil niet zeggen dat er geen bijkomende maatregelen kunnen worden getroffen, maar diegenen die nauw betrokken zijn bij de kmo-sector hebben mij een zeer duidelijk antwoord gegeven over de conclusies die ze zelf trekken op basis van die studie.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het eens met u dat het om een geheel aan problemen gaat waarvan de loonkost er een is. Ik denk dat ze het bij UNIZO heel graag zullen horen dat je er ook het vergunningenbeleid aan kunt toevoegen, de bureaucratie enzovoort.
Ik weet niet of het veel nut heeft om het preventief bedrijfsbeleid uit te breiden. Er zijn maar 70 dossiers op 80.000 bedrijven die in de problemen zitten. Ik zie niet in wat we daar nog kunnen doen. Het grote probleem zit in het feit dat die bedrijven zelf die in moeilijkheden zitten, heel moeilijk op te sporen zijn. Het is nu eenmaal de aard van het beestje: ondernemers zullen niet graag toegeven dat het slecht gaat. Ze zijn heel moeilijk te vinden. Dat is niet alleen de verantwoordelijkheid van de overheid, zeker niet, maar ook van de bedrijven zelf.
Ik zie er een oplossing in om meer naar de intermediairen te gaan: banken, boekhouders, accountants. Die zitten ertussen en ze weten beter welke bedrijven in de problemen zitten. Ik denk dat we het lef moeten hebben om die mensen meer aan te spreken en om ons door hen te laten gidsen naar die bedrijven in problemen.
Minister-president, het is een goede zaak dat u met de mensen UNIZO bent gaan praten en dat u naar hun wensen hebt gevraagd.
Er bestaan inderdaad al een aantal instrumenten die goed worden toegepast, om de kmos te ondersteunen, maar er is volgens mij meer nodig. In het hele beleid van deze Vlaamse Regering moet er aandacht zijn voor het effect dat het op kmos heeft. Dat is niet altijd het geval. Ik zal me verduidelijken. Neem het groenboek Nieuw Industrieel Beleid, dat op zich een zeer interessant document is. Er is een interessante hoorzitting geweest met zes sectorfederaties van Agoria, de bouwsector tot de voedingsindustrie. Iedere keer opnieuw hoorden wij: Eén aspect wordt absoluut onderbelicht, en dat is dat in deze sectoren heel veel kmos actief zijn. In het groenboek Nieuw Industrieel Beleid hebben kmos ook een rol te vervullen die totaal onderbelicht is.
Minister-president, mijn vraag is om in uw beleid meer aandacht te hebben voor kmos.
Minister-president, ik ben het niet helemaal eens met wat er tot nu toe gezegd is. Ik denk dat de werknemers en de bedrijfsleiders in de kmos heel hard hebben geprobeerd om goed door de crisis te geraken. Ze zitten nu echt op hun tandvlees of snijden in hun vlees, om de terminologie van het parlement te gebruiken. De vraag is nu of we dingen kunnen doen, ook al zegt UNIZO niet onmiddellijk te weten wat, die breder gaan dan de starre discussie van de loonkosten zijn te hoog.
Ik ben het er wel mee eens dat ze een kostenprobleem hebben. Ze worden er dit jaar mee geconfronteerd dat de financieringskost duurder wordt omdat de rente in België aan het stijgen is en dat de energieleveranciers nog maar eens hebben aangekondigd dat de energieprijzen zullen stijgen, wat voor veel kmos een enorme impact heeft.
Wat mij betreft, is het verhaal veel breder. Kunnen we geen preventie doen voor de energiekosten? Kunnen we geen preventie doen voor de financiering van de bedrijven?
Ik denk ook dat ze opspoorbaar zijn. De RSZ en het Fonds voor Bestaanszekerheid hebben al aanmaningen naar die bedrijven gestuurd. Die bedrijven hebben een hoger risico. Ze zijn zeker te traceren, en het zijn er veel meer dan die 70 die nu bekend zijn.
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collegas, als er goede maatregelen zijn, moeten we dat ook zeggen. Het Waarborgfonds en het helpen met overbruggingskredieten zijn een goede zaak. Het is mooi vast te stellen dat men eindelijk tot de vaststelling komt dat de 9895 kmos die failliet gegaan zijn, verantwoordelijk waren voor 20.000 van de 24.000 verloren gegane jobs. De kmos zijn een speerpunt van onze Vlaamse economie, en niet de grote bedrijven waar we ons af en toe eens verkeerdelijk op focussen.
Ik vraag u eens te meer te zorgen voor een andere aanpak dan de aanpak die ik hier ten dele heb gehoord, en die erin bestaat ze te zoeken en te helpen. De aanpak moet erin bestaan betere omgevingsomstandigheden voor de onderneming te creëren. Ik blijf het fundamenteel oneens met uw aanpak. Er moet niet gepamperd worden nadat we ze een been hebben gebroken. We moeten ervoor zorgen dat ze zelf, op eigen kracht, door een vereenvoudiging van de administratie en niet door het verlenen van subsidie maar door een lastenverlaging, door een betere arbeidsmarkt en de activering van de groepen, wat ik al zoveel keer heb gevraagd aan minister Muyters, beter kunnen functioneren. Er moet niet gezorgd worden voor de zoveelste hulpmaatregel van bovenaf.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij met de vragen van de collegas en de aandacht voor de kmos, het belangrijkste element van onze Vlaamse economie. Met cijfers moet men natuurlijk altijd voorzichtig zijn. Faillissementen, een belangrijk onderdeel van de indicatoren van de studie, volgen altijd voor een deel de evolutie van de conjunctuur met zes à acht maanden vertraging. We moeten er ook rekening mee houden dat de afgelopen tien jaar de kmos veel meer in een vennootschapsvorm voorkomen, wat natuurlijk ook leidt tot een extra kans tot faillissement.
De Vlaamse Regering is de afgelopen jaren constant bezig geweest met het kmo-vriendelijker maken van haar overheidsinstrumentarium: de waarborgen, het PMV-instrumentarium (ParticipatieMaatschappij Vlaanderen), de opleidings- en investeringssteun, de ecologiepremie, de IWT-steun (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) enzovoort. Er zijn veel instrumenten. Daarom zegt UNIZO ook dat er bijkomend niet veel nodig is.
Wat wel nodig is, en dat geldt voor de voltallige regering, is dat die instrumenten beter bekend worden gemaakt bij de doelgroep en beter gebruikt worden. De VDAB haalt al vijf jaar aan een stuk haar doelstelling niet op het vlak van het bereiken van kmos bij de vacaturewerking. Daaraan moeten we werken. De overheidsagentschappen moeten zich meer richten op de Vlaamse kmos.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, vorig jaar was er inderdaad een voorzichtig optimisme gegroeid met betrekking tot de conjunctuur. Wat mij in dat rapport vooral alarmeert, is dat de verklaring dat alles beter zou gaan in 2010 niet echt klopt. Eric Van den Broele van Graydon stelde dat de hogere lasten nog steeds een hypotheek vormen voor de toekomst van onze bedrijven. En het is eigenlijk triestig, collegas, dat dat al jaren aangeklaagd wordt, maar dat er in de feiten eigenlijk niets verandert, wel integendeel.
In tegenstelling tot de heer Bothuyne wil ik er toch op wijzen dat ik de indruk heb dat het probleem niet conjunctureel bepaald is, maar wel structureel. De kans op faling van onze kmos, van onze bedrijven blijft maar stijgen. Er wordt gevreesd dat in de toekomst minder geld beschikbaar zal zijn voor investeringen en innovatie. Ik vraag me af of de initiatieven die de regering in de recente beleidsbrief Economie naar voren heeft gebracht, voldoende zullen zijn om het tij te keren. Ik geef toe dat die vraag retorisch is.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collegas, bedankt voor de aandacht voor onze kmos. Ze vormen inderdaad een heel belangrijk weefsel. Kmos en bedrijven in de problemen, dat betekent ook dat de zelfstandige ondernemer op dat ogenblik persoonlijk in de problemen komt. Minister-president, na al de slechte cijfers die we vandaag hebben gekregen en de vooruitzichten uit 2010 zou ik u uitdrukkelijk willen vragen de zelfstandige ondernemer en de werkbaarheid voor de zelfstandige ondernemer niet te vergeten. Ook daar is er nog werk te verrichten: werkstress, combinatie privé-werk. Een faillissement dat eraan komt, dat betekent ook familiedramas en persoonlijke problemen. Graag ook meer aandacht en beleidsmaatregelen wat dat betreft!
Voorzitter, collegas, als er iets is waarin ik ervaring heb, dan is dat de kmo-wereld, waarin ik achttien jaar actief ben geweest. Ik weet zeer goed wat een faillissement betekent voor een zelfstandige ondernemer en hoe een kmo, zeker in crisis, probeert het hoofd boven water te houden. Alle middelen die men ter beschikking heeft, ook in de familie, worden in de zaak gestoken om te trachten ze te redden en om de werkgelegenheid te garanderen. Ik zeg met enige bescheidenheid dat ik daarin ervaring heb.
Mijnheer Deckmyn, het is belangrijk nog eens te onderstrepen dat deze studie zeer uitdrukkelijk en diepgaand de periode 2003-2009 en de vooruitzichten voor 2010 bekijkt. We zitten nu in 2011. De kmo-barometer van diezelfde organisatie laat een licht positieve trend zien. Laten we hopen dat die zich doortrekt en er minder kmos failliet gaan en meer mensen de stap naar het zelfstandig ondernemen zetten.
Mijnheer Sabbe, ik trap een open deur in als ik zeg dat we maximaal moeten inzetten op de omgevingsfactoren. Daarstraks is reeds onderstreept dat we maximaal moeten inzetten op vergunningen, klantvriendelijkheid enzovoort, wat trouwens geen budgettair effect heeft. Ook de communicatie en de bekendmaking van de instrumenten moet goed zijn zodat de kmos dat weten, via intermediairen, zoals de heer Diependaele terecht aanhaalt. Maar zolang we bepaalde bevoegdheden niet hebben, moeten we werken met de second best solution, maar dat punt hebt u al gemaakt, mijnheer Sabbe. We proberen dat zo goed mogelijk te doen. We willen zeker niet in een situatie komen waar het alleen gaat over subsidies die niet of onvoldoende positieve effecten hebben op het ondernemerschap.
Mijnheer Watteeuw, wat betreft het groenboek Vernieuwd Industrieel Beleid, heb ik geen enkel probleem om, als we komen tot het witboek, daarin heel nadrukkelijk de nodige aandacht te geven aan de kmos en er de nodige maatregelen voor te nemen, want ze zijn zeer nadrukkelijk in de industrie aanwezig.
Mijnheer Crombez, ik heb alleen maar gezegd wat de reactie was van de organisatie die die studie heeft bekendgemaakt. Er spelen ook nog andere elementen mee. Een daarvan is heel de problematiek van de kredieten. Mevrouw Turan weet dat zeer goed en heeft er in de commissie terechte vragen over gesteld. We hebben een code met de banken. We volgen op hoe de kredietverlening in de praktijk verloopt. Er zijn ook andere kosten die ook heel belangrijk zijn. In de mate dat we daar zelf een impact op hebben, moeten we alles doen om die kosten onder controle te houden. Wat mij betreft, moeten we niet gemakkelijkheidshalve naar de federale overheid kijken of zeggen dat het alleen maar de loonkosten zijn. Iedereen heeft natuurlijk zijn verantwoordelijkheid. Ook UNIZO zit in de groep van tien die over een interprofessioneel akkoord aan het negotiëren is. Die zal daar met kennis van zaken over kunnen oordelen. We moeten natuurlijk voor de kosten die Vlaanderen zelf in handen heeft, alles doen om die kmo-vriendelijk te maken of minstens te houden.
U weet dat de N-VA altijd naar een consensus zoekt. (Gelach)
Ik hoor hier een heel grote consensus over het feit dat we wel degelijk minstens onze aandacht voor de kmos op peil moeten houden, en liefst nog verhogen. Ik ga dus akkoord met wat is gezegd over loonkostenstructuren, vergunningenbeleid en dergelijke meer.
Ik ben het eens met de heer Bothuyne dat het gaat over intrinsiek gezonde bedrijven die alleen maar tijdelijk een moeilijke periode doormaken en die we moeten opsporen en erdoor helpen. Dat gaat helemaal niet over een subsidiebeleid of wat dan ook, het gaat puur over een paar bedrijven die we moeten behoeden voor het faillissement.
We missen nog altijd heel wat cruciale bevoegdheden, cruciale sociaal-economische hefbomen die we nodig hebben om in Vlaanderen verder werk te maken van dat correct economisch beleid.
Minister-president, het goede aan dit rapport is dat, als er al enige zelfgenoegzaamheid was omtrent het ondernemen in Vlaanderen, die nu wel snel weg is. Ik wil me verzetten tegen de idee dat de moeilijke financieel-economische situatie van kmos enkel te wijten is aan de conjunctuur. Wie het rapport grondig doorneemt ziet dat er een aantal indicatoren zijn waar de knik in de curve al vroeger begint, al voor de crisis van 2008-2009.
Ik wil me ook verzetten tegen de idee dat het alleen een vraag zou zijn voor het efficiënter en effectiever maken van de bestaande instrumenten. Dat moet, dat is nodig, maar dat is niet voldoende. Nog eens, als we willen komen tot een transitie van de economie, een modernisering en vergroening van de economie, dan zullen kmos daar een belangrijke rol in spelen. Dat betekent dat we in ieder beleidsdomein, om het even waar men mee bezig is, moeten kijken wat kmos daar kunnen doen en hoe we hen daarbij kunnen ondersteunen.
U weet dat sp.a soms het verwijt krijgt dat het te hard zijn best doet om een consensus te vinden, maar ik ga toch afsluiten met een nieuw element. Wij hebben namelijk in het regeerakkoord opgenomen dat we zouden kijken naar nieuwe en grote projecten die voor meer zuurstof, meer groei moeten zorgen, op basis van de publieke spaarmiddelen. Ik heb gezegd dat ik hier op ga blijven terugkomen. Minister Muyters heeft recent ook een voorstel in die richting gedaan. Ik denk dat dit niet onbelangrijk is voor de verdere groei. Wat hebben we nu gezien? Dat een aantal plannen in een aantal ons omringende landen, die toch mee onze groei en onze zuurstof bepalen, al zorgen voor een groeivertraging. In het laatste kwartaal in Duitsland en Nederland is de groei vertraagd. Dat is niet onbelangrijk voor ons. Ik denk dat we stilaan zelf gaan moeten zorgen voor onze zuurstof. Ik wil ermee besluiten dat het nodig is dat we daar zo snel mogelijk aan werken.
Het incident is gesloten.