Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, we hebben de voorbije uren kennis kunnen nemen van de resultaten van het PISA-onderzoek (Programme for International Student Assessment). Ik denk te mogen stellen dat we fier mogen zijn op wat onze mensen in het onderwijsveld realiseren. We stellen vast dat wij zowel voor wiskunde, wetenschappen als voor leesvaardigheid mooie resultaten neerzetten en dat onze leerlingen goed gevormd worden. Als we onszelf vergelijken met het verleden, stellen we vast dat we er licht op achteruitgaan, maar dat we toch nog altijd in de top zitten voor de verschillende items die onderzocht zijn.
U hebt al gereageerd op de resultaten en gesteld dat we niet zelfgenoegzaam mogen zijn en dat er een aantal knelpunten zijn. Als we kijken naar het beleid dat we gaan voeren, staan we voor een grote hervorming binnen het secundair onderwijs. Met de stevige resultaten die we nu neerzetten, vragen een aantal mensen zich af of wij ons secundair onderwijs wel zo grondig moeten hervormen.
Het is goed dat we de resultaten uit de studie grondig bestuderen en er de juiste conclusies uit trekken. We hebben de eerste resultaten wel al kunnen meenemen, en daarin zijn een aantal zaken significant. Hoe gaat u de resultaten van dit onderzoek meenemen in de hervorming van het secundair onderwijs?
Minister Smet heeft het woord.
Het klopt dat wij in deze PISA-test opnieuw fantastische resultaten neerzetten, zowel voor leesvaardigheid, wiskunde als wetenschappelijke vaardigheden. Wij zijn eigenlijk vicekampioen in Europa, na Finland. Bijna alle andere landen die voor ons komen, zijn Aziatische landen.
Het klopt ook dat we een beetje achteruitgaan. Dat moet ons doen nadenken. Dat beetje is natuurlijk relatief. Als we vroeger negentien goals op twintig binnen schopten, doen we er nu nog achttien. Ik denk dat er heel veel landen zijn die een resultaat van achttien op twintig zouden willen behalen. Het is er inderdaad eentje minder, maar het is nog altijd veel beter dan de rest in de wereld.
We moeten inderdaad niet zelfgenoegzaam zijn, want er zijn nog een aantal knipperlichten. We stellen vast dat we voor wiskunde achteruitgaan, vooral in het technisch onderwijs. Daar is het heel duidelijk dat we een achteruitgang hebben. We vermoeden dat dat te maken heeft met een hervorming van het wiskundecurriculum in 2003. Dat heeft blijkbaar enig effect op de resultaten, zeker in het tso. Dat moeten we nader bekijken. U zult zich ook de resultaten van de peilingtesten herinneren. Toen waren er ook opmerkingen over wiskunde. Dat wordt nu dus wat bevestigd.
Voor leesvaardigheid gaan we achteruit omdat de topgroep gemiddeld een beetje achteruitgaat. Dat blijft nog altijd heel ver boven het OESO-gemiddelde. We zijn ook niet het enige Europese land op dat vlak. Ook Finland gaat daar achteruit, ook al blijft het voor ons.
Wat gaan we nu doen met die knipperlichten? Een van de belangrijke uitgangspunten is dat we het onderscheid tussen aso, tso en bso willen afschaffen. We merken dat de landen die het goed doen, minder snel selecteren. Zij selecteren pas op 15-jarige of 16-jarige leeftijd, en niet zoals bij ons op 12-jarige leeftijd. We gaan ervoor zorgen dat men later kiest en dat er meer differentiatie is in de les en we gaan de autonomie met meer rekenschap gepaard laten gaan. Dat zijn de belangrijkste conclusies. En dat zijn juist de uitgangspunten van onze grote hervorming van het secundair onderwijs.
Minister, wij hebben in het verleden altijd kunnen vaststellen dat de Scandinavische landen het op een aantal vlakken beter doen dan wij. Wij hebben altijd goed gekeken hoe ze hun onderwijs organiseren en wat wij van hen kunnen leren. Wij hebben daar de nodige conclusies uit getrokken. Dat heeft ook altijd een grote rol gespeeld in de nieuwe reglementering die wij hier tot stand brengen.
Nieuw is dat wij te maken hebben met Aziatische landen die het plots beter doen. U zegt dat dit ons wakker moet schudden. Gaat u ten gronde kijken naar de manier waarop in de Aziatische landen het onderwijs wordt georganiseerd en naar welke conclusies wij daaruit kunnen trekken, zodat wij daarmee rekening kunnen houden in de hervorming van ons secundair onderwijs? Wij moeten met dat nieuwe element rekening houden als wij straks de toekomst voor ons Vlaams onderwijs zullen vormgeven.
Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Minister, de negende plaats in de wereld, dat is niet slecht. Mevrouw Helsen zei het al, op 65 landen is dat een goede score. Maar daar zit natuurlijk een addertje onder het gras. Het onderzoek bevestigt onderzoek van 3 jaar geleden, dat uitwees dat de impact van de sociaal-economische thuissituatie en de status van de school in Vlaanderen groter zijn dan elders. Wij moeten daar rekening mee houden. De sociale ongelijkheid tussen autochtonen en allochtonen is bij ons nog altijd een hardnekkig kwaad. Het onderzoek stelt ook vast dat het verschil in niveau tussen autochtone en allochtone leerlingen van de tweede generatie nergens groter is dan hier. Minister, wij moeten ervoor oppassen dat wij weer niet een generatie allochtone leerlingen zullen verliezen. Wij kunnen kijken wat er in Azië gebeurt, misschien kunnen wij tegen de Chinese Muur opbotsen, maar ik vraag u om in het kader van de hervorming van het secundair onderwijs ook met het aspect van de sociale ongelijkheid rekening te houden. Hoe gaat u dat doen?
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw Helsen. Ze heeft het over het kennisniveau dat we absoluut moeten proberen te behouden. Het pedagogisch project is nog altijd voor een heel groot deel gestoeld op het kennen en kunnen van leerlingen. Deze voormiddag in de ad-hoccommissie Bijzondere Jeugdzorg werd gezegd dat het onderwijs zeker een taak heeft om ook de waarden en normen die kinderen en jongeren moeten kennen aan te leren. Zaken die niet in een problematische gezinssituatie kunnen worden waargemaakt, moeten in het onderwijs worden opgevangen. Daar steekt voor ons de uitdaging bij de hervorming van het secundair onderwijs. Wij moeten synergieën zoeken tussen kennis, waarden en normen, en een degelijke opvoeding. Minister, bent u bereid om hier in het totale pakket rekening mee te houden?
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Minister, die resultaten zijn zeer goed voor Vlaanderen, maar ik zie een onrustwekkende tendens als het gaat over lezen. Daar zijn wij achteruitgegaan, terwijl de Franse Gemeenschap erop is vooruitgegaan. In Engeland is men achteruit gedonderd. Men vraagt er zich af of dat te maken heeft met de toenemende sms-cultuur. Jongeren weten nauwelijks nog wat een woord betekent, laat staan hoe het geschreven wordt.
Ik vind het een beangstigende tendens, dat Vlaanderen op dat vlak achteruitgaat. Zeker als ik dat combineer met de provocerende titel die ik vandaag in de pers lees: de Vlaamse scholen voeden kinderen bijna op tot boekenhaters. De manier waarop wordt aangezet tot lezen is helaas een beetje passé. U weet ook dat kinderen tegenwoordig denken dat er enkel van een scherm kan worden gelezen. Ze kijken meer naar televisie dan naar een boek.
Ik heb een beetje een ouderwetse vraag. Wat gaat u doen, minister, om dit probleem aan te pakken? Het kan misschien goed zijn dat we sterk staan in wiskunde en wetenschappen, en daar ben ik fier op, maar het zou spijtig zijn, mochten onze kinderen niet meer in staat zijn om een normale zin te schrijven.
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me aan bij de heer Van Der Taelen. Ik ben ook bevreesd voor die tendens. In Vlaanderen hebben de kinderen het minst leesplezier. Er is nochtans niets zo leuk als het opsnuiven van de geur van een boek, en onze kinderen gaan dat niet meer kennen.
Uit het PISA-onderzoek blijkt dat we inderdaad goed scoren. We moeten daar niet omheen draaien. Het is wel al negen jaar de tendens dat we stilletjes achteruitgaan, en nu ook tegenover de Aziatische landen. U wilt de peiling van wiskunde bekijken want in 2003 is er iets veranderd. Vorig jaar was daar al een vraag om uitleg of interpellatie over. De kennis van wiskunde gaat achteruit. U hebt de kenniseconomie zelf aangestipt als knipperlicht. We moeten in de gaten houden dat Aziatische landen zoals China ons stilaan voorbijsteken en dat Vlaanderen de trein van de kenniseconomie mist.
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Minister, ik hoop ik denk het niet maar ik hoop dat ik geen pleidooi heb gehoord vanwege CD&V om de grote hervorming van het secundair onderwijs niet door te zetten. Ik had een beetje het gevoel dat dat onderhuids aanwezig was, maar ik zit misschien fout.
Twee elementen willen wij toch wel benadrukken vanuit Open Vld. Ik heb ze al gehoord bij een aantal collegas. Dat is om bij de hervorming van het secundair onderwijs op te nemen dat de sociale ongelijkheid bijzonder groot is. Mevrouw Pehlivan benadrukte dat. Dat nuanceert de fantastische resultaten van vandaag. Het verschil tussen de beste en de zwakste is heel erg groot. Dat is een grote uitdaging.
We vinden het verder evenzeer belangrijk als u dat de klassieke opdeling tussen aso, bso en tso wordt aangepakt. U hebt het zelf gezegd in de pers, minister, laat dit vooral geen reden zijn om geen werk te maken van een hervorming van het secundair onderwijs.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, ik wil aan de minister suggereren om het kind niet met het badwater weg te gooien. U hebt terecht gesteld dat we fantastische resultaten scoren, maar er zijn toch knipperlichten. Pak die aan. Maar kijk vóór de grote hervorming nog eens na of er effectief een maatschappelijk draagvlak voor is.
De grote les van PISA is voor mij de opkomst van Azië. We leven in een tijdsgewricht waarin alles verschuift naar Azië, niet alleen de productiemiddelen, maar ook de economische en politieke macht. Een beetje zelfgenoegzaam zeiden we tot nu toe in Europa en de Verenigde Staten dat wij toch de brains hadden. Zolang we dat tenminste hadden, was het goed. Nu merken we op dat vlak ook een verschuiving.
We moeten dat enigszins relativeren. Hongkong, Taipei, Shanghai zijn de nieuwe economic policy zones van China. Dat is een selectieve bevolking van innovatieve, creatieve mensen. Ze zijn enorm gemotiveerd om vooruit te komen. Buiten die plaatsen krijgt men heel andere resultaten. Zuid-Korea gaat echter ook enorm vooruit en heeft die selectie niet.
U bent al de tweede die mij vraagt om naar Azië te kijken. We zouden naar Shanghai en Korea moeten gaan. Misschien moeten we dat doen met het parlement in plaats van naar Finland te gaan. We kunnen dat perfect organiseren als het mag van de voorzitter.
We zijn nog altijd zeer goed in lezen, mijnheer Van Der Taelen. We gaan een klein beetje achteruit in de top. Dat is relatief. Maar inderdaad, het feit dat men niet graag leest, is bijzonder verontrustend.
Desondanks scoren we heel goed. In veel landen merken we dat, als kinderen niet graag lezen, ze slecht scoren op leesvaardigheid. Bij ons is dat niet het geval. Mochten kinderen wél heel graag lezen, dan zouden we tot de absolute wereldtop behoren. Dat moet dus inderdaad de uitdaging zijn. Ik zal samen met minister Schauvliege, de boekensector en uiteraard ook de onderwijsverstrekkers bekijken hoe we die leescultuur opnieuw ingang kunnen doen vinden in de scholen. Misschien moet dat op een wat andere manier gebeuren. Ik ga die uitdaging aan. Net als u vind ik het immers heel belangrijk om dat te doen. Dat is weer een taak erbij.
Mevrouw Pehlivan, het klopt dat de sociaal-economische achtergrond bij ons een grotere rol speelt dan bij anderen. We moeten echter oppassen als het gaat over migranten van de tweede generatie en andere generaties. Het is niet zo sterk belicht in de pers, maar in het onderzoek heeft men die sociaal-economische achtergrond van migrantenkinderen geneutraliseerd, en dan nog blijft er merkwaardig genoeg een achterstand bestaan. Dat is dus niet alleen te verklaren door een sociaal-economische achterstelling, wat betekent dat er toch iets meer aan de hand is. Dat moet worden onderzocht. Het is belangrijk dat mee in overweging te nemen in ons beleid.
Ik ben het absoluut eens wat waarden en normen en structuren in het onderwijs betreft. Onderwijs is niet neutraal. Dat moeten we mee in overweging nemen.
We zullen inderdaad niet zelfgenoegzaam zijn. We nemen die waarschuwingen ernstig. We zullen de hervorming van het secundair onderwijs voortzetten. We luisteren heel goed naar wat er wordt gezegd. Wij moeten echter ook heel goed kijken naar andere landen. Ik wist dat niet, maar in Shanghai is er sprake van vijftig kinderen in één klas. Ik pleit daar niet voor: begrijp me niet verkeerd. Wat ze daar wél doen, is heel sterk differentiëren in de klas. Ze proberen de selectie, die wij toch heel snel maken, uit te stellen.
Ik geef een ander voorbeeld. Polen heeft een paar jaar geleden een grondige onderwijshervorming doorgevoerd. Dat is te merken in de resultaten: Polen maakt een enorme sprong voorwaarts, omdat het de keuze heeft uitgesteld tot 15 jaar. In Finland is dat 16 jaar. In onze hervorming stellen we 14 jaar voor, en een echt definitieve keuze op 16-jarige leeftijd. Onze hervorming gaat ook uit van lesdifferentiatie en van het extra prikkelen en extra uitdagen van sterke leerlingen. Alle uitgangspunten die we vooropstellen in deze hervorming, zie ik eigenlijk bevestigd in dat PISA-onderzoek.
Ook geeft de OESO aan dat ouderparticipatie een heel belangrijke rol speelt in de resultaten. Hoe groter de betrokkenheid van de ouders, des te beter de resultaten van de kinderen. In Azië is de betrokkenheid van ouders enorm groot. Dus ook wat dat betreft, moet er in Europa een extra inspanning worden geleverd.
Dan is er natuurlijk ook het opleidingsniveau van de leerkrachten. We hebben het daar al over gehad. In veel van die landen hebben die leerkrachten een masterniveau. Ik kom daar telkens opnieuw op terug. Als er sprake is van goede resultaten, is er sprake van een langere opleiding van leerkrachten. Ook dat moeten we mee in overweging durven te nemen in het debat bij ons.
We zullen dus rekening houden met die signalen in de hervorming. We zullen echter niet wachten. Wat lezen en talen betreft, kunnen we al sneller gaan. Dan moet het onze uitdaging zijn ervoor te zorgen dat we ook de komende jaren aan de wereldtop blijven. We hebben die positie: we zijn het tweede Europese land. Dat is toch een hele prestatie. Laten we nu vooral bekijken hoe we die kunnen behouden en nog kunnen verbeteren. Dat is de uitdaging voor de toekomst.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is positief dat we die landen bekijken die het beter doen en dat we alle factoren bekijken die voor succes zorgen. Het is niet enkel en alleen een zaak van masters of ouderparticipatie. Bijvoorbeeld in Shanghai is de ouderparticipatie toch wel van een heel andere aard dan hier, en die wordt ook op een andere manier ervaren. We moeten zeer voorzichtig zijn en de juiste conclusies trekken. Wat de hervorming van het secundair onderwijs betreft, moeten we er minutieus over waken dat we de elementen die vandaag sterk zijn, kunnen behouden. We moeten die elementen aanpakken waarop we nog vooruitgang kunnen boeken. We moeten daar ten gronde werk van maken. Ik ben ervan overtuigd dat we niet alleen naar het secundair onderwijs zullen moeten kijken, willen we vooruitgang boeken in de toekomst. In het basisonderwijs wordt immers de basis gelegd, bijvoorbeeld voor het graag lezen, en niet in het secundair onderwijs.
Het incident is gesloten.