Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het oneigenlijk gebruik van ADHD-medicatie
Verslag
De heer Gysbrechts heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, vorige week had ik een vraag om uitleg ingediend over een onderzoek in Nederland naar het misbruik van ADHD-medicijnen. Het heeft me dan ook niet verbaasd dat de actualiteit ons enigszins heeft ingehaald. Zo vernamen we de jongste dagen via de kranten en het journaal dat er ook in Vlaanderen heel wat problemen zijn met misbruik, en dat Rilatine zelfs volop wordt gedeald aan de schoolpoorten.
Minister, in het Nederlandse rapport waarover ik u wou ondervragen, staan een aantal conclusies.
Dat rapport dateert van eind november en gaat over het niet voorgeschreven gebruik van ADHD-medicatie. Het zegt dat 57 procent van de respondenten ooit eerst door een huisarts gediagnosticeerd is met ADHD. Het begint dus vaak heel onschuldig. Bijna 35 procent van de respondenten geeft aan dat hij of zij ADHD-medicatie opsnuift in plaats van inslikt, en 30 procent geeft aan dat ze dagelijks, wekelijks, of maandelijks Rilatine gebruiken. Slechts 20 procent geeft aan dat ze gestopt zijn met het gebruik van de medicatie.
Het wordt veel gebruikt in combinatie met alcohol en weed. Uit veel diepte-interviews blijkt dat het onschuldig begint, maar daarna anders wordt. In Vlaanderen is het niet anders. Minister, welke conclusie trekt u uit het Nederlandse rapport en op welke manier denkt u een preventiebeleid te ontwikkelen tegen dit nieuwe probleem?
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, in de krant stond een artikel over het mogelijke gebruik in de scholen, maar dat hoeven we hier niet te bespreken. Het is belangrijk dat bijvoorbeeld de megaprojecten die momenteel in het basisonderwijs lopen, dat opnemen. De cijfers zijn echter wat ze zijn. Het RIZIV geeft aan dat er een enorme toename is van het gebruik en van de verkoop van onder andere Rilatine.
Minister, toen ik gisteravond het programma zag op Canvas, was ik verbijsterd. We hebben dat in het parlement al enkele keren besproken. In de reportage wordt een gezin getoond met vier of vijf kinderen dat bij de arts zit. Al de kinderen blijken Rilatine te nemen. De moeder zegt doodleuk dat als ze een beetje moe is, ze dat medicijn ook wel eens inneemt. Zelfs de oma zegt dat ze het recentelijk ook gebruikt. Dit zegt meer over de omgeving en hoe ermee wordt omgegaan.
Minister, het was een Nederlandse reportage, maar we kunnen ze ook naar België verplaatsen. Want ook hier laat het voorschrijfgedrag van artsen soms te wensen over. Welke maatregelen zult u nemen om dat lakse voorschrijfgedrag van de huisartsen en artsen in het algemeen aan te pakken? Hoe zult u voor de wachttijden tot een diagnose komen bij de tweede lijn? Daar moet dringend werk van worden gemaakt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dit is een ernstig probleem. Ik wil mijn antwoord in twee luiken opsplitsen. Er zijn wel degelijk relaties tussen het gebruik van Rilatine en andere verslavingsrisicos. Daarover bestaat voldoende literatuur. Er zijn een aantal hypothesen. De ene zegt dat gedragsproblemen verslavingsrisicos voor andere verslavende producten en afhankelijkheidsproblemen kunnen veroorzaken. Het gebruik van dat product kan ook provoceren. Een andere theorie is dat degenen die een afhankelijkheidsprobleem hebben, dit product gebruiken om hun verslaving onder controle te houden.
Er zullen initiatieven worden genomen. De Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) zal proberen de nodige aandacht te besteden aan de problematiek van het gebruik van dat product bij jongeren, jongvolwassenen en volwassenen die afhankelijkheidsproblemen hebben. Dat is een heel specifieke situatie. Het is niet zo gemakkelijk om er een juiste behandeling voor op te bouwen. We gaan proberen om best practices te promoten.
Het andere luik wijst op signalen dat er wordt gedeald in dit soort producten. Dat heeft te maken met het feit dat het product relatief meer wordt voorgeschreven en dat wellicht jongeren voor wie het is voorgeschreven, dat product niet innemen en het op een of andere manier op de markt brengen.
Het betreft een specifieke situatie. Het zijn geen dealers die het product op de markt brengen, maar mensen die het product voorgeschreven krijgen en het niet voor eigen consumptie gebruiken. Daar moet de nodige aandacht naar gaan.
Vanuit onze netwerken, de CLBs en andere belangrijke actoren, moet via de VAD materiaal worden aangereikt om sensibiliteit voor dergelijke problemen te creëren.
Het voorschrijfgedrag is een bij uitstek federale materie. Het is misschien wel mogelijk om via Domus Medica een initiatief te nemen. Ik verwijs toch eerst naar de reglementering betreffende geneesmiddelen en geneesmiddelengebruik, een bij uitstek federale materie.
We onthouden vooral dat het om een nieuwe problematiek gaat die moet worden aangepakt. De juiste mensen en vooral ook huisartsen moeten worden geresponsabiliseerd. We stellen ook vast dat te snel naar dergelijke middelen wordt gegrepen en die te snel worden voorgeschreven. Dat is een probleem. De middelen worden vervolgens minder ingenomen en kunnen dan gemakkelijker op de markt worden gebracht. Dat bevestigt ook de Nederlandse studie. Het zijn veelal de mensen die het zelf voorgeschreven kregen die het ook op de markt brengen. Vooral dat aspect verdient onze waakzame aandacht.
Hoe de omgeving ermee omspringt, is ook van belang. Er moet snel een juiste diagnose worden gesteld. Patiënten kunnen er dan efficiënt mee omgaan. Het is ook bewezen dat het werkveld vragende partij is om samen met het federale niveau, de gewesten en de gemeenschappen een monitoring op te starten. Het is ook van belang om met artsen en apothekers een bewustmakingscampagne op te zetten. Er moet vaak te lang worden gewacht op de juiste diagnose.
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Ik wil geen doktertje spelen. Medisch gesproken is Rilatine een nuttig middel als het maar op de juiste manier wordt gebruikt. We mogen de ogen niet sluiten voor misbruik. In Koppen gisteren trok ik grote ogen dat kinderen nauwelijks nog lastig mogen zijn. Ze krijgen al snel een ziektebeeld opgespeld. En al te snel wordt alle heil in medicatie gezocht.
Wat me onrust baart, is dat vele jongeren aan de schoolpoort dealen. Hoe treedt u op tegen dealen door jongeren aan schoolpoorten, minister? Uw voorstel lijkt me niet performant.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
In tegenstelling tot de andere sprekers, ben ik niet verwonderd over deze problematiek. Het is helemaal niet nieuw. Al ten tijde van mevrouw Vogels waren we er actief mee bezig. Mevrouw Van Den Heuvel heeft in dit verband veel inspanningen geleverd.
Ook toen al hebben we gewaarschuwd voor de verslavingsgevaren en voor de talrijke oneigenlijke ADHD-diagnoses. Er zijn een aantal maatregelen door een resolutie aangekondigd, maar helaas is het beleid daar niet op ingegaan. Men heeft deze problematiek steeds verwaarloosd. Vandaag stellen we vast dat het de spuigaten uitloopt en zitten we met de verslavingsproblematiek. Ik vraag de minister om dringend werk te maken van de aanbevelingen uit het verleden en van de resolutie.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Tot vijftien jaar geleden mevrouw Dillen heeft het gezegd was Rilatine iets dat heel uitzonderlijk werd gebruikt, meestal in voorzieningen op voorschrift van een psychiater. De laatste vijftien jaar is het gebruik bijna geëxplodeerd. Ik denk dat we er niet gaan komen met een simpele sensibiliseringscampagne. Dat is weggegooid geld. We moeten eerst en vooral zoeken naar de oorzaken van het overmatige gebruik van Rilatine en daarop inspelen. Als we iets doen, moet dat gebeuren samen met de federale overheid, zoals we destijds ook hebben gedaan voor de overconsumptie van antibiotica, en dus samen met huisartsen en Welzijn een gemeenschappelijke campagne voeren.
Ik ben het natuurlijk ten gronde eens met mevrouw Vogels. Ik heb geantwoord op de vragen, maar het is evident dat hier een veel bredere en fundamentelere discussie zou moeten worden gevoerd. Waarom worden er ineens zoveel situaties van jonge mensen gemedicaliseerd en krijgen die het voorschrijven van een geneesmiddel als antwoord? Ik ben het daar helemaal mee eens. We zitten in de welzijns- en gezondheidssector nu vaak voor fundamentelere debatten dan het debat over het voorschrijven van een geneesmiddel.
Het is duidelijk dat, als we willen optreden, de federale overheid daarbij betrokken is. Het verhaal van de diagnose waarin de arts een cruciale rol speelt, is een federale bevoegdheid en aanpak. Ik vertel u niets nieuws als ik zeg dat ik steeds bereid ben om, als het erop aankomt een bepaalde belangrijke maatschappelijke doelstelling te bereiken, samen te werken met de andere overheden in een gecoördineerde actie. Dat lijkt me evident.
Het dealen van een aantal zaken is strafbaar. Dat is voor mij geen excuus of geen uitvlucht. Het is natuurlijk wel de realiteit. Dat zijn een aantal dingen die ressorteren onder de federale regelgeving.
Ik heb daarnet gezegd dat u relatief snel een aantal initiatieven mag verwachten die we op Vlaams niveau kunnen nemen. Dat is niet vanwege het incident of de nieuwsberichten van de recente dagen. Dat is, zoals mevrouw Dillen ook aangeeft, het gevolg van het feit dat het een fenomeen is waarvan we weten dat we daarvoor een aantal initiatieven moeten nemen. Ik kan u dan ook bevestigen dat de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen inderdaad van plan is om daar een aantal dingen rond te doen. Die gevoeligheid tegenover een aantal belangrijke contactpersonen of mensen die werken in de omgeving waarin jonge mensen aanwezig zijn, heeft te maken met het feit dat er iets verhandeld wordt nadat het waarschijnlijk voorgeschreven is. Het is niet zo dat we het in een illegaal circuit zien verschijnen, maar het is iets dat via een voorschrift in de wereld is gekomen. Daarom is het belangrijk om mensen te ondersteunen in het herkennen van een aantal signalen die erop zouden kunnen wijzen dat jongeren of volwassenen daarmee rondgaan, daarin dealen of een aantal producten verspreiden.
Ik denk dat de minister en ook de vorige sprekers gelijk hebben. Het verhaal van de diagnose en het oneigenlijke gebruik is een langer verhaal. Maar het onderzoek in Nederland en het feit dat de minister zegt dat we er hier ook al een beetje mee bezig waren en de vaststellingen die we de laatste dagen hebben gedaan en die in het nieuws zijn gekomen, bewijzen heel duidelijk dat het verhaal een nieuwe en gevaarlijkere wending krijgt. Daarom moeten we andere middelen gebruiken om daaraan te verhelpen.
Minister, we zijn het zeker eens zijn over het feit dat we, als we concrete maatregelen nemen, moeten gaan voor de globale aanpak. Het gaat over een betrokken kind, jongere of patiënt, maar er komt heel wat meer bij kijken. Het gaat om de hele omgeving, de hulpverlening, maar ook de hele schakel tot men tot de diagnose komt: de artsen, de hulpverleners, de psychologen en psychiaters. Daarnaast is er uiteraard ook de federale overheid. Ik denk dat we dat absoluut niet kunnen loskoppelen als we het heel concreet willen aanpakken.
Het incident is gesloten.