Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling.
Door mevrouw Ceysens en de heren Sabbe, Bouckaert, Gatz, Vereeck en Schueremans c.s. werd met toepassing van artikel 64, punt 2, van ons reglement een met redenen omklede motie ingediend die ertoe strekt het beredeneerde advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State te vragen over de amendementen van mevrouw Ceysens en de heer Sabbe.
Die motie voldoet aan de in artikel 64 van ons reglement bepaalde voorwaarden. Ik zal dan ook het advies van de Raad van State inwinnen. Ik heb daartoe trouwens onmiddellijk de opdracht gegeven. Ik heb verzocht om het advies te mogen ontvangen binnen een termijn van 5 werkdagen.
Hierdoor worden de bespreking van en stemming over de amendementen van mevrouw Ceysens en de heer Sabbe op de artikelen 2, 3, 4, 5 en 23 en de artikelen 2, 3, 4, 5 en 23 en de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet geschorst.
Ik heb daarnet tijdens de schorsing een onderhoud gehad met de heer Watteeuw, die ook een aantal amendementen heeft ingediend. Voor de helderheid van de discussie zal ik als voorzitter ook over deze amendementen het advies van de Raad van State vragen.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Hierdoor worden de bespreking van en stemming over de amendementen van de heer Watteeuw op artikel 5 en tot invoeging van nieuw artikelen 5/1 en 23/1 geschorst.
Ik wijs de vergadering bovendien op de reflectienotas die zijn ingediend door mevrouw Ceysens, de heer Schueremans, mevrouw Peeters en de heren Sabbe en Bouckaert en door de heer Watteeuw, en die krachtens artikel 56, punt 2, van ons reglement mee de basis vormen voor de beraadslaging in plenaire vergadering.
De algemene bespreking is geopend.
We voeren dus de bespreking over het ontwerp van decreet zoals het nu voorligt, op basis van de artikelen zoals ze in de commissie zijn goedgekeurd. De amendementen en de artikelen waarop ze zijn ingediend, zullen we normaal gezien over 14 dagen bespreken. We zullen dan ook over die amendementen en artikelen stemmen, en vervolgens zullen we stemmen over het geheel van het ontwerp van decreet.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, begrijp ik het goed: nu de algemene bespreking en de bespreking van de artikelen die vandaag niet worden geamendeerd?
Dat klopt.
De heer Laurys, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister, moedige collegas, het ontwerp van decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling werd opgesteld om de Vlaamse regelgeving over private arbeidsbemiddeling aan te passen aan de voorschriften van de Europese Dienstenrichtlijn. Die Dienstenrichtlijn regelt het interne dienstenverkeer in Europa en bepaalt dat er zo weinig mogelijk beperkingen en belemmeringen mogen worden opgelegd. Dat betekent ook dat dienstenverstrekkers uit andere Europese landen zo vrij mogelijk toegang moeten krijgen tot de markten van elke nationale lidstaat.
De basis voor de huidige Vlaamse regelgeving is het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), nummer 181, van 19 juni 1997. Het doel van dit verdrag is een toelatingsregeling tot stand te brengen, een maximale bescherming van de werkzoekenden en werknemers, en ook het toezicht te organiseren. Er bestaat op dit ogenblik een Vlaamse regelgeving over private arbeidsbemiddeling. Dat is het decreet van 13 april 1999. Dat decreet moet nu in overeenstemming worden gebracht met de Europese Dienstenrichtlijn. Dat is ook het voorwerp van het huidige ontwerp van decreet.
De belangrijkste wijzigingen die voorliggen, gaan over de erkenningsregeling die wordt aangepast en de pendant van de erkenningsregeling die wegvalt, de beschermingsbepalingen. Volgens de actuele regeling moet elk bureau dat diensten van private arbeidsbemiddeling verricht, worden erkend. Voor uitzendbureaus verandert er niets omdat ze niet onder de Europese Dienstenrichtlijn vallen. Daarvoor kan de erkenning nog altijd worden gebruikt. Voor andere activiteiten van private arbeidsbemiddeling zoals plaatsing van werknemers of outplacement is dat niet meer van toepassing.
Inzake de erkenningsregeling moeten we een onderscheid maken tussen het vrij verkeer van diensten en de vestiging. In geval van vrij verkeer van diensten is een erkenningsregeling alleen mogelijk als de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het leefmilieu in het gedrang zijn, en de noodzakelijkheid van de maatregelen voldoende is aangetoond.
Een erkenningsregeling van vestiging van een bureau kan nog steeds worden beschouwd als een dwingende reden van algemeen belang aangezien ze de rechten van werknemers, werkzoekenden en gebruikers beschermt. Maar dat zou betekenen dat dergelijke regeling een aanzienlijke benadeling zou vormen voor de in Vlaanderen gevestigde bureaus ten opzichte van de in het buitenland gevestigde. Daarom heeft de minister gekozen om voor de private arbeidsbemiddeling, met uitzondering van de uitzendsector, die niet onder de Dienstenrichtlijn ressorteert, af te zien van de erkenningsregel. Daartegenover staat dat er een gelijk beschermingsniveau wordt georganiseerd met de minste administratieve lasten via een gerichte sanctiebepaling.
Het klopt, de oppositie zal het ook aangeven, de SERV vraagt in zijn advies van 16 december 2009 een registratieregeling. Rekening houdend met de federale Limosa-meldingsplicht (Landenoverschrijdend Informatiesysteem ten behoeve van MigratieOnderzoek bij de Sociale Administratie) voor iedereen die in België werkt vindt, kan een extra registratieregeling worden geïnterpreteerd als een belemmering van het vrije personen- en dienstenverkeer naast een bijkomende administratieve last voor bedrijven. De uitwisseling van elektronische gegevensstromen tussen federale overheid en gewesten kan de inspectiediensten voldoende zicht geven op activiteiten inzake private arbeidsbemiddeling van in het buitenland gevestigde bureaus. De ondertekeningprocedure van een samenwerkingsakkoord tussen federale overheid en gewesten is lopende.
De maatregelen die nu worden voorgesteld in dit ontwerp van decreet, zijn proportioneel veel minder belastend en houden een administratieve vereenvoudiging in. De erkenningsregeling valt weg, er moet niet langer jaarlijks een activiteitenverslag worden opgemaakt, en een bepaalde rechtsvorm is voor een bureau niet langer verplicht. Uit de reguleringsimpactanalyse kan bovendien worden afgeleid dat bureaus uit een ander gewest of een andere lidstaat gemakkelijker toegang krijgen tot de Vlaamse arbeidsmarkt.
Voor de bescherming van werknemers wordt een gelijk maar minder administratief belastend beschermingsniveau ingevoerd, waaronder strafrechtelijke bepalingen en mogelijkheden van administratieve geldboetes vallen. Toezichts- en sanctiebepalingen worden hervormd in functie van de ernst van de inbreuken. Er is tevens een verschuiving van a-priori- naar a-posterioricontroles. De inspectie is klaar om op deze manier te beginnen werken.
De Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie besprak dit ontwerp van decreet op de vergaderingen van 30 september en 12 en 14 oktober. Er werden hoorzittingen georganiseerd op 6 en l2 oktober 2010.
Wat de erkenningsregeling betreft, merkt de oppositie op dat het toezicht op de naleving van wetgeving veronderstelt dat men weet welke arbeidsbemiddelaars actief zijn op de markt. Hoe kan men bureaus die niet in Vlaanderen gevestigd zijn, controleren zonder registratie? Gaan vooral de buitenlandse bureaus niet buiten beeld blijven? Inzake de vrees door het Europese hof op de vingers te worden getikt, wordt verwezen naar de registratieregeling die in het Waalse Gewest van toepassing is. Geeft de bundeling van bestaande gegevensbronnen voldoende zicht op de buitenlandse dienstverleners?
De oppositie stelt dat de basis van dit ontwerp IAO-verdrag nummer l8l (Internationale Arbeidsorganisatie) is en dat gaat nu net uit van een systeem van registratie. De uitleg van de regering het niet halen van de Europese toets over de onmogelijkheid van zon systeem wordt onvoldoende geacht, men verwijst daarvoor naar Europese rechtspraak. Het amendement van de oppositie dat ertoe strekt een nieuw artikel in te voegen waarin de registratieverplichting wordt geregeld, werd door de meerderheid verworpen.
Vanuit de meerderheid wordt gesteld dat registratie van ondernemingen geen waterdichte methode is om echte fraudegevallen te vermijden; aansluitende regelgeving en samenwerking in geheel Europa wel. Het voorgestelde samenwerkingsakkoord met de federale overheid en de andere gemeenschappen en gewesten is dan ook een goed initiatief. Een performante inspectie is een voorwaarde om de sector gezond te houden. De federale minister van Werk heeft in de huidige toestand van lopende zaken reeds de handtekening gezet onder het samenwerkingsakkoord inzake inspectie.
Het niet opnemen van een registratieregeling moet voldoende worden gecompenseerd door de voorwaarden ingeschreven in het ontwerp van decreet. Het ontwerp voldoet hieraan, na enkele tekstaanpassingen bij amendement.
Ik bespreek ze in het kort. Het ontwerp voorzag in een verplichting om een verzekering af te sluiten tegen financieel onvermogen. Deze werd bij amendementen zowel vanuit de meerderheid als de oppositie geschrapt. Elke contractpartij moet zijn of haar eigen risico nemen. Dat noemt men een business-to-businessrelatie. De enige sector waarin werkzoekenden en werknemers een risico lopen, is in de uitzendrelatie. Daar bestaat reeds een waarborgregeling via het Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten.
Economisch gezien zou zon verzekering een kostenverhoging zijn voor de sector en geeft de regel aanleiding tot een ongelijke behandeling tussen de Vlaamse en andere bureaus.
Artikel 5, ten derde bepaalt dat een bureau dat diensten van private arbeidsbemiddeling verricht niet in een procedure in het kader van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de onderneming mag verkeren. Het mag met andere woorden niet in gerechtelijk concordaat staan. Dat is eigenlijk contradictorisch omdat zulke onderneming net handelsactiviteiten voortzet met de bedoeling een faillissement te vermijden en dus de continuïteit van de onderneming wenst te handhaven. Het zou contradictorisch zijn met de voorliggende wetgeving om deze ondernemingen de uitoefening van activiteiten te ontzeggen en bovendien te sanctioneren. Vanuit de meerderheid werd voorgesteld om met amendementen die verplichting weg te werken. Dat werd aangenomen.
De oppositie heeft via amendementen het schrappen voorgesteld van criteria inzake kwaliteit en deskundigheid, die bepaald worden door de Vlaamse Regering, en van de gedragscode die wordt voorgeschreven, met het argument dat dit overdreven betutteling en een onnodige administratieve belasting zou zijn. Deze criteria en gedragscode bieden zonder registratieverplichting echter een garantie ten aanzien van bonafide bureaus. Het gaat om het tegenwicht tegen het niet verplicht zijn van registratie. Daarom heeft de meerderheid dit amendement verworpen.
De oppositie heeft ook gezegd dat dit ontwerp een gemiste kans is om ook uitzendarbeid bij de overheid toe te laten. Dit is echter federale materie. De amendementen die hiertoe werden ingediend en die in een decretale basis wilden voorzien bij de Vlaamse overheid en de lokale en ondergeschikte besturen verwijzend naar de richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 werden door de meerderheid verworpen.
Het amendement vanuit de oppositie om de voorwaarden en modaliteiten inzake samenwerking van private en publieke arbeidsbemiddelingsbureaus te schrappen, met het argument dat dit overlegplatform weinig zin heeft daar de publieke en private arbeidsbemiddelingsbureaus al jaren samenwerken en er dus al voldoende overleg is, werd ook door de meerderheid verworpen.
Ten slotte: de opmerkingen inzake toezicht, handhaving en sancties op basis van het decreet dat in mei 2002 werd goedgekeurd door het Vlaams Parlement houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, kan enkel door directe discriminatie worden aangepakt. In het voorliggende ontwerp wordt voorzien dat zowel directe als indirecte discriminatie wordt gesanctioneerd door middel van een administratieve geldboete. Via een meerderheidsamendement wordt aan artikel 24, 19° toegevoegd dat discriminatie-inbreuken moeten worden beschouwd als belangrijke inbreuken. Daarmee wordt het onevenwicht tussen de sancties in het voorliggende decreet en het decreet op de evenredige arbeidsdeelname hersteld.
Bij de andere artikelen werden geen opmerkingen geformuleerd.
Voor de eindstemming werd door de oppositie een tweede lezing gevraagd, conform artikel 68, punt 1, b) van het reglement. De opmerkingen inzake de voorwaarden voor private arbeidsbemiddeling blijven omdat er nog bepalingen in staan over de gedragscode en de kwaliteits- en deskundigheidseisen. Volgens de oppositie blijft dat ingaan tegen de federale inspanningen op het vlak van administratieve vereenvoudiging. Tevens maken allerhande formalistische bepalingen het moeilijker voor de mensen om zich een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. De voorgestelde regeling werd gezien als een stap terug. De minister heeft echter herhaald dat het niet invoeren van de registratieregeling een belangrijke stap is in het wegwerken van de administratieve rompslomp. De gedragscode die men wil verwijderen, is niet nieuw. Hij bestond al. Naast het opnemen van kwaliteitsvereisten is de gedragscode ook nodig als tegenhanger voor het wegvallen van de registratieregel.
Collegas, voor de eindstemming werden door Open Vld, LDD en Groen! schriftelijke reflectienotas aangekondigd. Open Vld en LDD lichten daarin toe dat er een inconsistentie is in de juridische redenering van het ontwerp. Zij vinden dat de handelsbelemmeringen onvoldoende gemotiveerd zijn. Daardoor is de aanpassing van de Vlaamse regelgeving aan de Europese Dienstenrichtlijn niet in overeenstemming. Dat zou volgens hen aanleiding kunnen geven tot inbreukprocedures door de Europese Commissie en zelfs vorderingen tot schadeloosstelling. Het pleidooi betreffende de richtlijn om de uitzendarbeid in de Vlaamse overheid in de lokale ondergeschikte besturen te reglementeren werd ook herhaald. Groen! herhaalde ook het pleidooi voor de verplichte registratie en, in ondergeschikte zin, minstens een meldingsplicht hiervoor, verwijzend naar het SERV-advies en de sociale partners.
Voorzitter, ik kan ten slotte nog vermelden dat het ontwerp van decreet in de commissie werd aangenomen met acht stemmen voor, drie tegen en één onthouding.
Tot daar een beknopte maar volledige samenvatting van de totstandkoming van het decreet. Wat de opmerkingen van mijn fractie betreft, verwijs ik naar wat in het verslag als meerderheidsstandpunt is geformuleerd. Wij sluiten ons daar volledig bij aan. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, collegas, in de oorspronkelijke wetgeving, het decreet van 13 april 1999 met betrekking tot de private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest e n de uitvoeringsbesluiten ter zake, was bepaald dat bureaus die aan arbeidsbemiddeling willen doen, hiertoe een voorafgaande erkenning door de Vlaamse overheid moesten verkrijgen. Om deze erkenning te krijgen, moesten ze aantonen aan bepaalde voorwaarden te voldoen. De Europese Dienstenrichtlijn laat, met uitzondering van de uitzendsector, geen erkenningsregeling meer toe voor private arbeidsbemiddeling. Het afschaffen van deze erkenningsregeling vormt dan ook de grootste wijziging ten opzichte van het decreet van 13 april 1999. Ik wil mij vandaag dan ook hoofdzakelijk daartoe beperken.
Het is voor een goede werking onmiskenbaar belangrijk om zicht te blijven houden op bureaus die aan arbeidsbemiddeling doen. Niet alleen omwille van de transparantie van de arbeidsbemiddelingsmarkt maar ook en vooral omdat toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving veronderstelt dat men weet welke arbeidsbemiddelaars actief zijn op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ook de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft dat in zijn adviezen ter zake bevestigd. Daarom pleit de SERV en ook mijn fractie voor een stelsel waarbij alle verleners, zowel Belgische als buitenlandse, van deze arbeidsbemiddelingsdiensten, of ze zich hier nu vestigen of niet, verplicht worden zich hier vooraf te laten registreren bij het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie.
De bescherming van de rechten van werkzoekenden en werknemers bevat volgens de SERV elementen van openbare orde om tegemoet te komen aan artikel 16 van de Europese Dienstenrichtlijn op grond waarvan de registratieregeling moet kunnen binnen de contouren van de Europese regelgeving.
Artikel 3 van het IAO-verdrag nummer 181 bepaalt dat elk lid volgens een vergunnings- of certificeringssysteem de voorwaarden vaststelt waaronder particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling hun werkzaamheden uitoefenen. Ook de Raad van State stelt in zijn advies van 11 mei 2010 dat erover gewaakt moet worden dat de door het IAO-verdrag aan werknemers en werkzoekenden verleende rechten en bescherming op een gelijkwaardige wijze worden gewaarborgd. Het is maar zeer de vraag of dit kan door enkel nog het opleggen van een straf- of administratieve sanctie aan bureaus die de opgelegde voorwaarden niet naleven, zoals in het voorliggend ontwerp van decreet is opgenomen.
Op basis van een registratiesysteem wordt een databank aangelegd met vermelding van de gegevens van de diverse arbeidsbemiddelingsbureaus en kan er mits regelmatige update een overzicht geboden worden van wie er op de markt actief is.
Volgens de SERV had de bestaande erkenningsregeling de facto al in aanzienlijke mate het karakter van een registratieregeling omdat de voorwaarden dusdanig weinig stringent bepaald werden dat vrijwel elke aanvraag positief werd geadviseerd. Zo behield men echter wel een overzicht van de spelers op de markt.
Het wezenlijke doel van de diverse erkenningsregelingen voor private arbeidsbemiddeling blijft bovendien het waarborgen van de rechten van werkzoekenden. Ook in een stelsel van registratie zou dit het geval zijn. De SERV is van oordeel dat de verplichting tot registratie wel degelijk compatibel is met de Europese regelgeving omdat de bescherming van de rechten van de werkzoekende wordt beoogd. Die bescherming is volgens de SERV van openbare orde, een van de gronden die volgens artikel 16 van de Dienstenrichtlijn kan worden ingeroepen om bepaalde beperkende verplichtingen op te leggen.
In het Waalse Gewest werd bij decreet van 3 april 2009 een registratieregeling ingevoerd. Volgens uw redenering, minister, zou het Waalse Gewest dus in strijd zijn met de Europese Dienstenrichtlijn. Bij mijn weten werd het Waalse Gewest hiervoor tot op heden nochtans niet op de vingers getikt door het Europese Hof van Justitie. Evenmin werd het veroordeeld tot het betalen van een dwangsom wegens het niet naleven van de richtlijn.
De adviseur van de studiedienst van het ACV stelde tijdens de hoorzitting in de commissie: Het Europese Hof van Justitie heeft in juni de Belgische registratieregeling in de bouwsector, een gelijkaardige regeling voor waarborgen inzake arbeidsrecht en vrij verkeer van diensten toegelaten. ( ) Het komt er dus op aan rekening te houden met de rechtspraak van het Hof van Justitie. Maar u wilt van de registratieregeling niet weten en pleit in de memorie van toelichting voor een alternatief, namelijk de uitwisseling van gegevensstromen. Buitenlandse dienstverleners die tijdelijk diensten verlenen op het Belgische grondgebied moeten sinds 1 april 2007, zoals door de verslaggever al aangehaald, de Limosa-meldingsplicht verrichten. Tijdens de hoorzittingen in de commissie voor Economie werden echter heel wat twijfels verwoord over Limosa als instrument om een duidelijk zicht op de sector te krijgen.
Ook via de databanken van de belastingadministratie zouden heel wat gegevens beschikbaar zijn. U verwijst in de memorie van toelichting naar een ontwerp van samenwerkingsakkoord met betrekking tot de coördinatie van de controles inzake illegale arbeid en sociale fraude. Over dit ontwerp van samenwerkingsakkoord bestaat een akkoord tussen het federale niveau en de gemeenschappen en gewesten, maar de ondertekeningsprocedure kon nog steeds niet worden gefinaliseerd. Dit zal er met een federale regering die momenteel nog steeds in lopende zaken is en zonder directe vooruitzichten op een eventuele nieuwe federale regering niet gemakkelijker op worden.
Inzake het alternatief dat u suggereert, heeft de SERV in haar advies gevraagd dat, indien in het decreet geen registratieregeling wordt opgenomen, er nagegaan zou worden of het mogelijk is om door bundeling van bestaande gegevensbronnen voldoende zicht te krijgen op buitenlandse dienstverleners die arbeidsbemiddelingsdiensten in Vlaanderen willen verrichten. De raad vroeg ook dat het resultaat van dit onderzoek voorgelegd wordt aan en besproken met de sociale partners vooraleer de voorbereiding van nieuwe Vlaamse regelgeving wordt verder gezet. Ook hier hebt u uitdrukkelijk geen rekening mee gehouden. De secretaris van de Commissie Private Arbeidsbemiddeling zei tijdens de hoorzitting in het Vlaams Parlement dat het jammer is dat er niet gewacht is op de uitkomst van een dergelijk onderzoek alvorens het ontwerp van decreet in het parlement te bespreken.
De SERV vindt het ook merkwaardig dat de minister in de memorie van toelichting enerzijds stelt dat een registratieregeling niet door Europa aanvaard zou worden, maar dat er anderzijds tal van administratieve formaliteiten in hoofde van de arbeidsbemiddelingsbureaus behouden blijven. De raad is van mening dat deze werkwijze niet conform de bepalingen is zoals opgenomen in artikel 16 van de Europese Dienstenrichtlijn.
Wordt er door de afschaffing van de erkenningsregeling en het niet invoegen van een registratieregeling extra ingezet op inspectie? Hoe zullen de inspectiediensten kunnen optreden tegen bureaus waarvan zij niet eens het bestaan kennen? Hoe zullen buitenlandse bureaus die niet in Vlaanderen gevestigd zijn, gecontroleerd worden? Het zijn vragen waarop ik in het ontwerp van decreet dat vandaag voorligt, geen antwoord vind.
Indien de Vlaamse overheid geen of onvoldoende zicht heeft op de werking van de bureaus die van buiten Vlaanderen hun diensten aanbieden, zullen de formaliteiten de facto alleen aan de in Vlaanderen gevestigde bureaus opgelegd kunnen worden. Dat zou tot een fundamenteel ongelijke behandeling leiden tussen Vlaamse en andere bureaus, wat een onaanvaardbare discriminatie is.
In de samenvatting van de Reguleringsimpactanalyse, die als bijlage bij de memorie van toelichting hoort, wordt vermeld dat de afschaffing van de erkenningsregeling vooral in het voordeel speelt van de private arbeidsbemiddelingsbureaus, terwijl er voor de overige partijen meer nadelen dan voordelen aan verbonden zijn en de bemiddelden de grootste potentiële risicos dragen. Dat impliceert meteen dat een registratieregeling gepast zou zijn. Er wordt dan wel gekozen om de voorwaarden, waaraan voldaan moet zijn om aan private arbeidsbemiddeling te mogen doen, te behouden en zelfs lichtjes te versterken, maar de vraag blijft hoe men deze voorwaarden zal kunnen controleren van bureaus waarvan men het bestaan niet eens afweet. De adviseur van de studiedienst van de ABVV stelde het tijdens de hoorzitting in commissie als volgt: De registratieregeling maakt duidelijk wie er gecontroleerd kan worden. Zonder registratieregeling is het de facto enkel mogelijk om de Vlaamse kantoren te controleren. De controle van buitenlandse kantoren is het voornaamste argument voor de registratieregeling.
Sinds de invoering van een eigen Vlaamse regelgeving inzake private arbeidsbemiddeling in 1991, zijn de Vlaamse sociale partners altijd nauw betrokken geweest, zowel bij de totstandkoming als bij de concrete uitvoering van de regelgeving. Nu wordt er door u, mijnheer de minister, geen rekening gehouden met het unaniem advies van de SERV.
Tijdens de hoorzitting in de commissie stelde de vertegenwoordiger van Federgon nog dat het overigens niet de gewoonte is van de Vlaamse Regering om unanieme adviezen van de SERV naast zich neer te leggen. U maakt hierop blijkbaar graag een uitzondering. De adviseur van de studiedienst van het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) stelde zelfs onomwonden: In het huidige ontwerp wordt de rol van de sociale partners uitgeschakeld. Toch een pijnlijk moment voor een minister die afkomstig is uit de wereld van de sociale partners.
Minister, ten slotte is er nog het probleem in verband met de timing. De Europese Dienstenrichtlijn werd goedgekeurd op 12 december 2006 en gepubliceerd op 27 december 2006. Van dan af hadden de lidstaten 3 jaar de tijd om hun regelgeving aan de Europese Dienstenrichtlijn aan te passen. Eind 2009 verliep die termijn. U bent op dit moment wel erg laat met het indienen van uw ontwerp van decreet. Het is ook daarom dat de commissie verzocht werd om dit ontwerp van decreet zo spoedig mogelijk te behandelen.
De uitspraken van de meerderheidspartijen die de oppositie al bij voorbaat de schuld gaven voor het oplopen van een eventuele boete voor het niet tijdig implementeren van de Europese regelgeving, alleen maar door het voeren van oppositie en gebruik te maken van het reglement van het Vlaams Parlement, zijn dan ook de wereld op zijn kop en te grof voor woorden. U, minister, en alleen u en de Vlaamse Regering bent verantwoordelijk voor het tijdig omzetten van Europese regelgeving in Vlaamse decreten. Indien de Vlaamse belastingbetaler voor het laattijdig implementeren van de Europese Dienstenrichtlijn een boete zou worden opgelegd, mag en kan die enkel op uw conto geschreven worden, en op dat van uw collegas in de Vlaamse Regering.
Minister, u bent onzes inziens niet geslaagd in de test om de Europese Dienstenrichtlijn te vertalen in behoorlijke Vlaamse regelgeving. Wij zullen uw ontwerp van decreet zoals dat vandaag voorligt, dan ook niet steunen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een vraag aan u naar aanleiding van het betoog van de heer Janssens. Hij zegt zeer terecht dat vertraging niet kan worden verweten aan de oppositie. Dat doet me eraan denken dat u het advies van de Raad van State bij hoogdringendheid gaat vragen. Onze vraag was 30 dagen. U weet dat u dat moet motiveren. Wat is uw motivering? Alleen de motivering dat de regering achterstand heeft, is een motivering die door de Raad van State niet wordt erkend.
We zullen eerst mevrouw Ceysens aan het woord laten en dan zal ik daarop antwoorden. Ik kan de brief ook gewoon voorlezen. Er is een motivering gegeven. Ik kan als voorzitter een termijn bepalen. Ofwel is die 5 dagen ofwel 30 dagen. Niemand in dit land is ermee gediend dat de voorzitter van het Vlaams Parlement aan de Raad van State zegt dat die 30 dagen de tijd heeft. Ik denk dat het een verstandige beslissing is om dat binnen de 5 dagen te doen. Ik weet niet wat het probleem is. Er is trouwens daarstraks zo beslist.
Het reglement zegt dat ik te allen tijde
U mag altijd het woord vragen, mijnheer Vereeck, en zeker u.
Ik dank u vriendelijk, ik stel dat op prijs. Het is ten eerste zo dat de kwaliteit van de adviezen wat minder grondig is wanneer iets bij hoogdringendheid wordt behandeld. De amendementen zijn ingrijpend en relevant. Ik denk dat we beter naar een grondig advies gaan. Ik ben gewoon geïnteresseerd, want het heeft geen zin dat de Raad van State u terugfluit wegens het feit dat u als hoofdreden zou aangeven dat de Vlaamse Regering wat te laat is. Ik opper deze bekommernis en had graag de echte redenen gekend.
U hebt uw verantwoordelijkheid als fractieleider van LDD, ik heb mijn verantwoordelijkheid als voorzitter van dit parlement. Volgens het reglement oordeel ik dat ik een advies vraag aan de Raad van State binnen de 5 dagen. U zult een kopie krijgen van de brief en dan kunt u perfect lezen wat de motivering is waarom we 5 dagen vragen.
Het is een goede vraag en we moeten de motivering bekijken. Het zou heel jammer zijn mocht de Raad van State zeggen dat ze gelet op de beperkte tijd die hun gegund is, niet echt in de diepte over onze amendementen en onze motivering op basis van artikel 10 zou willen ingaan. Als het op die manier terugkomt, dan kom ik ook weer bij u terug, voorzitter. Ik heb echt wel de indruk
Mevrouw Ceysens, u bent jarenlang minister geweest. Ik heb heel veel decreten gelezen. U had er blijkbaar altijd alle vertrouwen in dat de Raad van State binnen de 5 dagen advies zou verstrekken. Ik spreek nu als voorzitter van dit parlement die dringend een advies nodig heeft. Ik heb het volste vertrouwen in de Raad van State. Daar zitten heel knappe mensen bij. Ik vrees niet voor een minder goed advies.
We zullen zien wat het oplevert.
Ik heb een viertal opmerkingen bij het ontwerpdecreet betreffende de private arbeidsbemiddeling. Uitzendarbeid bij de overheid en de steden en gemeenten wil ik er als punt uitlichten. Het was een belangrijk onderdeel van de reflectienota. Daar hebben onze amendementen betrekking op en net die artikelen zijn geschorst. Ik zal mijn punt binnen 14 dagen ontwikkelen. Dat is voor ons een heel belangrijk element.
Wat ons getroffen heeft, is dat het decreet totaal geen rekening heeft gehouden met de adviezen die zijn uitgebracht. Bij het ontwerp zitten adviezen van de SERV, maar er zat ook een advies van de raad van State bij. Uiteindelijk had ook de Raad van State zeer belangrijke opmerkingen, maar men heeft er helemaal geen rekening mee gehouden.
Bij de SERV ging het vooral over de registratieverplichting. Daarover heb ik u totaal niet begrepen. Aan de ene kant ontpopt u zich als de grootste believer en de grootste verdediger van de Dienstenrichtlijn. U zegt dat de Dienstenrichtlijn boven alles gaat.
Er is al een poging geweest om een registratieverplichting en misschien nog een lager instrument, een meldingsplicht, in te voeren. Daarin kan ik u als believer van de Dienstenrichtlijn nog voor een stuk volgen. Maar we moeten afwachten wat er gebeurt als dit wordt aangemeld bij de Europese Commissie. Waarom een meldingplicht? De enige reden is dat ik niet wil dat er bij de inspectie op basis van dit decreet een onderscheid wordt gemaakt tussen de Vlaamse en de andere kantoren.
Daar heb ik angst voor. Ik weet dat de Vlaamse inspectie vandaag gemakkelijk en graag allerlei kleine formaliteiten bij de Vlaamse kantoren inspecteert, maar niet toekomst aan echte inspectie. Laat staan dat ze illegale uitzendkantoren of illegale arbeidsbemiddeling zou opsporen. Ik ben bang dat de inspectie zich zal botvieren op de Vlaamse kantoren, die nochtans hun best doen en dat de buitenlanders van elke vorm van inspectie verstoken zullen blijven. Dat kan de bedoeling niet zijn.
Dat was ook een van de opmerkingen van de Raad van State. De raad stelt dat u met dit decreet een ongelijke behandeling dreigt te introduceren op de Vlaamse markt, en meer bepaald op het vlak van de private arbeidsbemiddeling. U hebt me er op geen enkel moment van kunnen overtuigen dat dit decreet geen ongelijkheid zal teweegbrengen en dat het niet weer de brave, vriendelijke, correcte, Vlaamse kantoren zullen zijn die er finaal de pineut van zullen zijn.
U ontpopt zich als een grote believer van de Dienstenrichtlijn en het vrijmaken van de registratieplicht en de meldingsplicht. U bent niet consequent. Het decreet staat immers bol van allemaal kleine pestregeltjes waaraan alle kantoren moeten voldoen en die bovendien strijdig zijn met de Dienstenrichtlijn.
U zult besluiten maken waarin u allerlei vereisten zult opnemen, waarmee de gedragscode nogmaals wordt geïmplementeerd in het decreet, de gedragscode die nogmaals herhaalt wat alle mogelijke wettelijke bepalingen zijn. Dan doet u niets anders dan overreguleren. Als we u daarop dan aanspreken en u vragen hoe u dat rijmt met de Dienstenrichtlijn, die eigenlijk verbiedt dat u allerlei pestregeltjes oplegt, dan geeft u niet thuis. Dan blijft u doof. Als u in de Dienstenrichtlijn gelooft, dan zegt u: geen registratieregeling, geen regeling. Dan legt u ook geen vreselijke regeltjes op, die het de sector alleen maar moeilijk zullen maken.
Het gevolg zal immers zijn dat een aantal buitenlandse dienstverleners, na het lezen van het decreet en na het voelen van de sfeer die eruit blijkt met betrekking tot uitzendarbeid, onze markt links zullen laten liggen. Ik kan me voorstellen dat een aantal leden dat zullen toejuichen. Het sfeertje van het protectionisme is immers helemaal terug. Op zich is dat echter dramatisch. Als men onze markt links laat liggen, zullen we ook verstoken blijven van innovaties op die markt, van marktconcurrentie, die dan toch garant staat voor het aanwakkeren van een betere dienstverlening, die de mensen in de sector wakker houdt en ervoor zorgt dat er vooruitgang kan zijn in die sector. Ik vind het persoonlijk dus zeer erg dat u zo inconsequent met de Dienstenrichtlijn omgaat en dat u er toch voor hebt gekozen allerlei regeltjes in te voeren in het ontwerp van decreet.
Het ontwerp van decreet straalt eigenlijk een gigantisch wantrouwen uit tegenover de sector van de privéarbeidsbemiddeling en de uitzendarbeid. Ik vind dat verbazingwekkend, maar ik kan ook alleen maar vaststellen dat u hier waarschijnlijk het onderspit hebt moeten delven in de discussies. Ik vind dat persoonlijk zeer jammer en een gemiste kans, zeker als we beseffen dat uitzendarbeid belangrijk is voor het flexibel maken van onze arbeidsmarkt, maar ook als we bekijken wat de mensen in die sector realiseren. Zij zijn het precies die de hiaten in die arbeidsmarkt opvullen. Het zijn zij die mensen uit kansengroepen naar banen leiden. Het zijn zij die erin slagen om 20 percent van de allochtone werknemers aan een eerste baan te helpen. Het gaat dan over 12 percent. Geen enkele sector doet beter. Bij de overheid zelf is het aandeel 2 percent. Dan probeert men te doen uitschijnen dat het in deze sector is dat men mensen allerlei dingen probeert wijs te maken en te bedriegen. Ik vind dat niet door de beugel kunnen.
Wat me ongelooflijk heeft geschokt, is dat u in uw ontwerp een bepaling had opgenomen dat het verbood uitzendarbeid en privéarbeidsbemiddeling aan te bieden in een drankgelegenheid en aanhorigheden. Er stond net niet dat het niet zou mogen in een hoerenkot. Voorzitter, excuseer me voor het woord. Ik vond het ongehoord dat zoiets in een Vlaams ontwerp van decreet door u werd ingeschreven. Ik heb u daar ook op aangesproken. Het enige verweer dat u had, was dat deze bepaling in de federale wet van 1965 stond. Wij ijveren stilaan steeds meer voor Vlaamse autonomie alom, maar dat is de wijze waarop een Vlaamse visie en een Vlaams ontwerp van decreet tot stand komt: men neemt een federale wet van 1965 en dient die in in het Vlaams Parlement.
Minister, dat doet me denken aan het verhaaltje van de jonggehuwden. Het meisje bakt s avonds vlees en snijdt daar altijd een stukje af. Haar man vraagt: wat doe je? Je snijdt er een stukje vlees af en gooit het weg. Zijn vrouw moet het antwoord schuldig blijven. Ze heeft dat altijd zo gedaan, zegt ze. De eerste keer dat ze bij de schoonouders zijn, zegt die man: jullie weten toch wel dat jullie dochter een wat vreemde manier heeft om vlees te bakken. Ze neemt vlees, snijdt er een stukje af en legt het in de pan. Weten jullie waarom jullie dochter dat eigenlijk doet? Ze zegt dat ze dat ook maar doet, omdat ze dat zo heeft geleerd bij jullie.
Ik weet dat eigenlijk niet, zegt die moeder. Ik doe dat omdat we dat altijd zo gedaan hebben. En zo komen ze bij de grootmoeder. Ze vragen aan de grootmoeder: hoe komt het eigenlijk dat jullie in de familie stukjes vlees weggooien en stukjes afsnijden om in de pan te braden? En die grootmoeder zegt: het is toch niet waar dat jullie dat nog altijd doen? Wij deden dat omdat wij een te klein pannetje hadden in de oorlog! (Opmerkingen. Gelach)
Dat is de wijze waarop wetgeving in Vlaanderen tot stand komt: omdat er ooit te kleine pannetjes waren, omdat er ooit slechte visies waren op uitzendarbeid in 1965, het is mijn geboortejaar, ik ben er 45 geworden. Ik neem aan dat er een verschil is tussen hoe men toen naar uitzendarbeid keek en hoe wij vandaag in Vlaanderen kijken naar een gezonde, moderne arbeidsmarkt, waar uitzendarbeid en private arbeidsbemiddeling hun plaats verworven hebben, door het harde werken van de mensen in de sector, door krediet op te bouwen en door met cijfers aan te tonen wat ze verwezenlijken in een arbeidsmarkt.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ga voor de rest niet veel reageren, want alles is al aan bod gekomen in de commissie, maar als mevrouw Ceysens zich zo opwindt, moet ze mij maar eens tonen waar zij op het decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling, zoals het vroeger bestond, een amendement heeft ingediend om het te wijzigen, toen zij minister in de Vlaamse Regering was. Want blijkbaar is het al van 1965, mevrouw Ceysens.
Dat hebt u gezegd, minister. Ik heb dit decreet niet ondertekend. U hebt het ondertekend, en het stond erin. Maar akkoord dat u het uit schaamte uit het ontwerp hebt gehaald.
Wat u er niet uit hebt gehaald, maar wat de meerderheid er gelukkig wel uit heeft gehaald, is de verplichting voor iedereen die actief is in private arbeidsmarktbemiddeling of in uitzendarbeid om zich te verzekeren tegen het financiële onvermogen van hun klant. Ik wist niet wat ik las! Dat wij vandaag, in een vrijemarkteconomie dit soort nonsens op papier kunnen krijgen van een Vlaamse Regering! De collegas van de meerderheid, die wellicht het schaamrood op de wangen kregen toen ze begonnen door te hebben welke economische onzin en welk gevaarlijk economisch precedent u hier in een ontwerp van decreet had gestopt, hebben dat er gelukkig uit gehaald. Ik wil hen daarvoor heel hartelijk bedanken.
Samen met de collegas uit de oppositie hebben wij dit decreet benaderd vanuit de filosofie: laten we zo hard mogelijk strijden met zo veel mogelijk instrumenten, om uiteindelijk een beter decreet te krijgen. Dit is alles wat wij willen: dat er in Vlaanderen plaats is voor ondernemerschap, dat het nog aantrekkelijk is om te ondernemen en dat de overheid stopt met alle mogelijke onzin te verzinnen om dat ondernemen toch maar aan banden te leggen. Wij konden echt niet geloven wat u op papier had gezet: een verzekering tegen het financiële onvermogen van uw klant. Gelukkig is dat eruit gehaald door de collegas van de meerderheid.
Ik heb duidelijk gemaakt dat wij een totaal andere visie en verwachting hadden over wat Vlaanderen vandaag zou kunnen doen op het gebied van private arbeidsbemiddeling en uitzendarbeid. Ondanks het feit dat de regering probeert om die uitzendarbeid te stigmatiseren en aan banden te leggen, heeft ze er wel voor gezorgd dat waar men in 1987 nog 50.000 uitzendkrachten kende, dat in 2007 al gegroeid was tot 380.000 uitzendkrachten mensen die ook heel vaak uit kansengroepen komen en die op die manier een kans krijgen om door te groeien naar werk.
Een van onze heel belangrijke insteken is het feit dat we als Vlaanderen de opportuniteit te baat zouden moeten nemen om uitzendarbeid ook mogelijk te maken in onze eigen overheid en bij de ondergeschikte besturen.
Er is een recente studie van Federgon van 2010. U zou die echt eens moeten bekijken, zeker nu u opnieuw 14 dagen krijgt om u helemaal voor te bereiden op het debat dat we dan zullen voeren over de artikelen inzake uitzendarbeid in de overheid die nu geschorst zijn wegens het advies bij de Raad van State. De studie toont aan dat alle overheden het doen, dat er een gedoogbeleid is. Als ik u al een keer een struisvogel heb genoemd, dan toont deze studie aan dat u dat inderdaad bent indien u blind blijft voor de mogelijkheden van Vlaanderen om uitzendarbeid bij de overheid mogelijk te maken.
Uw collega, Geert Bourgeois, zou de eerste moeten zijn om hier mee op de barricaden te komen staan, zodat de schepenen, burgemeesters en lokale besturen, die het allemaal doen dat blijkt uit Federgon 2010 rechtszekerheid hebben. We hebben één collega in de fractie die nu problemen heeft, maar in 95 percent van de gevallen wordt het gedoogd en gebeurt er niets mee, maar soms krijgt iemand de nare gevolgen van een klacht en dan zit de lokale mandataris ermee. Ik hoop dat minister Bourgeois er wel bij is over 14 dagen, wanneer we het zullen hebben over de mogelijkheden die we te baat kunnen nemen.
In 2012 sneuvelt het verbod, want de Europese richtlijn stelt ook dat het gedaan moet zijn dat overheden uitzendarbeid bij zichzelf blijven verbieden. U kunt natuurlijk zeggen dat we in 2012 opnieuw te laat zullen omzetten, want dat doen we liever dan nu de kans te grijpen om de richtlijn proactief om te zetten in Vlaanderen. Ik heb in de commissie al gezegd dat ik geen Vlaamse leeuw zie die rechtstaat en zegt dat we wat we zelf kunnen doen, ook zelf zullen doen. Dat is het debat voor over 14 dagen en ik hoop dat iedereen tegen dan de studie van Federgon heel goed doorneemt en ook hier het debat eerlijk komt voeren en ook eens eerlijk nagaat waar hij zelf al gebruik heeft gemaakt van uitzendarbeid. We kunnen voor Vlaanderen een belangrijke doorbraak realiseren. (Applaus bij Open Vld en bij LDD)
Ik heb de brief die ik gestuurd heb naar de Raad van State in kopie bezorgd aan mevrouw Ceysens, de heer Sabbe en de heer Watteeuw: pas getekend en nu al op uw bank.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, zowel uit de twee verslagen als uit de betogen is gebleken dat we aan dit ontwerp van decreet al heel veel discussies hebben gewijd. Soms waren het heel hoogdravende discussies en ik weet niet of we straks de heer Bouckaert nog mogen verwachten die ons heel brede theorieën kan brengen over de positie van dit decreet in heel wat vormen van regelgeving. Hij kan ons misschien docentsgewijs, in de lezing-Bouckaert, iets bijbrengen over de verhouding van dit decreet ten opzichte van de Europese Dienstenrichtlijn, zoals we dat ook in de commissie hebben mogen beleven.
Op zich is het niet te verwonderen dat het debat op die manier, zo breed en zo intens wordt gevoerd. De sector van de private arbeidsbemiddeling is belangrijk en het belang groeit nog, denken we maar aan outplacement. Het is inderdaad zo dat velen, ook kansengroepen, vandaag hun weg vinden naar de arbeidsmarkt via de private arbeidsbemiddeling en de interimsector.
Het moet me toch ook van het hart dat sommige cijfers die gebruikt worden, vaak in een verkeerde context worden geplaatst. Het is juist dat het aandeel van kansengroepen bij de overheid laag is, we hebben daar minister Bourgeois al over aangesproken. We zouden graag wat meer ambitie zien, maar stellen dat er 2 percent kansengroepen tewerkgesteld zijn bij de overheid en dat afzetten tegen de 12 percent die toegeleid worden naar tewerkstelling via interimarbeid, daar zit evenveel waarheid in als zeggen dat de 40 percent van de allochtonen die vandaag aan de slag zijn, allemaal door de overheid werden toegeleid, want in principe moet elke vacature gemeld worden bij de VDAB en dat is bij mijn weten nog altijd een overheidsinstelling. Die uitspraak is evenveel waard en relativeert dus de cijfers die daarnet door mevrouw Ceysens werden gegeven.
Dat neemt niet weg dat dit een zeer belangrijk decreet is, maar we moeten er ook niet meer achter zoeken dan wat er vandaag in de tekst staat. We gaan het dus vandaag niet hebben over dé interimsector in zijn geheel, laat staan over interimcontracten. We gaan het niet hebben over dagcontracten. We gaan het niet hebben over de opeenvolging van interimcontracten, wat zeker een probleem is, noch over de motieven die aanleiding kunnen geven tot interimwerk. Het zijn allemaal interessante discussies maar ze maken niet het voorwerp uit van dit decreet. Het zijn zaken die worden geregeld door de wet van 1987.
Het gaat hier over een decreet betreffende de private arbeidsmiddeling. Het pleidooi dat collega Ceysens hier net heeft gehouden om interimarbeid ook in de publieke sector mogelijk te maken, is fout getimed en is ook fout gecast. Het debat is bezig waar het moet worden gevoerd, met name in de Nationale Arbeidsraad. Een volgende federale regering zal zich dus kunnen uitspreken over deze problematiek. Als mevrouw Ceysens en haar partij niet de stekker uit de noodlijdende federale regering hadden getrokken, dan had men nu misschien dat voorwerp wel kunnen bespreken en behandelen quod non.
Minister, wij kunnen ons vinden in dit decreet, maar wij zijn ons ook bewust van het feit dat dit wellicht niet de laatste wijziging zal zijn van een decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling. Dit is niet het ultieme decreet. De maatschappij verandert. De arbeidsmarkt verandert. De regelgeving op het Europese niveau verandert ook. De wijzigingen die we vandaag bespreken, moeten worden gezien tegen de achtergrond van de Europese Dienstenrichtlijn. De implementatie in allerlei sectoren in allerlei landen is bezig. Het is een feit dat de casuïstiek nog moet worden opgebouwd en dat dat een zekere onzekerheid met zich meebrengt.
Dit leidt me tot een groot discussiepunt bij de bespreking van dit decreet, namelijk de keuze tussen registratie- of meldingsplicht en gedragscode waarvoor in het ontwerp van decreet is geopteerd. Het is eigen aan de implementatie van de Europese Dienstenrichtlijn dat men van een ex-antecontrole overgaat naar een ex-postcontrole. Ik denk dat daarover weinig discussie bestaat. Dat betekent dus ook dat de bestaande erkenningsregels niet meer houdbaar zijn.
Over het alternatief krijgen we toch wel meer diffuse signalen. Het is zo dat de SERV unaniem pleit voor een meldingsplicht of een registratieplicht. Er is wat nuance. Werk en Sociale Economie (WSE) stelt daar tegenover dat dit kan worden gemotiveerd als dwingende reden van algemeen belang in het kader van de vestiging, maar dat een meldingsplicht niet standhoudt in het kader van het vrij verkeer van diensten. Op de hoorzitting werd twijfel geuit over de effectiviteit van Limosa in de huidige context. Er wordt verwezen naar een alternatief bij het Waalse Gewest, waarover dan weer onduidelijkheid bestaat of het aangemeld is bij de Europese Commissie, en zo ja, wat dan eventueel de reactie van de commissie zal zijn.
In elk geval, the proof of the pudding is in the eating. Sowieso zal ook onze wijziging moeten worden aangemeld bij Europa en zal die de toets van Europa moeten weerstaan. Ook voor ons zal het respect voor de rechten van werknemers, maar ook voor een goede marktwerking, een blijvend aandachtspunt moeten zijn.
Zoals niets eeuwig is, is ook dit decreet niet eeuwig en zullen we desgevallend dit decreet moeten aanpassen aan de effectiviteit van de maatregelen die ingeschreven staan of op basis van ervaringen in andere regios en andere landen.
We moeten ervoor zorgen dat inspectiediensten worden versterkt en beter samenwerken en dit op alle niveaus. Hoewel de overgrote meerderheid van interimbedrijven, ‑kantoren en ‑consulenten elke dag goed werk levert om werkzoekenden aan een baan te helpen, moeten we ook niet naïef zijn. Het schrappen van kwaliteitscriteria zoals in de commissie bepleit door de heer Sabbe, zou bij ontstentenis van enige erkenning of registratie een vacuüm creëren waar enkel diegenen gebruik van zullen maken die het niet goed menen met onze arbeidsmarkt en de basisrechten van onze werknemers. Dit leidt tot deloyale concurrentie, is slecht voor de bedrijven en vernietigt onze welvaart.
De interimsector heeft nood aan een transparant, krachtig, efficiënt en billijk kader. In die zin zijn vanuit de meerderheid een reeks amendementen ingediend en in de commissie aangenomen, die zowel een versoepeling inhouden, maar in beperkte gevallen ook een verstrenging.
Met name en daar wil ik even bij stilstaan de gelijkstelling van de bestraffing van discriminatie met de bestraffing voorzien in het decreet Evenredige Arbeidsdeelname lijkt me een billijke, noodzakelijke en belangrijke aanpassing. Het zou een heel fout signaal zijn als we voor private arbeidsbemiddeling minder streng zouden zijn dan wat voorzien is in evenredige arbeidsdeelname. Ik hoor de oppositie hier pleiten om het toepassingsgebied van het decreet ook uit te breiden tot de publieke sector. Dat lijkt me praktisch al moeilijk te zijn omdat in het ontwerp van decreet een reeks opheffingsbepalingen ontbreken, daar waar de publieke arbeidsbemiddeling al geregeld is via een ander decreet. Dat is op zijn minst een technisch, praktisch probleem. Maar het lijkt me inhoudelijk ook niet nodig te zijn.
De VDAB werd in 2009 niet aangemeld bij de Europese Commissie. Er is een peer group preview gebeurd en er zijn bij mijn weten geen grote opmerkingen over gekomen. De verhouding van de werking van de VDAB met betrekking tot de Europese Dienstenrichtlijn werd al op 5 juni 2009 geregeld. Daar is toen overeenstemming gezocht met de Europese Dienstenrichtlijn, en het decreet van de VDAB regelt volgens mij afdoende de werking van de VDAB. Het lijkt me eerlijk gezegd niet nodig te zijn, maar ik denk dat een aantal voorstellen hier vooral tot bedoeling hebben om dit ontwerp van decreet te torpederen. Men zou vandaag heel theoretisch kunnen stemmen over de uitbreiding naar de openbare sector. Dan weten we dat we binnen de kortste keren bij het Arbitragehof zitten en dat het ontwerp van decreet er niet is en dan weten we evenzeer dat we een veroordeling oplopen bij de Europese Commissie. U kunt zeggen dat het de verantwoordelijkheid van de regering is om dat op tijd te doen, maar ik denk dat we in dezen minstens een collectieve verantwoordelijkheid hebben.
Dit ontwerp van decreet is noodzakelijk en nuttig. Ik denk dat we het zo snel mogelijk moeten implementeren. In het andere geval denk ik dat enkel de Vlaamse belastingbetaler het slachtoffer is want die zal toch mee de boete moeten financieren.
Omdat het waarschijnlijk iedere keer gaat terugkomen, wijs ik erop dat het ontwerp in augustus is ingediend. Uiteindelijk heeft het kabinet het maar persklaar gegeven op het einde van augustus, begin september. We hebben het onmiddellijk geagendeerd en we zijn het onmiddellijk beginnen te bespreken. In een periode van 2 maanden was het door het parlement. Ik vind dat het niet opgaat de heer Janssens heeft er ook naar verwezen in zijn bijdrage dat men nu probeert om ons mee in het bad te trekken in de verantwoordelijkheid over de timing. U weet heel goed dat de enige artikelen die we aangewend hebben, inhoudelijke artikelen zijn. We hebben geen lezing van het verslag gevraagd. We hebben niet zitten filibusteren. We hebben de bespreking gedurende een zitting tot s avonds laat gevoerd. We zijn in de hoorzitting al bij al beperkt geweest. Ik denk dat we perfect kunnen aantonen dat we binnen een periode van 2 maanden als parlement dat behandeld hebben, maar het blijft een feit dat het 1 jaar te laat is ingediend omdat de minister gewoon niet wist wat hij met dat ontwerp van decreet aan moest. Dat bleek eerlijk gezegd ook uit de lezing van de eerste tekst.
Mevrouw Ceysens, blijkbaar is die timing en de constructie daarrond toch wel een heel belangrijk gegeven. Ik heb hier 10 minuten spreektijd gehad en ik heb u niet 1 seconde naar hier zien kijken, maar op het moment dat het obstructie voeren ter sprake komt, dan bent u plots wel heel alert. Verder bent u niet verantwoordelijk voor de timing waarin de regering of een minister een ontwerp van decreet indient. U bent wel verantwoordelijk voor de inhoud van uw amendementen. Ik heb proberen aan te tonen dat een amendement om interimwerk toe te laten in de publieke sector in dit ontwerp van decreet onmiddellijk aanleiding geeft tot een procedure bij het Arbitragehof en dus tot een torpederen van dit ontwerp van decreet en dus tot een mogelijke schorsing. En dat is wel uw verantwoordelijkheid.
Dit ontwerp van decreet is nuttig en noodzakelijk. Ik denk dat we er zo snel mogelijk werk van moeten maken.
Dat punt over het kunnen toelaten van uitzendarbeid bij de overheid is geschorst. Als de heer Van Malderen zo bang is dat, als we dat zouden invoeren, er daardoor opnieuw een probleem komt met het huidige ontwerp van decreet, dan is het voor mij ook goed om binnen 14 dagen, als we het hernemen en als u ermee akkoord gaat, daarover een afzonderlijk decreet te maken. Dat is absoluut geen probleem.
Ik vrees dat de heer Van Malderen gewoon niet akkoord gaat met het principe uitzendarbeid bij de overheid toe te laten. Ik vrees dat er binnen de Vlaamse Regering geen eensgezind standpunt over uitzendarbeid bij de overheid is.
Het is natuurlijk gemakkelijk een grote show op te voeren en meer bevoegdheden te vragen. Het koninklijk besluit zit vast bij de Nationale Arbeidsraad (NAR). Bepaalde partijen komen niet overeen. Dat zijn dezelfde partijen als in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) zitten. Waarschijnlijk zijn het dezelfde partijen die in de Vlaamse Regering geen akkoord over uitzendarbeid bij de Vlaamse overheid komen.
Ik zou graag eens horen welke fracties in het Vlaams Parlement ermee akkoord gaan een regeling over uitzendarbeid bij de overheid te treffen. We kunnen dit voor onze eigen bevoegdheden, de Vlaamse overheid en onze steden en gemeenten regelen. Dat is onze visie. Ik heb de indruk dat de minister een zeer defensieve Vlaamse visie heeft op de mate waarin we van onze bevoegdheden gebruik kunnen maken.
Indien dit voorstel wordt afgeblokt omdat het eventueel het ontwerp van decreet zou hypothekeren, kunnen we binnen 14 dagen een ander voorstel van decreet bespreken. Zo lang het maar gebeurt, maakt het mij niet uit hoe het gebeurt.
Mevrouw Ceysens, ik zal de laatste zijn om u het recht op een hobby te ontzeggen. U mag van mij zo veel voorstellen van decreet schrijven als u wilt. Deze zaken worden door de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers geregeld. Aanpassingen zullen door de federale overheid moeten worden doorgevoerd. U mag zo veel voorstellen doen als u wilt. Dit is echter niet de plaats om dit debat te voeren.
Voorzitter, ik neem aan dat u hebt gehoord dat onze job, waarvoor wij worden betaald, net als hobby is omschreven.
Mevrouw Ceysens, hier heerst vrijheid. Indien u vindt dat u in uw persoonlijke eer bent gekrenkt, mag u bij motie van orde het woord vragen. Het staat de heer Van Malderen vrij het werk dat we hier leveren op die manier te omschrijven.
Ik vind het persoonlijk erg dat iemand vindt dat het om een hobby zou moeten gaan. We worden met 124 mensen betaald om die job te doen. (Applaus bij de Open Vld, LDD en het Vlaams Belang)
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik zal hier mijn werk doen en me tot de essentie beperken. In de eerste plaats wil ik de heer Laurys bedanken voor zijn omstandig verslag, waarin hij duidelijk heeft gemaakt hoe de meerderheid erover denkt.
Ik zal hier geen verhaaltjes vertellen. Mevrouw Ceysens moet zich eens afvragen of mensen in een oorlog vlees zouden wegsmijten omdat het pannetje te klein is. Ik zou het hier over de Japanse controle kunnen hebben. Dit houdt in dat alles zo lang wordt uitgesteld dat uiteindelijk alle partijen verliezen. Dat is hier nu aan het gebeuren.
De essentie van de zaak is dat we hier duidelijke keuzes kunnen maken. We hebben niet voor de registratie of voor de meldingsplicht gekozen. We vrezen immers hierdoor met de Europese regelgeving in de problemen te geraken. We hebben voor een gedragscontrole gekozen.
Uit de reguleringsimpactanalyse (RIA) blijkt dat dit een voordeel oplevert. We hebben voor de administratieve vereenvoudiging gekozen. Ik dacht eigenlijk dat we het daarover eens konden zijn. Het gaat onder meer om de afschaffing van de registratieregeling, de erkenningsplicht, de registratieplicht en de jaarlijkse activiteitenverslagen. Mevrouw Ceysens heeft enorm veel contact gehad met de mensen van Federgon en met de uitzendkantoren. Dit activiteitenverslag is voor hen heel belangrijk. Ze moeten dit niet meer indienen. Ze moeten zich niet meer aan een bepaalde rechtsvorm houden. Dat valt allemaal weg. Ten gevolge van Verdrag 181 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) moeten we ons aan een bepaalde controle ter bescherming van de gebruikers en de dienstverleners houden.
Volgens de RIA maken we 8,8 miljoen euro winst. Daar kan niemand blind voor zijn. We kiezen duidelijk voor de administratieve vereenvoudiging. Ik wil daar niet veel woorden meer aan vuil maken. Het verslag geeft ons standpunt duidelijk weer.
Ik wil het wel nog even over het Waalse Gewest hebben. Zoals de heer Van Malderen al heeft verklaard, zijn daar geen aanmeldingen verricht. Volgens mij moeten we ons niet aan het voorbeeld van het Waalse Gewest spiegelen. De heer Watteeuw moet me eens aantonen dat dit wel is gebeurd. In dat geval kunnen we eventueel onze mening bijschaven.
Ik heb de indruk dat de heer Diependaele de reflectienota niet heeft gelezen. Er is wel degelijk een notificatie geweest. Het besluit van de Waalse regering van 10 december 2009 is meegedeeld.
Dat is een besluit dat uitvoering geeft aan het decreet van 3 april 2009. Er is wel degelijk een notificatie gebeurd. Bijna een jaar na datum is er nog geen opmerking over geformuleerd door de Europese Commissie.
Dat wist ik niet. Die opmerking hadden we nog niet gehoord; ze is ook niet gemaakt in de commissie.
Betekent dat dat u twijfelt aan mijn woorden?
Die opmerking is inderdaad niet gemaakt in de commissie. Net daarom heb ik een reflectienota aangekondigd om daar dieper op in te gaan.
Absoluut. Dat betekent het op zn minst.
Het Hof van Justitie werd ook al aangehaald. Het gaat over een arrest uit 1990. Daar hebben we het ook al over gehad. Dat staat ook in uw reflectienota, maar er is al duidelijk gezegd dat het over iets anders gaat. Het gaat over een registratieplicht bij de openbare aanbesteding voor aannemers, het gaat over sociale zekerheid enzovoort. Daar moeten we op terugkomen.
Mevrouw Ceysens heeft op een bepaald moment gezegd dat we de illegale arbeidsbemiddeling niet gaan terugdringen door inspectie. Ik kan me niet voorstellen dat malafide bedrijven zich gaan registreren. Daarmee gaan we dat ook niet aanpakken. Op dat gebied blijft het hetzelfde. We moeten zorgen dat de inspectie haar werk doet.
De regering heeft een duidelijke keuze gemaakt en we moeten die steunen. We hebben ook in de beleidsverklaring gezegd dat we absoluut moeten gaan voor de administratieve vereenvoudiging en dit is daar een mooi voorbeeld van. Daarom moet dit erdoor komen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, er is al heel wat gezegd en ik wil enkele zaken toevoegen. Ik zal enkel het inhoudelijke belichten en een beroep doen op de heer Bouckaert om de toetsing aan de Europese richtlijn naar voren te brengen.
Minister, waarschijnlijk is dit ontwerp van decreet niet van uw hand. Het is van de hand van uw voorganger, Frank Vandenbroucke. Het is het volste recht om vanuit socialistische hoek een socialistisch ontwerp van decreet voor te leggen. Dat is het leuke aan de vrijheid in dit land en in Vlaanderen. Maar het verrast me dat u als voormalig Voka-topman we spreken over anderhalf jaar geleden, dat is niet zo lang zon ontwerp van decreet hebt willen doorduwen. Het was heel gortig. Op weg naar het Huis van de Vlaamse Volksvertegenwoordigers heb ik na een commissievergadering enkele collegas aangesproken en gevraagd of ze wel weten wat ze aan het doen zijn. Het ging toen over de verzekering tegen financieel onvermogen en de straf die erbovenop kwam.
Nu zegt de meerderheid dat ze dat wel wisten van in het begin. Maar als we naar de data kijken, zien we dat de meerderheid duidelijk heeft aangevoeld dat dat er werkelijk volledig over was. Daaraan moeten we niet meer twijfelen. We zijn al blij dat het eruit is. We hebben ons steentje bijgedragen. Maar spijtig genoeg blijven er nog te veel slechte zaken van dit ontwerp van decreet overeind. Europa geeft ons de kans om te vereenvoudigen en om onze concurrentiekracht in stand te houden. Die kans nemen we niet te baat.
Het gaat nog niet eens over de vraag of we voor of tegen zon decreet zijn. Het debat is helemaal anders. Hoe zullen we onze bedrijven positioneren tegenover bedrijven van andere Europese landen in bijvoorbeeld Boekarest of Boedapest, en als ze het slimmer aan boord leggen in Hulst, over de grens met het Waasland, in Marcq-en-Baroeul of Villeneuve-dAscq aan de andere kant van Menen. Ze hebben volop de mogelijkheid om van daaruit te functioneren en de zaken die er nu nog in staan, volledig aan hun laars te lappen.
Daar gaat het over. We hebben een gedragscode. We hebben criteria van professionele deskundigheid. De bedrijven die zich vlak over de grens vestigen, kunnen er hun voeten aan vegen. Zij acteren en ageren op onze markt. Waar zijn we dan met onze tewerkstelling hier? Waar zijn we dan met onze economische activiteit? Door dit ontwerp van decreet kan men in Nederland aan de minimale wettelijke voorwaarden werken, terwijl men hier aan extra criteria moet voldoen.
We hebben het daar zeer lang over gehad, u hebt gelijk, minister. Ik vind het spijtig dat men onze pogingen hier afdoet als vertragingspogingen. Neen, het gaat over de inhoud! Willen we van Vlaanderen een wingewest maken met een vruchtbare bodem voor een gezonde economische activiteit en een flexibele arbeidsmarkt? Of willen we van Vlaanderen een eiland maken met een keizer-kostermentaliteit? Willen we een eiland in Europa waar men verzuipt en verzinkt in de regelneverij? Dat is de keuze. Dit ontwerp van decreet is daar eens te meer een voorbeeld van. Daarom weren wij ons zo, niet omdat we dat allemaal zo leuk vinden. We weren ons omdat we vinden dat het onze taak is als parlementslid om op te komen voor een optimaal functionerend sociaal-economisch model.
Voorzitter, ik wens u veel geluk, ik hoop dat u goede connecties hebt en dat die mensen doen wat ze beloven. Ik hoop dat de Raad van State dat binnen de 5 dagen doet. Ik wil nog een paar zaken aanhalen die we hier niet tot in detail besproken hebben maar die onze aandacht vragen.
Niet wij maar Federgon heeft gevraagd om het intentionele element in te brengen in de sanctionering. Dat hebben we er niet ingekregen. Nochtans, ik spreek uit ervaring, in een bedrijf met 500, 1000, 2000 of meer personeelsleden is het mogelijk dat de werknemers de richtlijnen van het bedrijf niet naleven en zaken op eigen houtje doen. Misschien doen ze dat niet intentioneel maar omdat ze het zo aanvoelen, ondanks de richtlijnen en de scholing. Moet men dan onmiddellijk een sanctionering opleggen? Men kan zijn personeel toch niet sanctioneren als iemand niet-intentioneel regels niet volgt? We hebben daar als eerste zaak begrip voor gevraagd.
Als we de kans krijgen om te vereenvoudigen, waarom zouden we dan gedragscodes invoeren die alleen gelden op een klein eiland binnen de Europese context? Ze zouden aan hun doel voorbijschieten, minister, want ze kunnen zo worden omzeild. Deze week haalden de truckers die in Oost-Europa in hun vrachtwagen zitten nog de media. U kent de reden. We zitten in een Europese context en straks in een internationale. We hebben de Europese Commissaris van Handel nog gehoord. Hij vindt dat we daar iets moeten aan doen want wij kunnen ginder niet meedoen aan aanbestedingen en Chinezen kunnen dat wel hier. Zelfs Europa is bijna te klein geworden. We moeten over de wereld gaan spreken, en dan gaat lilliputter Vlaanderen nog eens extra gedragscodes vastleggen en ook nog straffen opleggen voor wie zich daar niet aan houdt. Dat is Vlaanderen op zijn best. Vlaanderen gaat ervoor zorgen dat zijn ondernemers het nog veel moeilijker krijgen dan de buitenlanders die ons concurrentie komen aandoen.
Hetzelfde geldt voor de criteria voor professionele deskundigheid. Dat is van hetzelfde laken een broek. In plaats van dat lean and mean te maken, gaan we daar ook nog criteria voor invoeren. In de private arbeidsbemiddeling staan ook al bepaalde zaken, zeker voor de interimsector.
Dat is niet alles, één aspect is nog niet aan bod gekomen en dat hebben we er ook niet uit gekregen, dat zijn de bijkomende boetes bij een faillissement en de wetgeving op de continuïteit. Waarom hebben we eigenlijk een wettelijk kader? Waarom hebben we een federaal wettelijk kader en een Vlaams wettelijk kader? En dan gaan we daar nog eens bijkomende boetes opleggen.
Dat begrijp ik niet. Waarom is dat nodig? Joost mag het weten. Ik vind dit niet normaal. Ik vind dit niet goed. Ik vind dit hinderlijk voor de economische ontwikkeling van onze regio. Idem voor die bijkomende boetes bij achterstand inzake RSZ en fiscus. Wij hadden gevraagd om ook dat te schrappen. Maar het is spijtig genoeg ook niet uit het ontwerp verwijderd.
Minister, ik begrijp het echt niet. U weet toch ook zelf dat dit zaken zijn die voor ondernemend Vlaanderen en voor de ondernemingen totaal de verkeerde richting ingaan en die vooral een verkeerd signaal zijn. Straks scheppen zij een precedent voor andere sectoren. Als dit blijft, komen straks andere sectoren aan de beurt. Dat lukt niet. Dat kunnen we niet doen. We kunnen toch niet Vlaanderen gebruiken om de federale wetgeving nog sterker te maken, nog meer verplichtingen op te leggen. Dit kan niet. Dit is de verkeerde richting. Dit is een verkeerd signaal.
Minister, achtbare collegas, voorzitter, wij weren ons als een duivel in een wijwatervat omdat wij niet willen dat dit nog eens als precedent kan worden gebruikt, naast het feit dat de sector eronder zou lijden. Dit zou een precedent zijn om bijkomende regelneverij te veroorzaken. Het zou ons zo al zeer broos sociaal model in Vlaanderen nog meer belasten. We hebben al heel wat uitdagingen, denk maar aan het verlengen van de loopbaan en de activiteitsgraad.
Voorzitter, ik hoop dat de Raad van State ook het licht ziet en ons in onze visie steunt. (Applaus bij de oppositie)
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, ik pas hier het ABVV-principe toe: Alles voor Bart Van Valderen. De heer Van Malderen vraagt, ik draai. Onze liefde is zo groot. Dat zorgt altijd voor mooie debatten in de commissie.
Zoals mijn collega Ivan Sabbe heeft aangekondigd: ik ga niet in op de regels. Ik wil enkel iets zeggen over de overeenstemming met de Europese Dienstenrichtlijn. Het is inderdaad zo dat dit voorliggende ontwerp van decreet een omzetting is van de Europese Dienstenrichtlijn. Er zit daar wat liberalisering in, maar dat zou er wellicht niet gekomen zijn indien er geen druk zou gekomen zijn van Europa. Dat op zichzelf is al kenschetsend voor Flandria Sovietica, zoals ik dat regelmatig en provocerend vermeld.
In de reflectienota staat de juridische tekortkoming ten opzichte van de Europese Dienstenrichtlijn vermeld. Wij zeggen dat het juridisch niet klopt met de Europese Dienstenrichtlijn. In de motivering wordt verwezen naar artikel 16 van de Europese Dienstenrichtlijn. Men zegt dat een erkenningsregeling, dus een vergunningsstelsel, alleen maar kan als dat noodzakelijk is voor de openbare orde en de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het leefmilieu. Dat is hier niet het geval. Dus hebben we die erkenningsregeling niet nodig en schaffen we haar af. Bovendien: indien we die erkenningsregeling zouden instellen, en zij is alleen maar van toepassing zoals mevrouw Ceysens al heeft aangehaald op de private arbeidsbemiddelingsbureaus die in Vlaanderen gevestigd zijn, leggen wij op hen een onevenredige last ten opzichte van de buitenlandse concurrentie. Dat staat allemaal heel correct in de motivering.
Maar blijkbaar zijn bepaalde artikelen uit de Europese Dienstenrichtlijn aan het oog van de auteurs ontsnapt menselijk falen is altijd mogelijk. Als men kijkt naar artikel 16, dan stelt men vast dat er niet alleen sprake is van erkenningsregelingen en vergunningsstelsels. Het gaat veel breder, het gaat over eisen tout court. Criteria waaraan de private arbeidsbemiddeling moet voldoen en waarvan de naleving ex post moet worden getoetst, vallen onder de eis dat ze niet discriminatoir mogen zijn en dat ze noodzakelijk zijn voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van het leefmilieu. Bovendien is er ook de vereiste van de evenredigheid. Ik wil benadrukken dat die criteria uit de Europese Dienstenrichtlijn niet alleen van toepassing zijn op de terecht afgeschafte vergunningsstelsels, maar ook op de materiële eisen die worden gesteld.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik veronderstel dat u er dan ook van uitgaat dat de registratie niet aan die eisen voldoet.
Ik begrijp uw vraag niet.
U zegt dat er aan de bureaus geen eisen tout court mogen worden opgelegd. Ik vraag u dan ook of registratie volgens u een eis is die wordt opgelegd aan die bureaus.
U speelt nu echt op woorden. Dat is woordenspielerei. Mijn opmerkingen zijn zeer duidelijk. De criteria van de Europese richtlijn zijn veel breder. Ik heb het dan over de eis dat het noodzakelijk moet zijn voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van het leefmilieu en de evenredigheid. Dit geldt niet alleen voor vergunningsstelsels, maar ook voor de materiële eisen die in uw ontwerp van decreet staan. In artikel 5 staan er 26 opgesomd. Wees toch niet zo koppig. Het zal Vlaanderen veel geld kosten. U moet dat natuurlijk niet ophoesten, maar wel de hardwerkende Vlaamse burgers. We zullen veroordeeld worden omdat u niet aantoont dat die eisen noodzakelijk zijn voor de openbare orde enzovoort en dat ze evenredig zijn. Daar zit dan ook een juridische tekortkoming in.
Mijnheer Bouckaert, dat is een stelling die u ontwikkelt. U hebt die ook al ontwikkeld in de commissie. Ik heb u toen gezegd dat dit wat mij betreft, een perfect legitieme stelling is omdat het een politieke uitspraak is. U kunt me vandaag geen geval aantonen waarin het Europees Hof zal zeggen dat die regelgeving op dat vlak is geschonden.
Professor, ik vind dit heel interessant. Ik heb het altijd geapprecieerd wanneer u uitweidt over de Europese Dienstenrichtlijn. Zoals mevrouw Ceysens roept, staan er inderdaad een paar eisen in dat decreet. U zegt dat moet worden aangetoond dat het voldoet aan die drie of vier voorwaarden voor de eisen die u oplegt aan de uitzendkantoren of de private arbeidsbemiddelaars. U moet toch ook die registratieplicht aantonen waar u in de commissie voor pleit.
Ik denk dat u ons verwart met Groen!.
De registratieplicht, de afschaffing van het vergunningsstelsel vind ik een goede zaak.
Welke eisen zou u dan wel opleggen om te voldoen aan het IAO-verdrag nummer 181?
Mijnheer Diependaele, daarmee leidt u perfect mijn volgende punt in.
Het klopt dat er een duidelijk onderscheid is tussen uw stelling en die van ons. Maar inderdaad, als men eisen stelt, dan moet men die motiveren en moet men kunnen argumenteren waarom ze noodzakelijk zijn. Ze mogen niet discriminatoir zijn, moeten noodzakelijk zijn voor de openbare orde enzovoort. Maar het is niet zo dat een registratieplicht niet beargumenteerd zou kunnen worden. Ik zal het straks proberen. Volgens mij kan dat beargumenteerd worden.
Als men niet kiest voor een registratieplicht, dan moet men andere eisen motiveren. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
Dat is het punt dat de heer Van Malderen maakt. Dat is inderdaad een politieke afweging die we moeten maken tussen die beschermingsmaatregelen, die beschermingslijsten en die registratieplicht. Er is duidelijk gekozen voor een administratieve vereenvoudiging. Ik zie niet in wat de liberale partijen daar tegen kunnen hebben.
Ik bouw hier een puur juridische redenering op. Ik leid die af uit de logica van de Europese Dienstenrichtlijn. Op zich heeft dat eigenlijk niet veel met politiek te maken.
U vraagt me welke vereisten ik wel zou willen opleggen. Ik maak de collegas opmerkzaam op wat in Nederland gebeurt. Dat land ligt niet zo ver van dat van ons. Maastricht ligt dicht bij Peumansland en het Land van Ooit. Nederland heeft ook een wetgeving op de private arbeidsbemiddeling. De regulering van Nederland bestaat, waarde collegas, uit twee regels: er mag geen betalingsplicht zijn voor de werkzoekenden; en er mag geen onderkruipersregeling zijn. Dat laatste wil zeggen dat de private arbeidsbemiddelingsbureaus worden ingezet voor stakingsbrekers. En, mijnheer Van Malderen, ik ben het daar absoluut mee eens. Die moeten niet worden ingezet om stakingen te breken.
Mijnheer Bouckaert, ik kom toch nog even terug op het vorige. Ik heb toch juist verstaan dat u daarnet hebt gezegd dat u niet pleit voor een registratie? Ik lees dat u in deze reflectienota samen met mevrouw Ceysens, de heer Schueremans, mevrouw Peeters en de heer Sabbe stelt dat ik dat beter had gedaan, dat ik beter het advies van de SERV had opgevolgd en anders minstens een meldingsplicht had moeten invoeren.
Minister, u weet heel goed dat we tegen u hebben gezegd dat u kunt gaan voor een registratieplicht. En de heer Bouckaert heeft, denk ik, zeer goed aangetoond dat dat zwaar gemotiveerd moet worden en dat we ermee mogelijk, in the long run, in de problemen komen. We zullen ook zien wat er gebeurt in Wallonië. Vandaag kan niemand met 100 percent zekerheid zeggen hoe dat zal eindigen. Dat moet heel goed gemotiveerd worden. Finaal zullen wij niet de beoordeling geven. Daarin heeft de heer Van Malderen gelijk. Maar, mijnheer Diependaele, we kunnen wel allemaal lezen. Als we dan zien dat door het niet opleggen van een registratie- of meldingsplicht allerlei andere eisen naar voor komen, die u volgens mij helemaal niet kunt motiveren ten aanzien van al die uitzonderingscriteria, dan denk ik dat u zich kwetsbaarder maakt. Met de registratieplicht zou u nog iets kunnen proberen, denk ik. Maar nu begrijp ik echt niet dat u hier durft zeggen dat u met de eisen die u stelt en die u niet kunt motiveren in the long run niet in de problemen zult geraken. Ik denk dat u met die eisen in de problemen zult komen omdat ze niet voldoen aan de uitzonderingscriteria. Dat is de inschatting die wij nu maken. Finaal zal niemand in dit huis daarover oordelen. Dat zal door anderen gebeuren. Maar als u dan tegen de lamp loopt, zult u wel dokken.
Met de voorlaatste zin van mevrouw Ceysens ben ik het volledig eens. Ze heeft dat ook gezegd.
Mijnheer Bouckaert, ik denk dat u toch een probleem hebt in uw fractie. Ik heb hier het verslag voor me. Daarin lees ik gewoon dat de heer Sabbe herhaalt dat hij voorstander is van een eenvoudige registratie. Dat wordt immers ook door de federatie voorgesteld, zo staat er. Hij zegt dat dat te verkiezen is boven een waslijst aan voorwaarden.
Ik wil hier even op inpikken omdat men de zaken uit de context haalt. Ik zou graag hebben dat u het laatste zinnetje herhaalt. Ik heb gezegd dat in plaats van al die bijkomende regelgeving die u hier naar voren brengt, we liever opteren voor een registratie light. Dat is gezegd, niet dat er iets moet komen. Als alternatief voor uw gedragscode en als alternatief voor uw criteria van professionele deskundigheid, hebben we gezegd dat we nog liever een registratie light hadden.
Mijnheer Van Malderen, mijn stelling is de eenvoud zelve. Ik zeg dat de vereisten van de Europese Dienstenrichtlijn, het waslijstje dat ik niet zal herhalen, van toepassing is zowel voor vergunningstelsels, voor registratieplicht als voor de inhoudelijke eisen. Dat is wat ontbreekt in dit ontwerp.
Ik kom terug op Nederland. Nederland is Somaliland niet, het is geen Wild Westland, hoewel het Wilde Westen geciviliseerder was dan men denkt. Het is geen wild land. Daar beperkt men zich tot de twee regels die voortvloeien uit het verdrag van de IAO.
Wat gaan we nu hebben? In Limburg ik ga naar Peumansland zijn private arbeidsbemiddelingsbureaus die moeten voldoen aan die resem eisen die in het decreet staat, maar als ze de Maas oversteken naar Maastricht en de culturele kloof is niet zo groot kan men bediend worden door private arbeidsbemiddelingsbureaus die amper aan deze twee eisen moeten voldoen. Dat wil zeggen dat in de grensstreken van Vlaanderen Vlaanderen is bijna niet anders dan grensstreek, Brussel uitgezonderd men zal worden geconfronteerd met ongelijke concurrentie omdat de arbeidsbemiddelingsbureaus in Nederland niet aan die eisen moeten voldoen. Je krijgt een soort handelsbelemmering die niet wordt afgetoetst aan de criteria die in de Europese Dienstenrichtlijn worden gesteld.
Minister, twee dingen moeten me nog van het hart. Bertrand Russell zei ooit dat de meest fanatieke vrijzinnigen, de bekeerde katholieken zijn. Ik heb de indruk dat u een beetje aan hetzelfde syndroom lijdt. U komt van Voka. U was destijds een zeer liberaal en Vlaamsgezind woordvoerder van de ondernemers. U moet nu per se aan de vakbondsvleugels in de Vlaamse Regering bewijzen dat u niet zo liberaal bent. Daarom gaat u dat heeft me getroffen in het voorontwerp van decreet een regel inlassen, met name de verzekering van het faillissement, die er door de socialisten samen met CD&V en N-VA weer wordt uitgehaald. Ik vind dat een affront voor iemand die de werkgeverswereld vertegenwoordigt! Ik zal niet nalaten om dat in Vokakringen bekend te maken.
Ten slotte wil ik wijzen op een juridische spreuk: nemo auditur propriam turpitudinem allegans. Daar staat u versteld van he, dat kennen ze zelfs bij de N-VA niet. (Gelach)
Wat wil ik daarmee zeggen? Hier is al verschillende keren gezegd: dit amendement mag niet worden aangenomen want het zal vertragend werken, en een advies vragen in een normale termijn zal vertragend werken want dan is er een probleem van eventuele boete enzovoort. Wat doet men in dat geval? Propriam turpitudinem, dat gaat men als argument aanhalen. De laattijdigheid en het slenteren in het naar voren brengen van het voorontwerp wordt dan als argument gebruikt om de oppositie te muilkorven en ingrepen te doen in de normale adviesfunctie van de Raad van State. Ik vind dat geen propere manier van werken. Dat is niet het mooiste hoofdstuk van Vlaams bestuur, dames en heren. (Applaus bij het Vlaams Belang, Open Vld en LDD)
De heer Watteeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik bevind me op een andere positie dan de andere oppositiepartijen. De basisfilosofie van dit decreet is best te verdedigen. Ik onderschrijf ze zelfs. De bescherming van werknemers en werkzoekenden staat duidelijk voorop, net als de bescherming van bonafide bureaus.
U hebt de registratieplicht wat te snel overboord gegooid. Men vergeet dat dit ontwerp van decreet zijn wortels heeft in het IAO-verdrag nummer 181. Dat verdrag kiest duidelijk voor een vergunning- of certificeringssysteem voor particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling. Men doet dat in functie van de rechten van werkzoekenden en werknemers.
U hebt nogal snel gezegd dat u niet zou kiezen voor een registratieplicht, en dat ondanks de adviezen van de sociale partners. Er zijn heel wat argumenten in de commissie aangereikt om wel te kiezen voor een registratieplicht of eventueel voor een meldingsplicht, maar u bent er niet op ingegaan en hebt geen tegenargumenten gegeven. We hebben er geen antwoord op gekregen. U hebt alleen gezegd dat het niet mocht van de Europese Dienstenrichtlijn.
In mijn reflectienota heb ik getracht alles nog eens op een rijtje te zetten. Ik hoop vooral dat ik nu van u een antwoord krijg waarom er zo snel geen registratieplicht of meldingsplicht kon. U verwijst naar artikel 16 lid 2 van de Dienstenrichtlijn om te argumenteren dat een registratie niet wordt weerhouden. Dat is hier al aangehaald.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen echter wel eisen worden gesteld. Ik verwijs naar artikel 16 lid 1. Ze moeten wel worden gemotiveerd, zoals de heer Bouckaert zei. Het kan als ze niet discriminatoir zijn, of noodzakelijk zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of bescherming van het milieu, en evenredig zijn.
Ik ga even dieper in op de redenen waarom een registratieplicht mogelijk zou zijn. Een discriminatieverbod is niet noodzakelijk een vaststaand gegeven. Een eis tot registratie mag geen onderscheid maken naar nationaliteit of als het om rechtspersonen gaat volgens de lidstaten waar ze gevestigd zijn. Als u een eenvoudig systeem van vergunningen oplegt dat zowel voor de Vlaamse als voor de buitenlandse bureaus geldt, is er geen probleem met het discriminatieverbod.
Mijn opmerking vervalt dan.
De regels moeten van toepassing zijn op nationale dienstverrichters en dienstverrichters vanuit andere lidstaten. Maar er zijn nog andere eisen. Het moet gerechtvaardigd zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu. Heel wat arbeidswetgeving is van openbare orde. Er zijn verschillende uitspraken van het Europees Hof van Justitie waarin wordt gesteld dat de bescherming van werknemers tot het algemeen belang behoort en een dwingend karakter heeft. Er zit materiaal genoeg in om te stellen dat dit van openbare orde is.
Als men de arbeidswetgeving wil controleren, kan dat alleen op een afdoende manier gebeuren als men weet welke dienstverrichters er actief zijn op de arbeidsbemiddelingsmarkt.
Daarom is registratie absoluut een nuttig instrument. Limosa zou theoretisch een oplossing kunnen zijn, in die zin dat men daar inderdaad al een soort registratieverplichting heeft. Het toepassingsgebied van Limosa is echter niet hetzelfde als het toepassingsgebied van dit ontwerp van decreet. Alleen als het gaat over een buitenlander die in België, in Vlaanderen werkt, is er inderdaad de Limosa-meldingsplicht. Wat gebeurt er echter als een bureau voor werving en selectie diensten buiten België aanbiedt voor Belgische bedrijven? Dat is niet hetzelfde.
Het argument van de Vlaamse Regering dat een verplichte registratie niet garandeert dat de arbeidswetgeving wordt gerespecteerd, vond ik toch wel zeer verregaand. Dat is echt een verbazingwekkend argument. Als we dat argument ernstig nemen, dan stelt de Vlaamse Regering eigenlijk dat er altijd wel drieste en malafide dienstverleners zullen zijn, die zich dan ook zullen onttrekken aan de verplichte registratie en vanzelfsprekend niet te traceren en te controleren zullen zijn. Een registratie is dus onzinnig. Als men op die manier redeneert, dan moet men toch wel heel wat ontwerpen van decreet die hier ooit zijn goedgekeurd, in vraag stellen.
Dan is er de evenredigheid: de proportionaliteit tussen het nagestreefde doel en het ingezette middel. Dat betekent eigenlijk dat wat wordt gevraagd niet te complex en niet te tijdrovend mag zijn, zodat het onmogelijk is die dienst te verrichten. De sociale partners hebben in eerste instantie voorgesteld de registratieplicht te behouden. Tijdens de hoorzitting werd echter duidelijk gesteld dat men zich eventueel zou kunnen vinden in een meldingsplicht. Het nagestreefde doel is het controleren van de arbeidswetgeving, die toch wel een wezenlijke wetgeving is. Dan kan er toch niet worden gesteld dat het middel van de meldingsplicht niet evenredig zou zijn.
De heer Carl Decaluwe, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Zomaar stellen dat dit niet kan omdat het niet evenredig zou zijn, is trouwens vreemd. De Europese Commissie zegt immers dat die evenredigheid vaak geval per geval zal moeten worden beoordeeld. Minister, u gaat ervan uit dat er geen evenredigheid kan zijn, dat dit te zwaar zou wegen, maar eigenlijk zegt de Europese Commissie zelf dat dit geval per geval moet worden bekeken. Die meldingsplicht maakt dus absoluut een kans.
Wat de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie betreft, heb ik al verwezen naar het arrest van 15 juli 2010. Dat arrest ging inderdaad niet over een registratieplicht zoals we die hier hebben, maar het gaf wel invulling aan het begrip vrij verkeer van diensten. In die zin is wat het Hof heeft gesteld toch wel belangrijk, en kunt u dat inderdaad gebruiken.
Ten slotte zijn er de praktijken in de andere gewesten. Andere leden hebben er al naar verwezen. Het Waalse Gewest heeft inderdaad een registratieplicht opgelegd aan dienstverleners voor arbeidsbemiddeling. Bovendien moeten dergelijke dienstverleners ook een jaarlijks activiteitenverslag indienen. Dat is nog wel iets meer dan een gewone registratieplicht. Zoals ik heb aangegeven, is er inderdaad wel degelijk een notificatie gebeurd van het besluit van de Waalse Regering van 10 december 2009, dat samenhangt met het decreet. Er is tot nu toe nog niets bekend over eventuele bezwaren. Ik neem echter aan dat de heer Diependaele wel bezwaren heeft.
Inderdaad. Ik vond het daarnet al enigszins onfair, maar het decreet is nooit aangemeld bij de Europese Commissie. Het uitvoeringsbesluit wel, en dat is wat in uw reflectienota staat. Het decreet is niet aangemeld. Mijnheer Watteeuw, ik zou graag hebben dat u dat bevestigt.
U hebt mijn reflectienota gelezen. Er staat te lezen: Het decreet in kwestie komt niet voor op de lijst van aan de Europese Commissie meegedeelde wetgeving. Ik geef het zelf aan.
Dat hebt u daarnet tegengesproken. U herinnert zich dat toch? Het is 10 minuten geleden.
Ik heb gezegd dat het besluit van de Waalse regering van 10 december 2009, dat uitvoering geeft aan dat decreet en dat er dus mee samenhangt, wel degelijk is meegedeeld. Op dat uitvoeringsbesluit zal de Europese Commissie die eventuele bezwaren toch wel formuleren zeker? Als men zijn huiswerk doet, zal men toch wel kijken welk decreet daaraan voorafgaat?
Waarin staat de registratieplicht: in het decreet of in het besluit?
De registratieplicht kan pas van toepassing worden op het moment dat er een uitvoeringsbesluit is. Men gaat toch wel duidelijk verwijzen naar dat decreet als men het uitvoeringsbesluit meedeelt dat vorm geeft aan de registratieplicht? Kom zeg.
Ik ken de praktijken van de Europese Commissie op dat vlak niet, maar ik vraag me af of ze inderdaad gaan controleren als het alleen maar een besluit is. Ik stel me daar vragen bij.
Dus er wordt een besluit doorgestuurd naar de Europese Commissie, en omdat de Commissie het decreet niet heeft, maar enkel het uitvoeringsbesluit, zal ze dat gewoon maar in de papiermand gooien en geen advies geven? Het lijkt mij toch wel logisch, mijnheer Diependaele, dat men ten minste gaat vragen welk decreet daarachter zit.
Ook het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft de registratieplicht ingeschreven in het ontwerp van ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het verwijst daarbij ook, net zoals ik heb gedaan, naar de rechtspraak van het Hof van Justitie, die stelt dat de bescherming van de rechten van de werknemer van algemeen belang is en dat bepaalde beperkingen aan het vrije verkeer om die reden kunnen.
Minister, ik denk dat ik voldoende heb aangegeven dat een registratieplicht wel degelijk kan. Ik vind het ook jammer dat de registratieplicht niet echt goed onderzocht is. Dit was bij uitstek een kans om aan de ene kant de bescherming van de werknemers en de werkzoekenden te garanderen, en aan de andere kant toch te maken dat er een werkbaar systeem was voor de bureaus voor arbeidsbemiddeling. (Applaus bij Groen!)
Collegas, alles is in de commissie al aan bod gekomen, maar ik zal een aantal zaken toch kort herhalen. Ten eerste wil ik het hebben over het al of niet maken van een registratieplicht. Ik heb heel uitvoerig, zowel aan de SERV als in de commissie, aangetoond dat het, ook op basis van rechtspraak van het Hof van Justitie, niet kan dat er een registratie wordt ingevoerd.
Ik blijf me erover verbazen dat ik mensen op het spreekgestoelte hoor zeggen dat onze buitenlandse concurrenten vlotjes de regels in Vlaanderen aan hun laars zullen lappen, maar er dan wel van uitgaan dat diezelfden zich dan vlot gaan registreren. Ik zie dat niet zo goed. Ik ga er bovendien van uit dat die buitenlandse bedrijven niet malafide zijn, maar even bonafide als onze eigen bedrijven.
Een tweede punt waarop ik wil reageren, is het wantrouwen ten opzichte van de sector, met het drankgelegenheidsincident van mevrouw Ceysens. Het decreet op private arbeidsbemiddeling van 1999 is aangepast in mei 2002, in december 2003, in april 2004. Ik heb geen enkele melding gezien van wijziging van dat artikel dat daarin stond. Vandaag is dat blijkbaar ongelooflijk, maar in 2004, 2003 en 2002 was dat nog geen probleem. (Applaus bij de N-VA)
De overheid als interim mogelijk maken, daar ga ik zeker niet dieper op ingaan. Daar hebben de collegas zelf al op geantwoord.
Minister, bent u nu voor of tegen uitzendarbeid binnen de overheid?
Dat is nu niet aan de orde, want dat is een federale bevoegdheid.
Voilà, daar is het schild.
Wij zullen dat op het federale niveau, indien dat daar te pas komt, mee bepleiten.
Wij zullen daar ook een voorstel indienen.
Hebt u het op federaal niveau al aangekaart?
We hebben er altijd voorstellen over gedaan om dezelfde reden waarom u dat in Vlaanderen niet kunt realiseren. U krijgt dat in Vlaanderen ook niet gerealiseerd.
10 jaar hebt u federaal mee beleid gevoerd en u hebt het er ook niet door gekregen.
Ik wil het eens uitleggen, want ik heb ook moeten opzoeken hoe die federale wetgeving precies in elkaar zit. In 1987 werd een wet gemaakt betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers, en het ging daarbij zowel over de private als over de publieke sector. Het probleem is dat er de voorwaarde in stond dat het afhankelijk werd gemaakt van voorstellen van de Nationale Arbeidsraad (NAR), waar u ook al naar verwees, over het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst.
Het probleem is dat de wet van 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomst niet toelaat dat er caos gesloten worden over zaken uit de publieke sector. U hebt 10 jaar lang nagelaten om die situatie aan te pakken op het federale niveau, maar dan komt u hier zeggen dat een niveau dat daar niet toe bevoegd is, de verantwoordelijkheid zou moeten dragen om dat door te voeren. Het is een beetje triestig, mevrouw Ceysens, hoe u voortdurend uw eigen verantwoordelijkheid ontloopt en probeert om die naar iemand anders door te schuiven. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Diependaele, als u eerlijk bent, geeft u toe dat u dat op Vlaams niveau ook niet gerealiseerd zult krijgen, want uw coalitiepartner zal niet toelaten dat er uitzendarbeid binnen de overheid komt. U schermt graag met het federale niveau. Het klopt dat wij dat federaal niet hebben kunnen realiseren, maar u zult dat in Vlaanderen niet kunnen realiseren wegens dezelfde partners.
Mevrouw Ceysens, ik heb het volledig met u eens dat wij die bevoegdheid liever in Vlaanderen zouden zien, maar het is wel zo dat we nog altijd de rechtstaat respecteren en als we dat zouden regelen in Vlaanderen dan komen we, zoals de heer Van Malderen opmerkte, in de problemen met het Grondwettelijk Hof. Uit respect daarvoor kunnen we dat op Vlaams niveau gewoonweg niet regelen. We zouden het graag anders zien, en ik ben blij dat u het ook graag anders zou zien, maar op dit moment kunnen we het nog niet.
Vandaar dat wij zeggen: artikel 10, impliciete bevoegdheden en een Vlaamse Regering die zou zeggen dat ze proactief optreedt en niet langer wacht tot er nog bevoegdheden komen van het federale niveau, want dan worden die zaken verwezen naar de Griekse kalenden. Ik heb ook nog niet gezien dat de N-VA erin is geslaagd. Het is ook nog geen jaar, maar binnenkort zal het een jaar zijn en dat zult u het ook nog niet gedaan hebben. Dan vraag ik me af waarom we geen gebruik maken van onze impliciete bevoegdheden om dit te regelen. De eerlijkheid gebiedt wellicht dat u moet zeggen dat u geen gebruik wilt maken van de impliciete bevoegdheden, omdat u weet dat u dit niet gedaan zult krijgen van de coalitiepartner.
Ik ga verder met de andere argumenten. Dat is het intentionele aspect, en de intentie van fraude is ook iets dat op het vlak van controle een heel rare en moeilijke filosofie is.
Over bijkomende boetes heb ik in de commissie al gezegd dat het niet klopt. Het is de filosofie van de eendaadse samenloop waarbij je voor hetzelfde feit slechts één straf kunt oplopen.
Ik kom tot de conclusie, want ik meen dat het niet nodig is om alle elementen die in de commissie aan bod zijn gekomen, nog eens te herhalen. Ik kom dus tot de conclusie dat we het hier hebben over een enorme administratieve vereenvoudiging. De erkenningsregeling voor private arbeidsbureaus valt weg. Het jaarlijkse activiteitenverslag moet niet langer worden opgemaakt. De uitzendbureaus moeten niet langer verplicht een bepaalde rechtsvorm hebben. De aanvraagprocedure voor een erkenning door uitzendbedrijven wordt aanzienlijk vereenvoudigd. En als we kijken naar het RIA-verslag dat erbij werd gevoegd, dan worden de administratieve lastenverlagingen voor de nieuwe regelgevingen op 8,8 miljoen euro lastenverlaging geraamd. Dan zeggen dat dit een enorme last is voor de sector, is bij de haren getrokken.
De heer Muyldermans van Federgon die hier toch vlot gebruikt wordt om te zeggen dat het niet goed is, heeft na de bespreking in de commissie over de tekst die is goedgekeurd in de commissie, gezegd dat hij met de grote lijnen ervan kan leven, dat die minder betuttelend is dan de huidige regelgeving. Ik denk dat we hiermee een stap vooruit zetten. (Applaus bij de N-VA)
Dit komt sowieso terug over 14 dagen als we het advies van de Raad van State zullen hebben. Ik heb het verhaal van het pannetje verteld omdat ik vind dat de Vlaamse minister van Werk al te veel kookt in een federaal pannetje. Ik vind dat jammer. Als we kijken naar het brugpensioen bij Opel, dan merken we dat he rests his case in federale handen.
Neem de opleidingscheques waar u met de hakbijl bent doorgegaan. In plaats van een eigen Vlaamse visie te hebben over wat nu arbeidsmarktgerelateerde opleidingen zijn, bent u teruggegaan naar de federale lijst van het educatief verlof. U doet niet eens de moeite om een eigen Vlaamse visie te ontwikkelen. Ook hier opnieuw, in de arbeidsbemiddeling, hebt u moeten schermen met een federale wet uit 1965.
Ik vind dat u als Vlaamse minister permanent kookt in een federaal pannetje. Dat vind ik droevig als resultaat van de voortschrijdende Vlaamse autonomie die wij hier innemen.
Minister, ook in de commissie hebt u niet geantwoord op de opmerkingen die ik heb gemaakt in verband met de noodzakelijkheidsvoorwaarde en de evenredigheidsvoorwaarde die u ook aan de inhoudelijke eis moet stellen. U antwoordt daar niet op.
U antwoordt ook niet waarom het in Nederland met zo weinig regels kan en in Vlaanderen niet. U antwoordt niet. In het recht bestaat er zoiets als rechtsweigeringen. De rechters weigeren recht te spreken. U doet aan politieke weigering. U bent doof aan een bepaalde kant. U gaat er nooit op in.
U zegt dat het een vereenvoudiging is. Ik geef toe dat er een stukje vereenvoudiging is, maar u hebt toch wel de kans gemist om eens een nieuwe bestuurscultuur in gang te steken door drastisch te dereguleren en vertrouwen te geven aan de sector.
Ik geef toe dat we van de drop in de regen komen, maar we zitten nog altijd in de regen.
Minister, ik heb een reflectienota geschreven omdat ik dacht dat het een van de instrumenten was die wij tot onze beschikking hadden om meer duidelijkheid te krijgen over een bepaald ontwerp van decreet. Ik heb dat gedaan over de registratieplicht. Ik stel vast dat ik geen antwoord krijg, geen juridisch antwoord, op wat is voorgelegd.
U zegt dat u niet zult werken met een registratieplicht en dat is uw goed recht. Maar als de sociale partners dit vragen, als dit in de commissie wordt gevraagd, als men eventueel een uitwijkingsmogelijkheid heeft met een meldingsplicht, dan vind ik het toch normaal dat u ook juridisch argumenteert waarom u er geen gebruik van maakt. U zegt eigenlijk alleen dat het niet zal mogen door de Europese Dienstenrichtlijn.
Mevrouw Ceysens, als u uw micro openzet, kan ik horen wat u zegt.
Mijnheer Watteeuw, ik heb in de commissie de arresten van het Hof van Justitie aangehaald. Ik heb u de brief bezorgd met het antwoord aan de SERV waar in meer dan twee bladzijden staat waarom dit niet is. Waarom zegt u dan dat ik niet antwoord?
U zegt dat u het niet eens bent met mijn motivatie. Dat kan ik begrijpen, maar zeggen dat ik niet heb geantwoord, klopt niet. U mag zeggen dat u niet akkoord gaat met de motivatie die ik heb gegeven. Ik heb in verschillende punten de motivatie gegeven, juridisch onderbouwd. U mag het daar niet mee eens zijn, maar ik heb geantwoord.
Ik kan alleen maar besluiten dat u inderdaad gedeeltelijk geantwoord hebt, maar u hebt niet volledig geantwoord. U hebt niet op alle zaken geantwoord. U bent de eisen niet systematisch afgegaan. Ik kan dat alleen maar vaststellen.
Voorzitter, minister, ik wil nog kort drie dingen zeggen. Minister, u verwijst naar de heer Muyldermans van Federgon. Ik lees zijn laatste woorden die in de hoorzitting in de commissie heeft gezegd: Federgon is het eens met de grote lijnen van het ontwerp, maar betreurt dat het advies van de SERV niet is gevolgd en de SERV heeft uitdrukkelijk gepleit voor de opname in het decreet van een registratieplicht.
U hebt al verschillende keren verwezen naar de uitvoerige discussie die we in de commissie en ook vandaag hebben gevoerd. In al die tijd dat we de discussie hebben gevoerd en u aan het woord bent geweest, hebt u nog altijd geen overtuigend antwoord gegeven op de vraag hoe u een fundamenteel ongelijke behandeling gaat voorkomen tussen de bureaus die in Vlaanderen zijn gevestigd en de bureaus die van buiten Vlaanderen hier hun diensten zullen aanbieden. Dat is onze grootste bekommernis en ons belangrijkste punt van kritiek, waarop u geen antwoord hebt gegeven.
Ten slotte, ik heb het daarstraks in mijn bijdrage al heb aangehaald. Ik merk op dat mijn betoog daarstraks maar amper gedaan was of ik lees hier in een Belga-persbericht van de N-VA, de partij van de minister, die de bui blijkbaar al ziet hangen en u bij voorbaat in bescherming wil nemen, dat de oppositie vertragingsmanoeuvres wil uitvoeren om de Vlaamse Regering gezichtsverlies te laten lijden als er een veroordeling door Europa wordt opgelopen. Minister, u bent op dit moment al 1 jaar te laat met de implementatie van de Europese regelgeving in een Vlaams decreet. Waar haalt uw partij, waar haalt u dan het lef vandaan om de oppositie daarvoor de schuld in de schoenen te schuiven? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 641/4)
Artikel 1 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 2 tot en met 5. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 641/8 en 641/10)
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 5/1. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 641/10)
Die amendementen en artikelen zullen we binnen 14 dagen behandelen.
De artikelen 6 tot en met 22 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 23. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 641/8)
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 23/1. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 641/10)
Die amendementen en artikelen zullen we binnen 14 dagen behandelen.
De artikelen 24 tot en met 38 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking zal tijdens een volgende plenaire vergadering worden voortgezet in functie van het advies van de Raad van State.