Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, minister Muyters, ik ben heel blij dat u erbij bent komen staan, want ik was verontwaardigd dat u niet wou antwoorden op mijn vraag.
Collegas, het is geen nieuw probleem en het zal ook niet de eerste of de laatste keer zijn dat dit debat wordt gevoerd. Volgens Klasse zijn er vandaag 10.000 scholieren die de school verlaten zonder diploma. Daar is het eerste niet over gezegd en ook het laatste niet. In de commissie voor Onderwijs en in de commissie voor Werk discussiëren we daar uitvoerig over.
Het is een complex probleem dat niet van vandaag op morgen wordt opgelost. We moeten vermijden dat de school zonder diploma verlaten, wordt vermeden en zeker wordt verminderd. We moeten er ook voor zorgen dat laaggeschoolde schoolverlaters zo snel mogelijk worden geactiveerd.
Dat vraagt de samenwerking van twee ministers. Ze staan hier broederlijk naast elkaar, minister Smet en minister Muyters. Jullie hebben een taskforce onderwijs-arbeidsmarkt. Jullie kunnen daar misschien vandaag een korte toelichting over geven.
Minister Smet, u hebt een aantal hervormingen voor het secundair onderwijs aangekondigd. Ik heb ook begrepen dat schoolverlaters zonder diploma daarin bijzondere aandacht krijgen. Minister Muyters, u moet ook uw verantwoordelijkheid nemen. We moeten voorkomen dat er schoolverlaters zijn zonder diploma, maar het is ook een realiteit dat wij laaggeschoolde jongeren op de arbeidsmarkt hebben. En dat is een probleem, want die jongeren zijn niet interessant voor de arbeidsmarkt. We moeten ze heel snel activeren.
Minister, u hebt al verschillende maatregelen aangekondigd: een jeugdwerkplan, meer opleidingen, meer trajectbegeleidingen, werkateliers.
Vandaag zijn er nog 24.000 laaggeschoolde jongeren. Er is reden tot ongerustheid, want 8000 van die jongeren zijn langdurig werkloos. Zij bevinden zich al meer dan een jaar op de arbeidsmarkt. Dat is een reden tot paniek.
Wat gaan we doen om die 8000 laaggeschoolde, langdurig werkloze jongeren te bereiken?
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me specifiek tot minister Smet richten. Ik geef toe dat deze actuele vraag zich op een kruispunt van bevoegdheden bevindt. Ik betreur trouwens dat deze bevoegdheden zich niet samen bij een enkele minister bevinden.
De cijfers die in Klasse zijn verschenen, zijn niet nieuw. We weten dat een op zeven jongeren het onderwijs zonder diploma verlaat. Blijkbaar is dit aantal de afgelopen 10 jaar onrustwekkend toegenomen. In 1999 ging het nog om een op acht jongeren. Op die manier bereiken we natuurlijk niet de ambitieuze doelstelling het aantal schoolverlaters zonder diploma tegen 2020 met de helft te reduceren.
Ik heb in Klasse gelezen dat ze daar in Nederland op een of andere manier wel in slagen. Daar hebben ze een degelijk actieplan met een aantal kortetermijndoelstellingen op het getouw gezet. We hebben hierover in de commissie en tijdens plenaire vergaderingen al een paar keer gediscussieerd. De minister heeft toen steeds naar de hervorming van het secundair onderwijs en eventueel ook naar een aanpassing van het decreet betreffende de leerlingenbegeleiding verwezen. Dat zijn echter maatregelen op lange termijn.
Minister, wat zult u op ondernemen om op korte termijn iets aan dit zeer ernstig probleem te doen?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, aangezien we het antwoord gezamenlijk hebben voorbereid, lijkt het ons nuttig en zinvol dit even als een duobaan te beschouwen.
Ik wil beginnen met de stelling dat het niet om een snelle reactie gaat. We moeten dit structureel aanpakken. Dit begint uiteraard in de school. Daar zal minister Smet straks dieper op ingaan. Dit begint eveneens met een goede samenwerking tussen de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs) en de VDAB inzake de arbeidsmarktgerichtheid van de opleidingen.
Indien er dan toch nog jongeren zonder diploma uitstromen, beginnen we met het jeugdwerkplan. De eerste belangrijke stap houdt in dat die jongeren binnen de maand worden begeleid. We gaan na waar de tekorten zijn en op welke manier we hen naar de arbeidsmarkt kunnen brengen.
De werkateliers zijn iets nieuws. Ik kan trouwens melden dat de toewijzing deze week is gebeurd. Het is de bedoeling jongeren die een jaar werkloos zijn, langs een ander traject aan wat werkervaring te helpen.
Daarnaast hebben we ook het Drop out/Drop in-project (DODI). We proberen er maximaal voor te zorgen dat mensen in het deeltijds onderwijs niet uitstromen. Indien dat toch zou gebeuren, proberen we hen terug te laten instromen. Dit experiment van de VDAB en van de Gespecialiseerde Trajectbepaling en -begeleiding (GTB) zal wellicht positief worden geëvalueerd. De eerste signalen zijn alvast positief. We zullen dit nog uitbreiden.
Zoals de vraagstellers hebben gesteld, betreft het hier een structureel probleem. We proberen het dan ook structureel aan te pakken.
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, ik heb weer een déjà-vugevoel. Ik weet niet of mevrouw De knop het heeft gemerkt, maar het artikel in Klasse gaat eigenlijk over een studie van het steunpunt van professor Van Damme. In juni 2010 hebben we in de plenaire vergadering al een uitgebreid debat over datzelfde rapport gevoerd. Een week nadien heeft de heer Van Dijck in de commissie voor Onderwijs een zeer uitgebreide interpellatie over dit onderwerp gehouden. Daar hebben zich toen veel mensen bij aangesloten en dit is een zeer goed debat geworden.
Ik wil dan ook naar het verslag van die commissievergadering verwijzen. Ik kan enkel herhalen wat we toen met grote eensgezindheid hebben gezegd. We moeten structureel werken. In het kader van de structurele hervormingen moeten we, indien mogelijk, een aantal maatregelen trachten te isoleren. Ik denk in dit verband aan de talendiagnosetest, aan de educatieve website voor leerkrachten, aan het persoonlijk onderwijsdossier van kinderen en aan de vele andere maatregelen die we hebben genomen.
.Ik sluit af met datgene waarmee ik toen in de commissie ben begonnen. Er zijn de voorbije jaren maatregelen genomen. Iedereen die bezig is met onderwijs weet, en dat is enigszins de frustratie van elke minister van Onderwijs, dat het effect van veel maatregelen die worden genomen, er pas vele jaren later is. Dat geldt ook enigszins voor wat er al de voorbije jaren is gebeurd en ook de komende maanden en jaren nog zal gebeuren. Het neemt wat tijd in beslag voor we dat zien in de cijfers. Voor meer details verwijs ik dus naar het verslag van de commissievergadering, dat heel uitgebreid is. Ik heb het nog eens afgedrukt. Het gaat over ongeveer 20 paginas. Ik wil u dat straks graag meegeven.
Voorzitter, ik wil de beide ministers bedanken omdat ze vandaag de moeite hebben gedaan om persoonlijk op mijn vraag te antwoorden. Minister, de problematiek is inderdaad complex. We hebben die debatten al gevoerd en we zullen ze nóg voeren.
Ik wil er toch even op wijzen dat de langdurige werkloosheid van die laaggeschoolde jongeren toeneemt. Vorig jaar waren het er 7000, nu meer dan 8000. Ik ben ook blij dat u vandaag nogmaals erkent dat dit wel een structureel probleem is, dat niet vanzelf weggaat naarmate de conjunctuur wat verbetert. Van die 8000 zijn 20 percent jongeren in steden en centrumsteden. We moeten dus versterkt inzetten op de aanpak van jeugdwerkloosheid in de steden.
Minister, ik ben wat misnoegd. U verwijst naar het verslag van een commissievergadering. Ik heb dat verslag er ook op nagelezen. Ik heb vooral gelezen dat u om te beginnen de cijfers van die studie in vraag hebt gesteld. Ook verwijst u naar een hervorming van het secundair onderwijs waarvan u zegt dat we ten vroegste in 2014 de resultaten ervan zullen zien. U stelt ook dat u zult werken aan een nieuw decreet met betrekking tot leerlingenbegeleiding, maar dat dit niet voor morgen zal zijn. Ten slotte zult u werken aan een onderzoek om de oorzaken van de spijbelproblematiek en de ongekwalificeerde uitstroom te onderzoeken, maar wanneer we de resultaten kunnen verwachten, is nog een andere vraag.
Vandaag vraag ik u wat u nu op korte termijn zult doen. We zien dat er in Nederland via vier assen wordt gewerkt: taal- en leerachterstand in de kleuterklas, een intensieve begeleiding van zorgleerlingen, een hardere spijbelaanpak en meer praktijk op school. Minister, u hoeft echt niet te wachten op de hervorming van het secundair onderwijs om daarmee te beginnen. Het spijt me dat ik in herhaling val met betrekking tot wat daarnet werd gezegd over het beroep van leerkracht, maar u moet nu niet wachten op Godot. Er zijn nú maatregelen nodig.
Ik ben het absoluut met u eens als u stelt dat er ook een langetermijnvisie moet zijn en dat we daaraan moeten werken, maar werk maken van een spijbelactieplan dat werkt en van een goede begeleiding hoeft echt niet te duren tot volgend jaar. Als dat betekent dat we hier geen vragen mogen stellen wanneer er 6 maanden zijn verstreken en u geen beslissingen hebt genomen, wat staan we hier dan vanavond te doen? (Applaus bij Open Vld en van de heer Boudewijn Bouckaert)
Mevrouw De Knop, ik heb die vraag wel toegelaten. U hoeft me daarvoor niet te bedanken, maar ik wil daarover wel discussiëren met het parlement. Het is niet omdat daar in juni over werd gesproken dat daar in oktober geen vragen over mogen worden gesteld. Als ik zo moet redeneren, dan zal ik zeer veel actuele vragen moeten afwijzen. Dan blijven er nog drie à vier over. Mij niet gelaten.
Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het klopt natuurlijk dat we deze discussie eind juni hebben gevoerd. Men heeft echter wel een punt: dit blijft een knelpunt in ons onderwijssysteem. Ik wil me veeleer tot de minister van Onderwijs richten. Minister, in het debat over het lerarentekort van daarnet hebt u iets zeer moois gezegd, dat mijn betoog in een andere richting heeft geduwd. U hebt gezegd dat we meer gebruik moeten maken van talenten die aanwezig zijn binnen bepaalde groepen. Ik denk niet dat u het woordje allochtoon hebt gebruikt, maar u hebt het wel gehad over diversiteit. Als we ervoor willen zorgen dat het lerarenkorps diverser wordt, dan moeten we net ook investeren aan de basis.
En ik geloof in uw engagement. Er zijn een aantal strategieën en beleidsmaatregelen die u wilt nemen. Ik meen echter dat we korter op de bal moeten spelen. We moeten het probleem meer van nabij bekijken. We moeten nagaan hoe het GOK-beleid aan de basis wordt toegepast om de aanwezige taalachterstand bij te sturen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Heren ministers, het is een mooi beeld om jullie daar samen te zien staan. Er komen een aantal mediaduos in me op, maar ik zal geen namen noemen.
Het gaat hier wel degelijk over een probleem dat in de eerste plaats in het onderwijskader moet worden aangepakt. Het is in dat perspectief dat ik een opmerking wil maken over de naam die we daaraan geven. In de vraag is sprake van ongekwalificeerde uitstroom. Ik denk dat dit fout is. Er is ook verwezen naar vroegtijdige schoolverlaters. Het is niet zo dat die jongeren geen kwalificaties hebben. Het is heel belangrijk om nauw samen te werken met de verschillende arbeidsmarktactoren, de werkgevers, de VDAB enzovoort om bij die vroegtijdige schoolverlaters de kwalificaties waarover zij wel degelijk beschikken, aan te spreken en in te zetten op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Turan, u had het over jeugdwerkloosheid. Elke werkloze is er een te veel. Daar ben ik het helemaal mee eens. U zegt dat de conjunctuur niet noodzakelijk een oplossing biedt voor de jeugdwerkloosheid. We zien echter in de laatste cijfers van minister Muyters over de werkloosheid dat sinds de conjunctuur opnieuw een beetje aantrekt, het wel de jongeren zijn die het snelst opnieuw aan de bak geraken.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Ik ben het eens met mevrouw De Knop. Het is niet omdat dit een structureel probleem is met een langetermijnvisie dat men geen shortcuts kan toepassen. Een spijbelactieplan zou al veel verhelpen.
Het probleem is oud. De Vlaamse Regering nam zich in 2002 voor om de ongekwalificeerde uitstroom met 50 percent te verminderen. Intussen is die uitstroom gestegen. De Vlaamse overheid heeft gefaald. Het probleem is dus niet nieuw.
Het gidsland Nederland is erin geslaagd om in een aantal jaren tijd het aantal ongekwalificeerde schoolverlaters te verminderen van 70.00 naar 42.000. Dat is dus wel degelijk mogelijk. Mijn vraag aan de minister is dan ook of hij zich niet kan laten inspireren door de projecten die in Nederland zijn opgezet.
Tot slot wil ik nog eens aandringen op een discussie over de heilige koe van de leerplicht tot 18 jaar. Moet we dat niet omzetten in een opleidingsrecht tussen 16 en 18 jaar?
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister Muyters, wat de kwetsbare jongeren betreft, zegt u dat er bij de VDAB zal worden nagegaan waar de tekorten zich voordoen en hoe de jongeren kunnen worden versterkt. Wij stellen vast dat de jongeren die een diploma secundair onderwijs hebben, minder kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Jongeren die dat diploma niet hebben, krijgen kortdurende opleidingen via de VDAB die echter niet leiden tot een diploma secundair onderwijs. Wij stellen dan ook vast dat zij vrij kwetsbaar blijven. Mensen die een langdurige opleiding starten en daarvoor de toestemming krijgen van de VDAB, kunnen die niet altijd afwerken omdat ze worden opgeroepen om opnieuw te worden ingeschakeld op de arbeidsmarkt. Daardoor blijven ze ook kwetsbaar op de arbeidsmarkt.
We hebben al gediscussieerd over het feit dat het belangrijk is om jongeren op die manier te versterken op de arbeidsmarkt. Wat is uw reactie hierop?
Minister Smet, het klopt dat wij in dit parlement eind juni, begin juli een debat hebben gevoerd. Het parlement heeft hier toen ook een motie goedgekeurd. Wij hebben toen aan de regering gevraagd een aantal dingen te doen, er moest onder meer een onderzoek worden opgestart om een beter zicht te krijgen op welke elementen er vooral spelen om zo het thema diversiteit in de nascholing voor leerkrachten voorop te stellen. Wij hebben het daarnet gehad over het feit dat het lerarentekort gelinkt is aan de doelgroep waarmee die mensen aan de slag moeten. Het omgaan met diversiteit is en blijft in het onderwijs een probleem. Vandaar mijn vraag om dat als een prioritair thema voorop te stellen in de nascholing en om wettelijk te onderzoeken in welke mate wij kunnen sleutelen aan de leerplicht.
Ik ben het niet eens met de heer Bouckaert die de leerplichtleeftijd wil verlagen. Het gaat over kwetsbare jongeren die een sterke vorming en begeleiding nodig hebben. Wij hebben wel gesproken over een mogelijke kwalificatieplicht.
Minister, hebt u al initiatief genomen in verband met die motie?
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Minister, ook ik zou de leerplichtleeftijd niet willen verlagen. Ik vraag dat er meer zou worden ingezet op leren en werken.
Wij hebben op 23 juni inderdaad een debat gevoerd. Toen was er ook een vraag voor minister Muyters over vervroegde schoolverlaters. Hij heeft mij toen nog terechtgewezen: ik moest de kranten niet geloven omdat de cijfers verkeerd waren. Wij hebben die vragen toen ook gekoppeld. Dat is uitgebreid aan bod gekomen. Er werd ook verwezen naar het Spijbelactieplan. Ik heb al sinds mei of juni een vraag hangende over de spijbelproblematiek. Die vraag wordt elke keer doorverwezen naar de commissie en steeds opnieuw uitgesteld. Ik wil er hier op aandringen om eindelijk eens dat Spijbelactieplan te agenderen in de commissie, want er zijn verscheidene vragen over. De minister heeft toen gezegd dat wij niet de werkelijke oorzaken kennen, maar dat wij wel vermoedens hebben. Er is een grote problematiek in verband met de migranten. Ook het GOK-beleid moet eens worden bekeken.
Minister, ik heb één specifieke vraag. 8 jaar na het Pact van Vilvoorde is er nog altijd geen studie verricht om de oorzaken van die toename te onderzoeken. Op 23 juni hebt u zelf gezegd dat wij vermoedens hebben, maar geen echte studie daarover. U zegt altijd: Meten is weten. Komt die studie er nu? Het is toch belangrijk om de specifieke oorzaken te onderzoeken.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Hartelijk dank voor uw vertrouwen, voorzitter. Stelt u zich voor dat ik opnieuw met non-verbale communicatie aan de slag moest.
Daar bent u wel goed in.
Ik ben het uiteraard volledig eens met mevrouw De Knop, die met aandrang verzoekt om op korte termijn maatregelen te treffen. Er zijn een heleboel mogelijkheden. Ik wil eventjes wijzen op een modernisering van de tweede en derde graad van het beroepsonderwijs. Daar moet men de leerlingen die al wat meer schoolmoe zijn kansen bieden op kennismaking met de arbeidsmarkt. Dat debat zullen wij in het lang en breed moeten voeren in de commissie Onderwijs en waarschijnlijk ook in de commissie Werk.
Ik zie daar vooraan een tandem staan. Ministers, het is heel interessant dat u gaat samenwerken om het probleem op te lossen dat zich situeert aan het begin van de arbeidsloopbaan van jongeren. Maar laat ons wel wezen: het is niet aan het einde van het proces, wanneer het water gebotteld wordt, dat je naar schone flessen moet grijpen. Als er vervuiling is bij de bron moet je het daar aanpakken. Daarom, minister, dring ik erop aan dat er ook wordt gekeken naar het kleuteronderwijs en naar de lagere school. De leerachterstand van de leerlingen, gemiddeld 12 percent in het eerste leerjaar, is in het zesde leerjaar nog altijd niet opgelost. Daar is het 14 percent. Er moet werk worden gemaakt van bijlessen, bijsturing en begeleiding van kinderen in de lagere school, ook in samenwerking met minister Lieten, in het kader van Armoedebestrijding.
Mevrouw Turan, uiteraard vind ik ook dat we zeker in grote steden een specifieke aanpak moeten hebben. Dat doen we ook. Ik heb maandag de nieuwe Werkwinkel Kiel-Hoboken geopend. Daar is er een zeer specifieke aanpak waar alle spelers samen, met de voeten in de klei, zorgen voor een aanpak die specifieker kan en moet zijn. Het is een werkwijze die we in de grootsteden zeker uitvoeren.
De stijging van het aantal mensen dat meer dan 1 jaar werkloos is van 7000 naar 8000 is een pijnpunt, daar ben ik me goed van bewust. Nu zien we voor de eerste keer een lichte daling van de werkloosheid, en dat is bij de jongeren. Het knelpunt blijft bij de mensen die 1 tot 2 jaar werkloos zijn. Die stijging heeft met de crisis te maken. De aanpak die we begonnen zijn, moet zijn kans krijgen. We moeten niet opnieuw met maatregelen komen. Nu zijn we bezig met het uitrollen van reeds bestaande projecten en experimenten die positief waren en het toewijzen van een nieuw project waar ik erg in geloof.
Mevrouw Helsen, als opleidingen gegeven worden aan mensen die vroegtijdig de school verlaten, lopen ze later minder risico. Ik vind het een goede suggestie, mijnheer Diependaele, om te spreken van vroegtijdige schoolverlaters, want die mensen hebben natuurlijk ook vaardigheden. We zien in de meeste cijfers die van de VDAB komen, dat de beste opleiding en de beste kansen gegeven worden door werkervaring. Als jongeren in het secundair onderwijs de kans hebben gekregen om ergens stage te lopen of bedrijfservaring op te doen, zijn ze het minst kwetsbaar en stromen ze het snelst door naar een job. Ik denk dat de mogelijkheid van iemand op een bepaald moment, zelfs in opleiding, om naar een job toe te stromen, maakt hem sterker op de arbeidsmarkt, zowel onmiddellijk als op langere termijn.
Mevrouw De Knop, u doet een heel merkwaardige lectuur van het commissieverslag. We hebben die cijfers helemaal niet geminimaliseerd. Ik heb alleen aangetoond dat deze Vlaamse Regering een eerlijke Vlaamse Regering is, want als we de Europese cijfers nemen die de ongekwalificeerde uitstroom meten, dan halen we de doelstelling. Alleen hebben we gezegd dat we met cijfers moeten oppassen. De cijfers van ons eigen steunpunt duiden aan dat er een probleem is. We nemen dat probleem ter harte. Dat is nog iets anders dan cijfers in vraag te stellen.
Er is gevraagd welke actie we hebben ondernomen. We hebben al veel ondernomen. Er is het spijbelactieplan. In de meeste Vlaamse steden loopt dat wel en werkt dat wel. Er is een probleem in Brussel, mevrouw De Knop, inderdaad. Ik heb actie ondernomen. We waren bijna met de Franse Gemeenschap en met het parket tot een akkoord gekomen. U moet niet met uw hoofd schudden! We hadden met de procureur des Konings in Brussel en met de Franstalige minister in Brussel een akkoord uitgewerkt. Ik kan er ook niet aan doen dat er nu binnen de administratie van de Franse Gemeenschap plotseling opnieuw een probleem is en men de minister het akkoord niet laat tekenen terwijl de minister er al akkoord mee was gegaan. Ik stel dat ook maar vast. Ik kan ook niet minister Simonet uit haar bureau halen en haar manu militari dwingen om dat te tekenen en de afspraken na te komen. Ik heb mijn deel van de afspraken nageleefd, en meer. We zullen er druk achter blijven zetten. Misschien kunt u uw invloed in Brussel in andere kringen aanwenden om enig schot in de zaak te krijgen.
Ook de harmonisering van het buitengewoon onderwijs is een probleem, dat hebben we in de commissie gezegd. We hebben een stijging omdat er meer kinderen van het gewoon naar het buitengewoon onderwijs worden doorverwezen. Daarvoor moet je werken aan een protocolisering en moet je een standaardisering doen van de diagnose. Dat ben ik aan het doen, samen met minister Vandeurzen. Dat loopt op dit moment. Je kunt dat niet op één, twee drie doen, je hebt een paar maanden de tijd nodig om dat serieus te doen. Ik hoop dat u verwacht dat een regering ernstig en serieus is.
Kleuterparticipatie? We zijn dit jaar begonnen met de toelatingsvoorwaarden toe te passen. We doen het dit jaar. Je kunt niet verwachten dat het op één, twee drie voor kinderen die 6 of 12 jaar geleden uit het kleuteronderwijs kwamen, opgelost zou zijn. Daar gaat enige tijd over.
Taalprojecten? Daar werken we toch aan, mevrouw De Knop. Ondersteuning? We zijn daar op dit moment mee bezig. Ik heb al vele keren op deze tribune gezegd: stop ermee om de Vlaming te doen geloven dat een minister, een parlement of zelfs een baas van het onderwijs op één, twee, drie alle problemen kan oplossen. Dat kan niet, temeer daar het om complexe problemen gaat en een aaneenschakeling van problemen.
Leren en werken? Daar werken we aan.
Het onderzoek loopt. Er is een procedure die gevolgd moet worden. We volgen die. Diversiteit zullen we opnemen in de nascholing als prioriteit. Ik ben daar voorstander van. Men moet alleen zorgen voor de juiste timing.
Voorzitter, als ik het artikel van professor Van Damme lees, dan merk ik toch dat die gewaardeerde professor eigenlijk wel de uitgangspunten van de hervorming van het secondair onderwijs en het beleid van de Vlaamse Regering onderschrijft. En, mevrouw De Knop, hij zegt ook dat dat de weg is die we moeten volgen. Hij zegt dat. Dus betekent dat toch dat we op de goede weg zijn.
Mijnheer Bouckaert, ik zal de projecten in Nederland eens opvragen en nagaan wat er van aan is. Want als er één ding is dat ik geleerd heb, is dat men bij internationale vergelijkingen moet oppassen, want soms worden appelen met peren vergeleken. Maar we zullen het doen.
Mevrouw Helsen, u hebt gelijk. Een slecht begin in de loopbaan met een langdurige werkloosheid of werkloosheidsperiode heeft een invloed op de rest van de carrière. Ik wil vandaag gewoon aangeven dat een persoon zonder een diploma van het secundair onderwijs tweemaal meer kans heeft om in armoede terecht te komen dan iemand met een diploma en driemaal meer dan iemand met een hoger diploma.
Mijnheer Diependaele, de conjunctuur zal de jeugdwerkloosheid niet oplossen. De cijfers zijn nu al beter. We hebben de minister gehoord. Er zijn verschillende beleidsmaatregelen genomen. Werkateliers werden vorige week nog maar toegekend. Op dit ogenblik is er een lichte conjunctuurverbetering en er is ook een verbetering van de cijfers van de jeugdwerkloosheid. We moeten echter wel goed het onderscheid maken. Het gaat vooral om hoogopgeleide jongeren die onmiddellijk terug aan het werk geraken.
Minister, ik ben blij dat u het probleem erkent dat jeugdwerkloosheid van laaggeschoolde jongeren ook opschuift naar langdurige werkloosheid. Als we niet opletten, zullen de jongeren gewoon uit de statistieken verdwijnen omdat ze 25-plus worden. Niets doen en wachten op de conjunctuurverbetering is geen oplossing. Minister, ik ben heel blij dat u het probleem erkent en dat we het zullen aanpakken.
Minister, u zegt dat er al heel veel gebeurt. Uiteraard is dat terecht. Bij de spijbelproblematiek verwijst u heel vaak naar externe factoren en personen. Dat is voor een deel zo omdat er voor de sanctionering naar de parketten gekeken moet worden. Maar preventief kan er door de mensen zelf heel wat gedaan worden.
Ik nodig u vooral uit om uw rol als minister van Onderwijs niet te onderschatten. U zegt vaak dat we er te veel van verlangen. Ik denk dat u wel degelijk heel veel kunt doen. Ik vond het voorbeeld van Nederland net zo mooi, omdat er een actieplan is opgesteld, omdat er een aantal ijkpunten zijn waarrond gewerkt zal worden. U hebt er hier een vier- à vijftal opgenoemd.
Minister, ik nodig u uit een actieplan op te stellen met een aantal korte- en een aantal langetermijndoelstellingen. Laten we daar gezamenlijk rond werken. Zo zal het ook voor het onderwijswerkveld duidelijk zijn waar voor u de accenten liggen als nieuw minister. Dat is een heel beleefde en constructieve uitnodiging.
Het incident is gesloten.