Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, uw federale collega, madame Non, madame Milquet, zit samen met 26 andere Europese collegas op de banken. In het licht van Europa 2020, de opvolger van Lissabon, moeten we actie ondernemen. Morgen wordt over de maatregelen voor de arbeidsmarkt hopelijk daadwerkelijk ook beslist. De maatregelen zijn immers maatregelen die uiteindelijk finaal in Vlaanderen genomen moeten worden. Het milieu komt nu even niet aan bod. Ik wil me specifiek tot de arbeidsmarkt richten. Een van de doelstellingen is dat men in Europa voor de actieve bevolking tot en met 64 jaar een activiteitsgraad van 75 percent wenst. Dat stelt Europa voorop.
We kunnen misschien nog mee met het peloton als we de algemene cijfers bekijken, maar om 75 percent te halen, is er een probleem met de categorie 50 plus. En er is nog een zeer moeilijk parcours af te leggen met de categorie 55 plus. Ik heb een paar cijfers bij me. Het is immers belangrijk de juiste cijfers te citeren. U weet dat in Vlaanderen de activiteitsgraad voor de 50-plussers 50,9 percent is. In Europa is dat 56,5 percent. Als we de activiteitsgraad van de 55-plussers bekijken, wordt het voor Vlaanderen zeer confronterend, namelijk 35,8 percent in plaats van 46 percent.
Wat gaat u daaraan doen? U hebt al maatregelen getroffen, maar we zien geen resultaat. Een collega heeft de vraag gesteld. Van de 1805 50-plussers die men begeleid heeft om opnieuw aan de slag te gaan, zijn er slechts 35 daadwerkelijk opnieuw aan het werk. Wat gaat u concreet doen om een doortastend resultaat te boeken?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben verbaasd met deze vraag. Ik had een andere vraag doorgestuurd gekregen, namelijk hoe we de Europese doelstellingen naar Vlaanderen gingen vertalen. Dat is iets anders. Ik zal op beide vragen antwoorden.
Vlaanderen heeft tijdens de vorige legislatuur, in januari 2009, met de sociale partners een Pact 2020 afgesloten. Daarin stond als doelstelling om de werkzaamheidsgraad naar 70 percent te brengen. Maar die 70 percent is een andere werkzaamheidsgraad dan degene die nu door Europa wordt gehanteerd. Toen werd de categorie 15 tot 64 jaar gehanteerd. Nu is dat 20 tot 64 jaar.
Ik heb de cijfers eens bekeken van 2001 tot 2008. Als ik beide definities vergelijk, kom ik op een verschil van grosso modo 5 à 6 percent. Het is ook niet toevallig dat Europa toen 70 percent en nu 75 percent als werkzaamheidsgraad naar voren brengt. Als Vlaanderen ook naar 75 percent zou gaan, zitten we dus in het Pact 2020.
Natuurlijk hebben we ter voorbereiding van de doelstellingen die in Europa naar voren werden geschoven, daarover in de Vlaamse Regering een discussie gehad ik wil hier even op ingaan omdat u ook mevrouw Milquet noemt. Op 30 april hebben we een bespreking gehad om te bekijken welke doelstelling voor Vlaanderen reëel is en binnen de filosofie van het Pact 2020 blijft.
2008 was het historische hoogtepunt op het vlak van werkzaamheidsgraad nieuwe definitie: 72,8 percent. Volgens de voorspellingen zakt die voor 2010 wellicht tot 69,5 percent. We hebben in onze doelstellingen tegenover de federale regering gezet dat we ervan overtuigd zijn dat we tegen 2020 de doelstelling van 76 percent werkzaamheidsgraad kunnen en willen bereiken.
We zijn er ons heel goed van bewust, en zo kom ik bij uw wat alternatief geformuleerde vraag terecht, dat we voor vijf doelgroepen specifieke maatregelen moeten nemen. Een eerste doelgroep zijn de vrouwen en voor die groep stonden er ook in Pact 2020 specifieke quota en doelstellingen. Het is misschien wat spijtig dat men in Europa alleen nog maar voor de volledige werkzaamheidsgraad gaat, terwijl er vroeger ook deeldoelstellingen waren. Wij hebben deeldoelstellingen voor vrouwen, voor allochtonen, voor laaggeschoolden en ten slotte ook voor de 50-plussers. U vraagt wat we ter zake zullen doen. U weet dat in het regeerakkoord staat dat na de evaluatie van de maatregelen, die we nu hebben gedaan, we samen met de sociale partners de uitbreiding van deze groep zullen doen. Er is nu een akkoord van de sociale partners. Wij gaan dus met hen in discussie om die uitbreiding nu te realiseren.
De heer Sabbe heeft het woord.
Minister, u zegt dat u de uitbreiding zult realiseren. Ik zou daar graag de timing voor kennen. Wanneer gaat u exact van start, heel specifiek inzake de 52-plussers? We hebben een probleem en daar zou ik graag nog wat meer duidelijkheid over krijgen van u. U weet dat we in Vlaanderen met 50.000 werklozen zijn van 58-plus. U weet dat we met 80.000 bruggepensioneerden zijn. We hebben ook nog 140.000 mensen die in een tijdskrediet zitten, exclusief de thematische verloven voor palliatieve zorgen en voor ouderschap.
Als u de doelstelling wilt bereiken, zult u dat volgens mij nooit kunnen zonder iets fundamenteel te doen aan de drie groepen. Vandaar mijn eerste vraag om dit nog eens toe te lichten. Ik zou ook graag horen wanneer u zult starten met uw activering vanaf 52 jaar.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, u verwijst naar een akkoord tussen de sociale partners in verband met een nieuwe aanpak van 50-plussers. Ik zou me eigenlijk willen aansluiten bij de vraag naar de timing. Ik zou u ook de specifieke vraag willen stellen hoe we met name binnen de VDAB, die de voornaamste actor zal zijn, de nodige capaciteit kunnen vrijmaken. Het is vanzelfsprekend geen vrijblijvende oefening. Als we een sluitende aanpak op touw zetten, gericht op de 50-plussers, dan veronderstel ik dat dit betekent dat dit gepaard zal gaan met de nodige inzet van mensen en middelen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik denk inderdaad dat we ervoor moeten zorgen dat we met Vlaanderen voldoende ambitieus zijn om die doelstellingen te bereiken. Ik wil even terugkeren naar Europa. We weten allemaal dat Europa maar één vereniging hoort, dus geen deelstaten, alleen maar staten en hier dus België. Wij hebben als Vlaanderen een specifiek streefcijfer vooropgesteld. Ik wou eens vragen hoe het is geweest met de andere deelstaten, met de andere gewesten en gemeenschappen, waarom men uiteindelijk met een vork langsgegaan is.
In het verleden hebben we dat nog gemerkt. Ik verwijs specifiek naar de Dienstenrichtlijn uw partijgenoot zal daar zeker alles over weten, mijnheer Sabbe. Het is onmogelijk gebleken voor België om daar een gemeenschappelijk standpunt over te hebben en uiteindelijk hebben we ons moeten onthouden bij de stemming in de Europese Raad.
Ik wou u deze vraag stellen, want wij willen met een specifiek cijfer gaan, maar de andere deelstaten in België, met name Wallonië en Brussel, willen dat niet. Hebben wij ons dan laten rollen?
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister, ik hoor dat de heer Sabbe sterk focust op de 50-plussers. We hebben de discussie al dikwijls gevoerd. Eigenlijk zit het probleem bij de 60-plussers. Daar is de werkzaamheidsgraad bijna dramatisch. Ik concludeer dat op basis van cijfers uit notas die van u komen, vanuit het werkgelegenheids- en investeringsplan.
Ik ben wel blij met de nuancering die u hebt aangebracht. U hebt gezegd dat we niet alleen ten aanzien van de 50-plussers moeten werken, maar ook ten aanzien van allochtonen, laaggeschoolden en vrouwen. Dat is inderdaad de manier om de werkzaamheidgraad te verhogen. We moeten daarop verder gaan.
Ik wil er ook nog een categorie aan toevoegen. Ik heb dat al dikwijls gedaan. Ook bij de jongeren is het niet evident om te zeggen dat de werkzaamheidsgraad hoog ligt. Dat betekent ook dat het niet verstandig is dat u bespaart op de instrumenten die leiden tot de werkzaamheidsgraad en op de organisaties die werken aan de werkzaamheidsgraad.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om te kloppen op een nagel waarop ik eerder in de commissie ook al heb geklopt. Het is inderdaad zo dat we alle mensen op onze arbeidsmarkt nodig hebben, ouderen, allochtonen en dergelijke meer, om de vacatures in te vullen. U hebt het daarnet terecht gehad over de vijf kansengroepen, minister. Volgens mij ontbreekt er eentje in uw opsomming, namelijk de leefloners. Die zijn de voorbije maanden met 13 percent gestegen in aantal vanwege de crisis. Daar zitten heel wat mensen bij met heel wat potentieel voor onze arbeidsmarkt. We hebben die mensen nodig op de arbeidsmarkt. Het is dan ook belangrijk dat u ook op die groep blijft inzetten. Ik denk dat de nieuwe beheersovereenkomst met de VDAB de ideale gelegenheid is om ook de leefloners expliciet als kansengroep te erkennen in ons Vlaams werkgelegenheidsbeleid.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ga beginnen met het laatste punt: de leefloners. Als we een werkzaamheidsgraad willen bereiken van 75 percent tussen 24- en 60-jarigen, dan denk ik dat we er allemaal van overtuigd zijn dat elke persoon meer aan het werk nuttig, zinvol en noodzakelijk is om dat percentage te halen. Ik sluit geen enkele doelgroep uit. De vier doelgroepen die ik heb genoemd, waren die die op 30 april in de nota van de Vlaamse Regering stonden. Maar dat wil niet zeggen dat men voor al de rest niets doet, want dat zou een verkeerd beleid zijn. Mijnheer Bothuyne, ik neem dat zeker mee. Dat telt ook voor de jongeren, zoals de heer Watteeuw naar voren heeft gebracht.
Wat betreft de timing, mijnheer Van Malderen, is het zo dat we het akkoord van de Vlaamse sociale partners hebben gekregen. Ik neem me voor om met hen daarover een discussie te voeren. We moeten kijken welke maatregelen er getroffen moeten worden. Ik heb in het document van de SERV gelezen dat men effectief een timing vooropzet die rekening houdt met de capaciteit van de VDAB. Ook dat zal ik met hen verder bespreken. Ik houd daar uiteraard rekening mee. Ik kan geen maatregelen naar voren gaan schuiven als nadien blijkt dat ze niet kunnen worden uitgevoerd. Eventueel moeten we daar verschuivingen doen. Ik zal dat met de sociale partners, maar ook met de top van de VDAB in de volgende weken bekijken. Ik heb afgeleerd om een zware timing naar voren te schuiven. Men moet er tijd voor nemen om dat daarna ook op een goede manier te kunnen realiseren. Dat is ook wat ik wil gaan doen.
Ten slotte ben ik blij met de vraag van de heer Diependaele omdat die eigenlijk inging op wat de heer Sabbe in essentie naar voren bracht. Europa stelt hier iets voor en minister Milquet brengt iets in vanuit België. Hoe is dat cijfer of de vork voor België tot stand gekomen en wat zijn de doelstellingen die Vlaanderen opstelt? U verwees ook naar een krantenartikel dat gisteren verscheen met de titel Weinig ambitieuze doelstellingen. Ik heb alleen aangetoond dat 76 procent voor Vlaanderen wel ambitieus is, dat we dat met de vingers in de neus absoluut niet kunnen halen en dat we effectief onder meer ten aanzien van de 50-plussers bijkomende beleidsdoelstellingen moeten nemen.
De collegas uit de andere gewesten hebben geen ferme doelstellingen en geen percentage naar voren geschoven. Ze hebben alleen gezegd dat ze zullen gezien hoe dat verder evolueert. Ze hebben niet dezelfde ambitie naar voren geschoven. Op welke manier België van 76 procent Vlaanderen naar een vork gaat, is de verantwoordelijkheid van minister Milquet. Het is een groot verschil, denk ik. We hebben die ambitieuze doelstelling vooropgesteld. Die is een stukje vergelijkbaar met het Pact 2020, maar eerder naar boven afgerond dan naar beneden, met het bewustzijn dat die alleen haalbaar is met een wijziging in het beleid en met bijkomende beleidsmaatregelen. Maar daar is in voorzien en daar ben ik dan ook heel blij mee. Ik denk dat dit de enige juiste manier van werken is, namelijk ambitieuze doelstellingen naar voren schuiven en dan de nodige beleidsmaatregelen nemen.
Mijnheer Diependaele, het is de bedoeling dat men zich meet aan de eerste van de klas. Wij gaan ons niet meten aan Wallonië. Het maakt niet uit wat Wallonië doet. Wij meten ons aan de eerste van de klas. Ik kijk niet naar Wallonië of Brussel. Ik kijk naar de betere leerlingen, zoals Duitsland, om te zien hoe wij dit gaan doen.
Ik treed de heer Van Malderen bij, minister. Ik vind het spijtig dat u geen timing uitspreekt. Ik had van u willen horen wat de planning is met de sociale partners. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Maar toch, we zijn hier al lang over bezig. Voor mij ontbreekt er een duidelijk tijdskader. Zo zitten we met loze beloften en kunnen we niet afrekenen op de juiste concretisering tegen een bepaalde datum. Daar heb ik het moeilijk mee.
Mijn volgende punt is eerder een oproep. Een op vijf Vlamingen leeft van een vervangingsinkomen van de RVA. U moet in uw actieplan zeker al die mensen het is bijna 20 percent, 18,6 percent om precies te zijn al die doelgroepen meenemen om de activeringsgraad van 75 percent te halen, en op die manier onze pensioenen zeker te stellen voor de toekomst. (Applaus bij LDD)
Het incident is gesloten.