Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, het debat is geopend.
De heer Delva heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het armoederapport dat het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn in Brussel uitbracht, bevat alarmerende cijfers. De armoede in Brussel is schrijnend, en neemt toe. Enkele cijfers ter illustratie: meer dan een op vier Brusselaars moet rondkomen met een inkomen onder de armoedegrens. 5 percent van de actieve bevolking ontvangt een leefloon. Bij de jongeren van 18 tot 24 jaar is dat 9 percent. In een aantal buurten bedraagt de werkloosheidsgraad 25 percent, bij jongeren zelfs meer dan 40 percent. 28 percent van de Brusselse kinderen wordt geboren in een huishouden zonder inkomen uit arbeid.
Ik geef enkele vaststellingen en bedenkingen. Deze armoede is niet die van een vreemde stad, van Luik, Charleroi, Amsterdam of Keulen. Het betreft onze hoofdstad. De hoofdstad van Vlaanderen, waar we bewust voor hebben gekozen. Het uithangbord van Vlaanderen in de wereld. Onze stad. Deze armoede is niet veraf. Op een paar honderd meter van hier, op vijf minuten stappen, leven mensen in onze hoofdstad in erbarmelijke omstandigheden.
Mijn volgende vaststelling is zeer verontrustend. Wanneer we over de kaart van de armoede in Brussel een tweede kaart leggen met de demografische evolutie in de stad, dan zijn de armste wijken ook die met de snelst groeiende bevolking, met het meeste aantal kinderen. Waar de grootste armoede heerst, leven de meeste kinderen. Armoede heeft in onze hoofdstad een jong gelaat.
Volgende vaststelling: de armoede in Brussel is sterk geconcentreerd, in een aantal dichtbevolkte buurten van de arme sikkel langs het kanaal. Die buurten zijn ook de meest gekleurde van de stad. De armoede in onze Vlaamse hoofdstad is dus gekleurd.
Naast de officiële cijfers zijn er natuurlijk ook de vele mensen die verdoken leven, zonder papieren, die deze vreselijke statistieken zelfs niet halen. Zij vormen de zogenaamde twintigste gemeente van de stad onze hoofdstad, voor alle duidelijkheid.
Hoe is het zo ver kunnen komen? Welke determinanten spelen een rol in deze armoedecijfers? Het zijn er heel veel, en ze haken op elkaar in. We spreken over lage gezinsinkomens, gebrekkige opleiding van de jongeren, torenhoge werkloosheid, dure huisvesting, gezondheid, schoolachterstand enzovoort. Die ruime waaier geeft aan dat meerdere hefbomen nodig zijn om het hoofd te bieden aan de zorgwekkende evolutie.
Ik maak even een zijsprong, collegas. Natuurlijk zijn de eerst getroffenen in de stad de mensen die in armoede leven. Maar er is meer dan dat. In dit parlement, in deze plenaire vergadering, hebben we al enkele keren gedebatteerd over de onveiligheid en de criminaliteit in Brussel. Ik heb toen ook al benadrukt dat financiële zorgen, werkloosheid en sociale ongelijkheid een belangrijke bron van frustratie zijn, die soms eindigt in criminaliteit. In die zin treft de armoede alle bewoners van onze hoofdstad.
Wat nu? Welke weg slaan we in nu deze cijfers bekend zijn? Het armoedebeleid is bij uitstek een transversaal beleid. Het betreft vele bevoegdheden. Het betreft ook vele overheden. De federale overheid, de twee gemeenschappen van dit land, en natuurlijk de vele Brusselse instanties: de Brusselse regering, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF). Iedereen draagt een stuk van de verantwoordelijkheid.
Waar staat Vlaanderen? Voor alle duidelijkheid: Vlaanderen investeert veel in Brussel, via de gemeenschapsbevoegdheden, dat spreekt voor zich, en via de Brusselnorm die de Vlaamse Regering zichzelf oplegt. De financiële bijdragen in het onderwijs, in welzijn, in cultuur, in inburgering, liggen hoog. De Vlaamse acties en projecten geven de stad ook mee vorm. De injecties vanuit Vlaanderen zijn belangrijk voor de stad, geven de stad een ander gezicht. Dat laatste element wordt mijns inziens veel te weinig benadrukt.
Meer specifiek rond armoedebestrijding in Brussel gaf Vlaanderen tot voor kort ongeveer 220.000 euro aan verenigingen waar armen het woord nemen. Gezien de grote armoedeproblematiek in Brussel, vraag ik dat de Vlaamse Regering voldoende flexibel zou omspringen met de voorwaarden voor de subsidiëring van deze verenigingen, die zeer nuttig werk verrichten.
In uw beleidsnota, minister Lieten, stelt u over Brussel onder andere het volgende: De Vlaamse Regering wil maximaal investeren in de bestrijding van de armoede in haar hoofdstad, met extra accenten naar kinderen en ouderen. De Vlaamse Regering zal dit doen binnen haar gemeenschapsbevoegdheden. Ook in het Vlaamse armoedebestrijdingsplan besteedt u aandacht aan Brussel. Ook in dat document staan jongeren en senioren voorop. De komende maanden wordt dit plan in operationele doelstellingen uitgewerkt. Hopelijk krijgt Brussel hierin de plaats die het verdient.
In het antwoord op een schriftelijke vraag die ik onlangs stelde naar aanleiding van de werelddag tegen de armoede op 17 oktober, stelde u onder andere dat u de mogelijkheden zou onderzoeken om een gezamenlijk permanent armoedeoverleg op te starten met de VGC en alle betrokken actoren. U stelde ook sinds het begin van deze legislatuur nog maar één ontmoeting met de VGC te hebben gehad over dit uiterst belangrijke onderwerp.
Ik zou u willen vragen, minister, om hier nu echt werk van te willen maken. Vlaanderen kan mee het verschil in zijn hoofdstad maken. Ook de Brusselse overheden beseffen dat. In het Brusselse armoedebestrijdingsplan, dat onlangs werd voorgesteld, staat letterlijk: De Brusselse overheden nemen tot slot het formele engagement op om de Franse en de Vlaamse Gemeenschap te betrekken bij het volgende actieplan, dat wordt gepubliceerd in 2012. Ik hoop dat u die uitgestoken hand enthousiast aanneemt, in navolging van wat in uw beleidsnota staat. Met uw andere hand, minister, kunt u dan de onzalige Wallo-Brux-idee, die voor de mensen in armoede in Brussel rampzalige gevolgen zou hebben, hartelijk uitwuiven. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Segers heeft het woord.
Ministers, voorzitter, collegas, gisteren bereikten ons hallucinante cijfers over de armoedeproblematiek in Brussel. Ze komen uit het Armoederapport 2010, opgesteld door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad. Brussel prijkt nochtans, na Londen en Luxemburg, op de derde plaats in de lijst van rijkste regios van Europa, bekeken volgens het bbp per inwoner. Nochtans is er een enorm verschil in rijkdom tussen de verschillende gemeenten en nog meer tussen de verschillende lagen van de bevolking. Het Armoederapport 2010 voor Brussel spreekt daarover boekdelen. Drie op tien Brusselse kinderen, en in sommige wijken uitschieters tot de helft, groeien op in gezinnen waar geen inkomen uit arbeid is. Uiteraard loert op die manier generatiearmoede om de hoek en wordt het een moeilijk te doorbreken vicieuze cirkel. Uit de beleidsnotas van zowel minister Smet als minister Lieten kunnen we opmaken dat armoedebestrijding in onze hoofdstad een van de hoofdprioriteiten is in het beleid van de Vlaamse Regering in Brussel. De cijfers van het Observatorium bewijzen dan ook dat het hoogdringend tijd is.
Collegas, armoede is bij uitstek een multidimensionaal probleem. Allerhande factoren bepalen immers of mensen al dan niet in de armoede verblijven of erin zullen terechtkomen. Wie eens de moeite nam om het rapport en het daaraan gekoppelde actieplan 2010 te lezen, merkt dat tal van beleidsdomeinen worden aangesproken. Sta me toe om, in het kader van dit actualiteitsdebat, de voor de N-VA belangrijke factoren toe te lichten. Dit overzicht is uiteraard niet volledig, de rest vindt u in het verslag.
De grootste garantie op een leven buiten de armoede is de garantie van een inkomen uit arbeid. Jammer genoeg is dat al een van de knellende schoentjes in Brussel. Meer dan 100.000 mensen zijn in Brussel werkloos. Dat is een cijfer om van te duizelen. Het werkloosheidspercentage van jongeren ligt in Brussel rond 33 percent. Er zijn voor sommige gemeenten uitschieters tot bijna 40 percent. Bijna 1 op de 2 jongeren onder de 25 zit dus zonder werk.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Met alle respect voor de problemen in Brussel en voor de cijfers: ik vrees dat indien er in andere grootsteden, zoals Antwerpen en Gent, een dergelijk onderzoek zou worden gevoerd, we niet veel betere cijfers zouden zien. Ik ben ervan overtuigd dat dit een grootstedelijke problematiek is.
Tewerkstelling is een belangrijke buffer tegen armoede. Het is geen garantie, wel een buffer. Ook in Antwerpen is er een structureel probleem van jeugdarmoede. Op dit ogenblik is er een lichte verbetering vaststelbaar, maar de werkloosheid bedraagt er ook 28 percent. Mijnheer Segers, dit zijn zeer vergelijkbare problemen. Het is geen probleem van armoede in Brussel. Op 17 oktober is er de Werelddag van Verzet tegen extreme armoede. Er is armoede bij eenoudergezinnen, armoede bij gehandicapten, armoede in grootsteden. Armoede moet op alle vlakken, op alle niveaus, op alle beleidsdomeinen worden bestreden. Tewerkstelling is er een van.
De heer Segers heeft het woord.
Collega, het gaat in dit actualiteitsdebat over Brussel. Daarom heb ik de Brusselse cijfers gegeven. Die zijn schrijnend, maar ze kunnen inderdaad worden vergeleken met die van andere steden.
De N-VA vindt, wat betreft de garantie van inkomen uit arbeid, dat het van groot belang is om een activeringsbeleid te voeren. We hebben dat ook al in andere domeinen gezegd. De huidige situatie laat duidelijk zien dat er moet aan gewerkt worden. ACTIRIS, de Brusselse tegenhanger van de VDAB, kan om verschillende redenen niet functioneren zoals het zou moeten. De begeleiding van werkzoeken is nagenoeg onbestaande in Brussel. Minder dan een op vijf van de langdurig werklozen wordt door ACTIRIS gecontacteerd.
Dat wil dus zeggen dat meer dan 40.000 mensen nooit een teken van leven krijgen van die instantie die hen aan het werk zou moeten helpen. Responsabilisering lijkt ons in dit geval de sleutel. Dat gebeurt tot op vandaag te weinig en nog al te vaak wordt de werklozen een vis voorgehouden, terwijl we ze eigenlijk zouden moeten leren vissen.
Een tweede aspect of argument dat ongetwijfeld bijdraagt tot de armoede, is de kwaliteit van de opleiding. Een woordvoerder van het observatorium is vernietigend voor het Franstalig onderwijs. De termen vuilnisbakscholen of gettoscholen ze komen niet van mij zijn niet uit de lucht gegrepen, maar volgens het observatorium zelfs de keiharde realiteit. En dat klopt wanneer we merken dat de helft van de Brusselse jongeren al een schoolachterstand heeft op de leeftijd van 12 jaar. Ter vergelijking, in Vlaanderen is dat 6 percent. Dat vinden wij al veel. De helft is uiteraard nog iets meer.
Van de jonge Brusselse werklozen verlaat maar liefst de helft de middelbare school zonder diploma. En uitgerekend in die regio die steeds meer geëvolueerd is naar een diensteneconomie voor overwegend hoger opgeleide werknemers, is zo een aandeel van ongekwalificeerde uitstroom ontegensprekelijk een van de belangrijkste redenen voor deze dramatische situatie.
Dat sluit ook naadloos aan bij de volgende factor, namelijk de talenkennis. Van alle werklozen in Brussel is volgens het observatorium 90 percent eentalig Franstalig. In een stad, in een gewest waar voor de meeste jobs als winkeljuffrouw of kelner alvast een begin van tweetaligheid wordt gevraagd, lijkt ons dat een probleem. Ongetwijfeld heeft de hierboven aangehaalde kwaliteit van het Franstalig onderwijs daarmee te maken.
Ook migratie speelt een belangrijke rol. Het federaal gevoerde asielbeleid, of beter gezegd non-beleid, heeft het zwaarst toegeslagen in Brussel. En de cijfers komen nu naar boven. Volgens het observatorium zijn de allochtone jongeren een groep die meer nog dan de autochtone bevolking in armoede leeft.
De heer Gatz heeft het woord.
Mijnheer Segers, u raakt een belangrijk punt aan. Ik zou echter het debat wat willen opentrekken. Alleen focussen op het asielbeleid en de problematiek die we vandaag kennen, is volgens mij onvoldoende. U legt inderdaad de vinger op een wonde. We moeten echter een kat een kat durven noemen en zeggen dat, als we ons migratiebeleid niet fundamenteel aanpassen, we qua armoedebeleid in Brussel en, zoals mevrouw Turan net heeft gezegd, in andere steden zullen blijven dweilen met de kraan open.
We moeten en kunnen dingen doen, maar het zal allemaal zeer moeilijk zijn. Ik verklaar me nader. Ik ben niet tegen migratie. Ik ga ook niet uit van de illusie dat we plots minder migratie kunnen hebben. Maar ik denk wel dat we er alles aan moeten doen om de migratie, die nu grotendeels door gezinshereniging en -vorming ontstaat, moeilijker te maken, zelfs al weet ik dat het een mensenrecht is. Dat zal ook een zaak voor de volgende federale regering, als die er ooit komt, maar we zullen het hoe dan ook op ons bord blijven krijgen. We moeten meer gaan naar economische migratie, zoals echte migratielanden, waarbij mensen die hier komen, al werk hebben. Ik weet dat ik daarmee de lat hoog leg. Maar als we dat niet doen, zullen we hier om het jaar een debat hebben over het armoedebeleid in ons parlement en over hoe we dat kunnen oplossen. Dat besef moet tot ons doordringen. Daar moeten we echt iets aan doen.
De verantwoordelijkheid van een partij die in dit halfrond niet vertegenwoordigd is, namelijk de PS, is hierbij verpletterend.
De heer Sabbe heeft het woord.
Voorzitter, ik wil toch even reageren op wat de heer Gatz net heeft gezegd. Op dat vlak ben ik het onomwonden met hem eens. Het is natuurlijk jammer dat de federale regering, en zeker die van paars, juist de Snel-Belgwet er heeft doorgejaagd, dat men het migrantenstemrecht er heeft doorgejaagd en dat men in feite niets heeft gedaan aan de wet op de gezinshereniging. Dat zijn concrete zaken die men niet heeft gedaan binnen een democratisch kader en die men had moeten doen. Die leiden tot de problemen die we nu kennen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Collegas, ik vind het echt angstaanjagend. We mogen het armoedebeleid niet verengen tot migratiebeleid. Armoede heeft een kleur. Maar laten we ook geen onrecht aandoen aan alle andere mensen die niets met migratie te maken hebben en die vandaag ook in armoede leven: eenoudergezinnen, ongeacht de kleur, gehandicapten. We moeten een beleid voeren dat alomvattend is.
We moeten de complexiteit van het probleem onder ogen zien. Het gaat niet enkel over taal, tewerkstelling of huisvesting. Het gaat om een complex gegeven dat op alle domeinen moet worden aangepakt. Daartoe moeten alle ministers samenwerken. U moet dit debat niet verschuiven naar het migratiebeleid.
Dat doe ik niet. Ik probeer juist de klemtonen te leggen waarvan N-VA vindt dat ze moeten worden aangepakt. Er zijn tal van domeinen die geïntegreerd moeten worden bekeken. Dat is ook het uitgangspunt van mijn uiteenzetting.
Mijnheer Gatz, ik ben het eens met uw opmerkingen, maar het gaat ons vooral om de tienduizenden illegalen die ook in Brussel vertoeven, die geen toegang hebben tot de reguliere arbeidsmarkt en die ook bijdragen tot die verschrikkelijke cijfers. Het is in die context dat die cijfers moeten worden bekeken.
Vaak horen we ook dat de etnische discriminatie door Brusselse politici en zelfs jonge werkzoekenden wordt aangehaald als verklaring voor de hoge Brusselse jeugdwerkloosheid. Anderzijds lezen we dat JES, het stadslab voor kinderen, jongeren en jongvolwassenen, dat onder andere opleidingen voor jonge werklozen organiseert, zegt dat dit overdreven is in zijn omvang en eigenlijk moet worden bekeken in functie van het werkveld waar toch wel heel wat voorbeelden van de andere kant van de medaille zijn.
Een strenger asielbeleid lijkt voor N-VA broodnodig en zou hier samen met andere sectoren toe kunnen bijdragen.
De laatste belangrijke factor zijn de gecompliceerde structuren van Brussel, het institutioneel kluwen. N-VA krijgt regelmatig het verwijt daar te veel mee bezig te zijn, en te weinig met de sociale problemen en de maatschappij. Het is uitgerekend dit armoederapport dat aantoont dat het precies die instellingen zijn, of de verwarrende werking van die instellingen, die een belangrijke oorzaak vormen voor die sociale problemen. Ons communautair verhaal over instellingen, dat momenteel ook de politieke agenda beheerst, is dus eigenlijk ook een sociaal verhaal.
De vraag is wat een persoon in armoede heeft aan al die instellingen, gaande van onderwijs, welzijnswerkers tot andere organisaties die zich uit de naad werken. We respecteren dat werk, maar wat heeft die persoon in armoede aan dit verhaal?
Het is 5 voor 12. Ik had graag van minister Lieten en van minister Smet vernomen in welke maatregelen voorzien wordt om deze desastreuze armoedecijfers in onze hoofdstad terug te dringen. Met welke bevoegdheden zal daaraan worden samengewerkt?
Uw vraag is terecht. Het is 5 voor 12. Het is zelfs 12 uur, als het al niet na 12 uur is. Minister Lieten, ik denk dat die vraag niet alleen door u moet worden beantwoord. U bent coördinerend minister. Momenteel worden de beleidsbrieven en begrotingen voor volgend jaar opgemaakt. Ik vind het spijtig dat de minister-president hier niet aanwezig is. Minister Lieten, wat zult u doen opdat al uw collegas over alle beleidsdomeinen heen in de beleidbrieven die momenteel worden opgemaakt, een duidelijk hoofdstuk over armoede zouden opnemen? Maatregelen tegen armoede moeten gemeten kunnen worden. Er is het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) dat volgende week in de commissie wordt toegelicht. Het parlement moet kunnen controleren hoe de evaluatie gebeurt. Hoe zullen uw collegas dat opnemen, minister Lieten?
Minister Lieten heeft het woord.
Een aantal sprekers heeft er al op gewezen dat de armoedeaanpak teamwerk moet zijn. We moeten inzetten op onderwijs, huisvesting, welzijn, werk maar ook op tal van andere zaken.
Wat heb ik tot nu toe gedaan als coördinerend minister?
Minister, ik stel voor dat we eerst luisteren naar alle fracties en dat u dan antwoord geeft.
Ik wilde alleen antwoorden op de vraag van mevrouw Turan.
Er zijn nog al vragen gesteld. De regering mag natuurlijk te allen tijde het woord vragen.
Ik kan wachten.
Ik merk aan de non-verbale communicatie van sommige parlementsleden dat ze liever hebben dat eerst de volksvertegenwoordigers het woord nemen en dat u dan uw antwoord geeft.
Geen probleem, voorzitter, ik spaar alles op.
Dank u wel.
De heer Sabbe heeft het woord.
Het is niet 5 over 12, we zitten al zeer diep in de namiddag, het is zelfs al avond.
Minister Smet, dat u nog tijd hebt om te dagdromen over Engels of Frans als tweede taal in het onderwijs, terwijl een Brusselse etterbuil op uitbarsten staat, mede veroorzaakt door een falend onderwijsbeleid in de hoofdstad, waarvoor u verantwoordelijk bent, vind ik persoonlijk wraakroepend en dan druk ik me nog eufemistisch uit.
U bent nog minister van de brandweer geweest in Brussel. Wat doet u als pompier? In plaats van de brand te blussen, bent u de elektrische zetel van de brandweer aan het uittesten. U als gewezen staatssecretaris ter zake zou dat moeten weten. De cijfers zijn rampzalig, de twee vorige sprekers hebben ze al aangehaald. Ik wil even de klemtoon leggen op de vergelijking tussen Brussel, België en Vlaanderen.
Een eerste onthutsende vaststelling is dat drie kinderen op tien in Brussel meemaken dat hun ouders s morgens niet opstaan om te gaan werken. In Vlaanderen is dat minder dan een op tien. Als we dan gaan naar de armoedesikkel, de moeilijke gemeenten, dan komen we tot een veel hoger percentage, namelijk vier of zes kinderen op tien, naargelang de gemeente. Dat is een enorm probleem, naast de achterstand in de middelbare school. Gemiddeld ligt in Vlaanderen die achterstand 20 percent. U weet dat dit in Brussel 50 percent is. Dan spreek ik nog niet van het diploma secundair onderwijs, maar dat is hier al bod gekomen. Vervolgens stellen we vast dat 25 percent van de jongeren in Brussel werkloos is, en in de bewuste sikkel bedraagt dat percentage 40.
Dit is het zoveelste rapport, minister, dat ons confronteert met een situatie die ik dramatisch noem. Ik ben niet de enige, een aantal notoire CD&Vers noemen het ook een dramatische situatie. Brussel telde eind augustus meer dan 107.000 niet-werkende werkzoekenden. Dat komt overeen met 21,1 percent. Als we kijken naar de jongerenwerkloosheid, zien we dat 15.000, of een kwart van de jongvolwassenen tot 25 jaar, geen werk heeft. In die armensikkel gaat het om 40 percent. Vergelijken we dit met Vlaanderen, dan komen we uit op 7 percent niet-werkende werkzoekenden en bedraagt de jongerenwerkloosheid 17 percent.
Er zijn vijf keer meer leefloontrekkers in Brussel dan in Vlaanderen. Minister, uw Brusselse collega-minister Grouwels van CD&V spreekt zelf over afschuwelijke cijfers die wijzen op het falend beleid, niet alleen van de Brusselse overheden maar ook van de Vlaamse beleidsmakers, want Vlaanderen is onder meer bevoegd voor onderwijs en beroepsopleiding.
Eigenaardig genoeg fulmineerde u dit jaar nog dat de kwaliteit van het bestuur van de Brusselse overheden zowel op gemeentelijk als gewestelijk vlak van een ronduit lamentabel niveau was. Dat zijn uw letterlijke woorden, minister Smet. Ik kan u alleen maar gelijk geven, maar waar was u? U was van 2003 tot 2009 eerst staatssecretaris en later minister in de Brusselse regering. Of dagdroomde u toen van Arabisch als tweede taal in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Dat weet ik niet, maar u was erbij en keek ernaar.
De heer Crombez heeft het woord.
Mijnheer Sabbe, als ik uw redenering goed begrijp, wordt dat bevestigd door een belangrijke CD&V-bron. Die bestaat erin dat een minister die bevoegd is in Brussel zegt dat een ander niveau verantwoordelijk is.
Ik vind het nogal logisch dat een minister zijn best doet. Als dat uw bron is, is het een redelijk flauwe bron om te zeggen dat het een ander niveau is. Ik denk dat er niet veel discussie over is dat het beleid in Brussel bijzonder moeilijk is. Het is een actuele discussie dat het beleid moet worden aangepast aan de problemen van Brussel. Als uw hooggeplaatste CD&V-bron een minister is die in Brussel bevoegd is en die zegt dat je de verantwoordelijkheid op een ander niveau moet zoeken en als u die bron autoriteit toedicht, dan vind ik haar bijzonder zwak.
Ik zal u daar onmiddellijk op antwoorden. Ze is niet bijzonder zwak omdat u al decennialang mee in de zetel zit.
Ik zal even aan de hand van een aantal cijfers aantonen hoe erg het is gesteld. U als socialistische familie, zit al decennialang in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en al decennialang in het Brussels stedelijk gebied. (Opmerkingen)
Nu niet meer, maar u zat er. En de PS, is dat geen familie meer van u? De PS is wel een van de belangrijkste leveranciers van burgemeesters in Brussel. Ik verklaar me nader. Er zijn 19 gemeenten in Brussel, 6 politiezones, 19 burgemeesters, 150 schepenen, 525 gemeenteraadsleden, 9 Brusselse ministers, 89 parlementsleden, een gouverneur, een vicegouverneur beide zonder provincie. Als ik dat omreken, is er en houd u vast één politiek mandataris per 1320 inwoners in Brussel. Men zou ze beter omscholen naar politieagent of leerkracht om ervoor te zorgen dat we daar de problemen opvangen. We zouden zo twee problemen oplossen: het onderwijsprobleem, het veiligheidsprobleem en de pestbuil aan politici die er zijn in Brussel. (Applaus bij LDD en het Vlaams Belang)
Mijnheer Sabbe, mocht u voor één keer werkelijk geïnteresseerd zijn om een degelijk debat te voeren, dan zou u geweten hebben dat we de voorbije weken concreet over de dingen waar u het nu over hebt, voorstellen hebben gedaan en gezegd hebben dat er dingen moeten gebeuren. Mocht u echt in een debat geïnteresseerd zijn, dan zou u het daarover hebben. Ik weet niet of u die voorstellen hebt gelezen en of u er überhaupt in bent geïnteresseerd, dan wel of u hier voor de zoveelste keer een overdreven show komt opvoeren die eigenlijk het debat altijd verzwakt.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Ik wil collega Crombez bijtreden. We kennen die cijfers, mijnheer Sabbe. Ik denk dat er in deze zaal niemand is die die cijfers betwist. Ik denk dat er niemand in deze zaal van uitgaat dat Brussel goed wordt bestuurd, maar u moet die cijfers wel gebruiken waarvoor ze moeten worden gebruikt. Dat is pure demagogie. U bewijst er niets mee en u maakt het onze Franstalige tegenstanders want ik durf ze zo te noemen soms heel gemakkelijk. U zou die cijfers eens moeten doortrekken naar Vlaanderen en dan zou u merken dat u tot ongeveer hetzelfde gemiddelde per inwoner komt. Het is dus pure demagogie.
Het probleem ligt helaas niet daar. Ik zal er straks een beetje meer uitleg over geven. Houd nu toch eens op met op een demagogische manier cijfers te spuien alsof het zou volstaan om minder politici te hebben waardoor alle problemen zouden zijn opgelost. U mag mij dan eens uw mirakeloplossing voor Brussel geven. Ik zal zeer aandachtig luisteren. (Applaus bij Groen!)
Als je cijfers citeert zoals ze zijn, is dat geen demagogie. Cijfers zijn cijfers en dit zijn de naakte cijfers.
Mijnheer Crombez zegt dat er voorstellen op tafel liggen. Ik heb al tot vervelens toe gehoord dat er voorstellen op tafel liggen, maar ik heb nog niets gezien. Het is gemakkelijk om te zeggen dat dit en dit op tafel ligt, maar ik ben benieuwd naar het resultaat en of er überhaupt iets gaat gebeuren. U kunt dan wel de parallel met Vlaanderen trekken, maar Vlaanderen is inmiddels wel een regio met 6 miljoen mensen. We spreken over een hoofdstedelijk gewest met net iets meer dan 1 miljoen mensen. De verantwoordelijkheid ter zake is verpletterend. Men heeft er in de voorbije decennia niets aan gedaan.
U spreekt over voorstellen en oplossingen. Ik merk op dat er een interkabinettenwerkgroep is opgericht die 34 strategische doelstellingen moet formuleren. Kafka op zijn best. Weet je wat je moet formuleren? Opleiding, werk, veiligheid en integratie. Dat moet je doen en geen 34 doelstellingen waarbij niemand het bos door de bomen zal zien. Als dat de aanpak is waarmee jullie bezig zijn, dan zijn jullie er mee bezig maar dan komt er geen resultaat.
Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest had al evenveel keer moeten hervormd zijn als het aantal politieke niveaus die er zijn.
Ik denk dat ongeveer iedereen in het halfrond het eens is met het feit dat het beheer en het bestuur in Brussel efficiënter moeten: bevoegdheden op andere niveaus, een eengemaakte politiezone, een eengemaakte OCMW-raad enzovoort. Maar laat ons duidelijk zijn: de cijfers die we vandaag bespreken, hebben daar waarschijnlijk of misschien voor een stuk mee te maken, maar ze hebben vooral te maken met de bevolking die in Brussel woont. We moeten de dingen niet omkeren. De armoede in Brussel zal niet verdwijnen als er een hervorming van de structuren komt. Zo gaat dat niet.
U kunt daarover blijven fulmineren. U hebt een beetje gelijk, we bijten daar met ons allen onze tanden op stuk, onder andere in de discussie met de Franstaligen, die voor veel zaken jammer genoeg niet mee willen.
Vandaag gaat het over armoede. Die armoede zal niet verdwijnen via een hervorming van de structuren. Zo gaat dat niet.
Mijnheer Delva, als een bedrijf te veel directeurs, CEOs en kaderleden heeft en te weinig werkvolk, dan draait het niet en is het faillissement nakend. Wat u zegt, is maar deels waar. Goed bestuur betekent efficiënt bestuur met een minimum aan noodzakelijke overheidsregulatie en niet met een waterhoofd. Door onder elkaar een toren van Babel te creëren, komen er geen concrete oplossingen.
Ik zal een paar concrete oplossingen naar voren brengen. Op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap en het Brusselse gewest moet dat mogelijk zijn. Er zijn zoals u weet meer dan 40.000 openstaande vacatures. Dat is een van mijn stokpaardjes. Alleen al in de provincie Vlaams-Brabant hebben we 5558 openstaande vacatures. Minister Smet is verantwoordelijk voor onderwijs, beroepsopleiding en werkgelegenheid. We moeten in die samenwerking zorgen dat op zijn minst die activering gebeurt voor de gemeenten van Brussel die grenzen aan die gemeenten in Vlaams-Brabant. Op die manier zullen we al een zekere activering krijgen. We weten allemaal dat het beste middel tegen armoede arbeid is. Laat ons werkelijk allemaal samen iets ondernemen. Ik hoop dat we eindelijk het arbeidsbeleid kunnen regulariseren als de N-VA op het federale niveau zijn vette vis heeft binnengehaald. Ik hoop dat we eindelijk de werkloosheidsuitkering gaan beperken in de tijd want iedereen weet dat dat een van de struikelblokken is om tot meer werken te komen.
Ik citeer nogmaals mevrouw Grouwels: Soms gaan kinderen niet naar school omdat hun ouders s ochtends ook niet moeten opstaan omdat ze geen werk hebben. Dat is recidive. Het wordt van generatie op generatie doorgegeven. Dat moeten we doorbreken door de juiste maatregelen te nemen. Onderwijs is daarin een van de belangrijke punten.
Men zegt dat er geen jobs zijn in Brussel. Maar er komen dagelijks 362.000 Vlaamse en Waalse pendelaars naar Brussel. 71 percent daarvan zijn Vlamingen, de rest zijn Walen. Dat er in Brussel geen jobs zijn, is een leugen. Ze zijn er wel.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
U hebt het over jongeren die niet naar school gaan omdat ze in hun bed willen blijven. Sp.a heeft al sinds de vorige legislatuur een spijbelplan. We pakken daarmee de Brusselse problemen bij de wortel aan. We hebben met alle belanghebbenden en betrokkenen rond de tafel gezeten. We hebben daar afgedwongen dat er niet alleen wordt gedetecteerd waar de jongeren zitten als ze niet op school zijn; er zal ook daadkrachtig worden opgetreden. Er is overleg geweest met het parket. Als jongeren herhaaldelijk niet naar school gaan en rondhangen in de stad, moet daar iets aan worden gedaan. U kunt sp.a daarin niets verwijten.
De heer Sannen heeft het woord.
Ik ga het vorige beleid niet beginnen te verdedigen, maar ik wil wel wijzen op initiatieven van voormalig minister Vandenbroucke, toen verantwoordelijk voor werkgelegenheid in de Rand. Hij legde afspraken vast met de Brusselse overheid. U verwijst naar de onderwijsbevoegdheid van minister Smet. U zegt dat we alles kunnen oplossen via onderwijs. Wij financieren bijna 20 percent van het onderwijs van Brusselse jongeren. Vindt u dat Vlaanderen meer moet investeren in het onderwijs van Brussel? Moet Vlaanderen nog meer middelen verschuiven naar het onderwijs van Brussel? Dat is een concrete vraag; ik wil een concreet antwoord. Anders is het iets te gemakkelijk om even naar de minister van Onderwijs te wijzen. Bent u bereid om middelen te verschuiven naar het Brusselse onderwijs?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Collega, we moeten niet spreken over de verschuiving van middelen. Er moeten voldoende middelen zijn voor onderwijs, ook in Brussel. Ik denk dat dat duidelijk genoeg is.
Ik wil nog even een kanttekening bij de woorden van de heer Sabbe maken. Er komen heel wat pendelaars naar Brussel. We zijn daar ook heel blij mee. Het gaat hier echter niet om jobs die de Brusselaars niet willen doen of waarvoor de Brusselaars niet uit hun bed willen komen. Brussel heeft vooral een problematiek van laaggeschoolde werklozen. De jobs die door veel pendelaars worden ingevuld, zijn niet allemaal voor die laaggeschoolden bestemd. We moeten niet enkel naar de cijfers kijken, we moeten ook kijken naar de inhoud die achter de cijfers schuilt. Het betreft hier immers een complex verhaal.
Ik wil eigenlijk hetzelfde als mevrouw Brusseel opmerken. De vergelijking tussen het aantal pendelaars en het aantal jobs in Brussel klopt niet. De realiteit is heel anders. De heer Sabbe heeft trouwens zelf vermeld dat veel jongeren in Brussel laaggeschoold zijn. De meeste jobs zijn voor hooggeschoolden. Met die vergelijking tussen het aantal pendelaars en het aantal jobs gaat de heer Sabbe vreselijk kort door de bocht.
Ik zal eerst op de woorden van de heer Sannen reageren. Ik ben geen onderwijsspecialist. In mijn fractie is dat professor Bouckaert. Ik heb echter wel wat ervaring. Een vriend van mij is leraar aan de middelbare school. Hij is afkomstig uit Waregem. Hij heeft even in Brussel les gegeven. Hij heeft er echter onmiddellijk de brui aan gegeven. Hij heeft op school veel agressiviteit en problemen ervaren. Het gaat niet om de middelen, het gaat om het creëren van een veilig kader in die scholen om het onderwijs op een ordentelijke wijze te laten plaatsvinden. Dat zijn randfactoren.
Dan wil ik even op de beide andere opmerkingen inpikken. Ik heb in een vorig leven ongeveer 780 jobs in Brussel gecreëerd. Ik heb zeventien winkels geopend. Ik vond toen geen mensen voor de jobs van kassierster en assistent-filiaalleider. Ik moest daarvoor mensen uit Vlaanderen en uit Wallonië laten komen. Ik praat hier uit ervaring. Ik baseer me niet enkel op wat ik hier het voorbije jaar heb geleerd, maar op wat ik gedurende de 14 voorgaande jaren heb geleerd. Ondanks een werkloosheidsgraad van 21 percent, vond ik geen mensen voor de winkels in de Koninginnenlaan in Laken, op de Alsembergsesteenweg in Ukkel of in de Rotterdamstraat in Sint-Jans-Molenbeek. Ik moest die winkels bemannen met mensen uit Vlaanderen of uit Wallonië, omwille van de overbrugbaarheid van de afstand meer bepaald uit Waals-Brabant.
Ik hoor hier nu dat het niet enkel om ongeschoolde jobs gaat. De jobs van kassierster of van filiaalleider zijn ongeschoolde jobs. Er moet wel hard worden gewerkt. Zelfs die jobs raakten niet ingevuld. Hieruit blijkt dat we een probleem met de motivatie voor de arbeidsmarkt hebben. Dat is mijn belangrijkste punt. Dat is het probleem dat we moeten aanpakken.
Ik kan me voorstellen dat het onderwijs, met inbegrip van het Vlaams onderwijs, in Brussel nog sterk kan worden verbeterd. Ik denk echter niet dat we dit op basis van anekdotes kunnen beoordelen. (Opmerkingen)
In de vriendenkring van de heer Sabbe bevindt zich een leraar die hem vertelt wat het probleem is. Ik kijk naar De school van Lukaku en ik zie het engagement van al die leerkrachten. Dat is een positief verhaal.
Ik ben het eens met de heer Sabbe dat we allicht nog bijkomend in het onderwijs in Brussel zouden moeten investeren. Het Vlaams onderwijs vormt 20 percent van het onderwijs in Brussel. Dat betekent dat het Vlaams onderwijs zo slecht niet kan zijn. Indien het Vlaams onderwijs slecht zou zijn, zou het nooit een dergelijke aantrekkingskracht hebben.
Hoewel ik ze gedeeltelijk kan volgen, vind ik de redenering van de heer Sabbe toch enigszins gevaarlijk. Wie over Brussel wil praten, moet dat op een genuanceerde manier doen. Dat is een probleem. Met clichés geraken we niet meer verder.
De heer Sabbe denkt dat hij omwille van een gebrek aan motivatie in Brussel geen gerants voor zijn winkels vindt. Dit klopt allicht slechts gedeeltelijk. Een politicus moet toch wat verder denken. Denkt de heer Sabbe nu echt dat al die werkloze Brusselaars s morgens in hun bed willen blijven liggen? We moeten een positieve kijk op de mens hebben. Er zijn er gelukkig die het werk zouden willen doen, maar het probleem is dat ze slecht opgeleid zijn.
De heer Sabbe kan natuurlijk de huidige toestand aanklagen. In het licht van de demografische evolutie die deze stad te wachten staat, moet hij me eens over oplossingen spreken.
Aan de heer Sannen wil ik zeggen dat de vraag of de Vlamingen meer moeten investeren in het onderwijs in Brussel, eigenlijk al voorbijgestreefd is. De vraag is wie er moet investeren in het onderwijs voor 150.000 nieuwe Brusselaars die nu geboren zullen worden. Het is geen zaak meer van de Vlaamse Gemeenschap. Het is geen zaak meer van de Franse Gemeenschap. Het is een zaak die we moeten regelen in ons aller belang, want als we nu blijven vastzitten in clichés, beloof ik u een sociale explosie in deze stad en dat is voor niemand goed.
Mijnheer Van Der Taelen, waarom denkt u dat ik hier zo gemotiveerd mijn pleidooi sta te houden? We komen bijna allemaal zo niet dagelijks, dan toch 3 dagen per week naar Brussel. We merken dat we hier op een tijdbom zitten en dat er dringend moet worden geageerd. We kunnen niet zeggen dat we plannen hebben en een interkabinettenwerkgroep die 34 verschillende zaken zal uitwerken, want daar hebben we geen tijd voor! Het moet sneller gaan en het moet nu gebeuren.
Er is een falend beleid geweest op het vlak van migratie. Ik refereer aan het Australische model. U zou daar iets over moeten weten, want de eerste minister van Australië is van Labour, dat is toch familie van u. Hij is aan het bewind en daar moet men, vooraleer men er de sociale rechten kan genieten, eerst 5 jaar werken. Dat zijn maatregelen die we moeten nemen, dat zijn de zaken die moeten gebeuren. Als we dat niet doen, dan moet u niet van een werkloosheidsval spreken, maar van onwil. Gelukkig zijn er goeien en is er een percentage bereidwilligheid, maar wij moeten ervoor zorgen dat de motivatie groot genoeg is om uit de armoedeval te blijven en om actie te ondernemen, zoals de twee landstalen aanleren. Dat zijn maatregelen die moeten worden genomen en wij hebben een verantwoordelijkheid ter zake. Wij dragen als naburig gewest en als gemeenschap die ook Brussel dekt, een verpletterende verantwoordelijkheid. We moeten iets ondernemen, we moeten iets doen en niet gisteren of eergisteren, niet morgen of overmorgen maar nu!
Mijnheer Sabbe, u hebt het steeds over migratie en ik weet dat daarover moet worden gepraat en ik wil daar ook over spreken, maar de toekomst van Brussel wordt bepaald door het demografische probleem. Die mensen worden niet geïmporteerd.
Toch wel: via de wet op de gezinshereniging. U kent de wet toch?
Mijnheer Sabbe, u kent de cijfers zelfs niet! Er worden hier 150.000 mensen geboren! Wilt u die misschien buitensmijten?
Ik weet dit ook wel, maar we moeten een integratiebeleid voeren dat een integratiebeleid is en er niet, zoals de N-VA, nog eens Vlaams kindergeld bovenop doen om het probleem nog erger te maken! (Gelach/Rumoer)
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik zal proberen om een genuanceerd beeld te geven, maar dat is eerlijk gezegd erg moeilijk in 7 minuten. We krijgen allemaal maar 7 minuten en we proberen binnen die tijd onze eigen insteek te geven.
Mevrouw Turan, dit actualiteitsdebat gaat over armoede in Brussel. Ik weet wel dat die problematiek zich ook in andere steden voordoet, maar uit de krantenartikels is toch wel gebleken dat het in Brussel veel erger is dan in andere grootsteden omdat er een bijkomende factor is. En, wees gerust, de woorden complex en verschillende factoren komen ook in mijn tekst voor. Dus: voor u reageert, luister eerst naar mijn betoog.
Ministers, nu zondag 17 oktober is het de internationale dag voor de uitroeiing van armoede. 2010 is ook het Europees jaar tegen armoede. Dit jaar staat ook volop in het teken van de millenniumdoelstellingen en de eerste doelstelling is het bannen van armoede. Daarbij wordt er vooral gekeken naar de armoede in de derde wereld, maar ondertussen moeten we vaststellen dat in onze eigen hoofdstad de armoede desastreuze proporties aanneemt.
Gisteren stelden de Brusselse ministers Grouwels en Huyttebroeck hun gezamenlijke actieplan tegen armoede voor en dit naar aanleiding van het Brussels armoederapport van 2010 van het Brusselse Observatorium voor Gezondheid en Welzijn.
In dat rapport staan tal van cijfers. Er zijn er al veel aangehaald. Belangrijk is: drie op de tien kinderen leven in armoede en in de armste buurten woont bijna de helft in een gezin waarvan de ouders werkloos zijn.
Opvallend bij de voorstelling van hun actieplan is dat beide Brusselse politicas stellen dat ze niet alle hefbomen in handen hebben. Dat is hun voornaamste uitgangspunt. Onderwijs is de bevoegdheid van de gemeenschappen, het verhogen van uitkeringen en minimumlonen is iets van de federale overheid. Zo slagen ze er opnieuw in om de hand niet in eigen boezem te steken. Het is de schuld van de anderen, niet van hun eigen beleid.
Nochtans is Brussel al jarenlang aan het verarmen. U zegt dat de socialisten nu niet meer in de Brusselse regering zitten, maar dit is iets van meerdere jaren.
We kunnen daarover bezig blijven. Ten eerste hebben we het over een nieuw rapport. Ten tweede zitten we inderdaad niet meer in de Brusselse regering sinds 2009. Het is goed dat iedereen dat nu weet. Ten derde zijn de armoedecijfers in België, zoals op veel plaatsen, sinds de crisis in 2008 bij bepaalde bevolkingsgroepen sterk gestegen, zo ook in Brussel. Als het gaat over een actueel rapport, gaat het over die sterke stijging. De cijfers voor 2009 en dit jaar vertonen nog altijd een stijging, voor bijvoorbeeld alleenstaande ouders en ouderen. Het gaat over heel recent beleid. U mag dat tien keer herhalen.
De voorzitter heeft gezegd dat we op het spreekgestoelte niet moeten inspelen op wat collegas zeggen op de banken. Dit is niet iets van de laatste 2 jaar. Het sleept al jaren aan.
De beleidsmakers in Brussel hebben hier nooit op ingespeeld en hebben alles de vrije loop gelaten. De armoede in Brussel is niet te wijten aan één factor, de oorzaken zijn uiteraard zeer complex. De voornaamste factoren zijn het non-beleid inzake immigratie en het non-beleid in het Brusselse onderwijs. Daarmee bedoel ik vooral het Franstalige onderwijs. Minister Smet, ze mogen u veel verwijten, maar u bent niet verantwoordelijk voor het Franstalige onderwijs in Brussel, wel voor het Nederlandstalige. Nog factoren zijn het non-beleid inzake taal, het non-beleid inzake depolitisering en het non-beleid inzake arbeid en tewerkstelling.
Het armoededebat kan op de eerste plaats niet losstaan van het migratiedebat, zowel immigratie van allochtonen als emigratie van autochtonen. Tot nu toe heeft niemand het over de stadsvlucht, maar ook dat is een probleem. Al jaren importeert Brussel armoede door asielzoekers en illegalen van overal ter wereld toe te laten. Volgens schattingen zouden er in Brussel tienduizenden illegalen verblijven, voldoende om er een twintigste gemeente mee te bevolken. De heer Delva verwees er al naar. Dat legt een enorme bijkomende werklast op de schouders van de OCMWs in het Brusselse gewest. Hoe meer klanten een OCMW heeft, hoe minder het de problemen van de klanten ten gronde kan oplossen.
Een tweede factor is het onderwijs. We moeten allemaal vaststellen dat de kwaliteit van het Brusselse onderwijs, vooral het Franstalige, een sterke daling kent. Het opleidingsniveau van de Brusselse jongeren ligt bedroevend laag. De grote meerderheid van de jonge werklozen is laag- of ongeschoold. Het Franstalige onderwijs men verwees inderdaad naar enkele elitescholen en veel vuilnisbakscholen pleegt in de praktijk de bestaande ongelijkheid in de stad alleen maar te vergroten. Een op de vijf jongeren in Brussel verlaat de school zonder diploma. Van de jonge Brusselse werklozen heeft zelfs de helft de middelbare school niet afgemaakt. Ongeveer 20 percent van de jonge werklozen is zo goed als analfabeet en begrijpt niet eens voldoende Frans om voor een beroepsopleiding in aanmerking te komen.
Volgens Stéphane Thys van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid is het Franstalige onderwijs in Brussel een drama: Erger dan dit kan het eigenlijk niet. Sommige scholen presteren even slecht als scholen in Amerikaanse gettos.
Door de toevloed van vreemdelingen moet ook het Nederlandstalige onderwijs sterk aan kwaliteit inboeten, al is deze evolutie niet zo sterk als in het Franstalige onderwijs. Toch mag dit probleem niet worden onderschat. Onderwijs is de hefboom voor een geslaagde toekomst. We moeten echter vaststellen dat ook in Brussel de ongekwalificeerde uitstroom veel hoger ligt dan elders.
Mevrouw Van Steenberge, u maakt terecht bedenkingen bij de instroom van een bepaalde groep mensen. U noemt hen vreemdelingen. Dat zijn geen vreemdelingen. Dat zijn Belgen. Dat zijn Brusselaars die hier zijn geboren. U moet dat toch wel eens weten. Wat bent u van plan met die mensen? U blijft hen vreemdelingen noemen. Ik herhaal het: dat zijn geen vreemdelingen, dat zijn Belgen. Ze hebben een Belgische identiteitskaart. Wilt u hen misschien die identiteit ontnemen? (Rumoer bij het Vlaams Belang)
Het ware interessant dat u daar duidelijkheid over verschaft. Blijft u die nieuwe Belgen, die nieuwe Brusselaars, vreemdelingen noemen, en wilt u hen uit onze scholen zetten?
Ik hoor meerdere sprekers inhakken misschien deels terecht op het Franstalig onderwijs. Ik zal zeker niet de ambassadeur zijn van het Franstalig onderwijs, maar de problemen in Brussel beginnen daar niet. De problemen beginnen bij de kinderen die in die scholen terechtkomen, bij de omgeving waarin zij moeten opgroeien en de armoede die daar heerst.
Er wordt beweerd dat al die leerkrachten uit het Franstalig onderwijs slecht zijn. Zo gaat dat niet. Er zijn ook Nederlandstalige scholen in Brussel waar het bijzonder moeilijk is. Is dat de schuld van die scholen? Neen. Dat heeft te maken met het feit dat er kinderen zijn die in zo erbarmelijke omstandigheden moeten opgroeien dat het zeer moeilijk wordt om met hen iets aan te vangen op school. Daarover gaat het.
Mijnheer Van Der Taelen, u zult toch eens kleur moeten bekennen. U zegt dat wie hier geboren is, geen vreemdeling is. U moet echter één ding weten. Ik heb zelf 5 jaar in het buitenland gewoond. Een van de vereisten om geïntegreerd te raken in het buitenland, is de taal van het land machtig zijn.
We gaan er geen cijfers op plakken de cijfers zijn daarnet aangehaald maar als een aantal mensen, als een deel van de bevolking het niet nodig vindt of geen inspanningen levert om de taal van het land of minstens één landstaal volledig te beheersen, dan rijst de vraag of die vreemdeling die Belg is geworden, wel de wil heeft om Belg te zijn en te blijven. Het is immers toch de eerste vereiste van hoffelijkheid, beleefdheid en integratie minstens een van de landstalen te beheersen, zodat men kan functioneren in de maatschappij.
Ik zal het anders formuleren, want tegenwoordig zijn alle benamingen niet-politiek correct. We hebben inderdaad vreemdelingen, Belgen van vreemde afkomst, Vlamingen met een andere etnische afkomst. Met vreemdelingen bedoel ik zowel niet-Belgen als Belgen die het Nederlands niet machtig zijn en per definitie ook van vreemde origine zijn. Als het woord vreemdelingen u stoort, zal ik in het vervolg een minuutje meer vragen en al die opsommingen erbij geven in mijn betoog. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Delva, misschien moeten we samen naar een cursus begrijpend lezen gaan, want ik heb nergens gezegd dat het onderwijs, de scholen op zich, de oorzaak is. Ik was nog niet rond. We zitten een vicieuze cirkel. Als u even wilt wachten tot mijn alinea af is, dan mag u opnieuw tussenbeide komen.
Onderwijs is de hefboom voor een geslaagde toekomst. We moeten echter vaststellen dat in Brussel de ongekwalificeerde uitstroom veel hoger ligt dan elders. Klopt dat nog steeds, mijnheer Delva?
Ongekwalificeerde uitstroom betekent minder kansen op de arbeidsmarkt, en zo komen we in een vicieuze cirkel terecht. Uit een zeer interessante studie van de professoren Bea Cantillon en Karen Van Aerden blijkt immers dat kinderen met werkloze ouders het allergrootste risico op schoolachterstand lopen. Dat leidt tot een vicieuze cirkel. De schoolachterstand leidt tot werkloosheid enzovoort. Bovendien slaagt het Franstalig onderwijs er in Brussel niet in om tweetaligen af te leveren. Van alle jonge werklozen is 90 percent eentalig Franstalig, terwijl zelfs van een winkeldame er is hier al naar verwezen of een ober, op papier althans, een begin van tweetaligheid wordt gevraagd. Daardoor worden de arbeidsplaatsen die zeker aanwezig zijn in Brussel, voor meer dan de helft ingenomen door niet-Brusselaars.
Er is al verwezen naar Patrick Manghelinckx, directeur van JES. Die stelde het volgende: De factor etnische discriminatie wordt dikwijls aangehaald ter verklaring van de hoge Brusselse jeugdwerkloosheid, maar dit wordt overschat. Het is vooral het belang van de kennis van het Nederlands dat moet onderstreept worden. Loop eens door de Nieuwstraat. Alle grote winkelketens hebben gekleurde werknemers in dienst. Zonder de allochtone arbeidskrachten valt de boel hier gewoon stil. Ook op de luchthaven van Zaventem zijn steeds meer Brusselse allochtonen aan het werk. Alleen moet je daarvoor wel een beetje Nederlands kunnen spreken.
Naast immigratie en onderwijs is het non-beleid inzake arbeid en tewerkstelling een van de factoren. Conform het Brusselse regeerakkoord gaat ACTIRIS, de Brusselse tegenhanger van de VDAB, eindelijk werk maken van de verplichte begeleiding van jongeren. Opnieuw veel te laat, omdat de Franstaligen op de rem gingen staan. De PS en Ecolo gingen niet akkoord. Volgens hen had het verplichte begeleiden van werklozen geen zin. Bij kritiek op ACTIRIS wordt in Brussel verwezen naar het veelbesproken geldtekort en de noodzakelijke herfinanciering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Het heeft niets te maken met een gebrek aan geld, zoals Guy Tegenbos in een opiniestuk verwoordde, maar alles met een verkeerde beleidskeuze. Per werkloze beschikt ACTIRIS in theorie over evenveel geld als de VDAB, maar in Vlaanderen zijn er wel vier keer zoveel consulenten als in Brussel. In Brussel gaat 65 percent van het budget naar duizenden zogenaamde gescos die worden uitgedeeld aan gemeenten en bevriende vzws. Het is een vorm van verdoken financiering van de gemeenten. Het zijn de woorden van Elke Roex.
Toch is Brussel opnieuw vragende partij voor bijkomende financiële middelen terwijl niet een tekort aan geld de oorzaak is van de armoede in onze hoofdstad, maar de verkeerde besteding ervan. Responsabilisering, het woord dat tegenwoordig zo dikwijls valt, moet zeker worden toegepast in Brussel. Brussel moet zichzelf fiscaal kunnen straffen als het een slecht beleid voert en beloond worden als het een goed beleid voert. Brussel mag niet zoals vandaag het geval is via de perverse Financieringswet meer geld krijgen terwijl de bevolking armer wordt.
Brussel zou beter investeren in een actief arbeidsmarktbeleid, vorming, opleiding en het flexibiliseren van de arbeidskrachten. Drie economen hebben daarvoor de Nobelprijs gewonnen. Het grootste deel van de wereld weet dat al lang maar blijkbaar een groot deel van Brussel nog niet.
Brussel zit dus duidelijk in een neerwaartse spiraal die dringend moet worden doorbroken. De Brusselse regering wil dit bereiken via een actieplan met 34 strategische doelstellingen, opgesteld door een interkabinettenwerkgroep die daarmee weerom maanden bezig is.
Onderwijs en vorming vormen een speerpunt. Brigitte Grouwels zegt dat ze de ouders wil sensibiliseren om hun kinderen maximaal aan het onderwijs te laten participeren. Ze zou ook optreden tegen het schoolverzuim. Nieuwkomers moeten volgens haar ook sterker worden aangemoedigd om de officiële landstalen te leren. Ook de strijd tegen leegstand en verkrotting zal worden opgedreven.
Ministers, ik denk dat er veel meer nodig is dan dit. Ik veronderstel dat u bij deze interkabinettenwerkgroep betrokken bent geweest. Vinden jullie het actieplan zoals het werd voorgesteld door de Brusselse regering wel voldoende? Voor mij lijkt het spijtig genoeg too little, too late. (Applaus)
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ministers, ik heb wat bedenkingen. Eerst kom ik terug op de tussenkomst van mevrouw Van Steenberge. Zij had het op een bepaald moment over het onderwijs en over elitescholen versus vuilbakscholen. Ik heb haar het woord vuilbakschool in de mond horen nemen. Armoede is iets zeer pijnlijks.
Dat zijn mijn woorden niet. Ik citeer net als de heer Vandaele dat men spreekt over elitescholen en veel vuilbakscholen.
Ik dank u voor de verduidelijking. De term vuilbakschool zou ik niet graag aanhalen in mijn betoog. Het is al pijnlijk genoeg om arm te zijn. Daarbovenop nog eens te horen krijgen dat je in een vuilbakschool zit, is des te erger. Het zou goed zijn dat men hier in het parlement van dat soort terminologie zou afstappen.
Brussel wordt zoals veel grootsteden geconfronteerd met armoede, maar heeft als bijkomende moeilijkheid het institutioneel en bureaucratisch kluwen. Daardoor is het voor hulpbehoevenden vaak nog moeilijker om hun weg te vinden naar de instanties die hen de nodige bijstand kunnen bieden. Hulp en medische bijstand moeten eenvoudiger worden georganiseerd en moeten laagdrempelig zijn voor de burgers, vooral in de armere wijken.
Niet een grote administratie kan armoede oplossen, wel de nodige actoren op het terrein. Daarom pleit ik voor meer samenwerking tussen de verschillende Brusselse overheden en instanties op het terrein. Er gebeuren nu al dergelijke projecten. Een heel mooi voorbeeld is het Shifa, een verpleeg- en preventiehuis te Molenbeek, opgericht en gerund door Solidariteit voor het Gezin. Ik raad u aan om er eens op bezoek te gaan.
Minister, werk is het recept bij uitstek om armoede aan te pakken en te vermijden. Brussel moet duidelijk meer inspanningen leveren voor een degelijk activeringsbeleid. We weten allemaal dat dit niet meteen tot uw bevoegdheden behoort, maar u hebt de taak om de problematiek bij uw collegas op verschillende niveaus aan te kaarten. Ik wil u vragen om aan de kar te trekken en het armoedebeleid, ook in onze hoofdstad, mee te coördineren.
Ik wil in dit halfrond dieper ingaan op de Brusselse onderwijsproblematiek. Armoede wordt nog te vaak doorgegeven van generatie op generatie. Alleen goed onderwijs kan de negatieve spiraal doorbreken. Wie geen goed onderwijs geniet, kan nooit echte vrije keuzes maken in het leven als volwassene. Onderwijs kan en moet alle kinderen kosteloos de kansen en instrumenten geven om hun leven op te bouwen. In België en de meeste EU-landen slaagt het onderwijs vrij goed in haar emancipatieopdracht. De Vlaamse Gemeenschap werkte de voorbije jaren ook aan een gelijkekansenbeleid. Maar het kan beter. Het GOK-decreet is een stap in de goede richting, maar lost blijkbaar niet alle problemen op.
In Brussel is de situatie nog wat complexer en zijn de resultaten navenant. Een kwart van de leerlingen verlaat de school zonder diploma. Spijbelen is nog altijd een groot probleem. Er is een Spijbelactieplan, maar het levert nog steeds niet de nodige resultaten op. Dat cijfer is voor het hele gewest. Het Nederlandstalig onderwijs doet het beter, maar het heeft evenzeer een rol te spelen in de bestrijding van de armoede. Minister, aarzel dus niet om aan capaciteitsuitbreiding te werken in het Brussels Nederlandstalig onderwijs.
Statistieken tonen aan dat leerachterstand onvoldoende wordt ingehaald. Dit wil zeggen dat veel kinderen die vanaf de lagere school leerproblemen hebben, niet de juiste begeleiding of zelfs geen hulp krijgen. Het betreft dikwijls leerlingen uit een kansarm milieu waar de ouders niet over de financiële middelen beschikken om hun kinderen extra privélessen te geven. Er zijn ook ouders die niet veel geven om de schoolresultaten van hun kroost. Dat is helaas zo. De overheid heeft echter de morele plicht voor een remedie te zorgen, zodat alle kinderen dezelfde startkansen krijgen.
Een eerste stap voor het creëren van gelijke startkansen is de verlaging van de leerplicht. De kleuterklas is een essentiële stap in het leerproces, omwille van de talrijke vaardigheden die peuters en kleuters er opdoen, niet het minst op het vlak van taalontwikkeling. Daar wordt dus de basis gelegd voor een succesvolle lagere schoolcarrière, zeker voor kinderen die thuis te weinig intellectuele stimuli kennen. Helaas gaan arme kinderen minder vroeg en minder frequent naar de kleuterklas dan kinderen uit de middenklasse. In Brussel is dat een groot probleem en het moet dringend worden aangepakt.
Zowel op de basisschool als in het middelbaar moeten kinderen met leerproblemen kunnen rekenen op kosteloze huiswerkbegeleiding en bijlessen. Alle activiteiten die in schoolverband worden georganiseerd, moeten toegankelijk zijn voor alle kinderen, ook die uit arme gezinnen. De invoering van de maximumfactuur was een nobele poging om aan dit probleem tegemoet te komen, maar de maatregel dient te worden verfijnd. Er moet een beleid op maat van de leerlingen komen, zodat een waaier aan interessante pedagogische activiteiten betaalbaar blijft voor de school en de ouders. Om sport en recreatie toegankelijk te maken voor alle kinderen, moet de overheid de nodige middelen vrijmaken. Elk kind heeft immers recht op ontspanning en voldoende lichaamsbeweging. Ook voor hun gezondheid is dat essentieel.
Ministers, ik herhaal mijn oproep om bepaalde van uw collegas Nederlandstalige, Franstalige, federale, lokale en andere aan te sporen om dringend werk te maken van deze noodzakelijke maatregelen. Er is een coherent beleid nodig. En wie armoedebestrijding op zijn naamkaartje staan heeft, moet coördineren. Ik zou u dat zeer graag zien doen, minister. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, ik betreur de teneur die het debat hier soms aanneemt. Ik heb hier een paar keer gehoord dat het eigenlijk de schuld is van diegenen die in armoede leven: ze zijn niet gemotiveerd, ze leren de taal niet et cetera. Ik betreur dat ten stelligste. Het gaat over mensen die in een zeer pijnlijke situatie leven en die daar vaak ook niet voor gekozen hebben.
Ministers, collegas, meer dan een kwart van de inwoners van onze hoofdstad leeft in armoede. Drie op de tien kinderen, en in de armste buurten bijna de helft, wonen in een gezin waar niemand werk heeft. Is dat een typisch Brussels fenomeen? Ook andere grootsteden kampen met dezelfde problematiek, alleen is het in Brussel scherper, schrijnender en complexer, maar ook beangstigend en vooral zorgwekkend.
Van de kinderen in een Brussels eenoudergezin moet maar liefst 60 percent het doen zonder inkomen uit werk. In Vlaanderen is dat 6 percent. Ook als je de cijfers van de schoolachterstand van Brussel vergelijkt met die van Vlaanderen, zie je een enorme piek in Brussel. Ik ga de cijfers niet allemaal herhalen.
Het is des te schrijnender omdat de beleidsverantwoordelijken van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest al te lijdzaam toezien. Ja, gisteren hebben ze een gemeenschappelijk actieplan voorgesteld. Een doorbraak, zou je kunnen zeggen, maar ook too little, too late. Werd Vlaanderen daarbij betrokken? Werden de ministers, bevoegd voor armoedebestrijding, daarvoor gebruikt? Ik durf te hopen van wel, maar ik denk het niet.
Vlaanderen heeft Vlaanderen in Actie, Wallonië heeft zijn marshallplan. Maar wat heeft Brussel? Waar blijft het Brusselse marshallplan? We moeten vaststellen dat Brussel geen toekomstplan heeft. Als je vandaag de problemen die zich in Brussel voordoen, wilt oplossen, heb je een veel bredere en radicalere aanpak nodig, waarbij alle bevoegdheden, zoals Economie, Arbeidsmarktbeleid, Onderwijs, Welzijn, en ja, ook Migratie, in elkaar grijpen.
Voor sp.a is het heel duidelijk: wij zijn voor een noodzakelijke extra financiering voor Brussel, maar dan wel gekoppeld aan een duidelijk, daadkrachtig beleid en een plan voor Brussel, dat ook resultaten biedt. Je kunt Brussel niet extra financieren, terwijl men dezelfde beleidsmaatregelen blijft uitvoeren waarvan in het verleden is gebleken dat ze geen oplossingen bieden.
Toen de Brusselse jongeren na de opstootjes in Anderlecht in 1997 gevraagd werd wat ze nodig hadden, antwoordden ze: een opleiding en een job. 10 jaar later bleek uit een studie van Deloitte dat de parameters voor kansarmoede, huisvesting en werk nog verslechterd waren. Alles wees erop dat het gevoerde beleid de ader van kansarmoede die onze hoofdstad vandaag is, in stand houdt, in plaats van er een ader van kansen van te maken, die Brussel potentieel is.
Armoede is een complexe problematiek. Maar dat is de Brusselse institutionele situatie ook. Om daadkrachtig de Brusselse armoede aan te pakken, moet je over de grenzen van het gewest gaan. Sommige themas zijn federaal, zoals leefloon en migratie, andere themas behoren de gemeenschappen toe: werk, onderwijs, welzijn. Nog andere themas situeren zich op het gemeentelijke vlak. Opnieuw raak je aan het institutionele kluwen dat Brussel is. Sp.a heeft in het verleden bijna als eerste aan de alarmbel getrokken om aan die interne staatshervorming mee vorm te geven. Het kan niet dat je voor leefloners negentien OCMWs hebt. Een kat vindt daarin zijn jongen niet. Iemand die in Brussel hulp nodig heeft, moet vaak meerdere OCMWs aflopen om aan de juiste hulp te komen.
Natuurlijk is de situatie beangstigend en zorgwekkend, omwille van alles wat ik al heb gezegd. Maar waarom zouden we ons van op de Vlaamse banken zorgen maken over dat Brusselse probleem? Ik hoor sommigen denken dat het een ver-van-ons-bedshow is. Brussel heeft volgens het Armoederapport een jonge, arme, vaak kansloze bevolking. Vlaanderen vergrijst. Onlangs las ik dat Vlaanderen binnen afzienbare tijd te kampen zal hebben met vacatures die niet ingevuld zullen geraken, onder meer in de zorgsector, omdat men er geen opgeleide jongeren voor vindt. Daarom is investeren in Brusselse jongeren ook investeren in de toekomst van Vlaanderen. (Applaus bij sp.a)
Het valt mij op dat de dames zich altijd aan de spreektijd houden. Daarmee doe ik geen enkele uitspraak doen over de heren.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Voorzitter, ministers, geachte collegae, ik ben heel blij dat wij eindelijk eens een debat hebben over Brussel. Het is als het ware een kapitaal debat. Het is een debat over de hoofdstad van Vlaanderen, hoewel ik mij afvraag hoelang deze stad nog zal worden gewild als hoofdstad van Vlaanderen. Ik heb soms de indruk dat ongeveer alle andere Vlaamse steden zichzelf de hoofdstad van Vlaanderen wanen, als ik zie met hoeveel belangstelling het debat over Brussel wordt gevolgd. Dat is jammer. Ik vind dat als Brusselaar zeer spijtig.
Vlaanderen zou een geweldig grote politieke fout maken als wij nu niet inzien dat er dringend een oplossing moet worden gezocht voor de Brusselse problemen. Dat moet niet alleen in een Brussels kader gebeuren. Men kan zichzelf wijsmaken en de illusie koesteren dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest problemen heeft en dat het moet worden veroordeeld omdat het slecht zou functioneren. U weet toch wel van mij dat ik zeer kritisch sta tegenover de werking van de Brusselse instellingen, en dat ik ook meen dat die negentien gemeenten negentien baronieën zijn die slecht functioneren. Ik denk alleen dat niet iedereen in dit halfrond voldoende beseft wat er aan de hand is in Brussel.
Ik vind het interessant om een discussie aan te gaan over migratie. Ik vind inderdaad dat we daarover moeten durven te spreken. Waarom zouden wij er over enig onderwerp taboes op na houden? Alleen zeg ik u dat waarover het in Brussel gaat niets meer te maken heeft met migratie. Die cijfers zijn onvoldoende bekend. Als in een aantal Vlaamse steden dezelfde toekomstperspectieven zouden bestaan als in Brussel, dan vraag ik me af hoe de reactie zou zijn. Weet u dat volgens de projecties van het Planbureau, de volgende 12 jaar er in Brussel 150.000 inwoners zullen bijkomen? En dat zijn dan geen migranten, dat zijn geen mensen die zullen worden geïmporteerd, dat zijn mensen die hier zullen worden geboren. Zij zullen bovendien worden geboren in wat men de arme sikkel noemt, de gemeenten rond het Brusselse kanaal. Iedereen weet dat die gemeenten worden bewoond door mensen die met een immigratiegolf van een tijd geleden naar hier zijn gekomen. Dat zijn Belgische gezinnen, dat zijn geen vreemdelingen. Dat zijn Brusselaars die in de toekomst recht hebben op mobiliteit, op onderwijs en op huisvesting.
En als wij vanuit Vlaanderen nu doen alsof ons dat niet aanbelangt, als we zeggen dat Brussel slecht beheerd wordt zie ze daar eens bezig, hoeveel politici zijn er niet per inwoner, ze zouden beter het verkeer gaan regelen dan komen we nergens. En het is vooral onverantwoord dat we nu niet allemaal samen aan de alarmbel trekken, want het is urgent. Weet toch wat de gevolgen ervan zullen zijn voor Vlaanderen! Zoals ik al zei, is er geen muur rond Brussel opgetrokken. Er is al gesproken over een belangrijke emigratie vanuit Brussel naar het Vlaamse Gewest. Men spreekt veel over de problemen van BHV. Wij hebben dit jaar in het parlement gesproken met schooldirecties uit de regio van Halle en Vilvoorde. Die mensen schetsten ons een beeld dat ik hallucinant vind. Het is het beeld van een grootstad Brussel die aan het overstromen is. En in welke richting stroomt die over, denkt u? Die stroomt over in de richting van Vlaanderen en, natuurlijk ook, van Waals-Brabant.
Maar wij kunnen niet doen alsof onze neus bloedt en zeggen dat ze maar een beter beleid moeten voeren. Nee! We mogen een zo egoïstische houding niet aannemen of zeggen dat we Brussel maar moeten laten creperen. En sommige fracties en fractieleiders in het parlement hebben zelfs gezegd dat ze Brussel niet meer moeten hebben. Kent u nog die slogan van de Vlaamse beweging: Wij laten Brussel niet los.? Maakt u zich geen zorgen, dames en heren, die slogan is volledig voorbijgestreefd. Ik zal u de nieuwe slogan geven: Brussel zal u niet loslaten. En of we dat nu positief vinden, of we dat nu negatief vinden, of we nu een emotionele band hebben met die stad of niet, daarover gaat het niet.
Mijnheer de minister, mevrouw de minister, voorzitter, collegae, ik vraag u gewoon om naar de ernst van de problemen te kijken. Laten we stoppen met het doorspelen van de zwartepiet, een spel dat de laatste tijd zo ingeburgerd is. Wij hebben daar geen tijd voor! Tenzij u het normaal vindt dat er, zoals nu bij het begin van het nieuwe schooljaar, bij bepaalde scholen in Schaarbeek containers op het dak worden gezet. We kunnen misschien nog een tijd doorgaan op die manier en er nog een laagje bij zetten. En dan kunnen we zeggen dat dat Franstalig onderwijs is en dat dat slecht is. Ik weet dat het Franstalig onderwijs slecht werkt en ik weet dat het Nederlandstalig onderwijs veel beter is. En ik weet dat er een instroom in onze scholen is van wat men vreemdelingen durft te noemen, hoewel het Brusselaars en nieuwe Belgen zijn.
Ik vraag alleen maar of het niet eens tijd wordt dat we naar de problemen van deze stad kijken, dat we de partijpolitieke stellingen achter ons laten, dat we onze communautaire opstelling laten varen, en dat, dames en heren, gewoon uit eigenbelang! Want ik zeg u, Vlaanderen in een confederaal België of Vlaanderen als onafhankelijke staat daar trekt u uw plan mee zal met Brussel te maken krijgen. Gewoon uit eigenbelang vraag ik u welk belang Vlaanderen heeft met een bloedende stad. Ik zeg u dat Vlaanderen alleen maar belang heeft met een bloeiende grootstad, met een bloeiende toekomst van Brussel. Daarom roep ik de Vlaamse Regering op om dringend op een onpartijdige manier overleg te plegen met het hoogste niveau, en dat is de Brusselse regering. (Applaus)
Collega Van Der Taelen, ik ben het verre van oneens met de teneur van uw betoog. Laat daar geen enkele twijfel over bestaan. Ik wil enkel een verduidelijking aanbrengen, die parallel spoort met wat u zegt, maar waar u blijkbaar minder op hamert. Het klopt dat een heel groot deel van de aanwas, van de demografische groei de volgende jaren intern, door het geboortecijfer binnen Brussel zal gebeuren. Daarover bestaat geen twijfel. Tegelijkertijd is het nog altijd zo dat Brussel elk jaar evenveel nieuwkomers ontvangt als heel Vlaanderen. Dat gaat dan over een getal van 15.000 à 20.000. Ik ben van mening dat we daar ook, en in alle rust, een debat over moeten voeren. Dit is misschien niet de plek. We zijn er niet voor bevoegd.
Er zijn twee zaken die structureel voorafgaan aan een aantal remedies bij een armoedebeleid. Remediëren doet men met activering, met onderwijs en dergelijke meer. Maar er zijn twee structurele factoren, waar mevrouw Turan al naar heeft verwezen. Er zijn veel alleenstaanden in Brussel. Niet alle alleenstaanden zijn arm, maar er zijn er wel veel die op de grens balanceren. En het is zeer moeilijk om daarvoor een oplossing te vinden. Daarnaast moeten we ook nadenken over de aard van onze migratie. Ik herhaal, ik ben niet tegen migratie, ik ben ook niet tegen minder migratie. Het is een illusie dat we er minder zouden hebben. Maar ik denk wel dat we de ambitie moeten hebben om na te denken over welke mensen we in welke omstandigheden naar hier kunnen halen. De vorige federale regering heeft een aantal elementen in verband met gezinshereniging strenger gemaakt, en misschien zal dat nog moeten gebeuren. Maar tot de helft van de mensen die via gezinshereniging in ons land komen, komt bij het OCMW terecht. Ik vraag me af hoelang we dat nog kunnen volhouden.
Ik denk niet dat we het daarover oneens zijn. Beide elementen zijn essentieel in de analyse. Een analyse is altijd noodzakelijk om daarna de juiste antwoorden te kunnen geven.
De heer Sabbe heeft het woord.
Mijnheer Van Der Taelen, u doet hier een heel mooie emotionele oproep in bijna professionele toneelstijl. Maar uiteindelijk heb ik u warm en koud tegelijk horen blazen. Ik heb u geen enkele concrete maatregel horen noemen. Toen ik daarnet op het spreekgestoelte een aantal concrete zaken naar voren schoof, zei u dat men daarmee bezig was, dat het niet waar was of zelfs dat het demagogisch was. U zegt dat de situatie dramatisch is en dat we er iets moeten aan doen. Ik had het over een aantal zaken die zouden moeten gebeuren, maar daarvan zegt u dat ze demagogisch zijn. Als ik daarnet zei dat de situatie dramatisch is, dan wilde u dat relativeren.
Mijn vraag is dan ook welke maatregelen u zult nemen. Er is al heel wat tijd verloren. We moeten ons niet opsluiten in gremia die allerlei soorten resoluties goedkeuren maar concrete maatregelen nemen. Wat zijn uw concrete maatregelen?
Mijnheer Van Der Taelen, ik hoor u heel graag bezig. Volgens mij speelt u geen toneel, maar bent u oprecht. U zegt dat we nu moeten ageren en dat het in ons eigenbelang is. U vraagt ook waar Vlaanderen zit. Maar waar was u 10 jaar geleden toen wij hier uiteenzettingen hielden over Brussel? Wij hielden 10 jaar geleden hetzelfde pleidooi als nu over Brussel. Ik zal niet zeggen hoe wij toen werden afgeschilderd, want dan wordt mevrouw Brusseel boos. Wij hebben vanalles over ons hoofd gekregen toen wij deze problemen 10 jaar geleden durfden aan te kaarten.
Mijnheer Van Der Taelen, ik ben het volledig eens met uw analyse. U richt zich echter tot de Vlamingen die Brussel zouden laten vallen. Het kwam erop neer dat de Vlamingen onvoldoende inspanningen zouden doen voor Brussel.
Ik ben het 100 percent met u eens dat de communautaire tegenstellingen tussen Vlamingen en Franstaligen voorbijgestreefd zijn. U legt terecht de nadruk op de demografische ontwikkeling. Ik las gisteren dat er in Brussel in 1 jaar tijd 2 percent aan mensen is bijgekomen. Het gaat om een multiculturele en multinationale omgeving. De structuren zijn echter gemaakt op de tweeledigheid tussen Vlamingen en Franstaligen, terwijl de problematiek zich in een veel bredere context voordoet.
De Vlaamse Gemeenschap investeert enorm veel in Brussel, bijvoorbeeld in onderwijs. Wat de Nederlandstalige kinderen betreft, halen we ongeveer 20 percent. In bepaalde regios zijn de scholen volledig multicultureel. Hetzelfde geldt voor het welzijnsbeleid. Er zijn van Vlaamse kant ook heel wat inspanningen geleverd door voormalig minister Vandenbroucke. We zitten in Brussel echter met een sociologisch gegeven, en op dat vlak deel ik uw analyse. Ik vind het echter iets te kort door de bocht om te zeggen dat de Vlamingen Brussel zouden laten vallen. Wij investeren meer dan ooit, maar het probleem is heel complex. De heer Moureaux zegt: Bruxelles, cest à nous. Welnu, Bruxelles nest plus à nous. Brussel is een multiculturele stad geworden. Ik ben het vaak niet eens met de heer Sabbe, maar ik vind ook wel dat u wat concreter moet zijn in dit debat. Ik heb weinig nieuwe zaken gehoord over hoe we de problemen ten gronde kunnen aanpakken.
Ik sluit aan bij wat de heer Van Rompuy zegt. U geeft een vurig pleidooi, u hebt ons overtuigd, maar dat was niet meer nodig want wij waren al overtuigd. Wij proberen ook ervoor te pleiten om Brussel niet los te laten. Dat weet u goed genoeg.
Zeer concreet zal een van de aspecten daarin noodzakelijk een bestuurlijke hervorming van Brussel zijn. Hoe die moet zijn, laten we nu even in het midden. Concreet: hoe ziet u zichzelf persoonlijk, en bij uitbreiding Groen!, in dat verhaal meegaan?
Ik ben altijd zeer geïmponeerd door de emotionele uiteenzettingen van de heer Van Der Taelen. Ik vraag me alleen af of hij dat emotioneel betoog ook houdt tegen zijn partijgenoot Bruno De Lille, die in de Brusselse regering zit en die mee kan wegen op het beleid dat daar gevoerd kan worden?
Als ik het goed heb, heb ik over alle partijgrenzen heen gehoord dat men begrepen heeft dat er een heel groot probleem is in Brussel. Tussen haakjes, dat is niet alleen zo in Brussel: over enkele jaren zal datzelfde probleem, misschien op wat kleinere schaal, zich ook in heel wat Vlaamse gemeenten voordoen. Ik weet heel goed waarover ik spreek. Ik woon in een taalgrensgemeente. Dezelfde problematiek als in Brussel begint zich daar stilaan af te tekenen.
Maar wat ik heb gemist, zijn twee woorden, namelijk mea culpa, bij alle meerderheidspartijen die gedurende vele jaren de immigratie hebben laten ontsporen door er nooit iets aan te doen. Men heeft waarschijnlijk gelijk. Die 150.000 die erbij zullen komen, zijn geen 150.000 nieuwe mensen die hier aankomen, het zijn mensen die hier geboren worden, maar die hier geboren worden uit mensen die deels hier zijn gekomen door huwelijksvorming. Ik zeg bewust niet huwelijkshereniging of familiehereniging. Het gaat ook om mensen die de afgelopen jaren door een totaal falend en afwezig immigratiebeleid naar hier zijn gekomen. Een groot mea culpa van de partijen die daarvoor een verpletterende verantwoordelijkheid dragen, zou hier vandaag op zijn minst op zijn plaats zijn.
Mijnheer Gatz, ik ben best bereid om een debat te houden over migratie. Dat moeten we hebben, daar moet over nagedacht worden. Alleen, als ik spreek over wat er in Brussel aan de hand is, wil ik vooral de illusie ontnemen dat men zou kunnen denken: we voeren een strak migratiebeleid en alles is opgelost. Neen, er komen nog 150.000 geboorten bij. Dat zijn geen migranten. Dat is een ander debat, vrees ik.
Mijnheer Sabbe, u verbaast zich over het feit dat ik weinig concreet ben. De tijd is beperkt, maar ik denk dat we het erover eens zijn dat een van de grootste problemen onderwijs en opleiding is. Ik denk dat de tijd echt voorbij is dat we dat louter vanuit die twee gemeenschappen moeten doen. Ik denk dat we op dat vlak het communautaire moeten overstijgen, mijnheer Van Rompuy. Die twee gemeenschappen moeten samenwerken in hun eigen belang.
Ik ben het ermee eens, mijnheer Sabbe, dat Vlaanderen niet meer in het Vlaams onderwijs moet steken, maar de gemeenschappen moeten misschien eens samen nadenken over hoe we op een efficiënte manier kunnen vermijden dat het aantal ongeschoolden in Brussel altijd maar groter wordt en dat daardoor een emigratie van meer welgestelde categorieën op gang komt die overlast bezorgen in die Halse en Vilvoordse scholen. We moeten daar samen over nadenken want we hebben gelijklopende belangen.
Ik zeg niet dat Vlaanderen niets doet in Brussel; ik vind dat Vlaanderen fantastische zaken doet in Brussel, net zoals ik ook niet aan alle Vlamingen verwijt dat ze Brussel niet verdedigen. Ik weet dat dat wel zo is, alleen weten weinig Vlamingen wat er staat te gebeuren in Brussel. Daarom vind ik die immigratiecijfers zo ongelooflijk impressionant. Daarover moeten we gaan samenzitten. Het is mijn voorstel dat de minister-president een topoverleg opstart met het Brusselse gewest.
Als u mij vraagt wat ik over de Brusselse instellingen denk, wel daarover moet ik heel duidelijk zijn. Ik wil me er niet van afmaken met een boutade door te zeggen: laat ons de gemeenten afschaffen. Neen, dat zeg ik niet. Ik zeg gewoon: schaf die burgemeesters af en laat op het niveau van de gemeenten wat er op dat niveau moet worden geregeld. Dat zijn voornamelijk dingen die dicht bij de burger staan. Ik heb er geen enkel probleem mee om toe te geven dat die Brusselse gemeenten goed functioneren voor wat ze op gemeentelijk vlak moeten doen, dicht bij de burger. Maar ze functioneren niet op het vlak van het ontwikkelen van een visie op het niveau van een grootstad.
Mevrouw Idrissi, het is spijtig dat u zon belangrijk debat weer op het partijpolitieke moet betrekken. Ik vind het spijtig dat u zegt: Wij zitten niet in de regering, jullie wel dus jullie staatssecretaris doet geen goed werk. Ik probeer net om de politieke beschuldigingen te laten voor wat ze zijn. Zo geraken we niet vooruit. En als we elkaar in dit parlement nog maar eens de zwartepiet gaan doorschuiven in de stijl van: met de socialisten gaat het beter, met de groenen gaat het slechter
Neen, dat heb ik niet gezegd. Ik vroeg me alleen luidop af of u ook ten aanzien van uw partijgenoot hetzelfde discours had gedaan. Ik had gehoopt dat u mij gewoon antwoordde: Ja.
Wat denkt u, mevrouw Idrissi, dat ik in mijn partij iets heel anders zeg dan hier? U kent mij niet goed! Ik dank u. (Applaus bij Groen! en CD&V)
Mijnheer Van Der Taelen, ik wil nog ter verduidelijking zeggen dat ik het met u eens ben dat we meer middelen in het Brussels onderwijs moeten steken, maar dat het een heilloze weg is om te denken dat je het vanuit Vlaanderen alleen kunt doen. Het gaat inderdaad over een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Je moet het ook gemeenschappelijk aanpakken.
Minister Lieten heeft het woord.
Voorzitter, collegas, de cijfers zijn verontrustend en hebben ons allemaal wakker geschud. De cijfers geven duidelijk aan dat in grootsteden en zeer specifiek in Brussel, een hele generatie jongeren met weinig perspectief ontstaat. Ze hebben geen diploma, geen opleiding die toeleidt naar de arbeidsmarkt, geen rolmodel in hun eigen gezin omdat ze effectief dikwijls vaders en moeders hebben die ook werkloos zijn en niet actief participeren aan onze maatschappij. Die cijfers over de jongeren zijn zeer verontrustend.
We moeten ook beseffen dat die cijfers niet alleen verontrustend zijn en slecht nieuws bevestigen voor de mensen die in de armoede leven, maar dat die cijfers ook heel slecht nieuws zijn voor de totale levenskwaliteit in Brussel. Onderzoek heeft heel duidelijk aangetoond dat als de kloof tussen arm en rijk groter wordt, ook de leefkwaliteit van de middenklasse en van de mensen die het financieel goed hebben, achteruitgaat. Ook dat is voor Brussel een verontrustend gegeven.
Hoe gaan we eraan werken? Armoedebestrijding en verschillende collegas hebben dat al aangehaald is bij uitstek teamwerk. Er moet worden ingezet op onderwijs, er moet worden ingezet op welzijn, op huisvesting, op werk en op arbeidsmarktbeleid. Dat teamwerk wordt in de Vlaamse Regering ook tot uitdrukking gebracht, waarbij het mijn bescheiden rol is om dat teamwerk een beetje te coördineren.
Wat hebben we tot nu toe gedaan? U zult opgemerkt hebben dat iedere minister in zijn eigen beleidsnota is nagegaan wat hij vanuit zijn beleidsdomein kan doen om armoedebestrijding hoog op de agenda te plaatsen. Ik heb ook aan iedere minister gevraagd om dat opnieuw te doen bij de beleidsbrieven die we binnenkort in dit parlement zullen bespreken. Het is een uitgelezen moment voor jullie om de aandacht te vestigen op armoede.
Het is ook belangrijk dat we die aandacht concreet vertalen naar alle beheersovereenkomsten die de volgende maanden worden afgesloten met alle Vlaamse administraties, extern verzelfstandigd agentschappen (EVA) en intern verzelfstandigd agentschappen (IVA). Want iedere administratie moet nagaan wat ze kan bijdragen aan armoedebestrijding.
Belangrijker nog is dat we in juli in de Vlaamse Regering het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding hebben goedgekeurd. Dat Vlaams actieplan is opnieuw het resultaat van teamwerk. Iedere minister en iedere administratie heeft een aantal maatregelen voorgesteld voor hoe hij in zijn beleidsdomein de armoede kan aanpakken. In het totaal staan in het Vlaams actieplan 194 zeer concrete maatregelen opgesomd. Op dit ogenblik is iedere minister bezig met het vertalen van deze maatregelen in een concreet actieplan: de nodige budgetten vrijmaken, duidelijk aangeven wat de meetbare doelstellingen zijn en een duidelijke timing bepalen.
Ik geef twee voorbeelden van maatregelen die illustratief zijn. De eerste is de automatische toekenning van de rechten. We hebben in dit parlement dikwijls debatten over een wetgeving zonder gaatjes. We willen niet dat iemand iets krijgt waar hij geen recht op heeft. We proberen alle achterpoortjes te sluiten. De realiteit is echter dat heel veel mensen niet krijgen waar ze recht op hebben. Er is op Vlaams niveau een heel beleid ontwikkeld in de voorbije 10, 20, 30 jaar om die armoedekloof te proberen dichten. Maar veel van de mensen die in armoede leven, zijn dikwijls niet de meest mondige burgers. Ze gaan niet op zoek naar hun rechten, en vinden hun weg niet in de bureaucratie. Daarom moeten we zo veel mogelijk rechten uit onze decreten en wetten automatisch toekennen.
Zo is er het Omnio-statuut. Wie dat aanvraagt en krijgt, moet minder betalen bij de dokter en apotheker. Maar niet iedereen weet dat. Niet iedereen vindt de weg door de bomen en het bos en de bureaucratie. Veel mensen voor wie het statuut bedoeld is, kennen het niet en kunnen er geen gebruik van maken. Dus moeten we op zoek gaan naar administratieve vereenvoudiging, het koppelen van de databank en operationele manieren om die rechten automatisch toe te kennen.
Een tweede voorbeeld zijn de vervangingsinkomens. Dat is geen Vlaamse bevoegdheid. Ze dragen wel bij tot een grotere kloof. Om op een menswaardige manier te kunnen overleven, heeft men minstens 900 euro per maand nodig. Heel wat zieken en gehandicapten halen dat minimuminkomen niet. Ik verwijs naar de cijfers die 2 weken geleden werden gepubliceerd over armoede bij de Vlaamse gehandicapten.
De Vlaamse Regering heeft in het voorjaar, nog in het kader van het samenwerkingsfederalisme, aan de federale regering gevraagd om de vervangingsinkomens ook hoog op de politieke agenda te zetten. Dat moeten we in de komende periode blijven doen.
Uiteraard nemen we Brussel op in ons actieplan voor onze bevoegdheden die daar gelden. Ik lees een passage voor die specifiek over Brussel gaat: De aanpak in Brussel stoot onvermijdelijk op de institutionele versnippering, zowel in de interne structuren van Brussel als in de relatie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest tot de andere regios. De Vlaamse Regering wil maximaal investeren in de bestrijding van de armoede in de hoofdstad. Ook zal hier de bestrijding van de structurele armoede vooropstaan met extra accenten voor kinderen en ouderen inbegrepen. De Vlaamse Regering zal dit doen binnen haar gemeenschapsbevoegdheden en in overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie en alle andere betrokken actoren zullen we dat verder opzetten.
Naast alle inhoudelijke maatregelen we kijken altijd hoe we deze in Brussel kunnen vertalen als het om gemeenschapsbevoegdheden gaat wordt er ook extra ingezet op overleg en samenwerking met de actoren in Brussel. Ik noem er enkele op. We hebben overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie in verband met de uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan. Maar ook de organisatie van meer onthaalpunten is opnieuw een aandachtspunt zodat in de kwetsbare wijken mensen effectief kunnen worden toegeleid naar de hulp waar ze recht op hebben. We hebben overleg en werken samen met de verenigingen waar armen het woord nemen, ook in Brussel. Die worden ook gesubsidieerd. Zo kunnen we gebruik maken van de ervaringsdeskundigen om kritisch te kijken naar ons beleid.
Er loopt een onderzoek naar de thuislozenzorg in Brussel. Er is overleg met Samenlevingsopbouw en het Huis der Gezinnen.
Inzake het actieplan dat Brussel gisteren aankondigde, is het zeer goed en verheugend dat ook het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een gecoördineerd plan van aanpak heeft gemaakt. Ik heb gisteren reeds overleg gehad met minister Grouwels om na te gaan hoe we elkaar kunnen steunen bij de uitvoering van ons beider actieplan en hoe we de maatregelen op elkaar kunnen afstemmen. We zullen absoluut verder inzetten op dat overleg en dat samenspel.
Kortom, wij worden in alle bescheidenheid met deze grote problematiek geconfronteerd. We hebben echter ook veel ambities. Naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrieven, zullen we hier de komende weken in de commissies aandacht aan kunnen besteden. Ik kijk uit naar jullie suggesties en opmerkingen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, de cijfers, die hier al verschillende keren zijn herhaald, spreken eigenlijk voor zich. Ze bevatten ook niets nieuws. Iedereen die in deze stad woont, werkt, leeft, krijgt die cijfers wel eens te lezen en weet dat die cijfers er zijn.
De reden waarom het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest nu jaarlijks een dergelijk rapport opstelt, is dat ik, samen met mijn collega, als bevoegd minister voor die jaarlijkse confrontatie heb gezorgd. Vroeger kregen we sporadisch wel eens cijfers te zien. Het is belangrijk dat iedereen, in de eerste plaats de politiek verantwoordelijken, op zijn verantwoordelijkheid wordt gewezen. Dit gebeurt het best door middel van cijfers. Het gaat er niet enkel om analyses te maken. Dat is hier vandaag opnieuw gedaan. Het gaat erom iets te doen. Daarom heb ik eind vorige legislatuur op vraag van de sp. a-fractie opgelegd dat jaarlijks een actieplan met betrekking tot de armoede in Brussel moet worden opgesteld. Ik vind het dan ook een beetje onbegrijpelijk dat de heer Sabbe me vanop de tribune vraagt wat ik allemaal heb gedaan. Ik zal hem eens uitnodigen en hem een overzicht geven van alles wat we al hebben gedaan.
De problemen in Brussel zijn meervoudig. De problemen in Brussel blijven ook niet tot Brussel beperkt. We moeten hier niet de neiging hebben te denken dat we uniek in de wereld zijn. Andere grote steden hebben dezelfde problemen. Dit geldt voor Luik en in mindere mate voor Antwerpen en Charleroi. Al die problemen zijn ginds ook aanwezig. In Brussel zijn ze echter scherper en uitgesprokener. Bovendien is er in Brussel een bestuurlijk onvermogen om adequaat te reageren. Ik kom hier straks nog op terug.
De problemen in Brussel hebben verschillende oorzaken. Er is hier daarnet al over de migratie gesproken. De heer Van Der Taelen heeft terecht opgemerkt dat veel kinderen die hier worden geboren, uit de tweede, de derde of de vierde generatie afkomstig zijn. Die kinderen zijn Belgen. Het gaat dan om Turkse Belgen, Marokkaanse Belgen en dergelijke. Niemand kan er echter om heen dat we ten gevolge van de regularisaties en van de gezinsherenigingen in het onderwijs en in de samenleving in Brussel elk jaar opnieuw moeten beginnen. Dit geldt ook voor Antwerpen en voor andere steden. We moeten telkens opnieuw beginnen.
Het is voor het overleven in die steden dan ook absoluut noodzakelijk dat die migratie onder controle wordt gebracht. Uit de vergelijking met Australië en met Canada blijkt dat we hier in een totaal ander systeem zitten.
Er is hier vaak opgemerkt dat het Franstalig onderwijs niet goed is. Dat klopt. Het Franstalig onderwijs kreunt echter onder die migratie uit het verleden. Wat het Nederlandstalig onderwijs nu meemaakt, is identiek hetzelfde.
Dit betekent natuurlijk niet dat die migrantenkinderen dom zijn of niet goed kunnen leren. Het betekent enkel dat we ons in een systeem van uitsluitingsmechanismen bevinden. Die mechanismen worden bovendien nog versterkt. Het gaat immers vaak om migratie uit sociaal-economisch zwakkere milieus. Hierdoor worden alle achterstandsfactoren versterkt. Dit wordt op zijn beurt nog eens gecombineerd met het feit dat de betrokkenen de taal niet spreken.
Er wordt hier vaak beweerd dat de mensen tweetalig moeten zijn. In Brussel is het probleem dat we de mensen nog niet eens als eentalig kunnen kwalificeren. Veel kinderen die uit het Franstalig onderwijs stromen, spreken nog niet eens goed Frans. Hetzelfde geldt nu voor het Nederlandstalig onderwijs. Alvorens we over tweetaligheid beginnen, is het belangrijk ervoor te zorgen dat die kinderen de eerste taal goed leren. Ook dat is een probleem.
Een derde probleem in Brussel is de versterking door het gebrek aan inkomen. Alle achterstandsfactoren versterken elkaar opnieuw in deze stad.
Een punt waarop Brussel enorm met de andere steden in de wereld verschilt, is het gebrek aan een eenheid van commando. Er is geen regisseur in deze stad. In Antwerpen bestaan dezelfde fenomenen, maar daar neemt een burgemeester de zaken in handen. (Opmerkingen)
Hetzelfde geldt voor Amsterdam en Berlijn. Ik zeg dat niet omdat de heer Janssens hier toevallig aanwezig is. Ik zou evengoed naar Gent of naar Kortrijk kunnen verwijzen.
Dit is een heel belangrijk debat. Ik zal Antwerpen niet noemen als dat voor sommigen moeilijk ligt. Dat is ook niet the point. The point is dat je in die andere steden een eenheid van commando hebt. In heel wat steden in de wereld heeft men een regisseur die alle neuzen in dezelfde richting zet.
Inderdaad, mijnheer Sabbe, u hebt letterlijk uit mijn boekje geciteerd. Wie heeft de afgelopen 5 jaar de institutionele problemen in Brussel op de kaart gezet? 6 maanden nadat ik in de Brusselse politiek ben gekomen, heb ik vastgesteld dat in Brussel iedereen bevoegd is en niemand verantwoordelijk is. Er is geen eindverantwoordelijke in die stad. Er is niemand die je kunt aanspreken. We kunnen niet zeggen: jij moet dit doen en jou gaan we daarop afrekenen. Dat is het grote verschil tussen Brussel en andere steden in Vlaanderen, in Wallonië en in de rest van de wereld: er is geen regisseur, er is geen eenheid van commando. Er is niet één stadsgewestproject, maar er zijn 19 dorpsprojecten. Dat is het probleem in deze stad, en het is daarom dat alles zo moeilijk wordt.
Laat me drie voorbeelden geven. Het eerste is de problematiek van de daklozen, de thuislozen. Het klopt dat toen ik 5 jaar geleden minister werd, er een dode is gevallen. Je roept dan iedereen bij elkaar en in gelijk welke andere stad zijn er drie mensen nodig om de zaak op te lossen. In Brussel heb je er 26 nodig, en ze zijn allemaal bevoegd! Ze hebben allemaal iets te zeggen, maar een beslissing nemen en die ook uitvoeren, dat kan niemand.
Ik geef een tweede voorbeeld. Als je iets aan de huisvesting wilt doen in deze stad, dan moet je rekening houden met 34 huisvestingsmaatschappijen! 34! Waarom is dat in godsnaam nodig? Waarom?
Het derde voorbeeld is het Spijbelactieplan. Ik neem mijn verantwoordelijkheid, mijnheer Sabbe, en ik stel inderdaad vast dat er een probleem is met het Spijbelactieplan in Brussel, niet in Antwerpen of in Gent, maar wel in Brussel. Ik zie mijn Franstalige collega Simonet en ik zeg dat we er iets aan moeten doen. Zij antwoordt dat het niet wij zijn, maar het parket dat er iets aan moet doen. Ik heb daarop voorgesteld om een vergadering te organiseren met de procureur des Konings. Die vergadering met minister Simonet, de procureur en mezelf heeft plaatsgevonden. We hebben er afgesproken dat er een nieuw protocol komt, maar we zijn nu maanden verder en ik stel opnieuw vast dat het aan Franstalige kant blokkeert omdat er in de administratie iemand is die om de ene of de andere reden niet akkoord gaat. Eigenlijk is het niet mijn taak om het Spijbelactieplan vanuit Onderwijs op poten te zetten, eigenlijk moet dat gebeuren door de minister-president van het gewest waar we onze zetel hebben, want hij is de hoofdverantwoordelijke.
Ik kom hiermee tot mijn volgende punt. Ik had zo een beetje de indruk, maar we mogen die indruk niet aan de mensen in Vlaanderen geven en ook niet aan de mensen in Brussel, dat de Vlaamse Gemeenschap nu plots alle problemen in Brussel zou oplossen. Laten we onze plaats goed kennen! In deze stad is er een apart gewest met twee gemeenschappen die in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zitten, maar de instantie die in eerste instantie verantwoordelijk is om het armoedeprobleem in Brussel op te lossen, is het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, want dat is verantwoordelijk. Laat ons hier vandaag niet doen alsof de Vlaamse Gemeenschap plotseling een probleem ontdekt en dat probleem ook kan oplossen. We zullen dat niet kunnen doen, de hoofdverantwoordelijkheid ligt bij het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Ik heb al verschillende keren ook de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest opgeroepen om de verantwoordelijkheid te nemen. Uiteraard hebben we als Vlaamse Gemeenschap een belangrijke rol te spelen, net als de Franse Gemeenschap. Onze rol is er een van ondersteuning. De harde bevoegdheden zitten in handen van het gewest. Huisvesting en Werk zijn exclusieve gewestbevoegdheden, bovendien via de gemeenten en de controles en het toezicht op de gemeenten zitten ook bij het gewest. We hebben inderdaad gemeenschapsbevoegdheden, dat klopt en daarom vraag ik aan de minister-president, en ik herhaal mijn vraag vanop deze tribune, om ons samen te roepen, minister Simonet en mezelf, om over de onderwijsproblematiek in Brussel te praten, niet alleen over de capaciteit, maar ook over hoe we een en ander inhoudelijk kunnen doen. Ik wacht, want ik denk niet dat het de Vlaamse Gemeenschap is die hier het initiatief kan en mag nemen! Ik wacht dus op een uitnodiging en ik hoop dat die ook komt, maar niet wegens allerlei polemieken of het er al dan niet bij zitten, want dat is voorbij! Het gaat erover hoe we de stad vooruit kunnen helpen. Laten we iedereen daarbij zijn rol laten spelen.
Mijn oproep is hier vandaag om iets te doen aan de coördinatiefunctie. Daar is geen interne staatshervorming voor nodig. Daar hebben we geen ingewikkelde staatshervormingen voor nodig. Laat het gewest die coördinatierol ten volle opnemen!
Neem onderwijs. Ik ga akkoord: onderwijs is een heel belangrijke sleutel in de aanpak van de problematiek. Maar wat baat het dat ik probeer die kinderen goed onderwijs te geven als ze om 11 uur s avonds of om middernacht op straat aan het voetballen zijn? Ik woon zelf in het hartje van deze stad. Dat zijn jongens van 11 of 12 jaar. Toen ik zo oud was, had ik mij dat niet in het hoofd moeten halen, of ik had zelf een trap gekregen. Maar dat kan hier. Daarom vraag ik een ketenaanpak. Daar gaat het over! Zorg ervoor dat die kinderen om 11 uur in hun bed liggen! Dat kan ik als minister van Onderwijs niet doen. Dat is opnieuw de rol van de mensen die bevoegd zijn.
Het zijn veel voorbeelden, collegas, om aan te tonen dat wij als Vlaamse Gemeenschap in Brussel een belangrijke partner zijn. Mijnheer Van Der Taelen, ik vond uw pleidooi ook heel mooi. Ik wil het zeker niet bekritiseren. Maar ik denk dat de minister-president in de Septemberverklaring toch heel duidelijk was over hoe de Vlaamse Gemeenschap zich wil verhouden tot Brussel. Hij heeft heel veel mooie woorden gebruikt om te zeggen dat we Brussel nooit zullen loslaten: we willen en zullen een partner zijn.
Mevrouw Idrissi, ik begrijp wat u zegt. U was een beetje verontwaardigd. Mijnheer Watteeuw, weet u dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een taalplan heeft opgesteld? Wist u dat? De Vlaamse Gemeenschap is er niet bij betrokken. Ik stel dat maar vast. Zo gebeuren er nog dingen. Dat vind ik niet normaal. Als je hier a zegt, moet je ook a zeggen in de Brusselse regering. Dat geldt voor iedereen, ook voor mijn partij in het verleden. Dat zal veel geloofwaardiger zijn.
Wij investeren elk jaar iets minder dan 500 miljoen euro in het Brusselse onderwijs, bijna 20 percent. Dat zullen we ook in de toekomst blijven doen. Ik wil kwaliteitsvol onderwijs in Brussel blijven aanbieden. Op dit moment spreekt nog één op de tien van de kinderen in ons onderwijs thuis Nederlands. Als we de taalgemengden erbij nemen, komen we op één op de drie kinderen die nog regelmatig Nederlands spreken. Dat betekent dat we openstaan voor andere mensen in deze stad. Eigenlijk begint het op het moment dat de kinderen naar de crèche gaan. We zullen in de toekomst nog uitbreiden als we het in een totaalpakket kunnen doen, in het belang van het kind.
Laat ons nu allemaal het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest aansporen om die handschoen op te nemen. Wij zullen als Vlaamse Gemeenschap een partner zijn. Laat ons alstublieft voor de geloofwaardigheid van de politiek de Brusselaars en de Vlamingen niet de illusie geven dat de Vlaamse Gemeenschap die problemen alleen zal en kan oplossen. Het is in eerste instantie een taak van de Brusselaars, samen met de Franse en de Vlaamse Gemeenschap. Deze Vlaamse Regering engageert zich daartoe. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Lieten, u zei dat u het armoedeoverleg met actoren in Brussel en de VGC wou intensifiëren. Bent u van plan, zoals u aangaf in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, om er een permanent armoedeoverleg van te maken? Ik weet dat er af en toe overlegmomenten zijn, maar het lijkt me zeer nuttig als daar een vaste structuur en een regelmaat in zouden komen. Dat zou interessant kunnen zijn voor het werkveld in Brussel en voor de VGC.
Minister Smet, ik heb aandachtig naar uw repliek geluisterd. U zegt: Ik wacht. De vraag is of wachten de goede houding is. U kent de duivenradio: Chateauroux, bewolkt, wachten. Dat k an een tijdje duren. Misschien moet u proactief zijn, zelf initiatief nemen en rond de tafel gaan zitten om het onderwijsprobleem samen aan te pakken.
U zegt dat u ons uitnodigt om te kijken naar alle maatregelen die in actieplannen gegoten zijn. Maar de prijzen worden uitgedeeld aan de aankomst. Vooral de prestatie van de manager, in casu de minister, wordt gemeten op basis van het resultaat en niet op basis van de intentie. De resultaten tellen. In Brussel blijft de trend negatief. We blijven achteruitgaan op alle vlakken.
U hebt ook een aantal zeer fundamentele problemen aangehaald. Zo hebt u het bijvoorbeeld gehad over de gezinshereniging en de gevolgen die die heeft. U hebt letterlijk gezegd dat u telkens opnieuw moet beginnen. Ik volg u daarin. Dat is jammer genoeg zo. Aangezien de politieke niveaus in dit land zo met elkaar verstrengeld zijn, vraag ik me af waarom paars er op federaal niveau niet voor heeft gezorgd dat aan die problematiek van de gezinshereniging iets werd gedaan.
U hebt het over inburgering, maar de vraag rijst of er geen bestraffing moet zijn wat alle ondersteunende maatregelen betreft als die inburgering niet gebeurt. Ter zake hebben we toch wel een probleem. U zegt dat u telkens opnieuw moet beginnen. Dan mag u wel 500 miljoen euro besteden aan het onderwijs, maar op den duur gaat dat geld verloren omdat het niet goed of slecht wordt besteed. Daarom vind ik dat er een sanctie moet komen als die mensen die er gebruik van moeten maken, geen gebruik maken van de initiatieven die worden aangeboden.
U hebt alle touwtjes in handen om, gesteund door de federale overheid, ter zake het initiatief te kunnen nemen in Brussel, samen met uw collega, samen met de Franstaligen. Ik wacht op de concrete acties die u zult ondernemen om dat concreet aan te pakken in Brussel.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het verheugt me dat u ook het bureaucratieprobleem hebt vernoemd. Het zal inderdaad nodig zijn om de structuren enigszins los te laten tijdens het overleg en out-of-the-box te denken. Ik zal de komende maanden en jaren aandacht besteden aan uw voorstellen en maatregelen.
U hebt een aantal zeer interessante dingen gezegd, waarbij ik toch nog even een aantal bemerkingen wil maken. U hebt het gehad over taal en het belang van de kennis van de talen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, namelijk Frans en Nederlands, om een baan te vinden, een goede schoolcarrière te kunnen maken en uit de armoede te geraken.
Ik vrees dat het probleem op die manier enigszins wordt omgedraaid. Het probleem is niet het feit dat ze onvoldoende Frans kennen om uit de armoede te geraken. Het probleem is dat wie in armoede leeft en kansarm en laaggeletterd is, een slechte kennis heeft van de moedertaal.
De moedertaal is zeer belangrijk. Ik heb het daar met u al over gehad. Het is niet correct steeds te beweren dat de grote boosdoener een slechte kennis van het Frans of het Nederlands is. De eerste boosdoener is de geringe geletterdheid bij ouders en een slechte kennis van de moedertaal bij de kinderen. Het gaat over een taalontwikkeling die niet goed genoeg is verlopen in de eerste levensjaren van kinderen.
Wat dat betreft, is het moeilijk bouwen. Dat zullen we met een open blik moeten bekijken. Pas als dat probleem opgelost raakt, die geringe geletterdheid en de communicatie tussen ouders en kinderen, kunnen we beginnen te bouwen aan goed Frans of goed Nederlands, om daarvan gebruik te maken op school.
Het pleidooi dat ik hier houd, is wetenschappelijk onderbouwd, en ik hoop dat we daar nog op kunnen terugkomen in de commissie Onderwijs. Er zijn immers oplossingen voorhanden en die moeten echt worden geïmplementeerd in ons onderwijs.
Minister, het is inderdaad zo dat de Vlaamse Gemeenschap een ondersteunende rol speelt en dus niet de motor kan zijn voor het oplossen van bepaalde grote problemen, zoals die van tewerkstelling en mobiliteit. Daarvoor is het gewest inderdaad ten volle bevoegd, zoals u zegt. Welzijn en onderwijs zijn echter wel zeer belangrijk. Een groot probleem als men zich bevindt op een sociaal niveau waar er weinig financiële mogelijkheden zijn, is dat van de gezondheid. Welzijn is dus wel degelijk zeer belangrijk. U hebt daar niet zomaar een beetje een ondersteunende rol. Datzelfde geldt voor het onderwijs. Dat is de belangrijkste hefboom om uit de armoede te geraken.
Ten slotte hebt u het gehad over een bestuurlijk Brussel waar iedereen bevoegd is, maar niemand verantwoordelijk. Dat deed me toch een beetje denken aan de discussies die we vorig jaar hebben gevoerd over de capaciteitsuitbreiding in het Brusselse Nederlandstalig onderwijs. Hoewel u ten volle bevoegd bent voor het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, hebt u ons maanden aan een stuk geantwoord dat u niet verantwoordelijk was met betrekking tot de capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Het grapje dat u daarnet over Brussel hebt gemaakt, was dan helaas ook op u van toepassing.
Ik dank beide ministers voor hun antwoord. De actieplannen en doelstellingen zijn inderdaad indrukwekkend. Ik raad alle collegas hier aan ze door te nemen. Sommige collegas doen er wat lachwekkend over, maar het zijn wel degelijk strategische beleidsplannen die een echte oplossing kunnen teweegbrengen op voorwaarde dat ze grondig worden uitgevoerd.
Ik kom altijd op hetzelfde punt terug. Ik ben het eens met de analyse van minister Smet, maar niet met zijn oplossing. De eenheid van leiding was een jaar geleden al naar aanleiding van het veiligheidsdebat het knooppunt. Dat is het nu ook. U hebt het met tal van voorbeelden aangehaald. Dat is essentieel. Collega Van der Taelen heeft de bevolkingsexplosie die eraan staat te komen, al aangekondigd. Als er inderdaad een dambreuk komt aan de aluminiumfabriek in Brussel, krijgen we daar in de Rand mee te maken. Het belangt Vlaanderen aan. We moeten daar zeker iets aan doen. Over de eenheid van leiding zal er nog heel wat te doen zijn.
Er is veel gezegd en ik heb veel gehoord vandaag. Over de hamvraag is nog niets gezegd: wie gaat dat betalen, wie heeft zoveel geld? Het is een zaak van centen en we weten dat deze regering toe is aan besparingen, ook nog het volgend jaar. Extra geld voor armoedebestrijding in Brussel wordt er niet vrijgemaakt.
We lezen in Knack van vandaag dat de som van 500 miljoen euro extra die Brussel vraagt volgens Brussels minister van Economie Cerexhe niet zal volstaan om de gevolgen van de ontspoorde demografie op te vangen. Het geld moet dienen om de kosten van Brussel als internationale hoofdstad te helpen betalen op het vlak van mobiliteit, infrastructuur en veiligheid. Het bedrag houdt geen rekenenig met demografische vraagstukken. Het staat vast dat Brussel de komende jaren nog veel meer geld nodig zal hebben. Het antwoord van de minister is misschien wel relevant. We moeten namelijk niet de illusie wekken dat de oplossingen in het vooruitzicht zijn.
Minister Lieten, ik was ietwat ontgoocheld over uw antwoord. U hebt weinig gezegd over de oorzaken van de armoede en eventuele middelen om de armoede weg te werken. U hebt gezegd overleg te zullen plegen met de verschillende actoren in Brussel. Ik hoop dat het overleg geen maanden zal besteden aan het maken van analyses. Het is nu tijd voor actie. Het water staat de Brusselaar aan de lippen, en zelfs tot boven de neus. Er is serieus nood aan actie.
Minister Smet, u hebt wat meer op de oorzaken van de armoede gewezen. U hebt gelijk dat de Vlaamse overheid weinig bevoegdheden bezit als Brussel niet wil meewerken. Misschien is dit mijn taak niet maar ik wil hier toch even iets zeggen. Ik denk dat u wel moeite doet en brieven schrijft naar uw Brusselse collega maar dat u gewoonweg geen antwoord krijgt. Ik betreur het dat u beiden, als socialistische ministers, weinig zegt over het aspect werk. Werk is een belangrijke hefboom om armoede weg te werken. Ik heb weinig gehoord over maatregelen die betrekking hebben op de activering van de arbeidsbevolking.
Ik nodig alle collegas naar de commissie Welzijn uit. Het Vlaams actieplan armoede zal er worden toegelicht. Het is spijtig dat hier vandaag een communautair, institutioneel debat is gevoerd. Er is een migratiedebat gevoerd en een taaldebat, maar er is weinig aandacht besteed aan de mensen zelf en aan hun sociale grondrechten. Iedereen die hier woont, zou daarover moeten kunnen beschikken.
Ik heb twee punten. Mijnheer Delva, het permanent armoedeoverleg is effectief een actiepunt. Het staat in ons actieplan. We gaan dat uitvoeren samen met de Vlaamse Gemeenschapscommissie en in overleg met mevrouw Grouwels. We zullen nagaan hoe we dat kunnen in overeenstemming brengen met haar organisatiestructuur en haar actieplan.
Mevrouw Van Steenberge, we hebben heel duidelijk gezegd welke acties er zijn. Er zijn in ons actieplan 194 acties. Ik nodig u uit om ze te lezen. Bijkomende suggesties zijn uiteraard altijd welkom. Het actieplan van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is heel concreet. Er wordt wel degelijk veel aandacht gegeven aan werk en toeleiding naar tewerkstelling.
Mijnheer Sabbe, ik zal u eens uitleggen hoeveel tijd en energie het kost om in Brussel nog maar iets op poten te zetten, laat staan het ook uit te voeren. Ik zie dat u bereid bent om daarop in te gaan. Ik zal dat ook zeker doen.
Dan is er het probleem van de inburgering. Moeten we sanctioneren? Soms wel, soms niet. De samenleving moet af en toe dwingender zijn, meer zelf activeren en meer in de plaats treden als er wordt gefaald. Heel vaak weten mensen niet hoe ze het moeten aanpakken. Het is niet altijd een kwestie van niet willen, soms is het een kwestie van niet kunnen en niet weten hoe men moet functioneren in een samenleving. Het moet niet altijd sanctioneren zijn, maar soms in de plaats treden.
Mevrouw Brusseel, uiteraard ben ik het eens met u dat de taalontwikkeling op jonge leeftijd essentieel is. Ik verwijs naar mijn boutade die ik enkele maanden geleden heb gebruikt: we zouden in de pamperdozen een voorleesboekje moeten stoppen voor de ouders, en dat zal veel meer effect hebben.
Ik wil wel een nuance aanbrengen in wat u zegt. Als mensen hier een tweede, derde of vierde generatie wonen, dan moet de moedertaal niet meer het Marokkaans of het Turks zijn, maar liefst het Nederlands of het Frans. Van nieuwkomers kun je dat niet verwachten, maar wel van mensen van de tweede, derde, vierde of vijfde generatie. Als ze beslissen om hier te wonen, wil dat niet zeggen dat ze de taal moeten kennen, maar de moedertaal moet de taal zijn van de streek waar ze wonen, leven, werken en opvoeden. Dat wil helemaal niet zeggen dat het ten koste moet gaan van de eigen taal. Dat gebeurt nu te weinig en dat is een van de problemen.
Mevrouw Brusseel, ik heb aan de griffier gevraagd om alle verslagen op te halen van wat ik heb gezegd over hoe we onze verantwoordelijkheid moeten opnemen met het onderwijs in Brussel. U komt hier vertellen dat ik gezegd zou hebben dat dat niet mijn bevoegdheid is. Dat klopt niet. (Opmerkingen van mevrouw Ann Brusseel)
U hebt het wel gezegd. Ik raad u aan om het verslag te lezen. Ik heb altijd gezegd dat we gericht zullen uitbreiden waar er nood is. Waar ik niet aan meedoe, in het belang van de Brusselse kinderen, is massaal onderwijs ontwikkelen waar er geen Nederlandstalige kinderen meer zijn. We zijn zowat de enige stad in de wereld, waar de minderheid in deze stad een eigen minderheid in zijn onderwijssysteem is geworden. Dat bestaat nergens in de wereld. (Opmerkingen van de heer Sven Gatz)
Dat is een probleem, mijnheer Gatz, omdat je op die manier praat met leerkrachten. Als de omgevingstaal het Frans is, ben je niet meer in staat om Nederlandstalig onderwijs te geven. Dat is het probleem in de stad. Wil dat zeggen dat we moeten afbouwen? Neen. Wil dat zeggen dat de kinderen niet meer welkom zijn? Neen. Dat wil alleen zeggen: geen ongebreidelde uitbreiding. Richt het waar het nodig is, in een traject, zodat kinderen vanaf de crèche in een Nederlandstalig parcours zitten om met die taal in contact te komen. Anders halen we die achterstand niet in.
Niet alles moet altijd geld kosten. Toen ik in de jaren 80 op de universiteit zat, was er ook een economische crisis. Ik leerde dat je vaak met hetzelfde geld op een andere manier meer kunt doen. Er is een heel mooi Frans gezegde: Plus est en vous. Dat geldt niet alleen voor mensen, maar ook voor structuren. Jaarlijks wordt in deze stad 5 miljard euro uitgegeven door de gemeente en het gewest. Als we daar wat synergie en efficiëntiewinst op zouden toepassen, dan zouden we met dat geld al wat kunnen doen in deze stad om de armoede te beperken.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Het debat is gesloten.
Actualiteitsmoties
Door de heren Sabbe, Vereeck en Verstrepen en de dames Werbrouck en Dewaele, door de dames Brusseel, Van der Borght en Vogels en de heren Gatz, Van Der Taelen en Sanctorum en door de dames Idrissi en Turan, de heren Delva, Demesmaeker en Segers, mevrouw Franssen en de heer Dehaene werden tot besluit van dit actualiteitsdebat actualiteitsmoties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk om 16.50 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daar straks over uitspreken.
Het incident is gesloten.