Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het ontwerp van decreet.
De heer Caluwé, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, ik zal slechts zeer kort verslag uitbrengen. Voor het overgrote gedeelte wil ik naar het schriftelijk verslag verwijzen. In dat verslag kan iedereen de uitstekende uiteenzettingen van de verschillende commissieleden lezen. Er staat ook in te lezen dat het ontwerp van decreet unaniem is goedgekeurd. De heer Van Overmeire heeft die goedkeuring met een zeker voorbehoud gegeven. Hij zal dat straks zelf toelichten.
In 1958, nu 52 jaar geleden, is het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, het zogenaamde Benelux-verdrag, voor een periode van 50 jaar afgesloten. Dat verdrag moet nu worden vernieuwd. We hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt om het verdrag te moderniseren.
We hebben tevens van de gelegenheid gebruikt gemaakt om het Benelux-secretariaat te bezoeken. Ik ben blij dat de adjunct-secretaris-generaal, de heer Willems, aanwezig is om de goedkeuring door het Vlaams Parlement bij te wonen.
Ik wil nog even exact melden waarom CD&V van oordeel is dat dit verdrag moet worden goedgekeurd. We kunnen ons immers afvragen of het nog wel nodig is die samenwerking in stand te houden. In de loop van die periode van 50 jaar is de Europese Unie ontstaan en tot bloei gekomen. CD&V is in elk geval van mening dat dit wel nodig is.
De Benelux is er ettelijke malen in geslaagd een voorloper van en een laboratorium voor de Europese samenwerking te zijn. Het Verdrag van Lissabon laat de Benelux toe die rol te blijven vervullen.
Dit is ook nodig. Dat we over een uitstekende Europese samenwerking beschikken, betekent niet dat er geen verdere stappen meer moeten worden gezet. Ten gevolge van de gemeenschappelijke munt en het vrij verkeer van personen en goederen voelen de mensen de grenzen nog meer aan. Ze stappen al gemakkelijker over de grens om te wonen, te werken, te winkelen of gezondheidszorg te zoeken. Het is des te meer nodig dit blijvend te harmoniseren.
De samenwerking tussen de Benelux-landen is al tijdens de Tweede Wereldoorlog op gang gekomen. De kleine landen vreesden tijdens de vredesbesprekingen in de verdrukking te komen. Ze hebben steun bij elkaar gezocht. In een grote Europese Unie met 27 landen blijft het nodig dat vlak bij elkaar gelegen kleine landen elkaar opzoeken en proberen binnen die unie van 27 landen een goed op elkaar afgestemde politieke samenwerking uit te bouwen.
We hebben de herziening van het verdrag terecht gebruikt om tot een modernisering over te gaan. De werking van de instellingen wordt geconcentreerd. Er komt een gemeenschappelijk werkprogramma. We hebben de mogelijkheid ingebouwd met de ons omringende regios afzonderlijke afspraken te maken en samenwerkingsovereenkomsten te sluiten.
Ik denk dan in de eerste plaats aan Noord-Rijnland-Westfalen, dat veel gemeenschappelijke kenmerken met de verschillende Benelux-landen heeft.
Ten derde: er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de institutionele realiteit die België inmiddels is geworden het bestaan van deelstaten in het nieuwe verdrag te verwerken. Op de instemming met het Verdrag moet nog een wijziging van het verdrag dat betrekking heeft op de instellingen volgen. In concreto gaat het over de wijze waarop het Beneluxparlement functioneert. Dat zou samen moeten worden ontwikkeld. Nederland heeft overigens de bekrachtiging van dit verdrag afhankelijk gemaakt van vorderingen inzake de modernisering van de instellingenovereenkomst. Ik vermoed dat de voorzitter van het Beneluxparlement daarover nog iets meer zal zeggen. Wij zullen in elk geval met overtuiging dit nieuwe verdrag goedkeuren. (Applaus)
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik dank de verslaggever die de besprekingen goed heeft samengevat. Onze commissie heeft het dossier vrij grondig behandeld. Ik verwijs dan ook graag naar het bezoek van de commissie aan het secretariaat-generaal van de Benelux, waar we goed zijn ontvangen door de adjunct-secretaris-generaal, de Vlaming en Aalstenaar Luc Willems. Het secretariaat-generaal is dus in goede, Aalsterse handen, en dat is erg geruststellend.
Tijdens dat bezoek kregen we een helder inzicht in wat de Benelux wel en niet is en doet. Onze fractie zal instemmen met dit herzieningsverdrag, maar het zal een kritische ja-stem zijn. Ook in Nederland stijgen kritische geluiden op. Men vraagt op regelmatige tijdstippen een evaluatie. De Socialistische Partij, de Partij van de Vrijheid en de Partij voor de Dieren bien étonnés de se trouver ensemble hebben zelfs tegengestemd.
Er zijn twee manieren om naar de Benelux te kijken. De eerste vertrekt van de vaststelling dat deze drie landen aan elkaar grenzen en men een kader nodig heeft om een aantal zaken samen te realiseren. De tweede vertrekt van het besef van de lotsverbondenheid. De heer Kennes heeft het in de commissie treffend verwoord : Ten gronde is het verhaal van de Lage Landen er een van lotsverbonden gewesten die vaak gefocust waren op hun onderlinge verschillen, maar telkens weer tot elkaar veroordeeld bleken te zijn. Dat is ook mijn uitgangspunt.
Die lotsverbondenheid kreeg vaste vorm in 1815, in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Helaas werd die constructie in 1830 ongedaan gemaakt door het destabiliserende, gewelddadige Belgische separatisme, met alle catastrofale gevolgen die we ondertussen kennen, op economisch, cultureel en taalwetgevend vlak. Wij hadden 100 jaar Vlaamse beweging nodig om terug te staan op het niveau waar we in 1823 stonden. Ik zou u daar heel lang kunnen over onderhouden, maar zal dat nu niet doen.
Veel mensen vatten de Benelux op als een kader waarmee die stommiteit van 1830 ten dele ongedaan kan worden gemaakt. Ik vrees evenwel dat we realistisch moeten zijn. De window of opportunity om met de Benelux grootse zaken te ondernemen, is eigenlijk gesloten. Ten eerste, en Leo Tindemans wist het al: er is de vaststelling dat Wallonië weinig heil ziet in een constructie waarin 83 percent van de inwoners Nederlands spreekt. Ten tweede: er is de vaststelling dat Nederland een andere, meer Atlantische instelling heeft. We moeten dus niet altijd de schuld bij ons zoeken. Er zijn ook allerlei praktische drempels. Zo is de samenwerking tussen de provincies uitstekend, maar een Nederlandse provincie is iets helemaal anders dan eentje bij ons.
Het gevolg is dat de Benelux misschien wel een voorbeeldfunctie had voor Europa, maar dat de EU inmiddels de Benelux is voorbijgestoken. De Benelux werd nooit een muntunie en had nooit supranationale instellingen.
Toen Europa de economische integratie overnam, zagen we hoe die Benelux-samenwerking zich verlegde naar minder sexy materies: verkeer, ruimtelijke ordening, milieu. Die samenwerking gebeurde niet meer tussen drie landen maar werd uitgebreid naar gewesten, provincies en gemeenten.
Collegas, de Benelux-politieke samenwerking die formeel gezien eigenlijk niet in dit verdrag zit, heeft een enorm potentieel. De focus zou moeten liggen op een gezamenlijke standpuntbepaling van België, Nederland en Luxemburg in het kader van de besluitvorming in de Europese Unie. Het zou ronduit schitterend zijn indien die drie kleine landen vaak een gemeenschappelijk standpunt zouden kunnen innemen. Ze zouden dan immers een heel stuk sterker staan. Ze zouden het soortelijk gewicht hebben van middelgrote landen zoals Spanje of Polen. De praktijk echter leert dat in het beste geval de dag voor een Europese Raad of zelfs s morgens bij het ontbijt er nog wat overleg is tussen betrokken ministers. Dat volstaat natuurlijk niet om tot gemeenschappelijke standpunten te komen. Daarvoor is het immers nodig reeds bij het begin van de politieke besluitvorming tot afstemming te komen. De realiteit is dan ook jammer genoeg dat de relaties tussen België, Nederland en Luxemburg ongetwijfeld goed zijn, dat er veel samenwerking bestaat, zeker in het grensgebied, maar dat we veel kansen laten liggen en dat er heel dikwijls spanningen zijn.
Ik som enkele voorbeelden op: het dossier van de coffeeshops, het dossier van de Westerschelde, de concurrentie tussen de havens, het bankenverhaal waarbij België zich op Frankrijk oriënteerde en Nederland zich op Duitsland, idem wat energie betreft, competitie over Europese topfuncties wanneer een Van Rompuy tegenover een Balkenende komt te staan, competitie over het aantal zetels in het Europees Parlement, spanningen over het rekeningrijden, verschillende standpunten over de EU-meerjarenbegroting. Het Benelux-parlement is een instelling waar veel overleg gebeurt maar de resoluties van dat parlement komen niet eens op de agendas van de nationale parlementen. Veel gemiste kansen, vrees ik.
Laten we ook niet te euforisch doen over de positie van Vlaanderen in die Benelux. De indeling van België in gemeenschappen en gewesten wordt weliswaar formeel erkend, het zou er nog maar aan mankeren anno 2010, en er is een specifiek intrafederaal samenwerkingsakkoord dat de positie van Vlaanderen in de praktijk uitwerkt, maar ook dit nieuwe Benelux-verdrag wordt nog altijd afgesloten tussen drie staten. Dat wordt onder meer geïllustreerd door het feit dat er wel financiële bijdragen zijn van de drie betrokken staten maar niet van gemeenschappen en gewesten. Vlaamse ministers kunnen aanwezig zijn maar er is geen eigen Vlaamse standpuntbepaling toegelaten. Er moet nog altijd een Belgisch standpunt worden gevormd dat bij consensus moet worden vastgelegd. Ook met dit nieuw verdrag is het niet mogelijk om een apart Vlaams en een apart Franstalig of een apart Vlaams en een apart Waals standpunt te formuleren. Zo groot is die hier doorgevoerde verandering dus niet, ook hier is het wachten op copernicaanse omwentelingen.
Tot slot, collegas, wat voorligt, is uiteindelijk goed, en is beter dan wat er was. Het is een kader voor pragmatische samenwerking inzake milieu, intellectuele eigendom, infrastructuur, ruimtelijke ordening, grensoverschrijdende samenwerking, illegale immigratie, drugs enzovoort. De verdragstekst is veel korter dan de vorige. Dit herzieningsverdrag beperkt zich tot het creëren van een kader en laat zich niet in met inhoudelijke details. Inzake instellingen is er een sterke vooruitgang: het aantal instellingen wordt herleid tot vijf. De werkprogrammas zijn een soepele manier van werken. Er komt een soepel personeelsbeleid en er is de mogelijkheid tot samenwerking met andere regios of buurlanden, de zogenaamde Benelux-plusformule. Nordrhein-Westfalen is al genoemd, Nord-Pas-de-Calais is een andere partner.
Conclusie, collegas: dit is geen wervend politiek project. De Benelux maakt niet langer grote emoties los, maar het blijft een structuur die concrete vormen van samenwerking vergemakkelijkt. Ons standpunt is dat Vlaams-Nederlandse samenwerking te verkiezen zou vallen boven Benelux-samenwerking. Men zou zelfs kunnen dromen van een soort algemeen Nederlands-Vlaams samenwerkingsverdrag, dat het Taalunieverdrag, de GENT-akkoorden, het Cultureel Verdrag enzovoort, zou omvatten. Misschien komt dat ooit nog wel, maar zolang België bestaat, zolang een aantal bevoegdheden federaal zijn, is het nuttig om op deze terreinen een Benelux-samenwerking in stand te houden. In dat kader steunt onze fractie dit hernieuwd Benelux-verdrag met een kritisch ja. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer de adjunct-secretaris-generaal van de Benelux, geachte leden, als voorzitter van het Beneluxparlement weliswaar tijdelijk, maar het is toch maar een Vlaams parlementslid dat voorzitter is, trouwens voor de eerste maal verheugt het me dat we vandaag het verdrag kunnen ratificeren.
Dit weekend nog heeft het Beneluxparlement een plenaire vergadering gehouden, in de Senaat. De andere Benelux-landen, Luxemburg en Nederland, hebben toen een warme oproep gedaan aan België om het verdrag zo snel mogelijk te ondertekenen. Dit verdrag moet immers door niet minder dan negen parlementen worden bekrachtigd. Luxemburg gaf al op 7 mei 2009 zijn fiat. De Nederlandse Eerste Kamer deed dat op 3 november 2009 en de Tweede Kamer op 9 februari 2010.
Door onze federale structuur is het niet mogelijk om dat in één keer te doen. Zeven parlementen moeten zich daarover uitspreken. Geachte leden, we hebben ons ter zake in snelheid laten nemen door de collegas van de Duitstalige Gemeenschap. Zij hebben dit namelijk al op 28 mei van vorig jaar goedgekeurd. Toch is dit parlement het tweede parlement in België dat dit verdrag ratificeert. Ik wil dan ook van deze gelegenheid gebruik maken om de andere assemblees in dit land op te roepen dringend werk te maken van dit initiatief. Kamer en Senaat hebben bij een nieuwe samenstelling dus al meteen iets dat ze moeten behandelen.
Dit vernieuwde Benelux-verdrag is een historisch moment in de geschiedenis van de Benelux en de Europese integratie. Ik ben het niet helemaal eens met de heer Van Overmeire, maar dat zal hem niet verbazen. Het vorige verdrag dateerde van 1958 en trad in werking in 1960. Afgemeten aan de code Napoléon is dat misschien een nietige tijdspanne, maar in de politieke evolutie is het wel een eeuwigheid. Het was, kortom, hoog tijd om de samenwerking tussen de diverse Benelux-landen aan te passen aan de veranderende nationale en internationale context. Dit verdrag betekent dan ook een nieuwe start voor een toch wel meer dynamische Benelux.
Mijnheer Van Overmeire, het kan zijn dat de Benelux-landen in de voorbije periode hun pioniersrol wat hebben verwaarloosd, maar ik denk dat we die pioniersrol die we steeds hebben vervuld in Europa, opnieuw op ons kunnen nemen. Door de ondertekening van dit verdrag op 17 juni 2008 zijn de diverse regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken immers een duidelijk engagement aangegaan om met de drie landen een gezamenlijke weg in te slaan op het gebied van Interne Markt, Economie, Duurzaamheid, Justitie en Binnenlandse Zaken.
Bij de ondertekening van het verdrag waren ook ministers-presidenten aanwezig. Dat een van de drie landen, namelijk ons land, een federale staat is, maakt het niet altijd even gemakkelijk om een gemeenschappelijke regelgeving te harmoniseren. Ik geef een voorbeeld. We voeren al een hele tijd een debat over de wegbeprijzing. In onze beperkte West-Europese context is het zonder meer wenselijk ter zake al een eenvormige regelgeving te kunnen distilleren. Ik geef toe dat het ideaal zou zijn, mocht heel Europa hetzelfde systeem toepassen. Als we kijken naar de discussies die we de voorbije maanden ook in dit parlement al hebben gevoerd ter zake en bekijken hoe vaak de minister van Mobiliteit al werd ondervraagd over de stappen voorwaarts die we ter zake moeten zetten, dan lijkt het me dat er nog een lange weg af te leggen is. Het lijkt me dat zelfs de wensen die deze Vlaamse Regering ter zake in haar regeerakkoord heeft gezet, nog niet onmiddellijk zullen kunnen worden vervuld.
Ook in de discussie in het Beneluxparlement is echter duidelijk tot uiting gekomen dat zowel Luxemburg als Nederland vragende partij is voor een geharmoniseerd project met betrekking tot rekeningrijden. Wij moeten toch stellen dat, als er zo weinig vooruitgang is, dat vooral een Belgische oorzaak heeft. Uittredend staatssecretaris voor Mobiliteit Schouppe erkent dit probleem. Hij was vorige week ook aanwezig tijdens de plenaire zitting. Hij ziet een oplossing, aangezien de federale overheid nog enige met de nadruk op dat laatste woord bevoegdheid heeft op het vlak van Mobiliteit. Er zou daarom werk moeten worden gemaakt van een werkgroep met de drie gewesten, waarbij de federale overheid coördineert, of observeert, of begeleidt ik weet het niet. Tot op heden vinden we dat echter nog niet terug in de feiten en staat dit niet op punt.
Ik heb in de plenaire vergadering al regelmatig onze minister van Mobiliteit opgeroepen om daarin als grootste gewest in dit land de leiding op te nemen, aangezien er uiteenlopende visies zijn. Wij moeten daar aan de kar trekken. We moeten alvast op het Vlaamse niveau constructiever meedenken en meewerken.
Ons parlement moet waakzaam zijn over de initiatieven die genomen worden en over de uitvoering ervan. De minister moet ook hier zijn verantwoordelijkheid durven te nemen. Wij kunnen niet anders dan erkennen dat de complexiteit van de Belgische staatsstructuur ons soms parten speelt als het aankomt op een vlotte werking binnen het Benelux-verband. Dat is, tussen haakjes, het enige feit dat mij bekend is waarbij onze staatsstructuur enige problematiek zou hebben veroorzaakt of tot enige discussie zou hebben geleid.
Collegas, de gasleiding stopt niet aan de grens, de criminaliteit stopt niet aan de grens, de rivieren stoppen niet aan de grens. We hebben er met zijn allen belang bij om met een gezond enthousiasme aan dit vernieuwde Benelux-project mee te werken. We moeten ons open opstellen. Het is niet omdat wij in Vlaanderen niet automatisch in dat Benelux-verband verdragen kunnen afsluiten dat wij moeten nalaten, mijnheer Van Overmeire, om het verdragsrecht dat wij wel hebben ook met bilaterale contacten en met bilaterale verdragen te realiseren. Het ene sluit absoluut het andere niet uit.
Het nieuwe Benelux-verdrag heeft ook op deze problematiek geanticipeerd en houdt nu toch rekening met de complexe structuren van ons land. Ik ben daar zeer tevreden over. Dat zal ons in de toekomst ongetwijfeld ten goede komen.
Een laatste belangrijke punt betreft de uitbreiding van de werkingsgebieden van de Benelux Unie en het expliciet opnemen van de mogelijkheid tot samenwerking met andere landen en regios van de EU. Waar vroeger sprake was van een Benelux Economische Unie luidt de nieuwe naam nu Benelux Unie. De grensoverschrijdende regelgeving wordt hiermee uitgebreid op het vlak van de elementen die ik daarnet heb aangehaald, zoals duurzaamheid, justitie en binnenlandse zaken. Dat is toch wel de problematiek waar wij voor staan. Dit zorgt voor een praktische aanpak en een nieuwe dynamiek voor de problemen waarmee de grensbewoners worden geconfronteerd. Er werden al afspraken gemaakt voor politionele samenwerking, crisisbeheer, luchtkwaliteit en grensoverschrijdend ambulancevervoer. Daar hebben wij de voorbije jaren in het Benelux-parlement hard voor gevochten. Het is een feit geworden dat iemand die een ongeval heeft aan de ene kant van de grens geholpen kan worden door een ambulancedienst van het andere land. Daar zijn mensenlevens mee gemoeid. Dat is dus een belangrijk aandachtspunt.
Naast een uitbreiding van de werkingsgebieden komt er een vereenvoudiging van de structuren van de Benelux Unie en wordt er uitdrukkelijk voorzien in een samenwerking van de Benelux-landen met andere landen van de Europese Unie of andere regionale samenwerkingsverbanden. In dit kader heb ik als voorzitter van het Benelux-parlement al met succes contacten kunnen leggen met Nordrhein-Westfalen, de grootste deelstaat van Duitsland. Collegas, het was niet alleen op ons initiatief maar ook op uitdrukkelijke vraag van de deelstaat Nordrhein-Westfalen dat die contacten de voorbije maanden werden geïntensifieerd en dat wij tot een heel goede samenwerking zijn kunnen komen. Wij hebben contacten met de Nordic Council, dat zijn de Scandinavische landen, die ook zon regionaal samenwerkingsverband hebben, en met de Baltic Assembly, de Baltische staten. Ook vanuit andere regionale samenwerkingsverbanden zijn er vragen om tot positieve en constructieve contacten te komen.
Ik heb de voorbije twee jaar gewerkt aan het vernieuwde Benelux-parlement. Mijnheer Van Overmeire, ik stel vast dat er over alle fracties heen en dat heeft mij enorm getroffen hard wordt samengewerkt. U noemt twee fracties in Nederland die zich kritisch hebben opgesteld ten opzichte van het Benelux-parlement. Ik kan, als voorzitter van dat parlement, alleen maar vaststellen dat dit fracties zijn die vertegenwoordigers hadden, maar die telkens hun kat hebben gestuurd. Zij hebben dus niet constructief meegewerkt. Andere fracties, maar ook mensen uit uw partij, hebben zich absoluut positief opgesteld. We hebben heel wat veranderingen kunnen doorvoeren, ook in de structuur van het parlement en in de kostprijs van het parlement, want we moeten geen geld uitgeven als dat niet nodig is. We proberen daar tot nieuwe en efficiënte structuren te komen.
Collegas, met deze ratificatie geven wij als Vlaams Parlement duidelijk aan dat wij kiezen voor een versterkte samenwerking. Ik hoop dan ook dat deze keuze duidelijk naar voren kan komen in decretale initiatieven. Het is de beste manier om de toekomstige uitdagingen, ook in onze regio, het hoofd te bieden.
De heer Roegiers heeft het woord.
De belangrijkste elementen zijn reeds genoemd door de drie vorige sprekers. Ik wil de heer Caluwé danken voor het verslag. Hij heeft meteen ook een standpunt ingenomen dat gedeeltelijk geldt voor alle fracties, over de samenwerking in de Benelux.
Ik wil nog twee zaken benadrukken. Het regionale samenwerkingsverband dat de Benelux is en dat ooit mee aan de basis heeft gelegen van de Europese Unie zoals we die vandaag kennen, heeft navolging gekregen, onder andere met de Visigradlanden, de Nordic Council en de Baltic Assembly. Die regionale samenwerkingsverbanden in het Europa dat we vandaag kennen, kunnen een belangrijke intermediaire rol spelen en kunnen indien nodig een tegengewicht vormen tegen een aantal zeer grote Europese landen. In die zin vind ik ook dit Benelux-samenwerkingsverband bijzonder belangrijk.
Het is belangrijk dat ook de Benelux zich aanpast aan de Belgische staatsstructuur zoals we die vandaag kennen en zoals we die wellicht morgen nog uitdrukkelijker zullen kennen. Wanneer bijvoorbeeld de regeringsleiders van de drie landen samenkomen om een Europese top voor te bereiden, is het belangrijk dat men zich aanpast aan de Belgische realiteit en dat dus ook de ministers-presidenten van de gewesten daarop aanwezig zijn. Zeker in een regionaal samenwerkingsverband als de Benelux zou dit als voorbeeld moeten strekken voor wat het Europa van morgen zou kunnen zijn. Samenvattend zullen wij ook met onze fractie dit verdrag goedkeuren.
De heer Vandaele heeft het woord.
Er is al veel gezegd, ik kan dus kort zijn. Ik wil wel een kanttekening maken. Mijnheer Tommelein, u beperkt de tegenstanders in Nederland tot de Partij voor de Dieren. Ik had onlangs een debat met een van uw liberale Nederlandse collegas en die was bijzonder kritisch.
Voor ons is het nieuwe Benelux-verdrag zeker interessant en belangrijk, zelfs los van de vraag of de Benelux die laboratoriumfunctie van weleer, zoals de heer Caluwé die schetste, opnieuw kan opnemen.
Mijnheer Van Overmeire, u relativeerde dat. Wij vinden het wel belangrijk dat de regios een volwaardige plaats hebben gekregen in de Benelux-constructie. We vinden het noodzakelijk dat Vlaanderen op het internationale forum een rol speelt in zoveel mogelijk grensoverschrijdende gremia, dus ook in de Benelux.
Ik stel alleen vast dat wat we hebben binnengehaald met dat verdrag, veel te weinig is. Ook binnen het hernieuwde Benelux-verdrag is een afzonderlijk Vlaams standpunt niet mogelijk. Men heeft zogezegd een grote stap vooruit gezet maar uiteindelijk moet men nog altijd eerst naar een moeizame Belgische consensus zoeken. Ik vind het een beetje jammer dat het anno 2010 niet mogelijk is dat in een samenwerkingverband tussen België, Nederland en Luxemburg, Vlaanderen een ander standpunt inneemt dan Wallonië. In een volwassen manier van samenwerking moet dat kunnen.
We kunnen natuurlijk altijd meer willen. Op dat vlak hebt u gelijk. We kunnen de discussie voeren over het halflege en het halfvolle glas. In elk geval is deze nieuwe Benelux onzes inziens een betere Benelux dan de vorige. Dat er daarnaast ook andere samenwerkingsverbanden bestaan die een intensere samenwerking mogelijk maken, met name tussen Nederland en Vlaanderen, staat de Benelux-werking niet in de weg. Wij gaan voor een zo sterk mogelijke inbreng van Vlaanderen in die nieuwe Benelux. Wij zullen dit ontwerp van decreet dan ook goedkeuren.
Minister-president Peeters heeft zich verontschuldigd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 324/1)
De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.