Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het ontwerp van decreet.
De heer Van den Heuvel, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik breng een kort verslag van de besprekingen in de commissie Economie over dit ontwerp van decreet.
Dit ontwerp van decreet heeft als doel om de horizontale verplichtingen van de Europese Dienstenrichtlijn (EDRL) om te zetten in het interne recht. Het gaat in essentie om de bepalingen inzake de bevordering van dienstenactiviteiten en de administratieve samenwerking tussen lidstaten. Deze bepalingen zijn doorgaans een letterlijke overname van de bepalingen van de richtlijn. Het is dan ook een typisch omzettingsdecreet van een Europese richtlijn.
Op 27 december 2006 werd de Dienstenrichtlijn van het Europees Parlement en van de Raad gepubliceerd. Deze richtlijn creëert een algemeen juridisch kader ter vergemakkelijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van diensten in de Europese Unie. Aldus streeft de EDRL naar een vereenvoudiging van de administratieve procedures, de opheffing van belemmeringen voor dienstenactiviteiten en een vergroting van het wederzijdse vertrouwen tussen lidstaten. Op grond van artikel 44 zijn de lidstaten verplicht om: de nodige wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen in werking te doen treden om vóór 28 december 2009 aan deze richtlijn te voldoen. Twintig lidstaten hebben evenwel een ingebrekestelling ontvangen.
Hoe ver staat Vlaanderen? Voor de aanwijzing van de één-loketten werd reeds een besluit goedgekeurd. Eerder werd ook reeds, in overleg met de sociale partners, een lijst vastgesteld van regelgeving die onder het toepassingsgebied van de Dienstenrichtlijn valt. Bovendien wordt er ook nog steeds overlegd over een samenwerkingsakkoord tussen de diverse overheden, waarop de Vlaamse Regering reeds lang aandrong. Dat is belangrijk, bijvoorbeeld voor de oprichting van een gemeenschappelijke erkenningscommissie, zodat Vlaanderen inspraak krijgt bij de erkenning van en het toezicht op de één-loketten. Tot slot is er nog het initiatief waarbij het Agentschap Ondernemen en Flanders Investment & Trade (F.I.T.), samen met de werkgeversorganisaties UNIZO en Voka, communiceren over de voordelen van de Dienstenrichtlijn.
Voorafgaand aan de bespreking van het ontwerp van decreet in de commissie werden twee hoorzittingen georganiseerd. Op de eerste hoorzitting van 22 april werd toelichting gegeven bij de Europese Dienstenrichtlijn door meester Pierre de Bandt en werd de studie van het federale Planbureau over de economische effecten van de Dienstenrichtlijn voorgesteld door de heer Jan van der Linden. Op de tweede hoorzitting, op 29 april, kwamen de sociale partners die deel uitmaken van de SERV, ruim aan bod.
Tijdens de bespreking van het ontwerp in de commissie stelde de heer Bouckaert namens de LDD-fractie dat zijn fractie dit ontwerp van decreet zal goedkeuren, omdat hiermee de vrije markt van diensten opnieuw een stukje meer wordt gerealiseerd. Tegelijkertijd stelt deze fractie dat de prioriteit van de Vlaamse Regering moet blijven liggen bij een correcte prescreening, namelijk het onderzoek naar welke reguleringen onder het toepassingsgebied van de Dienstenrichtlijn vallen. Daarna moet er een degelijke screening komen, namelijk een toetsing aan de beginselen van noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid van wat na de prescreening onder het toepassingsgebied valt. De heer Bouckaert is van oordeel dat op dit vlak Vlaanderen voor een stuk in gebreke blijft. Voor de heer Bouckaert is dit omzettingsdecreet dan ook maar een eerste stap in de richting van een consequente volledige omzetting van de Europese Dienstenrichtlijn.
Namens de CD&V-fractie sprak de heer Laurys, en volgens hem mag de economische impact van de Dienstenrichtlijn niet onderschat worden. De screening van de bestaande regelgeving in het kader van de Dienstenrichtlijn is volgens hem ook een zeer nuttige oefening. De heer Laurys is van oordeel dat in de uiteindelijk goedgekeurde richtlijn, een uitstekend evenwicht is gevonden tussen enerzijds de noodzaak tot het vrijmaken van de diensten en anderzijds het plaatsen van een soort knipperlicht voor die sectoren die belast zijn met het uitoefenen van een publieke functie. De heer Laurys gaf als opmerking nog mee dat in het ontwerp van decreet te weinig bepalingen staan over de kwaliteit van de diensten en de rechten van de gebruikers. Er wordt ten onrechte de indruk gewekt dat het decreet vooral focust op de rechten van de dienstverleners.
Net als de heer Laurys heeft de heer Van Malderen van de sp.a-fractie vastgesteld dat enkele punten van artikel 1 van de Europese Dienstenrichtlijn niet zijn overgenomen. Het gaat dan om de verwijzingen naar het arbeidsrecht en de sociale zekerheid. In artikel 4 staat wel een verwijzing naar de belastingen. In het voorontwerp van decreet was hier nog geen sprake van. Volgens de heer Van Malderen zou het nuttig zijn ook het arbeidsrecht en de sociale zekerheid als uitzonderingen in dit artikel te vermelden.
Mevrouw Peeters heeft verklaard dat de Open Vld-fractie steeds een groot voorstander van de Europese Dienstenrichtlijn is geweest. Ze vraagt wat er in de sectoren van de kinderopvang, de seniorenzorg en het volwassenenonderwijs zal gebeuren. Welke van deze sectoren vallen al dan niet onder de toepassing van deze richtlijn? Volgens haar is er met betrekking tot een aantal sectoren een gebrek aan transparantie.
De heer Diependaele heeft namens de N-VA-fractie een aantal vragen over de screening gesteld.
De minister-president heeft ontkend dat Vlaanderen met betrekking tot de toepassing van de Europese richtlijnen een slechte leerling zou zijn. We moeten rekening houden met de complexiteit van ons land. Bovendien moet de Vlaamse Regering heel wat adviezen inwinnen om het beleid te kunnen uitwerken. Beide elementen vergen natuurlijk wat tijd. De unanieme instemming van alle fracties met dit ontwerp van decreet heeft de minister-president verheugd.
De commissie heeft het ontwerp van decreet unaniem goedgekeurd. (Applaus bij CD&V)
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, rari nantes in gurgite vasto. Die uitspraak slaat niet op mijn partij, maar op de geringe bezetting op deze banken. Het is een uitspraak uit de Aeneis van Vergilius. Als het om Latijnse spreekwoorden gaat, ben ik moeilijk te kloppen. Ik vind het een beetje spijtig dat er niet meer belangstelling voor dit zeer belangrijk ontwerp van decreet is.
De heer Penris heeft het woord.
Voorzitter, cum tacent, clamant.
Mijnheer Penris, indien u citaten in het Latijn wil gebruiken, wil ik u toch verzoeken telkens de vertaling te geven.
Hun stilzwijgen is oorverdovend.
Voorzitter, wie heeft op dit vlak de voorbije week het slechte voorbeeld gegeven?
Mijn uiteenzetting over dit ontwerp van decreet heeft een voorgeschiedenis in het Vlaams Parlement. Ik zal dit even toelichten.
Ik wilde de minister-president in de commissie Economie over een hiermee verwant onderwerp interpelleren. Dit ontwerp van decreet betreft de omzetting van de Europese Dienstenrichtlijn in het Vlaams recht. Dit staat zo in de motivering te lezen. In de commissie is, zoals de heer Van den Heuvel daarnet heeft geschetst, hierover een vruchtbare discussie gevoerd. Ook de opgeroepen experts hebben verklaard dat dit ontwerp van decreet echt nodig is. Het ontwerp van decreet moet immers kracht erga omnes krijgen. Indien dit niet zou gebeuren, zou de verplichting enkel slaan op de lidstaten en niet op de bedrijven en de burgers.
Hoewel mijn fractie dit ontwerp van decreet volmondig steunt, had ik een interpellatieverzoek over een verwant onderwerp ingediend. De Europese Dienstenrichtlijn legt de lidstaten de verplichting op de regelgeving en de vergunningenstelsels die betrekking hebben op het toepassingsgebied van de Europese Dienstenrichtlijn te screenen op basis van de criteria noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid. Dit betekent dat de Vlaamse overheid dit met betrekking tot de eigen regels en vergunningenstelsels moet doen.
Ondertussen heb ik een beslissing van het Uitgebreid Bureau ontvangen. Mijn interpellatieverzoek is afgewezen. Er is me meegedeeld dat ik mijn vragen hier, tijdens de discussie over dit ontwerp van decreet, moet stellen.
Voorzitter, ofwel snapt het Uitgebreid Bureau het onderscheid niet en dat is dan wel jammer. Ofwel heeft het Uitgebreid Bureau beslist van deze discussie te verschuiven naar de plenaire vergadering. Maar dat is dan in strijd met het beleidsplan van een zekere mijnheer Peumans die vindt dat de diepgaande discussies in de commissies moeten plaatsvinden. Ik vond die beslissing een beetje raar.
Dames en heren, laten we ter verduidelijking nog eens kort ingaan op de hier gaan we weer ratio legis van de Dienstenrichtlijn. In het motiverende gedeelte van de richtlijn wordt achtereenvolgens de klemtoon gelegd op het economisch belang van een vrije interne markt voor diensten, op de huidige situatie van de onvoltooide interne markt en op de nood aan een aparte richtlijn ter uitvoering en in aanvulling van het algemene EG-Verdrag. Men maakt er de volgende belangrijke vaststellingen die we steeds in het achterhoofd moeten houden. Ten eerste, een concurrerende dienstenmarkt is van vitaal belang voor de bevordering van de economische groei en de werkgelegenheid in de Europese Unie. Het reguleringsbeleid zal steeds meer een competitiviteitsfactor worden.
Ten tweede, momenteel ondervinden op de interne markt veel dienstverrichtende bedrijven een groot aantal belemmeringen. Het gaat vooral over de kleine en middelgrote ondernemingen die hun activiteiten over de nationale grenzen kunnen uitbreiden maar daarin worden belemmerd. Het is algemeen geweten dat de informatiekost die voortvloeit uit een regulering onevenredig slaat op kleine en grote bedrijven. Het is namelijk dezelfde. Om een regulering te snappen, om te weten welke maatregelen men intern moet nemen om aan de regulering te voldoen, is de kost voor elk bedrijf hetzelfde. Dat is een onevenredige verdeling. Dat leidt tot een concurrentievervalsing. Anders gezegd: grote bedrijven kunnen een paar juristen inhuren, een kmo kan zich dat niet permitteren. Dat leidt tot een uitwiedend effect van de regulering. De adepten van de regulering mogen daar eens over nadenken.
Ten derde, dat verzwakt het wereldwijde concurrentievermogen van dienstverrichters uit de Europese Unie.
Ten vierde, een vrije markt die lidstaten ertoe verplicht beperkingen op grensoverschrijdende verrichtingen van diensten op te heffen en te zorgen voor een grotere doorzichtigheid en meer informatie ten behoeve van de consumenten, zou betekenen dat zij een grotere keuze en betere diensten krijgen tegen lagere prijzen.
De belemmeringen hebben veel kenmerken gemeen, onder andere het feit dat zij vaak het gevolg zijn van administratieve lasten, de rechtsonzekerheid bij grensoverschrijdende activiteiten en een gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten. Het is aan Europa om een vehikel te zijn om het wederzijdse wantrouwen tussen lidstaten op te heffen.
De volledige en tijdige omzetting van de Dienstenrichtlijn om zo de eengemaakte markt voor diensten te voltooien, is dus noodzakelijk. We steunen ons hiervoor op een uitspraak van de voorzitter van de Europese Raad, de président permanent, Herman Van Rompuy, van woensdag 9 juni in het Vlaams Parlement: De euro is immers de belangrijkste verworvenheid, samen met de vrije binnenmarkt van de Europese eenmaking. Het valt op te merken dat de partijen die dikwijls met de scheldnaam Euroscepticus worden bedacht, de Tatcheraanhangers en andere mooie woorden, mijnheer Caluwé, meestal op de meest consequente manier de vrije binnenmarkt verdedigen, en dat de zogenaamde fanaten van de everclosing union op de binnenmarkt dikwijls allerlei belemmeringen uitvoeren. Dat is een vrij hypocriete houding.
Ik ga verder met onze président permanent: Indien een van deze twee pilaren wordt ondergraven, wordt heel het Europees gebouw ondergraven. En gelijk heeft hij. Wat later zei hij zeer terecht: Van nog groter belang is dat we veel harder moeten werken aan competitiviteit in elk van onze lidstaten en in de Eurozone als een geheel ten opzichte van de rest van de wereld. Doet men die hervormingen niet uit eigen beweging, dan zullen die gebeuren onder druk van de nieuwe mechanismen die Europa tussen nu en oktober zal creëren, en door de invloed van de markten. Ze zijn moeilijk, maar perfect mogelijk, moeilijk maar ook doenbaar. Er is trouwens geen enkel alternatief, willen we onze welvaart voor nu en in de toekomst bewaren. Dat zei de heer Van Rompuy op ditzelfde spreekgestoelte, en groot gelijk heeft hij.
Nu wordt de Vlaamse economie gekenmerkt door, enerzijds, haar open en exportgericht karakter en, anderzijds, door de aanwezigheid van veel kmos. Daarom is het vooral de Vlaamse economie die te winnen heeft bij een volwaardige uitvoering van de Dienstenrichtlijn in binnen- en buitenland. De Vlaamse bedrijven profiteren van een deregulering, ook in het buitenland. De Vlaamse overheid moet daarom alleen al sterk aandringen bij de federale overheid en bij de andere lidstaten op een nauwgezette omzetting van de Dienstenrichtlijn. Maar nu dreigt dit aandringen fors aan kracht te verliezen wanneer de Vlaamse overheid zelf geen of onvoldoende werk maakt van een volledige omzetting van de Dienstenrichtlijn.
Uit een studie van EUROCHAMBRES, zoals de minister-president wel zal weten de Europese organisatie die de nationale kamers van koophandel overkoepelt, blijkt dat de omzetting van de Dienstenrichtlijn in Vlaanderen, en dan vooral, en dat is het echte onderwerp van mijn omgezette interpellatie, de screening van bestaande en nieuwe Vlaamse regelgeving aan de beginselen van noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid, nog veel tekortkomingen kent. De Vlaamse overheid loopt hierdoor belangrijke juridische risicos. De Tijd vatte de situatie goed samen in het artikel Twee landen op drie te laat met dienstenrichtlijn. En daar is België ook bij. België riskeert een forse aanmaning door de Europese Commissie omdat het de Dienstenrichtlijn nog niet in de nationale wetgeving heeft opgezet.
EUROCHAMBRES, de koepel van de kamers van koophandel, toonde zich ongerust over de vertraging die dit koninginnenstuk van de Europese markt opriep. Europese bronnen laten verstaan dat de nieuwe EU-commissie, die op 10 februari is aangetreden, inbreukprocedures zal beginnen tegen de laatkomers. De deadline is voorbij en er komen geen verlengingen, klinkt het streng. Tegelijkertijd houdt de Commissie de druk op die trage landen om alsnog zo snel als mogelijk de vereiste stappen te zetten en dies meer.
Op 8 februari jongstleden kreeg ik van de minister-president een antwoord o p mijn schriftelijke vraag om de screeningresultaten van de Vlaamse regelgeving die bij de commissie werden ingediend, te mogen ontvangen. Inhoudelijke opmerkingen over specifieke screeningresultaten dienen uiteraard aan de verantwoordelijke vakministers te worden voorgelegd. Maar waar ik me wel vragen bij mag stellen in een algemene interpellatie aan de minister-president en ook bij deze bespreking, is de algemene kwaliteit van deze screeningresultaten, of het gebrek hieraan. Want daar kunnen toch een aantal vraagtekens bij geplaatst worden. Hiervoor is de coördinerende minister van Economie politiek verantwoordelijk.
Ik heb vier belangrijke opmerkingen: vormen van kritiek op deze screeningresultaten die door Vlaanderen aan de Commissie zijn overgemaakt. Zo is er, waarde collegas, de legitimatiegrond public policy. Public policy kan een reden zijn voor de instandhouding en rechtvaardiging van de handelsbelemmerende wetgeving. Onder public policy, een Engelse term en geen Latijnse, wordt verstaan de bescherming tegen een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving. Volgens de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie moet dat restrictief geïnterpreteerd worden.
Public policy mag men zomaar niet vertalen als openbaar beleid. Want dan wordt het criterium compleet ondergraven en herleid tot een tautologie. Tautologie, dat is Grieks, en geen Latijn. Het openbaar beleid mag afwijken van de Dienstenrichtlijn omdat het openbaar beleid is. De heer Jan Peumans is voorzitter van het Vlaams Parlement omdat de heer Jan Peumans voorzitter is van het Vlaams Parlement. Dat is een gelijkaardige argumentatie. Op die manier maakt men dit criterium compleet inhoudsloos. Men maakt er een tautologie van.
Dat gebeurt vaak. Ik heb de screeningsresultaten opgevraagd. Ik geef als voorbeeld het besluit van 5 oktober 2007 van de Vlaamse Regering betreffende de lokale diensteneconomie: What does the obligation consist of? Een lokale diensteneconomie dient als zulk erkend te worden voordat het steun kan genieten. Justified by public policy. Dus: public policy is justified by public policy. Dat is fantastisch. Met dit soort zaken maken we ons in Europa hopeloos belachelijk.
Vervolgens is er de vaststelling dat er slechts één Vlaamse regelgeving daadwerkelijk en volledig wordt afgeschaft, namelijk artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake medisch verantwoorde sportbeoefening bij de deelname van minderjarigen aan sportmanifestaties, proeven, wedstrijden en opleidingen in bepaalde sporttaken enzovoort. Dat lijkt een triomf. Er is regelgeving afgeschaft, dames en heren. Dat is al jaren niet meer gebeurd. Maar de afschaffing van het vergunningenstelsel wordt gecompenseerd door het strenger maken van de inhoudelijke verplichtingen waaraan ze moeten voldoen.
Ik geef een volgend punt van kritiek op de screening door de Vlaamse overheid: er worden allerlei screenings doorgevoerd voor reguleringen die de uitvoering zijn van andere richtlijnen en waarvoor een screening niet nodig is. Ook zo maken we ons belachelijk in Europa. We doen overbodig werk.
Daarvan kan ik ook een aantal voorbeelden geven. Zo is er het ministerieel besluit van 19 februari 2000 tot vaststelling van de schemas met de voorwaarden waaraan teeltmateriaal van fruitgewassen enzovoort moet voldoen. Dat is landbouwbeleid en hoeft absoluut niet aan screening onderworpen te worden. Men zet daar administratie op, maar dat is tijdverlies. Ook is er het ministerieel besluit van 2 maart 1983 in de nationale rassencatalogi voor landbouw- of groentegewassen. Het is van 1983, niet van 1933. Dat is puur landbouwproblematiek. Er is geen screening nodig, en toch zet men de administratie aan het werk.
Ook is er de vaak zeer beperkte tot soms zelfs onbestaande verantwoording van de ingediende screeningsresultaten. Vrijwel nergens geeft de Vlaamse Regering een grondig onderbouwde motivering waarom volgens haar de gescreende regelgeving noodzakelijk, geschikt en evenredig zou zijn. Het blijft vaak bij allerhande beweringen die vrijwel nergens op empirisch vlak afdoende of methodologisch onderbouwd aangetoond zijn.
We mogen hierbij niet vergeten dat deze afdoende motiveringsplicht op zich al een wettelijke verplichting vormt, zoals beschreven in artikel 39 van de Dienstenrichtlijn, om zo de wederzijdse beoordeling van landen mogelijk te maken. Daarom was de dienstenimpacttoets noodzakelijk en ook aanbevelenswaardig. Minister-president, we vragen ons nog altijd af waar de studies die werden uitgevoerd blijven.
Je hebt er geen idee van waarover er allemaal regulering bestaat. Je vraagt je af hoe het komt dat er nog een economie bestaat in Vlaanderen. Ik geef als voorbeeld het besluit van de Vlaamse Regering houdende de organisatie van de vaststelling van en de controle op de samenstelling van rauwe koemelk: Reason why the requirement is suitable for attaining the objective pursued and why the objective cannot be attained by a less restrictive measure: xxx. Driemaal x is de verantwoording die onze Vlaamse administratie geeft. Ik kan me voorstellen dat dat enorm veel indruk maakt op de Europese autoriteiten. Dat zijn voorbeelden van zeer onvolkomen rechtvaardiging van afwijkingen van de Dienstenrichtlijn.
Op mijn vraag om uitleg in de commissie van 14 januari jongstleden antwoordde u, minister-president: Men moet er niet aan twijfelen dat ik met hart en ziel het Europees recht zal implementeren en daartoe een bijdrage zal leveren. Wij geloven u uiteraard op uw woord. En u zei: Het komt er dan ook op neer om op concreet vlak de daad bij het woord te voegen.
In dit verband citeer ik de voorzitter van de Europese Raad, de permanente president, Herman Van Rompuy, in zijn toespraak voor het Vlaams Parlement. Wat hij zegt, klopt toch wel echt. Zolang men het heeft over algemene principes bijvoorbeeld het Europees recht implementeren is er kans op een grote convergentie. Het is al belangrijk dat die er is. Maar eens men in the heart of the matter gaat, men het over de kern van de zaak heeft, dan wordt het stil en eindeloos, zoals die andere dichter dat zei. Minister-president, ik heb de indruk dat die uitspraak van de permanente president volkomen van toepassing is op dit dossier.
Minister, welke verklaring geeft u voor de gebrekkige algemene kwaliteit van de ingediende screeningsresultaten, zoals onder meer verwoord in de beschreven opmerkingen? Hoe brengt u dat in overeenstemming met uw bewering dat u met hart en ziel achter de implementatie van het Europees recht staat, met de belangen van de Vlaamse economie en de exportgerichte Vlaamse kmos en met de nood aan de versterking van ons concurrentievermogen door middel van het doorvoeren van hervormingen, onder meer van onze regelgeving? Zult u tijdens of naar aanleiding van het proces van de wederzijdse evaluatie dat momenteel loopt we zitten met Nederland in dezelfde pool bijkomende stappen zetten in de afschaffing van de diverse handelsbelemmerende regelgevingen?
Dit zijn mijn opmerkingen over de screening, die ik beter in de commissie had mogen kunnen maken. Ik hoop dat u zich bij bepaalde screeningsresultaten hebt kunnen vermaken, omdat ze niet al te indrukwekkend zijn. Minister-president, u kunt hierop antwoorden, jammer genoeg niet zo uitvoerig als u dat in de commissie zou doen. Misschien kunnen we deze bespreking nog eens in de commissie herhalen. (Applaus bij LDD)
De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bouckaert heeft hier een heleboel juridische, sanitaire en linguïstische opmerkingen gegeven. Vooral maskeren zijn kritieken een bijna voorthollend pleidooi voor een ongeremde deregulering. Hij verraadt een bijna fysieke heimwee naar de eerste richtlijn die door commissaris Bolkestein is ingediend. Ik zal ook een Latijns citaat gebruiken: Horresco referens.
Over een eerste ontwerp van richtlijn is toen grote ongerustheid ontstaan bij sociale bewegingen, het Europees Vakverbond, en lidstaten van het Europees Parlement zelf. Het resultaat is dat die Europese richtlijn grondig is bijgesteld en dat belangrijke aspecten zoals sociale zekerheid en arbeidsrecht zijn uitgesloten van het toepassingsgebied, maar ook dat hele sectoren niet in aanmerking komen. Op die manier werd een evenwicht gevonden tussen het vrijmaken van de dienstenmarkt en het beschermen van ons sociaal model, van ons arbeidsrecht. Ik wil ook benadrukken dat een eerlijke marktwerking werd bewerkstelligd. Er was een grote vrees dat een deloyale concurrentie op termijn welvaartsvernietigend zou kunnen worden en zo het hele Europese project zou hypothekeren.
In die aanpassing is voor de lidstaten zelf een belangrijke taak weggelegd. In uw kritiek op bepaalde argumenteringen en afbakeningen, lijkt Vlaanderen helemaal niet beperkt te zijn door de Europese richtlijn, integendeel. Het is iets waarin expliciet is voorzien en dat helemaal in overeenstemming is met het beleid dat we ook op andere plaatsen voeren.
Met het voorliggende decreet zullen we eindelijk duidelijkheid kunnen geven aan aanbieders en gebruikers over een aantal aspecten, waar dat vandaag enkel bestaat in het Europees Hof. Dit aspect is hier te weinig aan bod gekomen.
Nemo auditur propriam turpitudinem allegans. Dat zou ik van toepassing willen maken op u, mijnheer Van Malderen: uw opmerking is ingegeven door kwade trouw.
Mijn kritiek sloeg niet op het ontwerp van decreet. Ik steun het ontwerp van decreet volmondig.
Ik ken de beperkingen die in de tweede versie van de Dienstenrichtlijn zijn aangebracht. Daarover ging mijn betoog niet. Die ging wel over de gebrekkige resultaten die de Vlaamse administratie krijgt bij het screenen van de Vlaamse regelgeving in de domeinen waar de huidige Dienstenrichtlijn wel van toepassing is. Het sociaal model, het arbeidsrecht enzovoort, dat heeft daar allemaal niets mee te maken.
De heer Diependaele heeft het woord.
Gewoon in het Nederlands, als het mij is toegestaan.
Dit is een eerste goede stap. De heer Bouckaert heeft dat ook meermaals bevestigd. We moeten echter ook gedeeltelijk bezorgd zijn over de laattijdigheid van de verticale omzetting. Tijdens de heel ingewikkelde hoorzitting in de commissie met advocaat de Bandt zijn we daarop ingegaan. Zolang die richtlijn niet is omgezet in Vlaams recht, heeft ze geen erga-omneswerking. Dat betekent dat tussen de verschillende partijen de bepalingen van die richtlijn kunnen worden ingeroepen. U zegt dat de Vlaamse overheid op dit moment nog de beslissingskracht heeft om die invulling zelf te geven maar we zullen daarin beperkt worden. Dat is het risico dat we nu lopen. Het Europees Hof zal dat in onze plaats doen. Om die reden moet dit wel degelijk versneld worden doorgezet.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, is het mogelijk om een tolk te krijgen om al dat Latijn te vertalen?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Ik dank de verslaggever voor zijn heel duidelijk verslag. Ik dank ook de commissieleden. Naar aanleiding van de hoorzitting is de commissie grondig te werk gegaan. Ik ben blij dat het ontwerp in de commissie is goedgekeurd. Hopelijk gebeurt dat ook in dit halfrond.
Mijnheer Bouckaert, het is wat ongelukkig dat we dat hier in de plenaire vergadering moeten bespreken. Ik heb er geen enkel probleem mee om daarop terug te komen in de commissie. U hebt dit met enig talent aangebracht maar daar moeten tal van zaken bij vermeld worden. De verwijzing naar de drie xen is misschien leuk. Ik kan u echter zeggen dat die drie xen daar op uitdrukkelijke vraag van de Europese Commissie zijn vermeld. De Europese Commissie heeft gezegd dat indien de regelgeving nog moet worden aangepast, die drie xen daar moeten worden geplaatst. Ik ga ervan uit dat heel wat collegas die daar niet zo vertrouwd mee zijn, dat leuk en interessant vonden, als onderbouw dat wij geen degelijk werk zouden hebben verricht.
Ik heb in de commissie onderstreept dat de Europese Dienstenrichtlijn en de implementatie daarvan voor Vlaanderen ook op economisch vlak heel wat mogelijkheden biedt. We hebben daar in de commissie discussies over gevoerd, en verwezen naar wat de Nationale Bank en andere instellingen daarover hebben gezegd. Ik ben ervan overtuigd dat dit heel wat mogelijkheden biedt, zeker voor onze bedrijven in de dienstensector om naar andere landen binnen Europa en zelfs daarbuiten te gaan.
Mijnheer Bouckaert, we hebben het ook gehad over die peer review. We hebben het aangemeld, ook met die motivering. Elke motivering is de verantwoordelijkheid van een vakminister. Als u dus vragen hebt over de motivering, dan is het misschien aangewezen om eventuele pertinente problemen voor te leggen aan de bevoegde vakminister.
Het laatste element dat ik nog wil meegeven, is dat er ook een peer review is. Dat wil zeggen dat de lidstaten elkaar controleren en onderzoeken. Als we de voorlopige resultaten van die peer review bekijken, blijkt dat wij daar vrij goed uitkomen.
Mijnheer Reekmans, de minister-president is aan het antwoorden op de vragen die de heer Bouckaert heeft gesteld, en u bent nu al 5 minuten met de heer Bouckaert aan het kletsen. Dat heeft te maken met elementaire beleefdheid. De minister-president doet de moeite om te antwoorden, en u bent over ik weet niet welke onderwerpen bezig. (Applaus bij de N-VA)
Ik luister, hoor, voorzitter.
Dat vind ik heel knap van u, dat u tegelijk naar de heer Reekmans en de minister-president luistert. Ik kan dat in ieder geval niet. Ik ben bijna 60 jaar. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
Ik rond af, voorzitter. Wat mij betreft, kan dit debat verder gaan in de commissie, maar er zijn in elk geval een aantal argumenten die de voorstelling van de heer Bouckaert in een volledig ander daglicht en kader plaatsen. Ik ben graag bereid om daar in de commissie verder op in te gaan.
Mijnheer Bouckaert, ik wil het nog even hebben over uw interpellatie. Ik citeer uit het ontwerpverslag van het Uitgebreid Bureau, waar de heer Vereeck overigens verontschuldigd was. Het Uitgebreid Bureau, en niet de voorzitter, heeft beslist: Omdat het ontwerp van decreet tot gedeeltelijke omzetting van de Europese Dienstenrichtlijn op 16 juni 2010 geagendeerd is in de plenaire vergadering, en de heer Boudewijn Bouckaert desgewenst kan tussenkomen bij de bespreking van dat ontwerp van decreet. We hebben dus niet gezegd dat u moest tussenkomen, maar dat u desgewenst kon tussenkomen bij de bespreking van het ontwerp van decreet. Ik wou even voor de duidelijkheid aangeven dat dat de beslissing van het Uitgebreid Bureau was.
Ik beklaag mij daar niet over, maar ik vind het geen goede beslissing dat ik iets dat eigenlijk meer bestemd is voor de commissie, hier moet brengen. Het is bovendien in strijd met uw eigen beleidsplan, voorzitter.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Parl. St. Vl. Parl. 2009-10, nr. 435/1)
De artikelen 1 tot en met 24 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.